IEF 22159
29 juli 2024
Uitspraak

Versturen prijslijst BMW's kwalificeert als inbreukmakend handelen

 
IEF 22158
26 juli 2024
Artikel

Om tafel met Simone Poot en Landine Varela

 
IEF 22157
26 juli 2024
Uitspraak

Europese Commissie kan toegang tot EU-wetgeving niet blokkeren

 
IEF 16330

Ingezonden door: Gregor Vos, Brinkhof

Handelsnaam ‘studio local affairs’ moet gestaakt worden in verband met verwarringsgevaar

Rechtbank Amsterdam 24 okt 2016, IEF 16330; (Local B.V. tegen Studio Local Affairs B.V.), https://ie-forum.nl/artikelen/handelsnaam-studio-local-affairs-moet-gestaakt-worden-in-verband-met-verwarringsgevaar

Rechtbank Amsterdam 24 oktober 2016, IEF 16330 (Local B.V. tegen Studio Local Affairs B.V.) Handelsnaam. Beeldmerk. Eiseres heeft een beeldmerk gedeponeerd waar ‘local’ in verwerkt is voor klasse 35. Eiseres is op de hoogte geraakt van het gebruik door gedaagde van de handelsnaam ‘local affairs’. Eiseres stelt, terecht, dat het gebruik van de handelsnaam ‘local affairs’ gestaakt moet worden, omdat dit op op verwarringwekkende wijze overeenstemt met de handelsnaam ‘local’ van eiseres. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het woord ‘local’ niet beschrijvend is in die zin dat het een indirecte associatie oproept met een activiteit die behoort tot de bedrijfsvoering van partijen. Het is veeleer een suggestieve naam, een naam die een bepaalde sfeer oproept, namelijk die van plaatselijke betrokkenheid. Het is geen gebruikelijke term in de branche die zich met architectuur of herontwikkeling bezighoudt. Dit betekent dat het standpunt van gedaagde dat deze naam slechts geringe bescherming geniet op grond van de Handelsnaamwet niet wordt gevolgd.

IEF 16328

Lijmloos en nadenvrij laminaatvloersysteem niet inventief

Rechtbank Den Haag 19 okt 2016, IEF 16328; ECLI:NL:RBDHA:2016:12523 (I4F tegen Unilin), https://ie-forum.nl/artikelen/lijmloos-en-nadenvrij-laminaatvloersysteem-niet-inventief

Rechtbank Den Haag 19 oktober 2016, IEF 16328; ECLI:NL:RBDHA:2016:12523 (I4F tegen Unilin) Octrooirecht. Zie eerder IEF 15464. Het octrooi EP 1 026 341 op systeem om laminaatvloeren lijmloos te leggen en nadenvrij te houden is niet inventief. De vakman, die weliswaar een conservatieve basishouding heeft, is altijd gemotiveerd om een oplossing te zoeken voor het objectieve technische probleem. De vakman komt zonder inventieve arbeid tot de oplossing, namelijk het toepassen van deze oplossing in de hem reeds bekende koppeling uit de Batibouw-documenten, ofwel op basis van zijn algemene vakkennis of na raadpleging van US 442. Vordering van I4F om het NL deel EP 341 te vernietigen wordt toegewezen evenals de verklaring voor recht van niet-inbreuk van de buitenlandse delen van EP 341.

IEF 16327

HvJ EU: Beschermingstermijnen Richtlijn niet van toepassing op auteursrechten die aanvankelijk nationaal werden beschermd, maar vóór 1 juli 1995 zijn vervallen

HvJ EU 20 okt 2016, IEF 16327; ECLI:EU:C:2016:790 (Montis tegen Goossens), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-beschermingstermijnen-richtlijn-niet-van-toepassing-op-auteursrechten-die-aanvankelijk-nation

HvJ EU 20 oktober 2016, IEF 16327; IEFbe 1976; C-169/15; ECLI:EU:C:2016:790 (Montis tegen Goossens) Auteursrecht en naburige rechten – Beschermingstermijn – Verval en herleving van het auteursrecht Zie eerder: IEF 14819 en vgl. IEF 14714; Conclusie AG: IEF 15985. Ter beantwoording van de door de Hoge Raad gestelde vragen (ECLI:NL:HR:2013:1881), heeft het Benelux-Gerechtshof zelf vragen aan het HvJ EU gesteld nu zij van mening was dat de beslechting van het geding afhangt van de uitlegging van richtlijn 93/98/EEG aangaande de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten. HvJ EU:

Artikel 10, lid 2, van [Harmonisatierichtlijn 93/98/EEG] gelezen in samenhang met artikel 13, lid 1 moet aldus worden uitgelegd dat de bij deze richtlijn vastgestelde beschermingstermijnen niet van toepassing zijn op auteursrechten die aanvankelijk door een nationale wetgeving werden beschermd, maar vóór 1 juli 1995 zijn vervallen.

IEF 16326

Bijdrage ingezonden door professor Bernt Hugenholtz, Instituut voor Informatierecht te Amsterdam.

Noot Hugenholtz onder Reprobel

HvJ EU Reprobel, NJ 2016/370, p. 4962-4964,m.nt. Hugenholtz. In dit arrest beantwoordt het Hof van Justitie [IEF 15411] vragen van uitleg over het ‘reprorecht’, de auteursrechtelijke beperking en vergoeding voor het fotokopiëren (‘reprograferen’) van werken. In Nederland is het reprorecht geregeld in de art. 16h-16m van de Auteurswet. Op grond van deze bepalingen is de ‘reprografische verveelvoudiging’ van artikelen of kleine gedeelten van boeken (of van gehele boeken indien deze niet meer in de handel zijn) toegestaan, ‘mits voor deze verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald’ ( art. 16h lid 1 Aw). Anders dan de thuiskopieregeling is deze wettelijke beperking van het auteursrecht niet beperkt tot het kopiëren voor privégebruik [zie daarover: noot Hugenholtz onder HR 7 maart 2014 (Staat/NORMA), HvJ EU 10 april 2014 (ACI Adam) en HvJ EU 5 maart 2015 (Copydan Båndkopi), NJ 2016/184-86 ]. In Nederland kan iedere onderneming en overheidsinstelling van deze kopi- eervrijheid gebruik maken, mits aan rechthebben- den een vergoeding wordt betaald. (...)

IEF 16325

Uitspraak ingezonden door Gregor Vos, Kurt Stöpetie en Rutger Stoop, Brinkhof.

Merkinbreuk omdat CHIEF een visueel dominerende plaats inneemt op de sweater

Rechtbank Amsterdam 19 okt 2016, IEF 16325; (Jeans Centre tegen H&M NL-BE), https://ie-forum.nl/artikelen/merkinbreuk-omdat-chief-een-visueel-dominerende-plaats-inneemt-op-de-sweater

Rechtbank Amsterdam 19 oktober 2016, IEF 16325, IEFbe 1974 (Jeans Centre tegen H&M NL-BE) Merkenrecht. Jeans Centre is een retailorganisatie voor vrijtijdskleding en is houder van het woordmerk CHIEF. H&M biedt in haar (web)winkels een sweater aan met het woord CHIEF. Dat woord neemt (naast een indianenopperhoofd en het getal 17) een visueel dominerende plaats in als bovenste teken op de sweater. Het teken "chief" neemt aldus een zelfstandig te onderscheiden plaats in. Niet de afbeelding van het indianenopperhoofd, maar het teken 'chief' neemt een prominente plaats in en zal de aandacht van de gemiddelde consument vangen. Bij de onvolmaakte vergelijking zullen afbeelding en het cijfer als onbeduidende verschillen aan de aandacht van de gemiddelde consument kunnen ontsnappen, te meer nu de consument gewend is dat er vaak een merk met een woord-cijfer of beeldelement wordt gecombineerd. H&M dient merkgebruik ex 2.20 lid 1 sub a te staken en dient opgave te doen onder last van dwangsommen.

 

IEF 16324

Bijdrage ingezonden door professor Bernt Hugenholtz, Instituut voor Informatierecht te Amsterdam.

Noot Hugenholtz onder Deckmyn

HvJ EU Deckmyn, NJ 2016/351, p. 4664 - 4667, m.nt. P.B. Hugenholtz. Prejudiciële vragen gesteld door Hof van Beroep Brussel [IEFbe 395], HvJ EU [IEFbe 968]. De plaats van de parodie in het auteursrecht is van oudsher omstreden. Geen wonder: de parodie — volgens Van Dale een ‘kluchtige, spottende naboot- sing van een (letterkundig) werk waarbij vorm en toon min of meer behouden blijven, maar de stof zo wordt ingekleed dat het effect lachwekkend is’ — staat welhaast per definitie op gespannen voet met het uitsluitende recht van de auteur zijn werk te verveelvoudigen. Daarentegen is het algemene be- lang van de parodie als vorm van meningsuiting en culturele expressie onbetwist. De parodie bevindt zich aldus midden in het spanningsveld tussen au- teursrecht en uitingsvrijheid. Oppenoorth noemde de parodie om deze reden — met enige overdrijving — ‘een tyrannosaurus in het auteursrecht’ [ Auteurs- recht/AMR 1985, p. 3]. Generaties van rechters en rechtsgeleerden hebben hun tanden stuk gebeten op de vraag hoe de parodie in het systeem van het auteursrecht een plaats te geven. Zo ontwikkelde de Duitse rechtsleer en rechtspraak de leer van de ‘an- tithematische Darstellung’: ook al ontleent de paro- die haar vorm aan het werk, er is geen sprake van een inbreukmakende bewerking omdat de parodie aan het werk een geheel eigen betekenis geeft [zie Grosheide, in: Grosheide (red.), Parodie, Den Haag 2006, p. 21]. (...)

IEF 16323

Forum niet verplicht tot het afstaan van persoonsgegevens

Rechtbank Rotterdam 20 jul 2016, IEF 16323; ECLI:NL:RBROT:2016:7505 (eiseres tegen VVE MEDIA B.V.), https://ie-forum.nl/artikelen/forum-niet-verplicht-tot-het-afstaan-van-persoonsgegevens

Rechtbank Rotterdam 20 juli 2016, IEF 16323; ECLI:NL:RBROT:2016:7505 (eiseres tegen VVE MEDIA B.V.) Media. Eiseres klaagt over de onder meer volgende uitlatingen op de website www.nederlandvve.nl, geëxploiteerd door VVE Media. De vordering betreft de persoonsgegevens van onbekende derden, met het doel hun anonimiteit op te heffen. In dat kader is gedaagde, een website-exploitant, op één lijn te stellen met een provider. De belangen afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat met name vanwege het incidentele en niet ernstige karakter van de uitlatingen het belang van eiseres niet zwaarder weegt dan de andere betrokken belangen. De vordering is niet toewijsbaar.

IEF 16322

Uitspraak ingezonden door Lars Bakers, Bingh Advocaten

By-Boo maakt auteursrechtelijke inbreuk door het openbaar maken of verveelvoudigen van vloerkleden

Rechtbank Den Haag 19 okt 2016, IEF 16322; ECLI:NL:RBDHA:2016:12637 (De Poortere Deco tegen By Boo), https://ie-forum.nl/artikelen/by-boo-maakt-auteursrechtelijke-inbreuk-door-het-openbaar-maken-of-verveelvoudigen-van-vloerkleden

Rechtbank Den Haag 19 oktober 2016, IEF 16322 ECLI:NL:RBDHA:2016:12637 (De Poortere Deco / By-Boo) Poortere en By-Boo brengen allebei vloerkleden op de markt. Poortere stelt dat de vloerkleden van By-Boo te veel op die van hen lijken en eist de door By-Boo gemaakte inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechte te staken. By-Boo blijft volgens Poortere inbreuk maken. In dit geschil eist Poortere staking van het maken van inbreuk op de auteursrechten en strekt zich uit tot inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht. De rechtbank beveelt met betrekking tot bepaalde vloerkleden dat By-Boo iedere inbreuk op de auteursrechten van De Poortere met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden.

IEF 16321

EHRM: veroordeling in Het Parool van gewelddadige rapper wordt in stand gehouden

EHRM 20 sep 2016, IEF 16321; ECLI:CE:ECHR:2016:0920DEC002732314 (X AND HET PAROOL B.V. v. THE NETHERLANDS), https://ie-forum.nl/artikelen/ehrm-veroordeling-in-het-parool-van-gewelddadige-rapper-wordt-in-stand-gehouden

EHRM 20 september 2016, IEF 16321; ECLI:CE:ECHR:2016:0920DEC002732314 (Beukering AND HET PAROOL B.V. v. THE NETHERLANDS) Mediarecht. De NPS heeft een documentaire uitgezonden over een Nederlandse rapper. Deze rapper heeft later drie mensen neergestoken, waarvan één overleed. Hij werd veroordeeld tot 12 jaar cel en tbs en in Het Parool verscheen een artikel over hem met als titel ‘Rapper met een kort lontje’, waarin zijn naam werd genoemd en een foto van hem werd geplaatst. De rapper stelde dat er inbreuk werd gemaakt op zijn portretrecht en dat de foto verwijderd moest worden. Het Parool stelde onterecht dat dit toegestaan was o.g.v. persvrijheid. Het EHRM oordeelt dat het feit dat de rapper zelf aan de documentaire meewerkte niet betekent dat Het Parool hem met naam en foto mag portretteren. Er is dan ook sprake van een ernstige inbreuk op de privacy van de rapper. Het staat volgens het Hof niet ter discussie dat Het Parool terecht over de zaak van de rapper berichtte.

IEF 16320

Teva maakt geen inbreuk op rivastigmine-pleisteroctrooi

Belgische gerechten 16 mrt 2016, IEF 16320; (Novartis tegen Teva), https://ie-forum.nl/artikelen/teva-maakt-geen-inbreuk-op-rivastigmine-pleisteroctrooi

Rechtbank van Koophandel Brussel 16 maart 2016, IEF 16320; IEFBE 1970; LSR 1385 (Novartis tegen Teva) Octrooi. Eisende partijen vorderen verbodsmaatregelen tegen de verwerende partij voor het commercialiseren van transdermale pleisters die worden gebruikt voor een behandeling van dementie en de ziekte van Alzheimer en die volgens eisende partijen worden beschermd door het Europese octrooi van Novartis AG. Een van de bestanddelen is rivastigmine, wat aanvankelijk enkel onder de vorm van capsules op de markt was. Dit octrooi is intussen verstreken zodat de stof rivastigmine ‘vrij’ is. Het nieuwe octrooi omvat volgens de eisende partijen een innovatieve dosering waarbij rivastigmine wordt toegediend als pleister. Eisende partijen voeren aan dat het octrooi een tweede medische toepassing betreft waarbij rivastigmine wordt toegediend door middel van een pleister en doseringsregime. Teva voert aan dat de beschermingsomvang van de octrooiconclusie moet worden beperkt tot pleisters die overeenstemmen met de referentiepleister. Novartis eist onder andere dat Teva stopt een inbreuk te maken op haar octrooi en de distributie stop. Naar het oordeel van de rechter moet EP ‘219 zeer restrictief geïnterpreteerd moet worden. De interpretatie die Novartis voorhoudt, waarbij een niet gedefinieerde term uit het octrooi (aanvangsdosis) wordt gelijkgesteld aan een andere term uit een later document, kan niet overtuigen. De interpretatie steunt immers niet op de beschrijving of op de tekeningen en bovendien is de opbouw van de conclusie helemaal niet duidelijk, bij gebruik aan een eenduidige terminologie en voldoende informatie in het octrooi zelf.