IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 22172
2 augustus 2024
Uitspraak

Hof van Beroep van UPC vernietigt beslissing omtrent verzoek tot bewijsbewaring

 
IEF 22175
1 augustus 2024
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke openbaarmaking

 
IEF 15138

Noot voor Noot - Inleiding muziekrecht

Boek - inleiding muziekrecht - ondersteund door online muziekfragmenten. Bindu De Knock: 'De frustratie van muzikanten is vaak dat ze geld verliezen of mislopen, niet zelden omdat ze het recht onvoldoende begrijpen. Noot voor Noot [inhoudsopgave, bestel hier] is geschreven door Bindu De Knock, advocaat en muzikant/producer. Zij kent en begrijpt beide werelden en weet dat Intellectuele Eigendomsrechten creatie stimuleren, maar ook averechts kunnen werken. Het boek geeft ademruimte om vrij te kunnen creëren én maakt dat creatie zich in inkomen kan vertalen.' [preview 'Sampling en de beperkingen van het auteursrecht en naburig recht']

Communicatie tussen de beroepsgroepen is noodzakelijk en dus is Noot voor Noot bedoeld voor zowel muzikanten als juristen. Je krijgt dus meer dan alleen het algemene kader van het muziekrecht. Juristen die bij muziekzaken betrokken raken, beschikken zelden over de broodnodige muzikale kennis. Zij krijgen in Noot voor Noot de basisbegrippen van de muziektheorie en -productie verklaard en nemen zo een kijkje in de dagelijkse werkzaamheden van de muzikant. Noot voor noot versmelten muziek en recht tot muziekrecht.

Anders dan in veel boeken over muziekrecht, plaatst De Knock voor de muzikant alle relevante rechten daadwerkelijk in een muzikale context, met tal van praktijkvoorbeelden, inclusief links naar audiovoorbeelden die via de website www.nootvoornoot.com te beluisteren zijn. Zo kan de lezer horen wat er bedoeld wordt met specifieke auteursrechtelijke termen. Het recht wordt tastbaar, of liever nog hoorbaar gemaakt.

De heldere, behapbare hoofdstukken van Noot voor Noot stellen muzikanten in staat om autonoom en minder manipuleerbaar te worden. Met Noot voor Noot heb je het recht in handen en bouw je je muziekcarrière op een stevig fundament. Wanneer is er sprake van inbreuk en wanneer niet? Wat moet je doen wanneer het mis gaat? Door muziek te ontleden, legt De Knock muzikanten uit waarop zij dienen te letten bij het componeren en produceren. Wanneer gaat een stijlnabootsing bijvoorbeeld te ver? Wellicht hadden Pharrell en Robin Thicke Noot voor Noot moeten lezen!

SPECIFICATIES
Auteur: Bindu De Knock
Platform: papier in combinatie met online muziekfragmenten
Jaar van uitgave: 2015
Prijs: 29,50 EUR
Uitgever: deLex
Contact: czuidema@delex.nl
ISBN: 978-90-8692-053-2
Pagina’s: 192
Formaat: 314 x 254 x 27 mm
Doelgroep: muzikanten, labels, muziekproductie studio’s, muziek agency’s, juristen
Meer informatie: www.nootvoornoot.com
bindu@bindudeknock.com

Bestel hier

OVER DE AUTEUR
Bindu De Knock - Muziek en recht als yin en yang

Bindu De Knock (1976) is advocaat in Amsterdam en gespecialiseerd in het intellectuele eigendomsrecht. Muziek is de rode draad in haar leven. Reeds op zesjarige leeftijd zat zij aan de piano en als tiener raakte zij verslingerd aan synthesizers en muziek- productie. Aan het SAE Institute voltooide zij de opleiding Audio Engineering, waarna zij in Denemarken enige tijd voor een fabrikant van audioapparatuur werkte.
Ervaringen in de studio maakten haar duidelijk dat een muzikant zonder kennis van het recht verzuipt in de muziekindustrie; reden om rechten te gaan studeren in Leiden. In 2010 werd Bindu beëdigd als advocaat te Amsterdam. Sinds november 2013 is zij advocaat bij Bergh Stoop & Sanders in Amsterdam. In haar dagelijkse praktijk treedt Bindu De Knock op voor verschillende partijen in de muziekindustrie. Daarnaast doceert zij de module Legal Issues aan het SAE Institute en is zij mede-oprichter van de cursus Music Business Certificate. In toonaangevende muzikantenbladen zoals Interface, Gitarist en Slagwerkkrant publiceerde zij artikelen over juridische basisbegrippen relevant voor de muziekindustrie. In de weinige vrije tijd die haar rest componeert, speelt en produceert Bindu eigen muziek.

IEF 15129

Geen medium dat eenzelfde nieuwsfunctie verzorgt

Rechtbank Utrecht 7 maart 2012, IEF 15129; ECLI:NL:RBUTR:2012:343 (Cozzmoss tegen Management adviesgroep '88)
Auteursrecht. Persexceptie. Op de websites van Management Adviesgroep: www.accountantsonline.nl, www.fiscalistenonline.nl en www.desecretaresse.nl zijn artikelen van Trouw, de Volkskrant, de NRC en Applinet openbaar gemaakt. Het niet beveiligd zijn van de websites van de kranten doet geen afbreuk aan de beschermende werking van de Auteurswet, terwijl het achterwege laten van beveiligingen geen instemming impliceert met openbaarmaking zonder toestemming. Van het slechts gedeeltelijk overnemen, aldus citeren, is geen sprake. Een beroep op artikel 15 Aw - persexceptie - faalt, omdat er geen sprake is van een ander medium dat eenzelfde functie vervult. Aan de Algemene Voorwaarden van de NVJ is gedaagde niet gebonden; de schadebepaling is éénmaal de door Cozzmoss gehanteerde "economische waarden" van €8.965,56.

4.4. Management Adviesgroep heeft een beroep gedaan op artikel 15 van de Auteurswet. Artikel 15 Auteurswet laat, kort gezegd, onder voorwaarden overname door de pers uit de pers vrij. Éen van die voorwaarden is dat het gaat om de daar omschreven berichten of artikelen die zijn openbaar gemaakt in een dag-, nieuws- of weekblad, tijdschrift, radio- of televisieprogramma of ander medium dat eenzelfde functie vervult, en dat die overname geschiedt door zo’n zelfde medium. De artikelen zijn door de kranten gepubliceerd en steeds direct na verschijning op de websites van Management Adviesgroep geplaatst, teneinde aldaar gedurende lange tijd (in het archiefgedeelte van die websites) te worden bewaard en raadpleegbaar te zijn voor de bezoekers van die websites. Ook indien de websites gericht waren op digitale nieuwsvoorziening ten behoeve van die bezoekers, kan bij deze stand van zaken niet worden gezegd dat die website ‘eenzelfde functie’ in genoemde zin vervulde. Met de wet van 6 juli 2004 (Stb. 2004, 336) is immers onder meer beoogd artikel 15 Auteurswet technologieneutraal te formuleren door toevoeging van “of ander medium dat eenzelfde functie vervult”. Uit de parlementaire geschiedenis van die wet volgt dat een langdurige openbaarmaking als de onderhavige niet van de wettelijke beperking kan profiteren, blijkens de volgende woorden van de regering in de toelichting op het wetsvoorstel: “Dat betekent derhalve dat, zoals ook thans het geval is, bij opslag of aanbieding van een meer permanent karakter, waarbij een element van duurzame of tijdloze exploitatie een overheersende rol speelt, zoals bij archieffuncties, deze bepaling toepassing mist.” (MvT p. 39). Reeds op deze grond moet worden geoordeeld dat Management Adviesgroep de exceptie van artikel 15 Auteurswet vergeefs inroept.

4.5. Nu geoordeeld moet worden dat Management Adviesgroep geen beroep kan doen op de persexceptie van artikel 15 Auteurswet, is niet van belang of op de websites van www.accountantsonline.nl, www.fiscalistenonline.nl en www.desecretaresse.nl vermeld was of de artikelen als bron mochten worden overgenomen, noch of Management Adviesgroep aan bronvermelding heeft voldaan.

4.14. Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door Management Adviesgroep te vergoeden schade moet worden bepaald op éénmaal de door Cozzmoss gehanteerde “economische waarde”, zoals ten aanzien van de NRC gecorrigeerd als vorenoverwogen. De gevorderde totale schade beloopt (tweemaal de economische waarde) € 19.676,21. Dat bedrag verminderd met € 1.745,10 (correctie NRC) is € 17.931,11. De schadevergoeding bij éénmaal de economische waarde bedraagt aldus de helft daarvan, oftewel € 8.965,56. De schadevordering zal tot dat bedrag worden toegewezen. De daarmee samenhangende vorderingen worden deels toegewezen als na te melden en deels afgewezen.

Het gevorderde gebod tot onthouding van verdere auteursrechtinbreuken
4.16. Nu Management Adviesgroep onweersproken heeft gesteld direct na de sommatie door Cozzmoss de in geding zijnde artikelen van haar website te hebben verwijderd en verwijderd gehouden, alsmede dat niet gesteld of gebleken is dat Management Adviesgroep in de toekomst opnieuw een dergelijke inbreuk zal plegen, heeft Cozzmoss onvoldoende belang bij het gevorderde gebod. Die deelvordering zal daarom worden afgewezen.

Op andere blogs:
NVJ

IEF 15145

Admin moet uploaden en spotten van entertainmentcontent staken

Beschikking Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 25 februari 2015, IEF 15145 (Stichting BREIN tegen admin Dutplanet)
Beschikking ingezonden door Victor den Hollander, Stichting BREIN. Gerekwestreerde stelt via Usenet films, series, muziek en ebooks ongeautoriseerd ter beschikking aan het publiek. Via Dutplanet.net worden op grote schaal entertaimentcontent gespot, dit gebeurt door het aanbieden van vindplaatsen van NZB-bestanden die via nieuwsgroepen worden gedownload. Gerekwestreerde uploadt content op het Usenet en spot dezelfde content vervolgens via dutplanet.net, waar zij als 'admin' vermeld staat. Staking wordt (ex parte) bevolen en dwangsommen van €2.000 per dag(deel) of €1.000 per individuele openbaarmaking met een maximum van €50.000.
Lees verder

Op andere blogs:
Stichting BREIN

IEF 15144

Vraag aan HvJ EU over ompakken van medische producten en opnieuw toevoegen merk op zelfde volume

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 18 juni 2015, IEF 15144; zaak C-297/15 (Ferring Lægemidler)
Merkenrecht. Kan de merkhouder in rechte optreden tegen een parallel importeur die medisch product ompakt en merk opnieuw aanbrengt op verpakkingen die de merkhouder in datzelfde volume aanbiedt?

Verzoekster treedt op namens Ferring BV (Ferringgroep). Zij brengt sinds 1959 een geneesmiddel (laxeermiddel Klyx) in DEN in de handel. Daarnaast wordt het ook in NOO, ZWE en FIN verkocht. In alle EER-landen wordt het middel verkocht in dezelfde hoeveelheid/verpakking. Verzoekster is een zaak gestart tegen verweerster Orifarm (lid van de Orifarmgroep). Zij houdt zich sinds 1994 bezig met parallelimport van geneesmiddelen in DEN uit EER-LS. Zij koopt Klyx in NOO in tienstuksverpakkingen en pakt deze voor verkoop in DEN om tot éénstuksverpakking. Vanwege deze handelwijze start verzoekster een procedure tegen verweerster wegens schending van verzoeksters merkrechten. Ompakking van een geneesmiddel kan noodzakelijk zijn bijvoorbeeld wanneer een ziektekostenverzekering dit eist. Verzoekster stelt dat ompakking niet noodzakelijk omdat zij het product overal in zowel verpakkingen van 10 als van 1 stuk verkoopt; aan het noodzakelijkheidsvereiste kan verweerster dus niet voldoen. Orifarm stelt dat de ompakking wel noodzakelijk was om toegang tot de markt te krijgen en voldoet aan de inmiddels overvloedige eisen die volgen uit de rechtspraak van het HvJEU.
Het DUI Bundesgerichtshof heeft op 09-10-2013 een uitspraak gedaan waarin het oordeelde in een zaak over invoer van tabletten dat “ompakking is toegestaan indien de specifiek ingevoerde waar anders niet zou kunnen worden verhandeld op een deelmarkt van de lidstaat van invoer. Dienovereenkomstig kan van de parallelimporteur niet worden verlangd dat hij de (ook) door het verpakkingsformaat bepaalde deelmarkten van de lidstaat van invoer bedient door de aankoop van passende verpakkingen in de lidstaten van uitvoer.” Verzoekster meent dat dit arrest slecht te verzoenen is met de rechtspraak HvJEU volgens welke een merkhouder zich in beginsel kan verzetten tegen elke ompakking van geneesmiddelen en slechts bij wijze van uitzondering ompakking hoeft te dulden.

De verwijzende DEN rechter (rechtbank voor maritieme en handelszaken) vraagt zich af welk belang aan het arrest van het Bundesgerichtshof (dat grote precedentwaarde voor DEN kan hebben) voor onderhavige zaak moet worden gehecht. Er is al veel rechtspraak over parallelle invoer, maar het HvJEU heeft nog geen duidelijke uitspraak gedaan over de vraag of het voor een parallelimporteur noodzakelijk kan zijn om een parallel ingevoerd geneesmiddel om te pakken in een situatie als de onderhavige, waarin het betrokken product door de producent in alle landen waarin het door hem op de markt wordt gebracht onder hetzelfde merk en in dezelfde hoeveelheden en verpakkingsformaten in de handel wordt gebracht. Hij legt de volgende vragen aan het HvJEU voor:

Vraag 1: Moeten artikel 7, lid 2, van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten en de rechtspraak dienaangaande aldus worden uitgelegd dat een merkhouder zich rechtmatig kan verzetten tegen de verdere verhandeling van een geneesmiddel door een parallelimporteur, wanneer de importeur dit product in een nieuwe buitenverpakking heeft omgepakt en daarop het merk opnieuw heeft aangebracht, ingeval de merkhouder dit product in alle landen van de EER waar het te koop wordt aangeboden in dezelfde hoeveelheden en verpakkingsformaten in de handel heeft gebracht?
Vraag 2: Luidt het antwoord op de eerste vraag anders indien de merkhouder zowel in het land van uitvoer als in het land van invoer het geneesmiddel in de handel heeft gebracht in twee verschillende verpakkingsformaten, namelijk in verpakkingen van 10 stuks en verpakkingen van 1 stuk, en de importeur in het land van uitvoer verpakkingen van 10 stuks heeft aangekocht en deze heeft omgepakt in verpakkingen van 1 stuk, waarop hij het merk opnieuw heeft aangebracht, alvorens het product in het land van invoer in de handel te brengen?
IEF 15143

Auteursrechtdebat woordzoeker - oplossing

Wij willen iedereen bedanken die heeft meegedaan aan de Auteursrechtdebat woordzoeker die op IE-Forum.nl stond. Uit de goede inzendingen is een winnaar getrokken: Jeroen Nissen. Hij heeft persoonlijk bericht ontvangen over de waardebon. De oplossing van de puzzel :...

'Auteursrechtdebat wenst u een fijne vakantie'

IEF 15142

Bewijsbeslag niet opgeheven tot is beslist over afgifte/inzagerecht

Vzr. Rechtbank Gelderland 27 mei 2015, IEF 15142; ECLI:NL:RBGEL:2015:4710 (Mas Coatings tegen PPG Industries)
Bewijs. Procesrecht. Afwijzing van de vordering tot opheffing van het bewijsbeslag. Gedaagden hebben er belang bij dat bewijsmateriaal veilig gesteld blijft totdat is beslist of zij recht op afgifte of inzage daarvan hebben. Het belang van eiseressen om dat te voorkomen weegt daartegen niet op. De voorzieningenrechter verbiedt gebruik te maken van de beslagen documentatie anders dan ten behoeve van bewijsvoering door PGG.

De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt PPG c.s. hoofdelijk, anders dan ten behoeve van de bewijsvoering door PPG c.s. in het onderhavige geschil met MAS c.s., gebruik te maken van alle documentatie en onderzoeks- en/of analysegegevens met betrekking tot de in beslag genomen monsters die zij reeds hebben vergaard en/of opgesteld of nog zullen vergaren en/of opstellen,
5.2. veroordeelt MAS c.s. hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor is bevrijd in de proceskosten, aan de zijde van PPG c.s. tot op heden begroot op € 1.429,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt MAS c.s. hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor is bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat MAS c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
IEF 15141

Vragen aan HvJ EU over de speciale reden om geen verbod te vorderen

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 2 juni 2015, IEF 15141; zaak C-280/15 (Nikolajeva)
Merkenrecht. Vorderingen. Redelijke vergoeding. Vraag over 102 (1) Gemeenschapsmerkenverordening en de speciale reden: Is een rechtbank verplicht om verbod te geven als de eiser niet zo'n verbod vordert of is het niet vorderen al 'een speciale reden' om niet te verbieden? Mag een merkhouder ook alleen een redelijke vergoeding ex artikel 9(3) vorderen voor het voeren van een identiek teken? Welke type kosten en compensaties vallen onder de redelijke vergoeding van artikel 9(3)? Gestelde vragen:

Verzoekster Irina Nikolajeva is houdster van het op 14-09-2010 ingeschreven gemeenschapsmerk ‘HolzProf’. Zij start een procedure tegen EST verweerster OÜ Multi Protect waarin zij verzoekt om vaststelling van onrechtmatig gebruik van het door haar ingeschreven woordmerk. Daarnaast vraagt zij vergoeding van materiële (op grond van ongerechtvaardigde verrijking) en immateriële schade. Verweerster zou van 03-05-2010 tot en met 28-10-2011 inbreuk op het uitsluitende recht van verzoekster hebben gemaakt door een teken te gebruiken dat gelijk is aan verzoeksters merk op een via een ‘verborgen trefwoord’ op internet toegankelijke website. Verzoekster heeft op 24-04-2010 een licentieovereenkomst met OÜ Holz Prof gesloten waarin aan die vennootschap toestemming is verleend het merk te gebruiken tegen een maandelijkse licentievergoeding. De geëiste schadevergoeding baseert verzoekster op die licentievergoeding. De vergoeding voor immateriële schade baseert zij op de door de affaire ontstane psychische klachten en de gevolgen daarvan voor haar onderneming. Verweerster stelt dat de inbreuk niet bewezen is, dat de maandelijkse royalty’s als grondslag voor de vordering onterecht is en betwist zij de immateriële schade van verzoekster. Verzoekster kan geen schade claimen die is ontstaan vóór publicatie van de inschrijving, zij had schade kunnen voorkomen door verweerster in kennis te stellen van haar merkaanvraag en de claim voor de periode vóór 17-06-2010 zou verjaard zijn.

De verwijzende EST rechter (civiele Rb regio Harju) constateert een zekere tegenstrijdigheid tussen Vo. 207/2009 en het nationale procesrecht. Verzoekster heeft geen vordering tot staking van de inbreuk ingediend. Op grond van EST Brv is de civiele rechter lijdelijk en mag niet beslissen op een vordering die niet is ingesteld, hetgeen het EST hooggerechtshof heeft bevestigd. De verwijzende rechter twijfelt of hij in de onderhavige zaak op de eerste vordering van verzoekster moet beslissen als in artikel 102, lid 1, van Vo. 207/2009, zelfs als verzoekster dat in haar eis niet vordert, omdat het ontbreken van een vordering van deze strekking een „speciale reden” in de zin van de eerste volzin van deze bepaling zou kunnen vormen. Ook heeft hij nadere uitleg van het HvJEU nodig over de tijdvakken waarvoor verzoekster een vergoeding kan worden toegekend aangezien in het nationale recht vóór 2004 het begin van de rechtsbescherming niet zo duidelijk is geregeld, en wat in dit verband een 'redelijke vergoeding' is. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:

1. Moet een rechtbank voor het gemeenschapsmerk het in artikel 102, lid 1, [van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk] bedoelde bevel ook dan geven wanneer de verzoekende partij dat niet vordert en partijen niet stellen dat de verwerende partij na een bepaalde dag in het verleden op een gemeenschapsmerk inbreuk heeft gemaakt of gedreigd te maken, of is het een “speciale reden” in de zin van de eerste volzin van deze bepaling wanneer een dergelijke vordering niet wordt ingesteld en deze omstandigheid niet wordt aangevoerd?
2. Moet artikel 9, lid 3, [van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk] aldus worden uitgelegd dat de houder van een gemeenschapsmerk van een derde voor het gebruik van een teken dat gelijk is aan het merk in de periode na de publicatie van de aanvraag van het merk tot de publicatie van de inschrijving ervan enkel een redelijke vergoeding krachtens artikel 9, lid 3, tweede volzin, kan verlangen, maar geen vergoeding van de gebruikelijke waarde van het dankzij de inbreuk verkregene en van de schade, en dat voor de periode tot aan de publicatie van de aanvraag van het merk ook geen aanspraak op een redelijke vergoeding bestaat?
3. Welke soorten kosten en andere vergoedingen behelst de redelijke vergoeding krachtens artikel 9, lid 3, tweede volzin, en kan daaronder ook – en zo ja, onder welke omstandigheden – een vergoeding van de immateriële schade van de merkhouder worden begrepen?
IEF 15140

Mededingingsrecht: Statement of Objections over contractueel geo-blocking van betaalde televisie

Uit het persbericht: The European Commission has today sent a Statement of Objections to Sky UK and six major US film studios: Disney, NBCUniversal, Paramount Pictures, Sony, Twentieth Century Fox and Warner Bros. The Commission takes the preliminary view that each of the six studios and Sky UK have bilaterally agreed to put in place contractual restrictions that prevent Sky UK from allowing EU consumers located elsewhere to access, via satellite or online, pay-TV services available in the UK and Ireland. Without these restrictions, Sky UK would be free to decide on commercial grounds whether to sell its pay-TV services to such consumers requesting access to its services, taking into account the regulatory framework including, as regards online pay-TV services, the relevant national copyright laws.
Lees verder

IEF 15139

Marginale rol in Hofstadgroep met volledige naam die al in andere media was vermeld

Vzr. Rechtbank Gelderland 7 juli 2015, IEF 15139 (X tegen Wegener)
Mediarecht. Geen rectificatie. In de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) is een artikel in 2014 verschenen over moord op Theo van Gogh en de marginale rol die Zierikzeeënaar X speelde in het netwerk van de Hofstadgroep. De voor- en achternaam van X werd al sinds 2005 genoemd in diverse media en in verband gebracht met de Hofstadgroep. Omdat zijn volledige naam voordien al volledig naar buiten was gebracht, weegt het belang bij de rectificatie weegt niet zwaarder dan het recht op vrije meningsuiting. Vordering wordt afgewezen.

4.4. Onder de genoemde omstandigheden is voorshands onvoldoende gebleken dat X (nog) belang heeft bij de gevorderde rectificatie, althans dat dit belang zwaarder moet weten dan het recht op vrije meningsuiting van Wegener. X stelt weliswaar dat de pijn voor hem zit in het gebruik van zijn volledige voor- en achternaam in het artikel, maar daarmee gaat hij eraan voorbij dat zijn naam voordien al volledig naar buiten was gebracht. Niet alleen is zijn naam in het genoemde boek uit 2013 vermeld, ook is X zelf onder zijn volledige naam naar buiten getreden als adviseur van het Vrije Syrische Leger, terwijl hij behoorde te begrijpen dat die hoedanigheid aanleidign kon zijn tot het oprakelen van de eerdere, niet gerectificeerde publicaties. Bovendien is onvoldoende weersproken dat X ook al eenvoudig te identificeren was aan de hand van de verkorte wijze waarop hij in eerdere publicaties werd aangeduid (X2). In die publicaties werd immers vrijwel steeds vermeld dat de bedoelde X2 van Syrische afkomst was, in Zierikzee woonde en/of (in 2005) 40 jaar was.
(...)


Op andere blogs:
MediaReport

IEF 15137

Merken- en databankinbreuk op tickersymbolen AEX-merken

Rechtbank Den Haag 22 juli 2015, IEF 15137; ECLI:NL:RBDHA:2015:8312 (Euronext tegen Tom en Binckbank)
Merkenrecht. Geen auteursrecht. Databankenrecht. Misleidende mededeling. TOM heeft de op haar platform verhandelde opties aangeduid met tickersymbolen die gelijk zijn aan die van Euronext, met als toevoeging een ‘T’. De voorzieningenrechter verbied de merkinbreuk op de AEX-merken [IEF 12841]. Het gebruik van de tickersymbolen met de toevoeging T is inbreuk op de AEX-merken; er is sprake van aantasting van de herkomstfunctie; en oneerlijk gebruik. De afzonderlijke tickersymbolen zijn niet auteursrechtelijk beschermd, het geheel is wel databankenrechtelijk beschermd vanwege de substantiële investering in systemen voor de opslag en verwerking van gegevens. De rechtbank beveelt TOM en BinckBank de staking van inbreuk op de databankrechten van Euronext met betrekking tot de optieseries en misleidende uitingen betreft Smart Execution 'beste prijs', 'beurs met de beste prijs' en de beschreven prijsvoordelen die behaald kunnen worden.

merkinbreuk
aantasting herkomstfunctie door BinckBank
4.9. Op basis van deze feiten en omstandigheden, in samenhang beschouwd, moet worden aangenomen dat het relevante publiek een verband zal leggen tussen de index-ticker symbolen van BinckBank en de beurs van Euronext en dat het gebruik van die symbolen de indruk kan wekken dat er een economische band bestaat tussen Euronext en BinckBank.

beschrijvend gebruik
4.11. Dat de index-ticker symbolen van TOM en BinckBank worden opgevat als aanduiding van de onderliggende waarde, is – anders dan TOM en BinckBank hebben aangevoerd – niet strijdig met de hiervoor door de rechtbank als onvoldoende bestreden aangenomen stelling van Euronext dat het gebruik van die symbolen door BinckBank de herkomstfunctie van de AEX-merken kan aantasten. Het relevante publiek kan een teken namelijk tegelijkertijd opvatten als aanduiding van een kenmerk van de waren of diensten en als herkomstaanduider. Om dezelfde reden sluit het oordeel dat de index-ticker symbolen van BinckBank kunnen worden opgevat als herkomstaanduider, een beroep op de artikelen 12 sub b GMVo en 2.23 lid 1 sub b BVIE niet uit. Die artikelen zijn een uitzondering op de rechten van de merkhouder in de zin van de artikelen 9 GMVo en 2.20 BVIE en zijn dus juist geschreven voor de situatie dat het relevante publiek een teken tegelijkertijd opvat als aanduiding van een kenmerk van de waren of diensten en als herkomstaanduider.

geen eerlijk gebruik door BinckBank
4.15.
Een weging van de hiervoor genoemde omstandigheden brengt in dit geval mee dat het gebruik van ticker symbolen die identiek zijn aan de merken van Euronext, zoals de door BinckBank gebruikte index-ticker symbolen, niet kan worden aangemerkt als ‘eerlijk’ in de zin van de artikelen 12 GMVo en 2.23 BVIE. Het gebruik van identieke tekens getuigt niet van de vereiste loyaliteit ten opzichte van de belangen van de merkhouder en is niet nodig om de belegger te laten zien dat het gaat om financiële producten die vergelijkbaar zijn met de index-opties op de NYSE Liffe Amsterdam van Euronext. BinckBank heeft ook niet laten zien dat het gebruik van volledige identieke ticker symbolen een gebruik is in de sector. Integendeel, nota bene het aan BinckBank gelieerde platform TOM MTF gebruikt niet-identieke symbolen. Daarnaast laat het door TOM overgelegde overzicht zien dat andere handelsplatformen, zelfs voor een financieel product dat niet platformgebonden is, zoals een bepaald aandeel, niet altijd volledig identieke ticker symbolen gebruiken. Zo wordt het aandeel Aegon door Euronext aangeduid met het ticker symbool ‘AGN’. Andere platformen, zoals Chi-X Europe, BATS Europe, Turquoise en Quote, gebruiken voor hetzelfde aandeel het ticker symbool ‘AGNa’.

eerlijk gebruik door TOM
4.17. TOM trekt zich de gerechtvaardigde belangen van merkhouder Euronext wel voldoende aan, door toevoeging van een ‘T’ aan de index-ticker symbolen. In het midden kan blijven of door die toevoeging de indruk van een verband tussen het TOM MTF en Euronext volledig wegneemt, en daarmee uitsluit dat de functies van de merken van Euronext worden aangetast. Voor zover dat niet het geval is, brengt die toevoeging mee dat er sprake is van een eerlijk gebruik in de zin van de artikelen 12 GMVo en 2.23 BVIE. Daarbij weegt mee dat ticker symbolen naar hun aard maar een beperkt aantal letters kunnen omvatten. Daardoor zijn de mogelijkheden om met een ticker symbool tegelijkertijd duidelijk te maken i) wat de onderliggende waarde van een product is, ii) dat het product op een bepaalde beurs wordt verhandeld en iii) dat het product vergelijkbaar is met een product op een andere beurs, beperkt.

4.18. Daar komt bij dat uit het door TOM overgelegde overzicht van door diverse partijen gebruikte ticker symbolen voor aandelen (productie 15a van TOM) blijkt dat het gebruikelijk is om het handelsplatform waarop het aandeel als eerste is genoteerd, aan te geven door toevoeging van één letter aan een ticker symbool dat verder bestaat uit een min of meer gestandaardiseerde verkorte aanduiding van de onderliggende waarde. Zo wordt het aandeel Aegon, dat als eerste op Euronext Amsterdam is genoteerd, door Chi-X Europe, BATS Europe, Turqoise en Quote MTF aangeduid als ‘AGNa’. De praktijk van TOM met betrekking tot de aanduiding van opties sluit daarbij aan. TOM hanteert dezelfde verkorte aanduiding van de onderliggende waarde als Euronext en voegt daar een letter aan toe om duidelijk te maken dat de optie op TOM MTF wordt verhandeld.

misleidende reclame, oneerlijke handelspraktijk en oneerlijke mededinging
aandelenopties
4.23. De bijkomende omstandigheden die Euronext heeft aangevoerd, kunnen niet leiden tot een ander oordeel. Euronext doelt op het feit de BinckBank enige tijd op haar website informatie heeft gepubliceerd die samenhangt met opties die op NYSE Liffe Amsterdam worden uitgevoerd, zoals de expiratieprijs en de expiratiekalender van die opties en documenten uit de ‘beleggersbibliotheek’ van Euronext. Dat BinckBank die informatie publiceerde, hangt samen met het feit dat zij aanvankelijk optieorders van haar particuliere klanten ook uitvoerde op NYSE Liffe Amsterdam en geleidelijk is overgegaan naar TOM MTF als handelsplatform. Gelet op het feit dat BinckBank heeft laten zien dat zij haar klanten duidelijk heeft geïnformeerd over die overgang en op de hiervoor bedoelde informatie die zij haar klanten verstrekt over het platform waarop een order wordt uitgevoerd, kunnen de ticker symbolen ook in samenhang met deze informatie naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als misleidend, oneerlijk of anderszins onrechtmatig.

indexopties
4.26. Het gebruik van ticker symbolen met een extra ‘T’ voor indexopties door TOM moet om de in rechtsoverwegingen 4.17 en 4.18 genoemde redenen in overeenstemming worden geacht met de eerlijke handelspraktijken. Om diezelfde redenen kan dat gebruik niet worden aangemerkt als misleidende reclame, oneerlijke concurrentie of anderszins onrechtmatig handelen.

auteursrecht
4.29. De afzonderlijke ticker symbolen kunnen niet worden aangemerkt als intellectuele schepping van Euronext. Vast staat dat het gebruikelijk is om opties een naam te geven die bestaat uit een korte aanduiding van de naam van de onderliggende waarde. De benaming van de opties die Euronext heeft gekozen, is een toepassing van dat gebruik en dus geen creatieve keuze van Euronext. Dat het door Euronext gekozen symbool niet altijd identiek is aan de naam van de onderliggende waarde doet daar niet aan af. Het brengt wel mee dat Euronext keuzes heeft gemaakt bij de wijze van afkorting, maar die keuzes zijn triviaal en getuigen dus evenmin van creativiteit.

4.30. De verzameling van de ticker symbolen kan ook niet worden aangemerkt als een intellectuele schepping. Euronext heeft aangevoerd dat bij de selectie en rangschikking vele keuzes zijn gemaakt, te weten de keuze om een optie te creëren voor een aandeel, de keuze voor een bepaald soort optie (dag, week of maand) en de keuze voor de benaming van de opties. Het enkele feit dat er keuzes mogelijk zijn, maakt de verzameling echter nog niet tot een intellectuele schepping, want keuzes zijn niet altijd creatief. Zo zijn de keuzes om al dan niet (een bepaald) soort optie te creëren te zeer bepaald door commerciële overwegingen om als creatief te worden aangemerkt. De keuze voor de benaming van de opties is, zoals hiervoor al is vastgesteld voor de afzonderlijke ticker symbolen, gebruikelijk of triviaal. Gesteld noch gebleken is dat de verzameling van die symbolen in dit opzicht meer is dan de som der delen. Dat de alfabetische rangschikking van de symbolen van creativiteit getuigt, is evenmin gesteld.

databankenrecht
4.35. Het verweer van TOM en BinckBank dat alle door Euronext genoemde investeringen zijn gedaan in het kader van het creëren van de optieseries, kan evenmin slagen. Euronext heeft laten zien dat de optieseries worden gecreëerd door haar Local Market Services team (hierna: LMS-team) in Amsterdam, dat op basis van marktcondities en verzoeken van klanten bepaalt welke series er wanneer moeten worden geïntroduceerd. Een ander team, het Market Services Operations team in Londen (hierna: MOS-team), verzamelt de optieseries bij de diverse LMS-teams, controleert of die data voldoen aan bepaalde voorwaarden en voert die in in het zogeheten Liffe Database System (LDS), van waaruit de optieseries via XDP en XML worden gepubliceerd. De door Euronext genoemde investeringen hebben betrekking op die laatstgenoemde gegevensverwerkingen. Daaronder vallen dus niet de werkzaamheden van het LMS-team, maar wel de hardware en software die nodig is voor het opslaan en verwerken van gegevens in het LDS en de presentatie daarvan via XDP, de werkzaamheden van het MOS-team met betrekking tot het LDS en XDP, en de ondersteunde diensten van de afdeling IT Services Operations. Die investeringen merkt Euronext terecht aan als databankrechtelijk relevant. Het doel van het databankrecht is immers het bevorderen en beschermen van investeringen in ‘systemen voor de opslag en verwerking van gegevens’ (overweging 12 van richtlijn 96/9/EG en HvJ EG 9 november 2004, C-203/02, ECLI:EU:C:2004:695, William Hill, r.o. 30) en het LDS is onmiskenbaar een systeem voor opslag en verwerking van gegevens.

inbreuk door BinckBank
4.41. Ook BinckBank heeft inbreuk gemaakt op het databankenrecht. BinckBank bestrijdt niet dat een collectie optieseries die nagenoeg volledig overeenstemt met de databank van Euronext op haar server heeft gestaan en online ter beschikking is gesteld aan het publiek. Daarmee staat vast dat BinckBank een substantieel deel van de databank van Euronext heeft opgevraagd en hergebruikt.

misleidende reclame over Smart Execution
4.45.
Niet in geschil is dat BinckBank en TOM, althans TOM Holding en TOM Broker de volgende drie reclame-uitingen hebben gepubliceerd:

Smart Execution leidt altijd tot de beste prijs;
Smart Execution zendt de order naar de beurs met de beste prijs;
Smart Execution levert prijsvoordelen op.
Zoals hierna per uiting zal worden toegelicht moeten deze reclame-uitingen worden aangemerkt als misleidend in de zin van artikel 6:194 BW.

beste prijs
4.49. Dat TOM en BinckBank niet claimen de snelste te zijn, is niet relevant. Zij claimen een bepaald resultaat, te weten uitvoering tegen de beste prijs. Dat zij dat resultaat niet altijd kunnen waarmaken omdat zij niet altijd de snelste zijn, bevestigt de onhoudbaar van die claim.

4.50. Hetzelfde geldt voor het verweer dat het systeem wel heeft gepoogd de transactie tegen de beste prijs te sluiten. De reclame-uiting claimt een resultaat. Goede intenties en inspanningen zijn daarom niet voldoende.

beurs met de beste prijs
4.51. Euronext heeft terecht aangevoerd dat het relevante publiek de uiting dat Smart Execution ertoe leidt dat een order altijd gaat naar de beurs met de beste prijs zo kan opvatten dat het systeem de order van de klant uitvoert op NYSE Liffe Amsterdam als daar de beste prijs beschikbaar is. Vast staat dat die claim onjuist is. Tussen partijen staat vast dat bij Smart Execution de order van de klant op dit moment altijd wordt uitgevoerd op TOM MTF, ook als op NYSE Liffe Amsterdam een betere prijs beschikbaar is. In dat laatste geval laat het systeem een market maker een spiegelorder plaatsen op NYSE Liffe Amsterdam, waarna die market maker op TOM MTF voor dezelfde prijs de order van de klant aanvaardt. Dit verschil is ook relevant voor de klant omdat, zoals hiervoor is vastgesteld, deze werking van het systeem ertoe leidt dat de klant niet altijd de beste prijs krijgt.

prijsvoordeel
4.52. Als onvoldoende bestreden staat vast dat de zinsnede ‘gemiddelde besparing per order: EUR 12,35’ in een uiting van Tom Broker op Facebook bij het publiek de indruk kan wekken dat het genoemde bedrag het gemiddelde prijsverschil tussen alle orders op TOM MTF en NYSE Liffe Amsterdam betreft, in plaats van het gemiddelde prijsverschil van alleen het deel van de orders die een betere prijs kregen op TOM MTF. TOM heeft zelf uitdrukkelijk verklaard dat zij niet uitsluit dat het publiek de uiting zo opvat (paragraaf 43 van de pleitnota). Niet in geschil is dat de uiting in die uitleg onjuist en daarmee misleidend is.