IEF 22175
1 augustus 2024
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke openbaarmaking

 
IEF 22173
1 augustus 2024
Uitspraak

Uitzending Noordkaap onrechtmatig

 
IEF 22170
1 augustus 2024
Uitspraak

WAMCA-procedure door Stichting Farma Ter Verantwoording

 
IEF 14603

UPC hoeft persoonsgegevens van mogelijke pornofilmdownloaders niet af te geven

Vzr. Rechtbank Amsterdam 28 januari 2015, IEF 14603 (Belirex tegen UPC)
Uitspraak ingezonden door Joran Spauwen en Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan. Auteursrecht. Belirex is merkhouder van Inflagranti voor filmwerken van pornografische aard. Belirex verzocht UPC zonder succes tot afgifte van klantgegevens behorende bij door haar opgestelde lijst IP-adressen die deel uitmaken van BitTorrent-netwerken en gebruikt worden om films van Inflagranti te downloaden en aan te bieden. De voorzieningenrechter kan niet zonder meer uitgaan dat Belirex auteursrechthebbende is. Over de werking van de digitale techniek, en de resultaten van het programma dat is gebruik om de IP-adressen te achterhalen, verschillen partijen van mening. De voorzieningenrechter kan niet zonder meer van inbreuk uitgaan. De vorderingen worden afgewezen.

4.8. Belirex stelt dat zij handelt onder de merknaam Inflagranti. De Films waar het hier over gaat zijn gemaakt met behulp van professionele acteurs aan de hand van een vooraf geschreven script. Ook zijn de opnamen gemaakt met behulp van professionele ondersteuning van camerapersoneel en belichting. In een dergelijk geval ontstaat wel een auteursrecht, aldus Belirex.
4.9 De voorzieningenrechter stelt vast dat op grond van hetgeen Belirex heeft gesteld er niet zonder meer van uit kan worden gegaan dat zij auteursrechthebbende is. Wel is vast komen te staan dat Inflagranti een merk is dat eigendom is van Belirex. Ter terechtzitting is echter niet inzichtelijk geworden of de aanduiding "Inflagranti Film Berlin" ziet op een afzonderlijke rechtspersoon dan wel een merkaanduiding is.
4.13. Anders dan UPC is de voorzieningenrechter van oordeel dat het feit dat het in dit geval gaat om het bekijken van pornofilms geen reden is voor extra bescherming. In gevallen waar een inbreukmakende activiteit wordt geconstateerd behoeft de dader geen aanvullende bescherming ingeval het openbaar komen van zijn handelswijze meer dan in andere gevallen als gênant wordt ervaren. Een zodanig gevolg ligt in de risicosfeer van degene die tot een dergelijke illegale activiteit overgaat
IEF 14601

Staking inbreuk modelrechten op schoorsteenkappen

Hof Den Haag 27 januari 2015, IEF 14601; ECLI:NL:GHDHA:2015:90 (Somebo tegen Vesta Air)
Uitspraak ingezonden door Marlies Marlies Wiegerinck en Michiel Rijsdijk, Arnold + Siedsma. Benelux- en Gemeenschapsmodelrechten. De vorderingen van Somebo worden in eerste aanleg [IEF 11917] afgewezen. Dat Vesta Air bij Somebo de vierkante kappen heeft opgehaald om te gaan deponeren bij het BBIE, betekent nog niet en vanwege het vergaande karakter mag niet snel worden aangenomen, dat toestemming voor deponering op naam van Vesta Air werd gegeven. Het hof beveelt Vesta Air om inbreuk op diverse Beneluxmodelrechten te staken en verklaart voor recht dat de modelinschrijvingen 38033-01/02/03 aan Somebo c.s. toekomen. Somebo bewijst genoegzaam dat zij ontwerper is van de Spinner-modellen en deze ex 3.7 lid 1 BVIE kan opeisen. Somebo overlegd twee verklaringen waaruit verhandeling van de twaalfhoekige kap blijkt; het model is daarom ook niet nieuw en ongeldig.

Lees de uitspraak hier (pdf/html

IEF 14600

Chemisch product niet anders van aard door indeling in verschillende klassen

Hof Den Haag 30 december 2014, IEF 14600 (DSM tegen Vion)
Beschikking ingezonden door Marlies Wiegerinck en Michiel Rijsdijk, Arnold + Siedsma. Merkenrecht. VION is merkhouder van gemeenschapswoordmerk VION, DSM heeft voor een jonger Beneluxwoordmerk ZIVION een spoedinschrijving verricht. DSM verzoekt tevergeefs het hof de gedeeltelijke toewijzing van de oppositie van Vion tegen DSMs ZIVION te vernietigen. De waren uit klasse 1 (B) chemische en biochemische producten voor land-,tuin- en bosbouwkundige doeleinden, etc.. zijn tenminste in zekere zin vergelijkbaar aan de ongedierteverdelging, parasietverdelging van de 'VION-klasse 5-waren'. Vanwege de indeling in verschillende klassen bestaat er niet automatisch een verschil in de aard van de waren, ook niet wanneer daarbij het bijvoeglijk naamwoord 'chemisch' ontbreekt, wat niet direct betekent dat er alleen natuurlijke producten zouden zijn. Vordering wordt afgewezen.

5.3. (...) Meer in het bijzonder kan DSM niet worden gevolgd in haar stelling dat, vanwege de indeling in verschillende klassen, er een verschil in de aard van de waren bestaat, in die zin dat alle "ZIVION Klasse 1(B)-waren', ook wanneer daarbij het bijvoeglijk naamwoord 'chemisch' ontbreekt, chemische producten zouden zijn en dat de 'VION Klasse 5-waren' geen chemische maar alleen natuurlijke producten zouden zijn. Niet valt in te zien dat bijvoorbeeld 'micro-organismen als plantbeschermings- en gewasbeschermingsmiddelen' uit de 'ZIVION Klasse 1 (B)-waren' chemisch moeten zijn, en, no minder, dat bijvoorbeeld 'middelen ter verdelging van ongebierte' uit de 'VION Klasse 5-waren' niet chemisch zouden kunnen zijn. Nu het derhalve bij beide warengroepen gaat om (bio)chemische of natuurlijke stoffen die, in de woorden van het Bureau (punt 42 van zijn beslissing), 'worden toegepast op planten en gewassen om die te vrijwaren van ongerechtigheden, om hun groei en meer in het algemeen hun gezondheid te bevorderen' zijn naar het oordeel van het hof wat hun aard betreft de 'ZIVION Klasse 1 (B)-waren' tenminste in zekere zin vergelijkbaar met de in overweging (b) van het Bureau genoemde 'VION klasse 5-waren'.
IEF 14599

Indirecte inbreuk op de tweede medische indicatie van werkzame stof

Hof Den Haag 27 januari 2015, IEF 14599; ECLI:NL:GHDHA:2015:1769 (Novartis tegen Sun Pharmaceutical)
Uitspraak ingezonden door Rutger Kleemans en Arvid van Oorschot, Freshfields Bruckhaus Deringer. Octrooirecht. Preferentiebeleid zorgverzekeraars. Novartis is houdster van EP1296689 voor een 'method of administering bisphosphonates'. De werkzame stof zoledroninezuur is niet langer beschermd in verband met de ziekte van Paget (de eerste indicatie). Sun is marktvergunninghouder voor een generiek geneesmiddel met goedkeuring voor behandeling van de ziekte van Paget. Middels een carve-out is bij het CtBG verzocht om in de SmPC en bijsluiter osteoporose te laten verwijderen. De voorzieningenrechter [IEF 13841] wees de vorderingen van Novartis af, omdat in de conclusie de geclaimde uitvinding niet direct en ondubbelzinnig is geopenbaard in het prioriteitsdocument US 689. De geclaimde uitvinding moet het probleem oplossen en het hof oordeelt dat Novartis wel een beroep op prioriteit van US 689 toekomt. De inventiviteitsaanval van Sun faalt. Het indirecte inbreukverbod wordt toegewezen.

Sun had in het kader van de tender van VGZ duidelijk moeten maken dat het Generieke Product slechts voor de behandeling van de ziekte van Paget bestemd is, en niet voorgeschreven of geleverd mocht worden voor de behandeling van osteoporose (tweede medische indicatie).

Aan alle verzekeringsmaatschappen en ziekenhuizen die een tender hebben uitgeschreven of met wie een overeenkomst is gesloten voor de levering van het Generiek Product, moet een brief gezonden worden.

Beroep op prioriteit van US 689 - nieuwheid
4.1 De maatstaf voor de beoordeling of Novartis een beroep toekomt op de prioriteit van VS 689 is, of in dat document, in zijn geheel beschouwd, de in conclusie 7 van het octrooi geclaimde uitvinding direct en ondubbelzinnig aan de gemiddelde vakman, gebruikmakend van zijn algemene vakkennis, wordt geopenbaard2. De geclaimde uitvinding dient in het prioriteitsdocument nawerkbaar te zijn geopenbaard, in die zin dat aannemelijk dient te zijn dat de geclaimde uitvinding werkt, of in andere woorden: het probleem oplost.

4.21 Het hof is voorshands van oordeel dat niet valt aan te nemen dat de gemiddelde vakman op de prioriteitsdatum door een van deze publicaties, niettegenstaande zijn kennis van voornoemd werkingsmechanisme van bisfosfonaten, ertoe zou worden aangezet een interval van een jaar te hanteren bij de behandeling van osteoporose. Ze bevestigen veeleer de heersende opvatting dat bisfosfonaten ten minste eenmaal per botremodelleringscyclus (die 3-4 maanden duurt) moeten worden toegediend. De enkele omstandigheid dat er wellicht een sterke behoefte bestond om de doseringsfrequentie terug te brengen is onvoldoende.

4.27 De slotsom is dat de inventiviteitsaanval van Sun, net als overigens in de Engelse procedure, niet slaagt.

4.36 Sun heeft ook onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij er moeite voor heeft gedaan om VGZ ervan te overtuigen dat zij haar tender anders diende in te richten om inschrijving door Sun mogelijk te maken met respectering van de octrooirechten van Novartis, bijvoorbeeld door de tender voor zoledroninezuur voor de toepassing van osteoporose enerzijds en voor de toepassing voor Paget anderzijds te scheiden. Indien VGZ voor dat argument ongevoelig zou zijn (geweest) en de wijze van inrichting van de tender het Sun onmogelijk zou maken daarop in te schrijven, dan is dat een omstandigheid die Sun aan VGZ moet tegenwerpen. Het levert Sun evenwel niet een vrij brief op om inbreuk te maken op octrooirechten van Novartis.

4.37 De slotsom is dat het hof voorshands van oordeel is dat 5cm indirect inbreuk maakt op het Octrooi in de zin van art. 73 jo.70 ROW.

4.3$ Het door Novartis gevorderde indirecte inbreukverbod komt voor toewijzing in aanmerking. Het standpunt van Sun dat een dergelijk verbod in strijd zou zijn met het Nederlandse of Europese mededingingsrecht wordt verworpen. Vooropgesteld moet worden dat de vrijheid van Sun om haar Generieke Product aan te bieden en te leveren voor de behandeling van de ziekte van Paget door het door Novartis verzochte verbod om indirecte inbreuk te maken op haar octrooi niet wordt aangetast. Dat een dergelijk verbod er in de praktijk toe zou kunnen leiden dat de levering van het Generieke Product voor de behandeling van de ziekte van Paget wordt bemoeilijkt is een gevolg van de door VGZ gehanteerde wijze van vergoeding van geneesmiddelen aan haar verzekerden — zolang VGZ er voor zou kiezen het thans door haar gehanteerde preferentiebeleid onverkort toe te passen — en beperkt tot de verzekerden van VGZ. Het is niet een omstandigheid waarop Novartis enige invloed heeft of die aan haar valt toe te rekenen. Het opleggen van een algemeen verbod om indirecte inbreuk te maken is daarenboven niet te kwalificeren als een mededingingsrechtelijk ontoelaatbare afspraak, maar als de handhaving van een wettelijk monopolie door Novartis op grond van de aan haar toegekende octrooirechten. Dat Novartis misbruik maakt van een machtspositie door haar octrooirechten jegens Stin te handhaven is door Sun niet voldoende gemotiveerd gesteld.

4.43 Het gevorderde gebod een brief te zenden aan alle verzekeringsmaatschappen en ziekenhuizen die een tender hebben uitgeschreven of met wie een overeenkomst is gesloten voor de levering van Generiek Product, zal worden toegewezen in de vorm zoals hierna geformuleerd. (...)

Lees de uitspraak (pdf/html)

Op andere blogs:
BirdBuzz

IEF 14598

HvJ EU: Rechter bevoegd over website onder het topleveldomein van een andere lidstaat

HvJ EU 22 januari 2015, IEF 14598 (Pez Hejduk tegen EnergieAgentur.NRW)
Procesrecht. Bijzondere bevoegdheden ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad. Auteursrechten. Content in gedematerialiseerde vorm. Op internet plaatsen. Bepaling van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Rechter is bevoegd als website kan worden geraadpleegd in het rechtsgebied van de aangezochte rechter. Beperkte schadetoewijzing tot schade die is veroorzaakt op het grondgebied van eigen lidstaat. Hof verklaart voor recht:

Artikel 5, punt 3, van EEX-Vo moet aldus worden uitgelegd dat de aangezochte rechter, als rechter van de plaats waar de schade is ingetreden, bevoegd is om kennis te nemen van een aansprakelijkheidsvordering waarmee wordt aangevoerd dat de door de lidstaat van die rechter gewaarborgde auteursrechten en naburige rechten van de auteursrechten zijn geschonden doordat beschermde foto’s beschikbaar zijn gesteld op een website die in het rechtsgebied van deze rechter kon worden geraadpleegd. Deze rechter mag slechts uitspraak doen over de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van zijn eigen lidstaat.

Gestelde vraag:

Moet artikel 5, punt 3, van verordening [nr. 44/2001] aldus worden uitgelegd dat in een geding inzake de schending van naburige rechten van het auteursrecht die erin bestond dat een foto kon worden bekeken op een website die werd geëxploiteerd onder het topleveldomein van een andere lidstaat dan die waar de houder van de rechten zijn woonplaats heeft, enkel de gerechten bevoegd zijn van:
–  de lidstaat waar de vermeende inbreukpleger is gevestigd, en
–  de lidstaat of lidstaten waarop de website volgens de inhoud ervan gericht is?

Zie eerder Conclusie AG IEF 14196 en prejudiciële verwijzing IEF 13169.

IEF 14596

Vlaanderen Muziekland is voeging van plaatsnaam en neologisme

Hof van beroep Brussel 14 januari 2015, IEF 14596 (De TV-Makers tegen BBIE)
Merkenrecht. Het beroep strekt tot vernietiging van de beslissing van het BBIE om het woordmerk 'VLAANDEREN MUZIEKLAND' te weigeren vanwege het beschrijvend karakter en aanduiding van de herkomst. Het woord 'muziekland' bestaat niet in het Nederlands, het gaat om een neologisme dat door De TV-makers is bedacht. Het gaat om een voeging van een plaatsnaam (Vlaanderen) en een neologisme (muziekland) die wel degelijk ongewoon is, berust op fantasie en ongetwijfeld iets 'extra' bezit ten aanzien van de individuele woorden. Het merk wordt ingeschreven.

31. In het onbestaande woord 'muziekland' zal het doelpubliek weliswaar de onderdelen 'muziek' en 'land' herkennen.

Evenwel heeft het woord 'muziek' verschillende betekenissen (gaande van het geordende klankengeheel, over de partituur hiervan tot de uitvoering) en dat is niet anders voor de term 'land' (gaande van vaste bodem, over afgebakend territorium tot de volksgemeenschap in het territorium).

Het zijn telkens betekenissen die in bepaalde opzichten wel raakpunten kunnen hebben, maar waarvan in het voorliggende geval geen enkele a priori een spontane cognitieve reflex in de zin van één van de betekenissen zal opwekken. Dit is ook niet het geval wanneer die woorddelen worden gepercipieerd in samenhang met het woord 'Vlaanderen'.

Het gaat derhalve om een voeging van een plaatsnaam en een neologisme die wel degelijk ongewoon is, berust op fantasie, en ongetwijfeld iets 'extra' bezit ten aanzien van de individuele woorden, waarvan er één zelfs niet tot die woordenschat van de Nederlandse taal behoort.
32. (...) Op zich heeft het teken een uitgesproken abstract karakter ten aanzien van alle geclaimde waren uit de klassen 9 en 16: er valt direct en concreet verband te leggen tussen die waren en het teken. Ten aanzien van de geclaimde diensten uit klasse 41 ligt het enigszins anders nu voor ieder van die vijf diensten het onderdeel 'muziekland' kan refereren aan een 'muzikale' dimensie.

Hoe dan ook blijft dat het ongewone teken gemakkelijk in het geheugen blijft hangen en de gemiddelde consument zal op basis van dat teken zich gemakkelijk een positieve of negatieve ervaring herinneren met het oog op aankoop- of vermijdingsgedrag en aldus de betrokken waren en diensten kunnen identificeren als afkomstig van de onderneming
IEF 14595

Inzage in documentselectie voor de beslagene

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 8 oktober 2014, IEF 14595; ECLI:NL:RBNNE:2014:6775 (Voith tegen Econvert)
Bewijsbeslag. De voorzieningenrechter veroordeeld Econvert om Voith inzage te verlenen in en afschrift te geven van de bescheiden die zijn geïnspecteerd. In hoger beroep: Documentselectie was niet door beslagene vooraf ingezien; IEF 14500.

De voorzieningenrechter veroordeelt in conventie Econvert en [A] om binnen 3 werkdagen na de betekening van dit vonnis Voith c.s. inzage te verlenen in en afschrift te verschaffen van alle bescheiden die in het kader van het in deze dagvaarding genoemde bewijsbeslag door de deurwaarder zijn geselecteerd op de term "R2S" én visueel zijn geïnspecteerd (de "ultra-ultra kleine doos"),

en in reconventie: veroordeelt Voith c.s. binnen drie dagen na dit vonnis, alle in het kader van het op 20 augustus 2014 gelegde bewijsbeslag verkregen informatie - ongeacht of de informatie in digitale vorm is verkregen of op enige andere gegevensdrager staat - te (laten) vernietigen voor zover deze niet de "ultra ultra kleine doos" betreft,
IEF 14594

Nieuw hoofdstuk BVIE procedure tot nietig- of vervallenverklaring bij het BBIE

BVIE hoofdstuk 6bis, 27 januari 2015, Trb. 2015-13

Artikel 2.30bis. Instellen van de vordering
1. Een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring van de inschrijving van een merk kan bij het Bureau worden ingediend:
a. door iedere belanghebbende:
i. op basis van de in artikel 2.28, lid 1, sub a, b, c, d en e genoemde gronden. Wanneer de vordering is gebaseerd op de sub b, c en d genoemde gronden, kan het Bureau oordelen dat het merk na inschrijving door gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen.
ii. op basis van de in artikel 2.26, lid 2, genoemde gronden, binnen de grenzen van artikel 2.27, lid 2.
b. door de deposant of houder van een ouder merk tegen een merk dat:
i. in rangorde na het zijne komt, overeenkomstig artikel 2.3, binnen de grenzen van de artikelen 2.27, lid 4, en 2.29, of
ii. verwarring kan stichten met zijn algemeen bekend merk in de zin van artikel 6bis van het Verdrag van Parijs, binnen de grenzen van artikel 2.28, lid 3, sub b.
2. De op lid 1, sub b, van dit artikel gebaseerde vordering kan tevens worden ingediend door de licentiehouder, indien hij daartoe van de merkhouder toestemming heeft verkregen. Zij kan op een of meer oudere merken berusten.
3. De vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring wordt pas geacht te zijn ingesteld, nadat de verschuldigde rechten zijn betaald.
Artikel 2.30ter. Verloop van de procedure

1. Het Bureau behandelt de vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring binnen een redelijke termijn overeenkomstig de bepalingen vastgelegd in het uitvoeringsreglement en met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.
2. De procedure wordt opgeschort:
a. wanneer de vordering is gebaseerd op artikel 2.30bis, lid 1, sub b, en het oudere merk:
i. nog niet is ingeschreven;
ii. onverwijld is ingeschreven overeenkomstig artikel 2.8, lid 2, en het voorwerp is van een weigeringsprocedure op absolute gronden of een oppositie;
iii. het voorwerp is van een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring;
b. wanneer het betwiste merk:
i. nog niet is ingeschreven;
ii. onverwijld is ingeschreven overeenkomstig artikel 2.8, lid 2, en het voorwerp is van een weigeringsprocedure op absolute gronden of een oppositie;
iii. het voorwerp is van een gerechtelijke vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring;
c. op gezamenlijk verzoek van partijen;
d. indien de opschorting om andere redenen passend is.
3. De procedure wordt afgesloten:
a. wanneer verweerder niet reageert op de ingestelde vordering. In dit geval wordt hij geacht afstand te hebben gedaan van zijn rechten op de inschrijving en wordt deze doorgehaald;
b. wanneer aan de vordering de grondslag is ontvallen hetzij omdat zij is ingetrokken, hetzij omdat de inschrijving waartegen de vordering is ingesteld is vervallen;
c. wanneer de vordering is gebaseerd op artikel 2.30bis, lid 1, sub b, en:
i de indiener niet langer de hoedanigheid heeft om op te kunnen treden, of
ii. het oudere merk niet meer geldig is, of
iii. de indiener binnen de gestelde termijn geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat het recht op zijn merk niet ingevolge het ontbreken van normaal gebruik van het merk, zonder geldige reden, in de zin van dit verdrag dan wel in voorkomend geval van de Gemeenschapsmerkenverordening, vervallen kan worden verklaard.
In deze gevallen wordt een deel van de betaalde rechten gerestitueerd.
4. Nadat het onderzoek van de vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring is beëindigd, neemt het Bureau zo spoedig mogelijk een beslissing. Indien de vordering gegrond bevonden wordt, haalt het Bureau de inschrijving geheel of gedeeltelijk door. In het tegengestelde geval wordt de vordering afgewezen. Van de beslissing geeft het Bureau onverwijld schriftelijk kennis aan partijen, onder vermelding van het in artikel 1.15bis genoemde rechtsmiddel tegen die beslissing. De beslissing van het Bureau wordt eerst definitief nadat ze niet meer vatbaar is voor enig rechtsmiddel. Het Bureau is geen partij bij een beroep tegen zijn beslissing.
5. De in het ongelijk gestelde partij wordt in de kosten verwezen. Deze worden vastgesteld conform het bepaalde in het uitvoeringsreglement. De kosten zijn niet verschuldigd indien de vordering gedeeltelijk toegewezen wordt. De beslissing van het Bureau tot vaststelling van de kosten vormt executoriale titel; de gedwongen tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen die van kracht zijn in de staat van executie.
Artikel 2.30quater. Vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring van internationale depots

1. Tegen een internationaal depot waarvan is verzocht de bescherming uit te strekken tot het Benelux-gebied kan een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring worden ingesteld bij het Bureau. De artikelen 2.30bis en 2.30ter zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Het Bureau geeft onverwijld schriftelijk kennis aan het Internationaal Bureau van de ingediende vordering, onder vermelding van het bepaalde in de artikelen 2.30bis en 2.30ter, evenals de daarop betrekking hebbende bepalingen uit het uitvoeringsreglement.”
IEF 14593

Kantonrechter niet bevoegd bij eis rectificatie van verhuurbemiddelaars

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 16 januari 2015, IEF 14593 (eisers tegen AvroTros)
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam en Nils Winthagen, Van Kaam. Mediarecht. Procesrecht. Eiseres bemiddelen in de huursector. AvroTros Radar heeft aandacht besteed aan huurbemiddelaars die voor zowel verhuurder als aspirant-huurder bemiddelingswerkzaamheden verricht. De bij de aspirant-huurder in rekening gebrachte bemiddelingskosten zijn aangemerkt als onterecht betaalde bemiddelingskosten welke teruggevorderd kunnen worden op radar.tv is een voorbeeldbrief beschikbaar. Eisers vorderen rectificatie. De kantonrechter verklaart zich onbevoegd omdat er sprake is van subjectieve cumulatie van vorderingen namens vijftiental eisers en er sprake is van schade van onbepaalde waarde dan wel vele malen hoger dan €25.000.

4.1. Bij dagvaarding hebben een vijftiental eisers een vordering ingesteld tegen een tweetal gedaagden. Dit betekent dat in deze zaak in ieder geval sprake is van een subjectieve cumulatie van vorderingen. Anders dan bij een objectieve cumulatie van vorderingen kent de wet geen bijzondere regel om de competentie om de competentie bij subjectieve vorderingen te bepalen. In het onderhavige geval is dan ook als uitgangspunt dat voor iedere eiser afzonderlijk de bevoegdheid van de rechter moet worden vastgesteld.

4.3. De kantonrechter volgt eisers niet in de stelling dat het gevorderde moet worden aangemerkt als een aardvordering als bedoeld in artikel 93 aanhef en onder c. Rv (vorderingen uit hoofde van huur). De door eisers ingestelde vordering tot rectificatie èn de vordering tot betaling van een voorschot op de geleden en nog te leiden schade zijn immers gebaseerd op een door gedaagden gepleegde onrechtmatige daad als bedoeld in 6:162 BW, te weten de door eisers gestelde onrechtmatige uitlatingen. Tussen partijen bestaat ook geen enkele huurverhouding. De kantonrechter kan zijn bevoegdheid dan ook niet verlenen aan het bepaalde in art. 254 lid 5 Rv.

4.5. De vordering tot rectificatie dient te worden aangemerkt als een vordering van onbepaalde waarde. (...)

4.6. De mededeling zijdens eisers dat de schade 'vele malen hoger is dan €25.000,--' betekent tevens dat de in kort geding tot €25.000,-- beperkte geldvordering gegrond is op een rechtstitel met een belang dat meer dan €25.000,-- is. Nu gedaagden tevens verweer tegen de rechtstitel voeren is de kantonrechter ook om die reden niet bevoegd (art. 93 aanhef en onder a. Rv). Dit geldt te meer nu niet gesteld is dat het totale beloop of de totale waarde van de vorderingen van één afzonderlijke eiser(es) geen hogere waarde vertegenwoordigt dan €25.000,--.
IEF 14579

Update IE-Diner 2015, met tafelspeeches van...

VOL Op donderdag 29 januari 2015 (traditioneel de laatste donderdag van januari) organiseert deLex, uitgever van IE-Forum.nl, het achtste IE-Diner, in de Industrieele Groote Club op de Dam in Amsterdam. Wilt u ook aanschuiven? Meld u dan aan bij Claudia Zuidema, czuidema@delex.nl of via www.delex.nl. Er zijn nog maar enkele helaas geen plaatsen meer beschikbaar.

De tafelspeeches worden verzorgd door:

  • Michel Bonneur, Hof Den Haag
  • Eric De Gryse, Simont Braun
  • Marlous Stal-Hilders, NLO Shieldmark
  • Michiel van Kleef, Mr.
  • en Dirk Visser, Universiteit Leiden/Klos Morel Vos & Schaap, met een belangrijke aankondiging.

De heer Toon Huydecoper, oud-advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, is onze ceremoniemeester.

 

Volgend jaar: laatste donderdag in januari: 28 januari 2016!