IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 12492

De naam Theorieshop is verwarrend en daarmee onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 12 maart 2013, LJN BZ5364 (Test & Drive V.O.F. tegen gedaagde h.o.d.n. Autorijschool)

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Verwarringsgevaar. Test & Drive houdt zich bezig met het uitgeven en ontwikkelen van lesmateriaal voor het Nederlands theorie-examen voor de brommer, motor en auto. Zij biedt haar lesmateriaal sinds 10 maart 2004 aan via de website theorieshop.nl. Gedaagde drijft een autorijschool en handelt sinds 2005 eveneens in lesmateriaal voor het theorie-examen. In maart 2012 heeft gedaagde de domeinnamen theorieshop.com en autotheorieshop.nl geregistreerd, waarna hij op de website van theorieshop.com onder de naam ‘Theorieshop’ een internetwinkel (webshop) is gestart waarmee hij voornoemd lesmateriaal te koop aanbiedt. In november 2012 heeft gedaagde de domeinnaam theorie-shop.com geregistreerd, welke eveneens als autotheorieshop.com doorlinkt naar de domeinnaam theorieshop.com en de daarop aanwezige webshop.

De vraag centraal in dit geschil is of de door gedaagde gevoerde handels- en domeinnamen, in hun geheel beschouwd, een dermate grote gelijkenis vertonen met de handels- en domeinnaam van Theorieshop.nl van eiseres dat een reëel gevaar voor verwarring te duchten valt.

Theorieshop.com en theorie-shop.com
Volgens de voorzieningenrechter zijn de handels- en domeinnamen theorieshop.com en theorie-shop.com van gedaagde (nagenoeg) identiek aan die van Test & Drive. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt door het voeren van dezelfde handels- en domeinnaam door gedaagde verwarring te duchten zijn bij het publiek, zodat in beginsel sprake is van inbreuk op art. 5 Handelsnaamwet. De vermelding van de naam Theorieshop op de website van gedaagde is bovendien verwarrend en daarmee onrechtmatig jegens Test & Drive.

Autotheorieshop.nl
De woorden 'theorie' en 'shop' hebben slechts een zwak onderscheidend vermogen zodat voor het overige een grote gelijkenis nodig is voor verwarringsgevaar. De domeinnaam autotheorieshop.nl maakt volgens de voorzieningenrechter een zodanig afwijkende indruk dat er geen verwarringsgevaar te duchten valt. De totaalindruk die  de naam Autotheorieshop wekt is desalniettemin voldoende anders dan de handelsnaam van Test & Drive. Er is geen sprake van een inbreuk.

Theorieshop.com en theorie-shop.com
4.7.  Niet in geschil is dat [gedaagde] via de domeinnaam theorieshop.com (alsmede via de domeinnaam theorie-shop.com) tot voor kort de handelsnaam ‘Theorieshop’ voerde voor haar onderneming in lesmateriaal voor het Nederlands theorie-examen voor de brommer, motor en auto. Deze handelsnaam en de handels- en domeinnamen theorieshop.com en theorie-shop.com van [gedaagde] zijn (nagenoeg) identiek aan die van Test & Drive; slechts de extensie ‘.com’ en het koppelstreepje wijken immers af van de handelsnaam van Test & Drive. Naar eigen zeggen voert [gedaagde] deze handelsnaam niet pas sinds zijn registratie van de desbetreffende domeinnamen, maar al sinds 2005, in welk jaar hij een winkelpand in Krommenie onder die naam opende. Wat daarvan ook zij, ook dan is hij de latere gebruiker van de handelsnaam ‘Theorieshop’, nu Test & Drive die handelsnaam immers al sinds 2004 voert. Bovendien gebruiken partijen deze handelsnaam thans ter aanduiding van ondernemingen die naar hun aard eveneens identiek zijn, en zijn partijen beide via hun op Nederland gerichte website actief in het hele land. Dat alles maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat met het voeren van diezelfde handels- en domeinnaam door [gedaagde] bij het publiek verwarring valt te duchten met de onder tevens onder die handelsnaam gedreven onderneming van Test & Drive, zodat in beginsel sprake is van inbreuk op artikel 5 Hnw.

4.9.  Zoals eerder overwogen is van het voeren van een handelsnaam voor een onderneming in de zin van artikel 1 jo. 5 Hnw eerst sprake, indien die naam ter aanduiding van die onderneming in het handelsverkeer wordt gebruikt. Met [gedaagde] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het enkele gebruik van de naam ‘Theorieshop’ nog niet het voeren van die naam als handelsnaam met zich brengt. Uit de door [gedaagde] op de website van de domeinnaam theorieshop.com weergegeven tekst valt immers op te maken dat [gedaagde] de naam Theorieshop juist niet meer gebruikt als aanduiding voor haar onderneming in het handelsverkeer, zodat hij de handelsnaam Theorieshop thans niet (meer) voert. Bij die stand van zaken is (op dit moment) dan ook geen sprake van inbreuk op artikel 5 Hnw. Daar staat echter tegenover dat het risico op een nieuwe inbreuk niet denkbeeldig is. Weliswaar heeft [gedaagde] bij brief van 22 januari 2013 van zijn rechtsbijstandverzekeraar (2.6) medegedeeld het gebruik van de handelsnaam Theorieshop te zullen staken, maar slechts ‘onder protest en zonder erkenning van aansprakelijkheid’. Ook heeft [gedaagde] de door hem geregistreerde domeinnamen theorieshop.com en theorie-shop.com niet aan Test & Drive overgedragen, zodat ook daarmee het risico van een hernieuwde inbreuk dreigt. Gezien de eerdere inbreuk door [gedaagde], is de vermelding van de naam Theorieshop op de website van [gedaagde] bovendien verwarrend, en daarmee (tevens) onrechtmatig jegens Test & Drive.

Autotheorieshop.nl
4.12.  Zoals in r.o. 4.5 overwogen hebben de woorden ‘theorie’ en ‘shop’ slechts een zwak onderscheidend vermogen, zodat voor het overige een grote gelijkenis nodig is voor verwarringsgevaar. In zijn geheel bezien maakt de domeinnaam autotheorieshop.nl een zodanig afwijkende indruk dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen gevaar voor verwarring valt te duchten. De handelsnaam waaronder Test & Drive haar onderneming drijft is immers niet ‘Autotheorieshop’, maar ‘Theorieshop’. Bovendien is de domein- en handelsnaam autotheorieshop.nl als gevolg van de toevoeging van het woord ‘auto’ auditief niet langer (geheel) overeenstemmend met de handels- en domeinnaam theorieshop.nl. Weliswaar hebben beide namen een overeenkomstig deel, welk deel bestaat uit de volledige handelsnaam van Test & Drive, maar de totaalindruk die de naam Autotheorieshop wekt is desalniettemin voldoende anders (en daarnaast overigens meer beschrijvend voor de handel in lesboeken voor het theorierijvaardigheidsbewijs) dan de handelsnaam van Test & Drive. Daar komt bij dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] met de domeinnaam autotheorieshop.nl tevens de handelsnaam Autotheorieshop.nl heeft gevoerd voor zijn onderneming, zodat reeds om die reden van een inbreuk geen sprake is. Voor zover de vordering ziet op staken van het gebruik van en overdracht van de handels- en domeinnaam autotheorieshop.nl, zal deze vordering dan ook worden afgewezen.

IEF 12491

Wetsvoorstel tot wijziging Mediawet 2008 genoegzaam voorbereid

Verslag van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de Wijziging van de Mediawet 2008, Kamerstukken II 2012-2013, 33541, nr. 5

Een korte vermelding: De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
    Inhoud:

    I.    ALGEMEEN  
    1. Naar een efficiënte en bestuurbare publieke omroep
    2. Kort overzicht van maatregelen
    – Hergroepering van omroepen  
    – Budgetverdeling
    – NTR
    – Kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag
    3. Redenen voor wetswijziging
    4. Uitgangspunten voor een vernieuwd omroepbestel
    5. Organisatie landelijke publieke omroep
    5.1. Erkende omroeporganisaties
    5.1.1. Samenwerkingsomroep
    – Programmatische activiteiten en nevenactiviteiten
    – Leden
    – Vermogen en reservevorming
    5.1.2. Omroepverenigingen vertegenwoordigd in een samenwerkingsomroep
    5.1.3. Zelfstandige omroepverenigingen
    5.2. Procedure voor de aspiranten PowNed en WNL
    5.3. Nieuwkomers
    5.4. De 2.42-omroepen
    5.5. NTR
    6. Financiering landelijke publieke omroep
    6.1. Overwegingen voor een nieuwe financieringssystematiek
    6.2. Uitwerking
    – Basisbudget
    – Budgetvaststelling samenwerkingsomroepen
    – Fusiebonus
    – Budgetvaststelling nieuwkomers
    6.3. programmabudget raad van bestuur NPO
    7. Overige publieke omroep
    7.1. Lichtere visitatieprocedure
    7.3. Publiek-private samenwerking
    8. Muziekcentrum van de omroep (MCO)
IEF 12490

Gebruik van de extra "s" in handelsnaam en domeinnaam

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 26 maart 2012, zaaknr. C/13/536609 / KG ZA 13-226 (X hodn Holland Destination Travel Service tegen Holland Destination Services B.V.)

Holland, Amsterdam surroundingUitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap.

Handelsnaamrecht. Gebruikelijke woordengroep ´Holland Destination´ in de reisbranche. Domeinnaam overdracht.

Eiseres drijft sinds februari 1996 de onderneming Holland Destination Travel Service als dienstverlener van activiteiten en faciliteiten van verblijf voor (zakelijke) toeristen binnen de Benelux. Gedaagde doet dit sinds november 2012 onder de handelsnaam Holland Destination Service(s) en via bijna dezelfde websites als eiseres, met een extra "s" op het eind. Hoewel Y vlak voor de zitting te kennen heeft gegeven dat voor de vennootschap voortaan de naam HDSHolland zal worden gebruikt, is ter zitting gebleken dat daartoe door gedaagden nog geen concrete stappen zijn genomen.

De vennootschap heeft met de door haar gebruikte handelsnaam onvoldoende het verwarringsgevaar weten te voorkomen. Het gebruik van de extra "s" doet daar niet aan af. Gedaagden hebben aangevoerd dat, doordat in de reisbranche in handelsnamen vaker de woorden Holland Destination in die volgorde worden gebruikt, deze woordcombinatie niet onderscheidend is te noemen en door eiseres niet kan worden geclaimd. Dit standpunt wordt niet gevolgd. De handelsnaam moet in zijn geheel worden bezien en de door de vennootschap gebruikte woordcombinatie wijkt onvoldoende af van de handelsnaam van eiseres.

Vooralsnog is onvoldoende aannemelijk dat het gebruik van de (aangekondigde) handelsnaam HDSHolland in strijd is met artikel 5 Hnw. De handelsnamen Holland Destination Travel Service en HDSHolland zijn daarvoor te verschillend.

Met de domeinnamen wordt handelsnaaminbreuk gepleegd. Het aanbod de websites op zwart te zetten of (tijdelijk) niet gebruiken van de domeinnamen biedt echter onvoldoende waarborg tegen voornoemd onrechtmatig handelen. Gedaagde dient de domeinnamen om niet en zonder restricties over te dragen.

4. 7. Gedaagden hebben verder nog aangevoerd dat zij er mede doordat Holland Destination Travel Service geen gebruik maakt van een website niet van op de hoogte waren dat deze handelsnaam werd gevoerd. Zij stellen hun handelsnaam te hebben gekozen zonder dat zij wisten dat eiseres de handelsnaam Holland Destination Travel Service al gebruikte. Vooropgesteld wordt dat het voor een geslaagd beroep op handelsnaaminbreuk niet uitmaakt of degene die daarop wordt aangesproken op de hoogte was van het bestaan van de oudere handelsnaam op grond waarvan de bescherming wordt ingeroepen. Overigens merkt de voorzieningenrechter op dat gedaagden op diverse andere manieren hadden kunnen onderzoeken of de handelsnaam die zij voor de vennootschap wensten te gebruiken nog kon worden gebruikt. Zo hadden zij ook de Kamer van Koophandel of Google kunnen raadplegen.

4.8. Op grond van het voorgaande is aannemelijk geworden dat de handelsnaam Holland Destination Service(s) door de vennootschap in strijd met artikel 5 Hnw wordt gevoerd. Nu de vordering onder i) op deze - primaire - grondslag zal worden toegewezen, behoeft de subsidiaire grondslag, onrechtmatige daad, geen verdere bespreking. De vordering zal worden toegewezen. met dien verstande dat de vennootschap zal worden geboden het gebruik van de handelsnamen Holland Destination Service en Holland Destination Service(s) te staken en gestaakt te houden. Nu het enige tijd kan vergen voordat aan het gebod kan worden voldaan, zal de termijn op veertien dagen worden gesteld.

Domeinnaam
4.11 (...) Aannemelijk is derhalve dat door het gebruik van deze naam door de vennootschap in strijd met artikel 5 Hnw inbreuk wordt gemaakt op de handelsnaam Holland Destination Travel Service. De omstandigheid dat eiseres zelf nog niet tot het registeren van een domeinnaam is overgegaan doet aan het voorgaande niet af.

4.12 (...) Gedaagde heeft ter zitting zich nog bereid getoond de domeinnamen op zwart te zetten. Het enkele (tijdelijk) niet gebruiken van de domeinnamen biedt echter onvoldoende waarborg tegen voornoemd onrechtmatig handelen.

Op andere blogs:
DomJur 2013-953 (Holland Destination Travel Service - Holland Destination Services B.V.)

IEF 12489

Staking van hostingproviderdiensten voor namaaksites creëert een juist evenwicht

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank Den Haag 25 maart 2013, KG RK 13-629 (Merkhouders tegen Elcatel Ltd.)

Tip ingezonden door Thomas de Weerd, Houthoff Buruma.

Ex parte. Counterfeit. Namaak. 2.22 lid 6 BVIE. 6:196c BW. REACT, the Anti-Counterfeiting Network.

Uit't verzoekschrift: (aangepaste) verzoek tegen hosting provider Ecatel tot beëindigen van diensten waarmee inbreuk wordt gemaakt op rechten van de Merkhouders. In het bijzonder ziet het verzoek op het afsluiten van een groot aantal websites waarop counterfeit producten worden aangeboden.

Van belang is dat de meeste hosting providers rechten inzake de intellectuele eigendom respecteren en evident inbreukmakende websites na melding afsluiten. Slechts een handvol hosting providers nemen dergelijke meldingen niet serieus. De voorzieningenrechter: De in het verzoekschrift genoemde omstandigheden, waaronder de stelling dat het gaat om counterfeit producten en de aangevoerde problemen bij het aanspreken van de beheerders van de websites op de inbreuken, maken naar voorlopig oordeel dat toepassing van die bevoegdheid in dit geval een juist evenwicht creëert tussen de rechten van verzoeksters, gerekwestreerde en de beheerders van de websites (r.o. 2.4).

Verder uit 't verzoekschrift
Juridisch kader:
III.1. Artikel 2.22 lid 6 BVIE
III.2. Proportionaliteit en subsidiariteit
III.3. Het ontbreken van algemene voorwaarden van Ecatel
III.4. Aansprakelijkheidsbepalingen niet van toepassing bij verbod
III.5. Exparte bevel is mogelijk tegen een tussenpersoon

III.3. Het ontbreken van algemene voorwaarden van Ecatel
76. Tekenend voor de houding van Ecatel is dat het onmogelijk is te achterhalen wat haar algemene voorwaarden zijn. Op haar website biedt zij twee links aan naar haar Terms and conditions. Klikken op zowel de link in het navigatiemenu aan de linkerkant als op de link in de footer levert echter een foutmelding op.

III.4. Aansprakelijkheidsbepalingen niet van toepassing bij verbod
77. Aansprakelijkheid van de hosting provider is in deze zaak niet aan de orde. Artikel 6:196c lid 5 BW staat het verbod tegen de (hosting) provider uitdrukkelijk toe, onafhankelijk van diens aansprakelijkheid. Overigens is Ecatel op de hoogte gesteld van de inbreuken op de Counterfeit Websites en spreken de inbreuken voor zich. Ecatel kan zich zodoende niet beroepen op de uitsluiting van aansprakelijkheid die art. 6:196c lid 4 biedt. Verwezen wordt naar de hierboven reeds genoemde rechtspraak betreffende The Pirate Bay.

De Voorzieningenrechter:
2.4. Ook is voorshands voldoende aannemelijk dat de genoemde websites worden gehost door gerekwestreerde. Dat brengt naar voorlopig oordeel mee dat gerekwestreerde kan worden aangemerkt als een tussenpersoon wiens diensten worden gebruikt om de genoemde inbreuken te maken in de zin van artikel 2.22 lid 6 BVIE en dat dus een bevel kan worden uitgevaardigd tot staking van die diensten. De in het verzoekschrift genoemde omstandigheden, waaronder de stelling dat het gaat om counterfeit producten en de aangevoerde problemen bij het aanspreken van de beheerders van de websites op de inbreuken, maken naar voorlopig oordeel dat toepassing van die bevoegdheid in dit geval een juist evenwicht creëert tussen de rechten van verzoeksters, gerekwestreerde en de beheerders van de websites.

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Opnieuw sluiting counterfeit sites op verzoek van bekende horlogemerken)
Webwereld (Ex-parte verbod tegen hoster Ecatel om namaaksites)

IEF 12488

Niet onrechtmatig gehandeld door te imiteren

Rechtbank oost-Nederland, locatie Almelo 20 maart 2013, LJN BZ5508 (European Royalty Operations B.V. tegen gedaagden en Stichting Dierenfonds)

Onvoldoende bewijs. Geen onrechtmatig handelen door kopiëren van activiteit, gelijke locaties te kiezen en door uitstraling kleding en marketingtools.

Eiseres drijft een onderneming die zich onder meer bezig houdt met het verrichten van activiteiten om gelden te verwerven voor fondsen en goede doelen. Gedaagden ontplooien vrijwel identieke activiteiten bij de Stichting Dierentoekomst en Stichting Dierenfonds. Gedaagde sub 2 heeft niet weersproken dat hij een arbeidsovereenkomst met een concurrentiebeding met eiseres heeft gesloten en dat hij dit beding heeft overtreden. De vordering wordt toegewezen.

Eiseres stelt dat sprake is van het kopiëren van activiteiten, gebruik van gelijke locaties en gelijke uitstraling van bijvoorbeeld kleding en marketingtools. Beide stichtingen maken gebruik van door eiseres ontwikkelde werkwijzes, lay-out, standaarddocumenten, enzovoorts.. Uit de vrijheid van handel en bedrijf volgt dat het afhandig maken van cliënten en/of opdrachten van een concurrent in beginsel niet onrechtmatig is, maar enkel door bijkomende omstandigheden dat kan worden. Dat gedaagden sub 1 en 3 onrechtmatig hebben gehandeld door eiseres te imiteren, is onvoldoende bewezen. Stichting Dierenfonds heeft duidelijk haar identiteit kenbaar gemaakt aan het winkelend publiek. De vordering wordt jegens sub 1 en 3 afgewezen.

4.6. Kernvraag is of gedaagden sub 1 en 3 onrechtmatig jegens eiseres hebben gehandeld door haar te imiteren zoals eiseres stelt. Door eiseres te imiteren hebben gedaagden sub 1 en 3 volgens eiseres gepoogd om te profiteren van haar bedrijfsdebiet. De eerste vraag is dan of het profiteren van het bedrijfsdebiet van een concurrent reeds op zichzelf als onrechtmatig moet worden beschouwd. Het gaat dan om het profiteren van in de producten van de concurrent geopenbaarde resultaten van inspanning, inzicht of kennis en/of profiteren van de reputatie van diens bedrijf of product en van het werk en de kosten welke deze zich heeft moeten getroosten om voor dat bedrijf of product een gunstige bekendheid te verwerven.

4.7  De voorzieningenrechter overweegt dat uit de vrijheid van handel en bedrijf volgt dat het afhandig maken van cliënten en/of opdrachten van een concurrent in beginsel niet onrechtmatig is maar enkel door bijkomende omstandigheden dat kan worden. Die bijkomende omstandigheden kunnen zijn gelegen in het hanteren van oneerlijke middelen zoals het gebruik maken van kennelijke dwaling van de cliënt, het geven van misleidende informatie e.d.

4.8  De voorzieningenrechter overweegt dat eiseres haar stelling dat gedaagden sub 1 en 3 haar werkwijze en dergelijke kopiëren onvoldoende heeft onderbouwd. (...) In dit verband is van belang dat gedaagde sub 1 en 3 hebben gesteld dat Stichting Dierenfonds duidelijk haar identiteit kenbaar maakt aan het winkelend publiek. Of daarbij sprake is van misleiding is rechtens niet komen vast te staan.
IEF 12487

...en Bud en wij zijn weer een stukje Weiser

R. Chalmers Hoynck van Papendrecht, '...en Bud en wij zijn weer een stukje Weiser', in Waar & Wet maart 2013, p. 7-11.

Een bijdrage van Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD Advocaten & Notarissen.

Dankzij de Europese regelgeving op het gebied van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen is de juridische positie van de belanghebbende bij een dergelijke naamsbescherming aanzienlijk verstevigd. In het merkenrecht is namelijk inmiddels een plaats ingeruimd voor dergelijke beschermde aanduidingen en benamingen. Daarin is nu bepaald dat “geweigerd wordt, de inschrijving van merken die een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding bevatten”. Dat deze wijziging relevant is, volgt wel uit het arrest dat het Gerecht van de Europese Unie onlangs wees.

(...) Dat deze wijziging – de bepaling bestond nog niet onder de voorganger van de Uniemerkenverordening (Gemeenschapsmerkenverordening) – een wijziging met relevantie is, volgt wel uit het arrest dat het Gerecht van het Hof van Justitie (het Gerecht) wees op 22 januari jl. Op deze datum werd uitspraak gedaan in de vete tussen bierbrouwer Anheuser-Busch en het Tsjechische Budejovický Budvar (Budvar) waar geen einde aan leek te komen.

Leeswijzer:
Regelgeving
Wel beschermd, maar geen merk
Uniemerkenverordening
De uitspraak van het Hof van Justitie
De vete
De weg naar het recente arrest
- Oppositie van Budvar
- Oppositieafdeling BHIM 16 juli 2004, 23 december 2004,
26 januari 2005
- Kamer van beroep BHIM 14 juni, 28 juni en 1 september 2006
- Gerecht van eerste aanleg 16 december 2008, T-225/06
- HvJ EU 29 maart 2011, C-96/09 P [red. IEF 9505]
- Gerecht 22 januari 2013, T-225/06 [red. IEF 7415]
Kanttekeningen
- Eis van minimumgebruik
- Met de regelgeving van nu..
- Oorsprongsbenaming of geografische aanduiding vs. merk-
aanvraag
- Oorsprongsbenamingen beter beschermd

[artikel is ingekort]

Oorsprongsbenaming of geografische aanduiding vs. merkaanvraag Artikel 14 van Verordening 1151/2012 is in hoge mate gelijk aan artikel 7, lid 1, onder k Uniemerkenverordening in die zin dat het bepaalt dat een merkaanvraag wordt geweigerd indien de aanvraag wordt gedaan in de omstandigheid dat reeds een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is geregistreerd, en het gebruik van het aangevraagde merk zou indruisen tegen artikel 13, lid 1. Artikel 14 is, in tegenstelling tot artikel 7, lid 1, onder k van de Uniemerkenverordening (zie het Arrest genoemd in voetnoot 16 hiervoor), overigens niet beperkt tot aanvragen voor gemeenschapsmerken. Nu Europese verordeningen rechtstreeks doorwerken in het nationale recht, zou ook een Benelux-merkaanvraag in principe moeten worden geweigerd op basis van artikel 14 en 13, lid 1 van Verordening (EU) 1151/2012.

Oorsprongsbenamingen beter beschermd
Gelet op de bewijsproblemen waarmee Budvar in de in deze bijdrage besproken oppositieprocedure werd opgezadeld,
vormt de wetsaanpassing voor de belanghebbende op een oorsprongsbenaming geen overbodige luxe. In casu zou
Budvar nog slechts hoeven aan te tonen dat Anheuser-Busch haar bieren niet produceert op de wijze zoals in het productdossier van de oorsprongsbenaming is beschreven. Helaas voor Budvar komt dit voor haar te laat.

Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht

IEF 12486

Procesvertegenwoordiging HvJ EU. De inbreng van de Nederlandse regering in 2012

Jaarbericht 2012. Procesvertegenwoordiging Hof van Justitie van de EU. Inbreng van de Nederlandse regering, Bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 33 400-V, nr. 118.

De rechtspraak van het Hof en het Gerecht is essentieel voor Nederland. Hun uitspraken dragen bij aan de rechtsontwikkeling binnen de Europese Unie en kunnen van invloed zijn op het Nederlandse recht en beleid. Europese jurisprudentie dwingt soms tot aanpassing van de nationale regelgeving of uitvoeringspraktijk. Door actief zijn visie naar voren te brengen in Luxemburg, kiest Nederland ervoor om invloed uit te oefenen op deze rechtsontwikkelingen. Bij elk geselecteerd arrest wordt kort het standpunt van de Nederlandse regering weergegeven.

EEX - Folien Fischer
Consumentenbescherming - Content Services
Intellectueel eigendom - SABAM + ONEL
Vrij verkeer - fairtrade koffie en thee
Mededinging - Compass-Datenbank

EEX - Folien Fischer
Arrest van het Hof van 25 oktober 2012, Folien Fisher, zaak C-133/11 (Duitsland) [IEF 11924]
Folien Fisher is gevestigd in Zwitserland en is actief op de markt voor gelamineerd papier en folie. Een Italiaanse concurrent, Ritrama, klaagt dat Fisher in strijd handelt met het mededingingsrecht door het bieden van oplopende kortingen in verhouding tot de gekochte hoeveelheid en de weigering haar octrooilicenties te verlenen. Fisher vraagt voor de Duitse rechter een verklaring voor recht dat zijn verkooppraktijk niet onrechtmatig is en dat Ritrama op basis daarvan geen vordering kan instellen. De Duitse rechter vraagt of artikel 5 van de EEX-verordening ook geldt voor een declaratoir vonnis gericht op het ontkennen van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Het Hof antwoordt hierop dat bij een vordering uit onrechtmatige daad de rechter gevestigd in de plaats waar het schade brengende feit zich kan voordoen en op de plaats waar de schade is ingetreden, bevoegd is. Het doel van de verordening verzet zich daarom niet tegen een situatie waarin een declaratoir vonnis ook onder artikel 5 van de verordening valt, omdat een vordering uit onrechtmatige daad niet per definitie door de benadeelde behoeft te worden ingesteld. Deze uitspraak komt overeen met het Nederlandse standpunt.

Consumentenbescherming - Content Services
Arrest van het Hof van 5 juli 2012, Content Services, zaak C-49/11 (Oostenrijk) - [IT 820]
In deze zaak worden prejudiciële vragen gesteld over wat kan worden beschouwd als een ‘duurzame drager’. De richtlijn koop-op-afstand (thans Richtlijn 2011/83) vereist onder meer dat de algemene voorwaarden aan de consument ter beschikking worden gesteld op een ‘duurzame drager’. Een papieren kopie van de algemene voorwaarden is uiteraard een duurzame drager. In dit geval gaat het om een hyperlink door middel waarvan de consument op de website van de verkoper de algemene voorwaarden kan bekijken. Zoals ook de Nederlandse regering heeft betoogd, voldoet een dergelijke hyperlink volgens het Hof niet aan de voorwaarden van de richtlijn. Het is namelijk de bedoeling dat de consument de informatie kan opslaan zodat hij de informatie altijd kan raadplegen en er ook zeker van kan zijn dat deze ongewijzigd blijft. Een hyperlink is dus geen ‘duurzame drager’ in de zin van de richtlijn koop-op-afstand.

Intellectueel eigendom
Arrest van het Hof van 16 februari 2012, SABAM, zaak C-360/10 (België) - [IEF 10920]
In deze zaak gaat het om de vraag of een sociaalnetwerksite verplicht mag worden een filtersysteem te installeren om het illegaal uitwisselen van auteursrechtelijk beschermd materiaal te voorkomen. Het Hof is van oordeel dat het opleggen van een filterverplichting in strijd is met het Unierecht. Een dergelijke verplichting vormt een door de richtlijn elektronische
handel (Richtlijn 2000/31) verboden algemene toezichtverplichting. De nationale wetgever en rechter moeten bij het opleggen van maatregelen aan een internetprovider of een hostingdienstverlener ter bescherming van auteursrechthebbenden de belangen afwegen van bescherming van auteursrechten enerzijds en grondrechten als privacy, bescherming van persoonsgegevens en vrijheid van informatie, zoals gewaarborgd in het Handvest van de Unie, anderzijds. De uitspraak is in lijn met de inbreng van de Nederlandse regering.

Arrest van het Hof van 19 december 2012, Leno Merken, C-149/11 (Nederland, Gerechtshof Den Haag) - [IEF 12154]
Leno Merken BV is houdster van het gemeenschapsmerk ‘ONEL’. Wanneer Hagelkruis BV later het merk ‘OMEL’ deponeert, maakt Leno Merken bezwaar. Dat bezwaar wordt verworpen omdat Leno Merken de afgelopen vijf jaar geen ‘normaal gebruik’ heeft gemaakt van haar gemeenschapsmerk binnen de Gemeenschap. In de procedure die volgt, vraagt de verwijzende rechter het Hof hoe ‘normaal gebruik binnen de Gemeenschap’ moet worden vastgesteld. Geheel in lijn met het Nederlandse standpunt oordeelt het Hof dat niet bepalend is of het gebruik van het Gemeenschapsmerk zich voordoet binnen één of juist méér lidstaten. Er geldt geen ‘de minimis-regel’ voor territoriale omvang van het gebruik. Van een gemeenschapsmerk wordt ‘normaal gebruik gemaakt’ in de zin van artikel 15, lid 1 van de gemeenschapsmerkverordening (Verordening 207/2009) wanneer het wordt gebruikt overeenkomstig de wezenlijke functie ervan en teneinde in de Europese Gemeenschap marktaandelen te behouden of te verkrijgen voor de door dit merk aangeduide waren of diensten. Het is aan de nationale rechter om te beoordelen of deze voorwaarden zijn vervuld, gelet op alle relevante feiten en omstandigheden, zoals met name de kenmerken van de betrokken markt, de aard van de door het merk beschermde waren of diensten, de territoriale en kwantitatieve omvang van het gebruik alsook de frequentie en de regelmaat ervan.

Mededinging - Compass-Datenbank

Arrest van het Hof van 12 juli 2012, Compass-Datenbank, zaak C-138/11 (Oostenrijk)
Compass-Datenbank exploiteert een economische databank voor het verstrekken van informatiediensten. Compass-Datenbank heeft toestemming van de Oostenrijkse autoriteiten nodig om gegevens uit het ondernemingsboek te gebruiken. Het gaat onder meer om de reguliere gegevens (adres, telefoon enz.), deelnemingen, (stille) vennoten en andere informatie. Sinds 1999 hebben vijf ondernemingen na een aanbesteding de taak toebedeeld gekregen afwikkelingsinstanties op te zetten voor het bijhouden en tegen betaling verlenen van toegang tot het ondernemingsboek. De Oostenrijkse autoriteiten verbieden vervolgens Compass-Datenbank om nog langer gegevens uit het ondernemingsboek te gebruiken. De Oostenrijkse rechter vraagt om uitlegging van artikel 102 VWEU. Volgens het
Hof verricht een overheidsinstantie geen economische activiteit wanneer zij de gegevens die ondernemingen op grond van een wettelijke meldingsplicht hebben meegedeeld, in een databank opslaat en belanghebbenden inzage daarin verleent en/of voor hen print-outs laat vervaardigden. De overheidsinstantie kan in dit geval daarom niet als een onderneming in de zin van artikel 102 VWEU worden beschouwd. Dat geldt ook wanneer de activiteit erin bestaat afwikkelingsinstanties en hun eindklanten te verbieden informatie die door de overheid is verzameld en in de databank
van een openbaar register als het ondernemingsboek is opgenomen, te hergebruiken om daarmee eigen inlichtingendiensten te verstrekken. Ook wanneer een overheidsinstantie zich daarbij op intellectuele eigendomsrechten
beroept, handelt zij nog niet als een onderneming. Deze uitspraak is in lijn met de inbreng van de Nederlandse regering.

Vrij verkeer - fairtrade koffie en thee
Arrest van het Hof van 10 mei 2012, Commissie/Nederland, zaak C-368/10 - [IEF 11305]
De provincie Noord-Holland start een Europese aanbesteding voor de levering van koffieautomaten met biologische en fairtrade koffie en thee. De provincie verwijst in haar bestek naar het EKO-keurmerk en het Max Havelaarkeurmerk. Volgens de Commissie zijn deze verwijzingen in strijd met de aanbestedingsrichtlijn (Richtlijn 2004/18). De Commissie krijgt grotendeels gelijk van het Hof. De verwijzing naar het EKO-keurmerk was volgens het Hof een onverenigbare technische specificatie. De provincie mag alleen de onderliggende uitgangspunten van het keurmerk als eis stellen, niet het keurmerk zelf. De uitgangspunten van het Max Havelaar keurmerk zijn volgens het Hof sociale overwegingen die getoetst moeten worden aan het artikel over uitvoeringsvoorwaarden (artikel 26 van Richtlijn 2004/18). Deze
uitgangspunten zijn dus geen technische specificaties van het product, zoals de Commissie stelt. De uitgangspunten van zowel het EKO-keurmerk als het Max Havelaar-keurmerk mogen voorts ook worden gebruikt in de gunningscriteria.
Deze uitgangspunten houden in casu voldoende verband met het voorwerp van de opdracht. Ook hier geldt dus dat het keurmerk zelf niet geëist mag worden. Dit zou in strijd zijn met de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie. Tot slot heeft de provincie ook van leveranciers geëist dat ze inzicht geven in hun activiteiten op het
gebied van duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze eis is volgens het Hof in strijd met het gesloten systeem van bekwaamheidseisen en met de transparantieverplichting.

Zie het Jaarbericht van 2011.

IEF 12485

Kamerbrief: IE, de wetenschap en privaat-publieke samenwerking

Brief van de Staatssecretaris van OC&W inzake wetenschapsbudget, Kamerstukken II 29 338, nr. 118.
 
In het algemeen overleg op 4 juli 2012 (Kamerstuk 29 338, nr. 117) is gesproken over de vraag hoe intellectueel eigendom, in het bijzonder patenten, beter kan worden benut bij het beginnen van start-ups en het vinden van investeerders.

De kennisinstellingen maken op dit gebied een sterke ontwikkeling door. Er is een proces gaande van professionalisering van onderwijs in ondernemerschap en van waardecreatie met kennis uit onderzoek. Zo hebben alle universiteiten technology transfer offices (TTO’s) en incubators opgericht, bestaan er interne regelingen voor omgang met IE en is valorisatie veelal ingebed in geformuleerd hrm-beleid van de kennisinstellingen. (...)

In consortia voor privaat-publieke samenwerking, bijvoorbeeld in het kader van de topsectoren, spelen heel andere vraagstukken rond intellectueel eigendom. Over de inzet van extra middelen zoals voorgenomen in het Regeerakkoord is de Kamer in de brief van 11 februari 2013 (Kamerstuk 27 406, nr. 198) geïnformeerd. In dit kader wordt onder andere bekeken tot welke heldere spelregels kan worden gekomen op het terrein van intellectueel eigendom in de topsectoren. Hierover zal de Kamer nader worden geïnformeerd.

IEF 12484

Overnameovereenkomst voor immateriële activa, zonder merk

Rechtbank Oost-Nederland, locatie Arnhem 6 maart 2013, LJN BZ5453 (Proversco Verserver B.V. tegen Juice Solution B.V.)

Merkenrecht. Faillissement. Schriftelijkheid voor overdracht. Houdster in het register. Uitputting overgenomen voorraad voorzien van het merk.

Enkele dagen na het faillissement van Verserver heeft de curator een overnameovereenkomst gesloten voor de inventaris, de voorraad en de immateriële activa, waaronder het label WOW dat gefailleerden van Juice Solutions zouden hebben overgenomen. Beide partijen bieden producten aan onder de naam "WOW Smoothie Time" en maken als zodanig gebruik van het merk WOW. Beide partijen claimen met uitsluiting van de ander exclusief rechthebbende te zijn op dat merk. De kernvraag is aan wie dat uitsluitend recht toekomt. Juice Solutions is houdster van het merk en van een voor de overgang van een merk vereiste schriftelijke overdracht is niet gebleken.

 

2.5.  Het WOW-label of WOW-concept houdt in dat onder de merknaam WOW aan afnemers ingrediënten worden geleverd voor het door de afnemer volgens bepaalde samenstelling en bepaalde namen en onder dat merk vervaardigen van zogenaamde smoothies (yoghurtdrank met gepureerd fruit). Het WOW-concept is ontwikkeld en uitgerold door Juice Solutions.

De conventionele vorderingen worden afgewezen. Het door Juice Solutions in reconventie jegens Proversco gevorderde inbreukverbod wordt toegewezen. Behalve ten aanzien van de van het merk WOW voorziene voorraad die destijds door Juice Solutions is verkocht en die vervolgens door de curator is doorverkocht. Die voorraad is immers door Juice Solutions rechtmatig in het (economisch) verkeer gebracht zodat zij zich op grond van artikel 2.23 lid 3 BVIE tegen de verhandeling daarvan niet meer kan verzetten.

4.4.  Ingevolge artikel 2.2 BVIE wordt het uitsluitend recht op een (Benelux) merk verkregen door de inschrijving van het gedeponeerde merk in het Benelux merkenregister bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. De voorzieningenrechter consta¬teert dat het merk WOW door Juice Solutions is gedeponeerd en ingeschreven en zij aldus de houdster is van dat merk. Van een voor de overgang van een merk vereiste schriftelijke overdracht van dat merk door Juice Solutions aan Proversco of een andere partij is niet gebleken, zodat Juice Solutions de exclusief rechthebbende van het merk WOW is gebleven.
in reconventie
5.2. beveelt Proversco om met onmiddellijke ingang ieder gebruik van het beeldmerk “WOW Smoothie Time” te staken en gestaakt te houden,

5.3. beveelt Proversco om elke verwijzing naar het beeldmerk “WOW Smoothie Time” of enige daaraan gelijkende of daarmee vergelijkbare verwijzing op de website www.verserver.nl, althans op enige andere website die onder haar beheer valt, binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden,

5.4. beveelt Proversco om binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis aan Juice Solutions, een door een registeraccountant geaccordeerde, gespecificeerde en met stukken onderbouwde opgave te doen, van de sinds 19 december 2012 door Proversco geleverde aantallen inbreukmakende producten, de prijs waartegen deze producten zijn geleverd, op welke data deze geleverd zijn en op welk adres, de inkoopprijs van deze producten, de hoeveelheid voorraad inbreukmakende producten welke thans nog door Proversco wordt aangehouden, alsmede de locatie waar deze voorraad wordt gehouden,
IEF 12483

Voorbeeld noemen van een te heropenen zaak, mag

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad 24 maart 2013, C/16/340780 / KL ZA 13-117 (Jacob tegen Stichting NOS)

Kop-staartvonnis ingezonden door Bas Le Poole en Peter Kok, Houthoff Buruma.

Als randvermelding. Mediarecht. Vonnis bij het artikel op NU.nl:

De NOS mag een nieuwsitem over de geplande herziening van vrijspraken gewoon uitzenden. (...) Het kabinet wil de wet veranderen, zodat voortaan niet alleen veroordelingen kunnen worden herzien, maar ook vrijspraken. De Tweede Kamer stemde daar in januari mee in. De plannen liggen nu bij de Eerste Kamer. (...) De NOS wil de moord op Tamara Wolvers (28) noemen als een voorbeeld van een zaak die misschien wordt heropend.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Jacob af en veroordeelt eiser in de proceskosten ad €1.493,00.

(Schriftelijke uitwerking volgt, zodra het vonnis is uitgewerkt)