DOSSIERS
Alle dossiers

Collectieve exploitatie  

IEF 12653

Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra gewijzigd

Het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra 2011 is gewijzigd per 3 april 2013. De wijziging – en de nieuwe integrale tekst van het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra zijn te raadplegen: wijziging en nieuwe integrale tekst.

Het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra is van toepassing op geschillen tussen enerzijds een deelnemer en anderzijds Buma en/of Stemra. Het betreft besluiten van Buma en/of Stemra waardoor de desbetreffende deelnemer individueel en rechtstreeks in zijn belang is getroffen en die genomen zijn ter uitvoering van statuten, reglementen of exploitatiecontracten.

IEF 12652

Brief regering onderzoek Buma Stemra II

Brief regering Onderzoek College van Toezicht Buma Stemra deel II, Auteursrechtbeleid, Kamerstukken II 2012-13, 29 383, nr. 67.
Zie eerder rapport IEF 12602. Het College van Toezicht stelt vast dat Buma vorderingen heeft gemaakt met de nieuwe bestuursstructuur, de aangescherpte gedragscode en de implementatie van het zogenaamde INK-model met externe audits. Tegelijkertijd geven de uitkomsten van het onderzoek het College van Toezicht aanleiding om Buma te adviseren om een aantal maatregelen te treffen die de kwaliteit van de besluitvorming, de integriteit van de processen en de transparantie moeten verbeteren.

(...) Buma dient uiterlijk 31 mei a.s. aan het College van Toezicht te rapporteren op welke wijze invulling zal worden gegeven aan de adviezen in het onderzoeksrapport. Met de geplande inwerkingtreding van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (Stb. 2013, 97) zal het College van Toezicht per 1 juli 2013 volledig geëquipeerd zijn om toe te zien op de uitvoering van de noodzakelijke verbeteringen in de bedrijfsvoering van Buma

 

Het College van Toezicht concludeert dat de achtereenvolgende jaarlijkse accountantscontroles geen aanleiding geven om te vermoeden dat er sprake is geweest van financieel wanbeleid. Uit de Financiële rapporten die het College van Toezicht sinds 2010 uitbrengt, blijkt dat Buma kan verantwoorden tegen welke kosten gelden worden geïnd en verdeeld aan rechthebbenden. Ook is volgens het College van Toezicht gebleken dat de snelheid waarmee dit gebeurt grotendeels resulteert in uitbetaling aan rechthebbenden binnen de termijn van drie jaar na ontvangst.

(...)

Het gaat om een herijking van de besluitvorming die ten grondslag ligt aan de incasso en de repartitie, de instelling van een auditcommissie en verbetering van de communicatie aan betalingsplichtigen en rechthebbenden over de besluiten die invloed hebben op de incasso en de verdeling. Ten aanzien van de informatievoorziening wijst het College van Toezicht met name op de noodzaak om beter te communiceren hoe een tarief tot stand is gekomen en wat de overwegingen zijn die ten grondslag liggen aan het incassobeleid.

 

IEF 12602

CvTA- en KPMG-onderzoeksrapport bevindingen uitzending PowNews II

Rapport KPMG inzake het organisatieonderzoek bij Buma/Stemra, 25 januari 2013.
CvTA Rapport van bevindingen II Buma/Stemra, 15 april 2013.
Uit't persbericht: Het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten publiceert vandaag zijn bevindingen naar aanleiding van een onderzoek naar de geldstromen binnen Buma/Stemra en de kwaliteit van de incasso- en repartitieprocessen. Het rapport is mede gebaseerd op een onderzoek van KPMG dat eveneens vandaag wordt gepubliceerd.

In mei 2012 publiceerde het College een onderzoek betreffende de vragen die de behandeling door Buma/Stemra van de claim van de componist Rietveldt had opgeroepen, mede in verband met de betrokkenheid van een toen net afgetreden bestuurslid van Stemra. [red. IEF 11311]

Naar aanleiding van deze kwestie werden verdergaande vragen gesteld bij de werkprocessen bij Buma die betrekking hadden op de transparantie bij incasso, de wijze van beheer van de individuele rechten door Buma en de verdeling van de geïncasseerde middelen onder rechthebbenden. Deze vragen hebben geleid tot een tweede onderzoek en het rapport dat nu ter tafel ligt.

Het College komt tot de conclusie dat er geen sprake is van financiële misstanden bij Buma/Stemra maar dat er in de kwaliteit van de processen wel nog ruimte bestaat voor verbetering. Het College geeft in dat kader een drietal adviezen aan Buma/Stemra: een herijking van het aan de incasso en repartitie ten grondslag liggende beleid, het instellen van een bestuurlijke auditcommissie en de beleidskeuzes duidelijker aan rechthebbenden en betalingsplichtigen bekendmaken en uitleggen.

Het College heeft Buma/Stemra verzocht uiterlijk 31 mei 2013 aan te geven op welke wijze zij aan deze adviezen invulling heeft gegeven en zal geven.

Het volledige rapport is hier te vinden en op de website van het CvTA: www.cvta.nl/publicaties

Uit het KPMG-rapport: Het CvTA heeft naar aanleiding van de zaak Rietveldt/Gerrits twee onderzoeken naar Buma/Stemra aangekondigd. Het eerste onderzoek was specifiek gericht op het incident Rietveldt/Gerrits, terwijl het tweede onderzoek
gericht was op de organisatie Buma/Stemra als geheel, met name de processen rondom de geldstromen incasso en
repartitie.

Dit adviesrapport heeft betrekking op het tweede onderzoek en is in opdracht van het gezamenlijke bestuur van Buma/Stemra uitgevoerd.

Het bestuur van Buma/Stemra heeft het verzoek van het CvTA – in overleg met het CvTA – vertaald naar een concrete adviesopdracht voor KPMG, die ook in een schriftelijke opdrachtbevestiging is overeengekomen. Deze opdracht luidt als volgt:
Inzicht geven in de kwaliteit van een aantal door het CvTA benoemde processen en aspecten binnen Buma/Stemra gericht op incasso tot repartitie en het signaleren van mogelijkheden voor verbetering hierin.

Op grond van onze analyses zijn er drie observaties:
1. Het nieuw aan te treden bestuur dient tezamen met de directie de uitgangspunten van de organisatie te bespreken en te bekrachtigen, zodat bestuur en organisatie op dezelfde grondslag naar buiten kunnen treden.
2. De processen zijn complex, maar niet moeilijk. Alle ontvangen gelden worden voor distributie beschikbaar
gesteld. De complexiteit heeft betrekking op de inzet van mensen en middelen en de uitvoering van besluiten.
3. Buma/Stemra dient extern nog beter duidelijk te maken wat de organisatie doet. Het inzicht in de activiteiten lijkt
extern minder duidelijk, wat de perceptie over de organisatie niet ten goede komt.

Bijlage A.1 Overzicht chronologie claim Rietveldt – Geanonimiseerd – Copy
Bijlage A.2 Exploitatiecontracten van de heer Rietveldt met Buma en Stemra – Copy
Bijlage A.3 Artikel 6 Repartitiereglement Buma inclusief de hierbij behorende toelichting – Copy
Bijlage A.4 E-mail d.d. 4 juli 2006 van de heer Rietveldt aan Allez Allez
Bijlage A.5 Bericht d.d. 16 oktober 2008 van Filmwereld aan haar leden Antipiraterij Filmwereld trailers
Bijlage A.6 Berekeningen vergoeding spot
Bijlage A.7 Brief d.d. 16 december 2008 van Buma Stemra aan de heer Rietveldt inzake renteloos voorschot
Bijlage A.8 Brief d.d. 22 december 2008 van Buma Stemra aan de heer Rietveldt inzake Anti Downloadspot servicecase nr C002473
BIJLAGE B – transcriptie gesprek Storm Gerrits 30 november 2011

IEF 12566

Nader verslag en advies RvS Kaderwet ZBO

Verslag aanpassing wetten en kaderwet ZBO kamerstukken II, 2012/13, 33 554, nr. 5.

College Bescherming Persoonsgegevens De leden van de VVD-fractie merken op dat artikel 21 van de Kaderwet niet van toepassing wordt verklaard op het CBP. Dit betekent dat de minister de bevoegdheid verliest om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de taakuitoefening van het CBP. Indien de regering wenst dat de bescherming van persoonsgegevens zich vooral op één bepaald terrein richt, wat zijn dan de mogelijkheden voor de minister om ervoor te zorgen dat het CBP diezelfde focus aanhoudt?

College van toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten Deze leden vragen hoe de juridische positie van het CBP en van het College van toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (CvTA) zich verhoudt tot de positie van toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM)? Waarom zijn hier wel of niet andere keuzes gemaakt? (...) De leden van de PVV-fractie vragen de regering nader te motiveren waarom de bevoegdheid van artikel 21 van de Kaderwet niet van toepassing is verklaard op het CvTA. Kan de regering dit motiveren met in achtneming van de misstanden die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan bij de collectieve beheersorganisaties?

Nader verslag, Advies RvS en Memorie van Toelichting kaderwet ZBO, Stcrt 2013-7468.

Uit het nader Rapport: De Afdeling advisering merkt terecht op dat bij het opstellen van artikel II uit is gegaan van de tekst van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten(wetsvoorstel 31766) tot wet is verheven en in werking is getreden. Artikel II, onderdeel K, van het voorliggende wetsvoorstel wijzigt onder meer artikel 25a van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. Op dit moment kent de wet geen artikel 25a.

Memorie van Toelichting - Advies Raad van State
Het College van Toezicht auteursrechten (hierna: CvTA) geeft in zijn advies aan dat de artikelen 21 en 22 van de Kaderwet op gespannen voet staan met de wens van de wetgever om een onafhankelijk toezichthouder aan te wijzen die op afstand staat van de politiek.

Met de inwerkingtreding van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten op 15 juli 2003 zijn de op grond van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten aangewezen collectieve beheersorganisaties (cbo’s), te weten Buma, Sena evenals de stichtingen De Thuiskopie, Leenrecht en Reprorecht, onder het toezicht geplaatst van het CvTA. De keuze voor een gecentraliseerd toezicht door een zelfstandig bestuursorgaan is ingegeven door de wens de vereiste onafhankelijkheid en specialistische deskundigheid de volle nadruk te geven, in combinatie met de vanzelfsprekendheid om de bemoeienis van de overheid met deze bij uitstek privaat georganiseerde en cultureel georiënteerde sector tot het strikt noodzakelijke te beperken (Kamerstukken II 2000/01, 27775). De reductie van vijf voordien bestaande toezichthoudende organen tot een centraal orgaan ligt daarnaast voor de hand vanuit overwegingen van efficiency en transparantie. Dit laat uiteraard de politieke verantwoordelijkheid voor de inrichting van het stelsel onverlet. Het toezicht op het functioneren van collectieve beheersorganisaties, in het algemeen en in individuele gevallen, is echter een zaak van het CvTA en de rechter. Betalingsplichtigen, zowel burgers als bedrijven en koepel- of brancheorganisaties, kunnen zich tot beide gremia wenden met klachten over een collectieve beheersorganisatie.
Het CvTA oefent tegenwoordig zowel markttoezicht als kwalitatief sectortoezicht uit. Het eerste aspect komt met name tot uitdrukking in een preventief tarieventoezicht, het tweede facet door toezicht op de naleving van een concreet aantal wettelijke kwaliteitscriteria door cbo’s, zoals transparantie, verantwoording en good governance (artikelen 3 resp. 2 van de Wet toezicht). Gelet hierop is het CvTA op afstand van de overheid geplaatst en, bij de recente herziening van de instellingswet, gehouden. Vanwege de taken die het CvTA uitoefent is die afstand gepast en gewenst. Het zou de geloofwaardigheid van het College in de sector, zowel bij cbo’s als bij betalingsplichtigen, kunnen schaden als de indruk zou kunnen ontstaan dat het College een verlengde arm van de minister zou (kunnen) zijn. Hierbij passen niet de corrigerende bevoegdheden die de artikelen 21 en 22 van de Kaderwet aan de verantwoordelijke minister toekennen. De minister moet niet de inhoud en de wijze van uitvoering van de taken van het College kunnen bepalen. In de artikelsgewijze toelichting wordt hierop nader ingegaan.

IEF 12526

Financieel rapport collectief beheer 2011

CvTA, Financieel rapport collectief beheer 2011, februari 2013 CvTA.nl.

Op Hoofdlijnen en specifieke gebeurtenissen in 2011 (financieel). Enkele highlights voor de organisaties die onder het toezicht van het CvTA vallen.

Hoofdlijnen - Incasso ontwikkeling
De incasso omvang binnen Nederland van de CBO’s onder toezicht, bedroeg in het jaar 2011 € 228 miljoen. Dit is een afname van 2% ten opzichte van vorig jaar (2010). Een deel van deze afname wordt veroorzaakt door de tweejaarlijkse cyclus bij de Stichting Reprorecht. De CBO die minder incasseerde is Stichting de Thuiskopie vanwege de AMvB met betrekking tot de “bevriezing” van de soort datadragers waarover vergoedingen geheven mogen worden, (-15% ten opzichte van 2010). Het aandeel van de incasso met betrekking tot het buitenland steeg ten opzichte van 2010 met 17%, de omvang was € 41,1 miljoen, voor alle CBO’s en 24% voor de CBO’s die onder het toezicht vallen.

Repartitie ontwikkeling
De omvang van de repartitie van de CBO’s onder toezicht is ten opzichte van 2010 toegenomen tot € 221 miljoen (2%). Ook hier is Stichting de Thuiskopie een uitzondering: de repartitieomvang nam fors af (deels door reservering).

Nog te reparteren
Een belangrijk gegeven is de “nog te reparteren som” aan het einde van het jaar. Deze geeft aan naar jaar van incasso, welk deel er nog aan de rechthebbenden verdeeld dient te worden. Hoe ouder het jaar van oorspronkelijke incasso, des te lager het nog te reparteren bedrag moet zijn. Deze som is in 2011 met 5% gestegen ten opzichte van 2010 voor de CBO’s die onder het toezicht vallen. Voor alle CBO’s is dit 1%. De nog te verdelen bedragen mogen niet ouder zijn dan 3 jaren. Van de CBO’s onder toezicht hebben Sena en Buma nog te verdelen gelden op de balans staan die ouder zijn dan 3 jaren. Deze bedragen zijn respectievelijk 2% en 4% van de oorspronkelijke som. Met een valide onderbouwing (bijvoorbeeld reservering voor claims) mogen CBO’s er maximaal 5 jaren over doenom de geïnde gelden te verdelen.

Voor de CBO’s onder toezicht wordt de effectiviteit per incassojaar gemeten. Dit is de mate waarin een CBO erin slaagt om, jaar-op-jaar gemeten, de oorspronkelijk geïncasseerde som onder rechthebbenden te verdelen. Het percentage ligt idealiter bij de 100%.

Betreffende het incassojaar 2008, zijn nog niet alle CBO’s onder toezicht erin geslaagd om tot een volledige verdeling te komen. De percentages variëren van 90 tot 100%.

Het CvTA zal de komende jaren een zogeheten cascadeberekening in het Financieel Rapport opnemen. Dit geeft een bevattelijk samenvattend inzicht in de repartitie van jaar op jaar, de aan rechthebbenden uit te betalen bedragen minus de inhoudingen en de snelheid waarmee dit wordt gedaan.

Kostenontwikkeling bij CBO’s
Over de hele linie zijn de kosten van alle organisaties ten opzichte van 2010 met 7% gedaald. Voor de CBO’s onder toezicht is dit -2%, Buma vormt hier een uitzondering op.

De personeels- en inhuurkosten maken 39% van de totale kosten, deze zijn met 1% afgenomen ten opzichte van 2010. Het uitbesteden van werk aan derden (zoals uitvoerder/shared service center CEDAR) maakt 22% uit van de totale kosten, de daling hiervan bedraagt 22%. De overige beheerskosten zijn met 3% toegenomen ten opzichte van 2010; deze kosten vormen 32% van het totaal.

Enkele highlights voor de organisaties die onder het toezicht van het CvTA vallen

Sena
Het inhoudingspercentage is aangepast naar 16% voor de nog open muziekjaren. In de Sena-jaarrekening staat: “Nadere analyse van het verschil tussen de repartitieverplichting van de Nederlandse kasontvangsten (de optelsom van de in de toekomst uit te betalen bedragen ultimo 2011) en de repartitieschuld (de gemaakte reservering om aan deze verplichting te kunnen voldoen) heeft uitgewezen dat er in de voorafgaande jaren een tekort is ontstaan.” “De toentertijd gehanteerde inhoudingspercentages zijn ontoereikend geweest om de kosten zoalsdie in deze jaren werden gemaakt te dekken.”

“Om het tekort dat in belangrijke mate is veroorzaakt door de eenmalig bijzondere lasten in 2010 binnen een afzienbare periode te compenseren, is besloten om het inhoudingspercentage voor zowel de open jaren als toekomstige jaren te verhogen naar 16 procent. Voor de open jaren betreft dit zowel de reeds verrichte als de nog te verrichten betalingen. Daarnaast is het voornemen de niet geclaimde gelden over gesloten jaren tot nader order toe te voegen aan de repartitieschuld. Door deze aanpassingen zal het tekort op de repartitieschuld binnen een periode van 5 tot 7 jaar zijn ingelopen. Op de resultaten over 2011 heeft deze aanvullende maatregel geen effect.”

Stichting Leenrecht
In 2011 zijn de niet-betaalde verlengingen ad € 2.900.000 gefactureerd aan de bibliotheken. Deze facturen worden door de bibliotheken betwist en zijn door het merendeel van de bibliotheken niet betaald. Voor het openstaand saldo ad € 7.777.000 is een voorziening voor oninbaarheid opgenomen. Deze voorziening is ten laste van de te verdelen gelden gevormd.4 [red. Stand februari 2013:Op 23 november 2012 heeft de Hoge Raad de eis van Stichting Leenrecht m.b.t. niet-betaalde verlengingen afgewezen, IEF 12044].

Stichting de Thuiskopie
Er is een duidelijke daling van de incasso-inkomsten vanwege de bevriezing van de soort informatiedragers waarover de thuiskopievergoeding berekend wordt, met name DVD. In de totale incasso zit nog een bedrag van € 2.470.000 aan incidentele facturatie, netto is de incasso “regulier” gedaald tot € 6.740.000. In 2009 was de incasso nog € 14.885.000.

Voorts is er een daling van het eigen vermogen te constateren vanwege verliezen in de exploitatie (minus € 600.000). Hiervan wordt € 365.000 ten laste van de algemene reserve geboekt. Door “opsporing en handhaving” is een resultaat behaald van € 500.000. Dit wordt toegevoegd aan de algemene reserve. De inkomsten uit piraterijbestrijding vallen ten gunste van de Stichting BREIN en een deel ten gunste van de te verdelen gelden.

Stichting Reprorecht
De inning en verdeling van de vergoedingen in 2011 vertoonde een stabiel beeld. De incassobedragen vertonen op totaalniveau sterke fluctuaties. Dit wordt veroorzaakt doordat naast de jaarlijkse incasso bij overheid, onderwijs en buitenland, tevens de tweejaarlijkse incasso plaatsvindt van het bedrijfsleven.

Gedurende 2011 is er onderzoek geweest naar het kopieergedrag (o.a. digitale kopieën versus fotokopieën) binnen het bedrijfsleven. De uitkomsten van dit onderzoek zullen worden meegenomen in een nieuwe regeling voor het bedrijfsleven.

Buma
Buma en Stemra maken gebruik van één kantoororganisatie. De totale kosten van de kantoororganisatie zijn in 2011 ten opzichte van 2010 licht gestegen (2%). In 2011 is de toerekening systematiek van kosten tussen de twee organisaties Buma en Stemra aangepast voornamelijk 75/25% (voorheen voornamelijk 60/40%) om de kostenverdeling meer in lijn te brengen met de activiteiten van de uitvoeringsorganisatie voor de entiteiten. Als gevolg hiervan zijn de organisatiekosten van Buma gestegen en de organisatiekosten van Stemra gedaald. De lichte kostenstijging van de totale kosten van de gezamenlijke organisatie zijn te wijten aan:

  • Toegenomen activiteiten van het service centrum, dat tevens een deel van het personeel heeft overgenomen van Buma;
  • Hogere advieskosten m.b.t. huurovereenkomst, juridische kosten (€ 500.000);
  • Daarentegen leverde de verplaatsing van backoffice-activiteiten van Praag naar India een besparing op in de outsourcingskosten van € 700.000.
IEF 12473

SONT buigt zich over thuiskopievergoedingen voor 2014

Uit't persbericht: De Stichting Onderhandelingen Nationale Thuiskopievergoeding (SONT) start nog deze maand gesprekken over de thuiskopievergoedingen. De nieuwe AMvB die op 1 januari jongstleden is ingegaan, heeft een looptijd gekregen van 1 jaar. Dat biedt de mogelijkheid voor de Stichting om met belanghebbende brancheorganisaties de ervaringen tot nu toe met het SONT-besluit van vorig jaar te bespreken.

De voorzitter van de SONT, Marco Pastors, maakt nu bekend dat partijen die dat nog niet hebben gedaan, contact kunnen opnemen. De verwachting is dat de SONT medio dit jaar met een advies komt aan staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie.

De SONT zal advies uitbrengen over eventuele aanpassingen op haar besluit van vorig jaar over de hoogte van de thuiskopievergoeding en de voorwerpen waarop die rusten en voert marktonderzoek uit naar kopieergedrag. De thuiskopievergoedingen worden geïnd door de Stichting de Thuiskopie. Het advies dient als basis voor een algemene maatregel van bestuur die de staatssecretaris later dit jaar vaststelt.

De SONT is een overlegorgaan waarin betalingsplichtigen en de Stichting de Thuiskopie zijn vertegenwoordigd. De SONT-partijen zijn het beste in staat om te beoordelen welke vergoedingen passend zijn.

Partijen die nog niet eerder bij de besprekingen betrokken zijn geweest, kunnen zich melden bij de voorzitter via het secretariaat van de SONT: mevrouw M. van Vliet, telefoon (070) 310 91 01, e-mail.

Meer lezen: Besluit op hoofdlijnen

IEF 12455

EU Rapporteur met doelstellingen Richtlijn collectief beheer

Werkdocument over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt  (COM(2012)0372 –C7-0183/2012 – 2012/0180(COD))

Collectief beheer. Multiteritoriale licentieverlening muziekwerken voor online gebruik. Wijziging term "rechtenbeheerder".

A) Doelstellingen van de rapporteur
Het voorstel voor een richtlijn over het beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt valt in twee delen uiteen. Deel een (titels 1, 2 en 4) stelt de voorschriften vast die voor een goede werking van het beheer van auteursrechten en naburige rechten door rechtenbeheerders nodig zijn. Deel twee (titel 3 en de artikelen 36 en 40 van titel 4), beoogt de verlening van multiterritoriale licenties te vergemakkelijken voor rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik .

De rapporteur heeft drie doelstellingen voor ogen: Allereerst een verbeterde bescherming van de belangen van makers en het behoud van de culturele verscheidenheid in de Europese Unie. Vervolgens de optimalisering van de relaties tussen rechtenbeheerders en commerciële gebruikers in het belang van de consument. Deze twee doelstellingen hebben betrekking op het eerste deel van de richtlijn. De derde doelstelling ten slotte beoogt de versterking van de eengemaakte digitale markt door een vereenvoudiging en verlaging van de kosten van licenties om de ontwikkeling van nieuwe multiterritoriale onlinediensten voor muziekwerken te bevorderen.

Voordat het werkdocument werd opgesteld heeft de rapporteur een uitgebreide raadpleging van belanghebbenden gehouden die de komende maanden zal worden voortgezet. De rapporteur ziet erop toe dat rekening wordt gehouden met de gerechtvaardigde belangen van alle belanghebbenden hoewel zoals hierna zal blijken het niet altijd even gemakkelijk is om de eerste en derde doelstelling met elkaar te verzoenen en deze zullen dan ook bij de implementatie tegen elkaar moeten worden afgewogen.

Doelstelling 1: Bescherming van de belangen van de kunstenaars en behoud van de culturele verscheidenheid
(...) Allereerst dient de definitie van de term "rechtenbeheerder" in artikel 3, onder a) te worden gewijzigd. Het is onder meer nodig dat de filialen van de rechtenbeheerders aan dezelfde eisen voldoen.

Ten tweede wordt in het voorstel onvoldoende rekening gehouden met de bestaande marktsituatie waarin commerciële bedrijven en agenten soortgelijke activiteiten ontplooien en de rechtenbeheerders beconcurreren. Voor deze natuurlijke of rechtspersonen zullen specifieke voorschriften moeten gelden. (...)

Doelstelling 2: optimalisering van de relatie tussen rechtenbeheerders en commerciële gebruikers in het belang van de consument.
Afgezien van de bepalingen van titel 3 die uitsluitend de onlinemuzieksector betreffen, moeten, met het oog op de verbetering van de relaties tussen rechtenbeheerders en commerciële gebruikers, bepaalde artikelen in de titels 2 en 3 worden aangescherpt, herzien en uitgebreid.


Doelstelling 3: versterking van de eengemaakte digitale markt in het belang van de Europese burgers
De toepassing van de mededingingregels verhindert de invoering van een enkel aanspreekpunt in de EU (one stop shop). De invoering van een mechanisme van uitgebreide licenties in combinatie met de toepassing van het principe van het "land van oorsprong"1 levert geen oplossing voor de grote moeilijkheden die commerciële gebruikers ondervinden bij het samenvoegen van het repertoire. Derhalve lijkt de keuze voor bepaalde rechtenbeheerders om multiterritoriale licenties te verlenen (artikel 21), met een verplichting van deze maatschappijen om het repertoire van de andere beheerders te vertegenwoordigen (artikel 29), het meest voor de hand te liggen.

Een van de punten die in de door de rapporteur gehouden brede raadpleging naar voren komt is het vertrouwen van de belanghebbenden2 in de verwezenlijking van de "Global Repertoire Database". Het bestaan van een gedetailleerde, volledige en bijgewerkte databank vergemakkelijkt ontegenzeggelijk de multiterritoriale licentieverlening van meerdere
repertoires tegelijk.

(...)

Opgemerkt dient te worden dat er momenteel in Europa meer dan 250 websites zijn die onlinemuziekdiensten verlenen en dat bijna geen enkele daarvan uitsluitend het EngelsAmerikaanse repertoire aanbiedt3 . Vervolgens hebben alle geraadpleegde aanbieders van onlinemuziekdiensten laten weten dat zij de beschikking moeten hebben over het
wereldrepertoire of een zeer gevarieerd repertoire om hun diensten te kunnen aanbieden.

Met het oog op het evenwicht tussen de verschillende doelstellingen van de richtlijn zal de rapporteur er met name op bedacht zijn dat de "must-carry-verplichting" in artikel 29 op zodanige wijze wordt geformuleerd dat aan de doelstelling van behoud van culturele verscheidenheid volledig recht wordt gedaan. Men zou ook kunnen overwegen rechtenbeheerders die multiterritoriale licenties verlenen te laten bijdragen aan de ontwikkeling en financiering van de culturele verscheidenheid in de lidstaten waarvan zij de repertoires vertegenwoordigen.

IEF 12445

Today's rights management the Dutch way

Stichting Reprorecht, Today's rights management the Dutch way, Hoofddorp 2013.

VOI©E bericht: Ter gelegenheid van een bijeenkomst van de internationale reproductierechten organisaties IFRRO met ‘governance’ als thema heeft Stichting Reprorecht een Engelstalig boekje gepresenteerd over de bereikte kwaliteitsverbeteringen in het Nederlandse collectief beheer, met name door het in 2011 ingestelde CBO-Keurmerk dat internationaal als een unicum kan worden gezien.

De ontwikkeling van het Nederlandse CBO-Keurmerk wordt ook in het buitenland met interesse gevolgd. Binnen WIPO is in 2012 een discussie gestart over een internationale kwaliteitsstandaard voor collectief beheer op basis van zelfregulering in het kader van het TAG-project (Excellence in Transparancy, Accountability and Governance.

De Nederlandse collectief beheer sector heeft in 2008 de branchevereniging VOI©E opgericht, met name om een concrete en constructieve invulling te geven aan de roep vanuit overheid en het betalingsplichtige bedrijfsleven om meer transparantie en harmonisatie in het rechtenbeheer. De gedragscode die de leden van VOI©E bij de oprichting hebben onderschreven is in de jaren daarna omgezet in een kwaliteitskeurmerk met een onafhankelijke toetsing, dat in 2011 voor het eerst aan alle leden verleend is. Voldoen aan de vereisten van het CBO-Keurmerk is nu een voorwaarde voor het lidmaatschap van VOI©E.

 

Het boekje 'Today's rights management the Dutch way' gaat in op de totstandkoming van het CBO-Keurmerk en van de Richtlijnen goed bestuur en integriteit die daar een integraal onderdeel van uitmaken. Vervolgens wordt het certificatieproces beknopt beschreven en wordt besproken hoe het keurmerk bijdraagt aan toenemende transparantie en vertrouwen in de sector. Het tweede deel van het boekje bevat een Engelse vertaling van de CBO-Keurmerkcriteria en van de Richtlijnen goed bestuur en integriteit cbo's.

 

VOI©E heeft uiteraard meegewerkt aan de publicatie, maar de credits gaan naar Martèl Bakker Schut die als manager van stichting Reprorecht het initiatief heeft genomen en naar Willem Wanrooij, die ook het eerdergenoemde WIPO TAG-project ondersteunt, die zorg heeft gedragen voor selectie en redactie.

 

 

 

IEF 12440

Staatssecretaris: nog geen reactie op uitspraak thuiskopieregeling

Kamerbrief van Staatssecretaris Teeven over de gevolgen uitspraak Rechtbank Den Haag over thuiskopieregeling, kenmerk 363112.

Op 28 februari 2013 verzocht de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie mij om uw Kamer binnen twee weken te informeren over de gevolgen van de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 20 februari 2013 over de thuiskopieregeling (Stichting de Thuiskopie / Imation, LJN: BZ1542 [red. IEF 12356]).

In de uitspraak komt de rechtbank tot het oordeel dat het bedrijf Imation slechts verplicht is om aan Stichting de Thuiskopie thuiskopievergoeding af te dragen voor data-cd’s en dvd’s die zij direct of indirect heeft geleverd aan privégebruikers, maar niet aan professionele gebruikers. Imation is volgens de rechtbank gehouden om opgave te doen van de door haar geleverde gegevensdragers, teneinde het professioneel gebruik aan te tonen.

De rechtbank heeft bepaald dat tussentijds hoger beroep van dit vonnis kan worden ingesteld. Omdat de zaak nog onder de rechter is, onthoud ik mij van een inhoudelijke reactie op de uitspraak.

IEF 12405

Eerste Kamer neemt toezicht collectief beheer zonder stemmen aan

Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten, Kamerstukken I, 2011/12, 31 766, A. - dossier

De Eerste Kamer heeft het voorstel Toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten op 5 maart 2013 zonder stemming aangenomen. Het voorstel (EK 31.766, A) werd eerder op 13 maart 2012 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

Het toezicht kan als volgt worden samengevat:

- ook Buma komt onder het preventieve toezicht te vallen,
- ook organisaties van vrijwillig collectief beheer gaan onder het toezicht vallen,
- collectieve beheersorganisaties moeten voldoen aan eisen ten aanzien van transparantie en beheerskosten,
- informatieplicht, op grond waarvan in Nederland gevestigde derden waarmee de onder het toezicht vallende organisaties bij de inning of verdeling van gelden samenwerken het College van Toezicht de gevraagde inlichtingen moeten verschaffen,
- het toezicht op de tariefontwikkeling loopt via de vereiste instemming vooraf van het College bij eenzijdig voorgenomen verhogingen van de standaardtarieven en
- het College van Toezicht krijgt de bevoegdheid om bestuurlijke boeten en een last onder dwangsom op te leggen.