DOSSIERS
Alle dossiers

Collectieve exploitatie  

IEF 11901

Nederlandse cbo's dreigen tussen wal en schip te vallen

VOI©E, 'Verschil in benadering Wetsvoorstel toezicht en richtlijnvoorstel collectief beheer: Nederlandse cbo's dreigen tussen wal en schip te vallen', voice-info.nl nr. 151545.

Bijdrage van VOI©E. Daar waar het Nederlandse wetsvoorstel meer beperkingen oplegt voor collectieve beheersorganisaties (cbo’s) dan het richtlijnvoorstel doet voor overige Europese cbo’s en andere marktpartijen, kan dit de concurrentiepositie van Nederlandse cbo’s negatief beïnvloeden. Dit staat te lezen in de reactie van VOI©E op het richtlijnvoorstel dat voorzitter Job Cohen aan parlement en betrokken ministeries heeft aangeboden.

Verschillende uitgangspunten
Het richtlijnvoorstel betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (“het richtlijnvoorstel”) stuurt aan op zoveel mogelijk concurrentie tussen binnen- en buitenlandse cbo’s, met optimale vrijheid voor rechthebbenden hun rechten geheel of gedeeltelijk zelf of door andere partijen uit te (laten) oefenen. Met betrekking tot governance ligt de focus dan ook op versterkt intern toezicht door de rechthebbenden zelf. Voor het overige dient vooral de markt zijn werk te doen.

Nederland stuurt aan op het in stand houden en waar mogelijk versterken van de monopoliepositie van cbo’s ten behoeve van één loket voor de gebruiker, hetgeen de rechtvaardiging is voor verbreed en versterkt overheidstoezicht.

Het wetsvoorstel toezicht is in een aantal opzichten strenger dan het richtlijnvoorstel, en heeft daardoor een negatieve invloed op de concurrentiepositie van de Nederlandse cbo’s, zoals de beperking van de beleggingsmogelijkheden. Het Nederlandse wetsvoorstel grijpt ook in op de tariefvorming via ex ante toezicht van het College van Toezicht op tariefsverhogingen en door een geschillencommissie bij wet aan te wijzen die achteraf de billijkheid van tarieven kan toetsen. Voor vanuit het buitenland opererende cbo’s of voor andere marktpartijen die rechten exploiteren, gelden deze mogelijke beperkingen van de mededinging niet. Het richtlijnvoorstel is juist gebaseerd op vrije mededinging.

Tussen wal en schip
De doelstellingen van het richtlijnvoorstel vertonen veel overeenkomsten met het Nederlandse wetsvoorstel en worden ook door VOI©E onderschreven: het makkelijk maken voor gebruikers om repertoire te mogen gebruiken, eenduidige eisen ten aanzien van een aantal beheersaspecten en bevordering transparantie.

De Europese Commissie wil dat echter bereiken via het optimaliseren van de mededinging door de rechthebbenden zoveel mogelijk ruimte te bieden hun rechten op verschillende wijze, bijvoorbeeld door verschillende cbo’s en ook zelf, te (laten) beheren. Door minimumeisen te stellen aan de kwaliteit van dienstverlening van cbo’s zal de concurrentie tot de gewenste verbetering leiden. De Nederlandse wetgever stuurt juist op het handhaven van monopolies en samenwerking en waar nodig samenvoeging van cbo’s, waarbij verscherpt overheidstoezicht en inmenging in het beleid via het College van Toezicht eventuele nadelen van een dergelijk monopolie moeten voorkomen.

Wanneer Nederlandse cbo’s in Europa in het kader van de Europese richtlijn volop de concurrentie moeten aangaan – en daarbij vanwege het beperkte taal- en marktgebied al op achterstand zitten in vergelijking met bijvoorbeeld Engeland, Duitsland en Frankrijk – kunnen zij door de Nederlandse wetgeving, die nog steeds van een monopolie uitgaat, extra belemmerd worden in hun concurrentiepositie. De Nederlandse cbo’s dreigen dan tussen de spreekwoordelijke wal en schip te vallen.

Onvoldoende waarborg voor uniformering in Europa
Het belangrijkste aandachtspunt voor de concurrentiepositie van de Nederlandse cbo’s is dat een ‘level playing field’ ontstaat. Het richtlijnvoorstel gaat uit van minimumharmonisatie. Daardoor is er geen garantie dat de omzettingen in de lidstaten tot de beoogde uniformiteit leiden. Een minimumharmonisatie is wat VOI©E betreft onvoldoende.

Zorgpunten en vragen
Bij het Nederlandse voorgestelde systeem, met overheidsbemoeienis met de collectieve exploitatie van rechten, is de zorg van VOI©E gericht op de punten waar de overheid naar de mening van de rechthebbenden te veel op de stoel van de rechthebbenden gaat zitten.

Bij de benadering van het richtlijnvoorstel is de zorg of de keuzevrijheid in beheer voor rechthebbenden inderdaad wel makkelijker en efficiënter is. Die keuzevrijheid kan versplintering van repertoire tot gevolg hebben. Een versplintering van repertoire bevordert voor gebruikers de duidelijkheid niet en is contraproductief aan de doelstelling.

Het gevaar bestaat dat voor bepaald repertoire, bijvoorbeeld met een beperktere doelgroep, of bepaalde cbo’s met name in de kleinere landen de kosten relatief toenemen, waardoor zij op termijn uit de markt gedrukt worden. Dit is niet in het belang van de leden en aangeslotenen en kan uiteindelijk ten koste gaan van een veelzijdig cultuuraanbod.

Er zijn nog veel vragen te stellen en kanttekeningen te plaatsen bij het richtlijnvoorstel, waarop VOI©E uitvoerig uitgaat in zijn brief aan de Eerste Kamer, die dit voorstel op de agenda heeft geplaatst. Deze brief is tevens de reactie van VOI©E op de internetconsultatie. De reactie zal ook worden aangeboden aan de Tweede Kamer, die dit voorstel heeft geagendeerd voor een algemeen overleg over auteursrecht op 22 november.

IEF 11896

Eerste kamerbehandeling multi-territoriale online muzieklicenties

EU-voorstel in Eerste Kamer, Verslag van een schriftelijk overleg inzake wetsvoorstel 31766 en het BNC-fiche inzake het voorstel voor een richtlijn voor collectief rechtenbeheer en multi-territoriale muzieklicentieverlening voor online toepassingen in de interne markt, Kamerstukken I 2012-2012, 31 766, nr. D.  -  COM (2012) 372  -  Brief van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Uit de brief van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken: Nederlandse positie Het kabinet verwelkomt het richtlijnvoorstel maar heeft nog veel vragen bij de uitwerking. Nederland staat positief tegenover een Europees kader voor governance en transparantie omdat dit het functioneren van cbo’s in grensoverschrijdende situaties kan verbeteren. Voorwaarde is wel dat de richtlijn voorziet in minimumharmonisatie en voldoende flexibiliteit biedt om op nationaal niveau regelingen te treffen, bijvoorbeeld om gebruikers te beschermen. De richtlijn moet aansluiten bij voortzetting van het beleid dat zich richt op één factuur voor ondernemingen (werkgroep Pastors) en aan de instelling van één loket voor de incasso van vergoedingen door cbo’s in de offline omgeving. Er zal duidelijkheid moeten komen over de wijze waarop de regels voor transparantie en i worden gehandhaafd in lidstaten waar geen overheidstoezicht bestaat. Zonodig moet het voorstel op dit punt verder worden aangescherpt. De regeling voor multiterritoriaal licentiëren van muziekauteursrecht op internet kan bijdragen aan het versterken van het legale aanbod van muziekwerken op internet. Dat is een wenselijk streven, maar er moet meer duidelijkheid komen omtrent het uiteindelijke effect van deze richtlijn op het aanbod van legale muziekdiensten en op het aantal cbo’s dat overgaat tot multiterritoriale licentiëring. Naast het belang van de gebruiker zijn de gevolgen voor de culturele diversiteit, de positie van Nederlands repertoire, de gevolgen voor de positie van de individuele auteur en de bescherming van persoonsgegevens voor Nederland aandachtspunten in de onderhandelingen.

Leeswijzer brief:

Impact assessment Commissie, p. 5.
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel, p. 6.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten, p. 7.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving, p.8.

Uit't verslag en uit de BNC: 2. Overeenkomsten / verschillen
Het wetsvoorstel en het richtlijnvoorstel kennen een belangrijk gezamenlijk uitgangspunt: een verbetering van het functioneren van cbo’s door het stellen van nadere eisen aan governance en transparantie. Daarom worden voor een deel ook dezelfde onderwerpen geadresseerd, zoals meer toezicht, een betere afhandeling van klachten, de relatie met
gebruikers, de verdeeltermijnen, de belegging van geïnde gelden, representativiteit, inhoudingen voor sociaal-culturele doeleinden, meer openbaarmaking, verslaglegging en een betere informatieverstrekking.

Ook in de inhoudelijke uitwerking bestaan er de nodige overeenkomsten tussen het wets- en het richtlijnvoorstel. Volgens beide moeten cbo’s bijvoorbeeld in het belang van de bij hun aangesloten rechthebbenden handelen, moeten de inning, het beheer en de verdeling van de gelden zorgvuldig geschieden, worden er concrete termijnen gesteld waarbinnen de geïnde gelden moeten zijn verdeeld, en wordt onder meer openbaarmaking geëist van de statuten, repartitiereglementen, procedures voor geschillenbeslechting alsmede van de beloning van degene of degenen die met de dagelijkse leiding is of zijn belast.

Bij de nadere uitwerking hiervan worden soms echter andere accenten gezet. Een treffend voorbeeld bieden de regels over beleggingen. Beide voorstellen kennen als uitgangspunt dat gelden moeten worden belegd in het belang van de aangeslotenen. Het richtlijnvoorstel vertaalt dit in de algemene vereisten dat beleggingen deugdelijk gediversifieerd moeten worden en de zekerheid, kwaliteit, liquiditeit en winstgevendheid van de portefeuille als geheel moeten waarborgen (artikel 10 lid 4). Het wetsvoorstel gaat hierin verder door de mogelijkheid tot beleggen te beperken tot, samengevat, producten met een hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd, vastrentende waarden en van staatswege uitgegeven waardepapieren (artikel 2 lid 4). Hiermee is gevolg gegeven aan de mijns inziens terechte constatering van de parlementaire werkgroep auteursrecht dat het onwenselijk is dat cbo’s met geld van anderen beleggen in risicodragend kapitaal (Kamerstukken II, 2009/10, 31 766, nr. 9). Het minimumkarakter van het richtlijnvoorstel staat dit striktere beleggingsregime toe.

3. Verschillen
Een kwalitatief verschil ligt in het feit dat het wetsvoorstel zich beperkt tot de formulering van enkele meer algemene uitgangspunten inzake governance, met het voornemen om daarover bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen. Het richtlijnvoorstel is daarin concreter, bijvoorbeeld ten aanzien van de lidmaatschapsregels van cbo’s, specifieke bevoegdheden van de algemene ledenvergadering, de interne toezichtstructuur en de plichten van degenen die met de dagelijkse leiding zijn belast. Verder kent het richtlijnvoorstel, anders dan het wetsvoorstel, uitdrukkelijk regels voor het beheer van rechten krachtens vertegenwoordigingsovereenkomsten en wordt met de beoogde invoering van het zogenaamde transparantiejaarverslag een nieuw verantwoordingsmechanisme geïntroduceerd (artikel 20). Het wetsvoorstel staat hieraan niet in de weg.

Daarentegen bestrijkt het wetsvoorstel een aantal belangrijke terreinen die in het richtlijnvoorstel nauwelijks of helemaal niet aan de orde komen. Zo geeft het wetsvoorstel het College van Toezicht Auteursrechten in de vorm van de last onder dwangsom en de bestuurlijke boete een beter handhavinginstrumentarium dan nu het geval is. Verder kent het wetsvoorstel de introductie van een toetsing vooraf door het College van door een cbo eenzijdig besloten tariefstijgingen die verder gaan dan indexering, een uitgebreide inlichtingenplicht jegens het College, een concrete normering van topinkomens bij cbo’s, een bij algemene maatregel van bestuur nader in te vullen comply-and-explain-normering van de beheerskosten, de invoering van de 1-factuur voor betalingsplichtigen, en de instelling van een geschillencommissie voor de laagdrempelige, snelle en gekwalificeerde afdoening van tariefgeschillen. Het gaat hierbij, zowel qua inrichting als qua reikwijdte van het toezicht, om structurele en naar mijn mening noodzakelijke verbeteringen in ons stelsel van toezicht op het functioneren van cbo’s.

Uit COM(2012)372:

Maatregelen worden op twee gebieden noodzakelijk geacht.
Ten eerste moeten de doelmatigheid, nauwkeurigheid, transparantie en verantwoording van de dienstverlening bij het collectieve rechtenbeheer in alle sectoren worden verbeterd. Een buitensporig traag moderniseringstempo heeft negatieve gevolgen voor de beschikbaarheid van nieuwe diensten voor consumenten en dienstverleners doordat innovatieve diensten vooral in de onlineomgeving worden gehinderd. Om een toereikende dienstverlening met door auteursrechten of naburige rechten beschermde werken of andere materie op de interne markt te waarborgen, moeten rechtenbeheerders ertoe worden gebracht hun bedrijfsvoering aan te passen ten gunste van makers, dienstenaanbieders, consumenten en de Europese economie als geheel. Doordat de maatschappijen licentierechten verlenen namens binnenlandse en buitenlandse rechthebbenden, heeft hun functioneren een fundamentele uitwerking op de exploitatie van die rechten op de gehele interne markt. Dit functioneren heeft in bepaalde gevallen aanleiding gegeven tot bezorgdheid over de transparantie, het bestuur en de behandeling van rechteninkomsten die worden geïnd namens rechthebbenden.

Met name zijn zorgen uitgesproken ten aanzien van de verantwoording door bepaalde maatschappijen aan hun leden in het algemeen en in het bijzonder over het beheer van hun financiën. Een aantal rechtenbeheerders is nog niet opgewassen tegen de uitdaging om zich aan te passen aan de werkelijkheid en de behoeften van de eengemaakte markt.

Ten tweede heeft de ontwikkeling van een interne markt voor culturele onlinecontent geleid tot de roep om wijzigingen in de licentieverlening van auteursrechten, met name de licentieverlening van de rechten van auteurs van muziekwerken omdat aanbieders van onlinemuziekdiensten problemen ondervinden bij het verwerven van licenties met samengevoegd repertoire voor het grondgebied van meer dan één lidstaat. Een aantal factoren draagt bij aan de territoriale versplintering van onlinemuziekdiensten, waaronder de commerciële keuzes van de aanbieders, en de problemen bij het verkrijgen van multiterritoriale licenties mogen dan ook niet worden onderschat. Deze situatie leidt tot versplintering van de EU-markt voor deze diensten, waardoor het aanbod van onlinemuziekdiensten wordt beperkt en daardoor muziekwerken van auteurs niet op een zodanig brede schaal in licentie zijn gegeven of financieel beloond als het geval had kunnen zijn. Deze versplintering verhindert tevens dat consumenten de ruimst mogelijke toegang hebben tot de grote diversiteit aan muziekrepertoires. Hoewel het collectieve rechtenbeheer op andere terreinen niet heeft geleid tot problemen die in dit verband moeten worden aangepakt, is dat wel het geval met het collectieve beheer van de rechten van auteurs van muziekwerken. Een oplossing voor deze situatie is van cruciaal belang voor de bevordering van het wettige onlineaanbod van muziek in de EU.

(...)

Bijlage II, toelichtende stukken: Complexiteit van de richtlijn en de betrokken sector
Collectief beheer van auteursrecht en naburige rechten is een complexe zaak. Het betreft het beheer van rechten voor onlinegebruik maar ook voor meer traditionele vormen van gebruik. Het heeft betrekking op de rechten van auteurs maar ook op die van uitvoerenden, uitgevers, producenten en omroepen. Er zijn verschillende soorten rechtenbeheerders bij betrokken, van de grote maatschappijen die de rechten van auteurs beheren tot de kleinere maatschappijen die beloningen in verband met het reprografie- of het volgrecht innen. Er zijn verschillende soorten belanghebbenden bij betrokken: niet alleen de rechthebbenden maar ook de commerciële gebruikers die de licenties van rechtenbeheerders verkrijgen.

Er bestaat weliswaar wetgeving inzake auteursrecht en naburige rechten op Europees niveau, maar het is voor het eerst dat EU-wetgeving wordt gericht op collectief beheer. Het uitgebreide wettelijke kader dat met de richtlijn wordt voorgesteld zal leiden tot substantiële veranderingen in de meeste nationale wetten ten aanzien van het toezicht op rechtenbeheerders.

Bovendien is de titel van de richtlijn die betrekking heeft op de multiterritoriale licentieverlening van rechten van auteurs inzake muziekwerken voor onlinegebruik vanuit regelgevingsoogpunt een absolute noviteit. Geen enkele lidstaat heeft wetgeving betreffende dit soort licenties.

De bepalingen van de richtlijn hebben ook gevolgen voor het nationale recht ten aanzien van geschillenbeslechting.

De totstandbrenging van dit nieuwe wettelijke kader vereist een gestructureerde benadering van het toezicht op de omzetting. Gezien het ontbreken van nationale wetgevende of toezichthoudende ervaring met bepaalde delen van de richtlijn, is het van groot belang dat de Commissie omzettingsdocumenten ontvangt waarin wordt toegelicht hoe de lidstaten uitwerking hebben gegeven aan de nieuwe bepalingen. Zonder goed gestructureerde toelichtende stukken zou het vermogen van de Commissie om toe te zien op de omzetting aanzienlijk worden ondergraven.

IEF 11892

Rechtbank gebiedt ondertekening IE-exploitatiecontract

Rechtbank Arnhem 3 oktober 2012, LJN BY0532 (8Ball Music tegen Lubix Europe B.V.)

Exploitatie van IE-rechten, waaronder portretrechten. Contractenrecht. 8ball Music B.V. houdt zich onder meer bezig met de exploitatie van intellectuele eigendomsrechten van uitvoerende kunstenaars met wie zij een exclusieve exploitatieovereenkomst op het gebied van onder andere optredens, ‘merchandising’, ‘sponsoring’ en ‘endorsement’ heeft gesloten. Lubix Europe B.V. voert een groothandel in consumentelektronica, waaronder mobiele telefoonaccessoires als een ‘bluetooth headset’.

Op grond van een overeenkomst is Lubix Europe B.V. aan 8ball Music B.V. een vergoeding verschuldigd voor het gebruik van onder meer de portret-, handelsnaam en merkrechten aangaande de betrokkene. Enkele wensen van Lubix:

• Bekendmaking deal in de Media, bladen etc, etc
• Het is de bedoeling dat [betrokkene1] bij het ontwerpproces nauw betrokken gaat worden, zowel voor de unit zelf evenals de verpakking. Hierdoor wordt het echt zijn ding met zijn Identiteit. Het vaker dragen is dan minder een kwestie daar het echt iets van hem is
• Wij hebben begrepen dat [betrokkene1] nauw betrokken gaat worden in “ The Voice 2” het zou helemaal top zijn als hij zijn “Beetle” om heeft

Vraag of tussen 8Ball Music en Lubix Europe een overeenkomst tot stand is gekomen op 1 augustus 2011, met betrekking tot het herontwerpen door een bekende zanger van een "Lubix Beetle Bluetooth Headset". Rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Overeenstemming over essentialia van de overeenkomst, eventuele openstaande punten zijn van ondergeschikte betekenis, partijen hebben gedeeltelijk uitvoering gegeven aan wat is overeengekomen en tevens verder onderhandeld over deopenstaande punten. Vordering tot betaling factuur toegewezen. De rechtbank gebiedt Lubix Europe B.V. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot ondertekening van de laatste schriftelijke uitwerking van de overeenkomst.

 

4.8.  Op basis van bovengenoemde mailwisseling mocht 8ball Music B.V. erop vertrouwen dat omtrent de daarin genoemde onderwerpen overeenstemming was bereikt. Lubix Europe B.V. heeft weliswaar aangevoerd dat zij nog mondelinge voorbehouden heeft gemaakt, waarmee zij klaarblijkelijk doelt op de onderwerpen die in voormelde emails aan de orde zijn gekomen. Zij heeft deze stelling echter niet nader onderbouwd. Dat had wel van haar mogen worden verwacht, gelet op de betwisting daarvan door 8ball Music B.V. Lubix Europe B.V. heeft ter comparitie haar verweer slechts herhaald, zonder nadere concretisering. Dat betekent dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat er nog mondelinge voorbehouden zijn gemaakt ten aanzien van de onderwerpen die staan opgesomd in de e-mails van 20 juli 2011 en 28 juli 2011.


5.1.  veroordeelt Lubix Europe B.V. om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan 8ball Music B.V. te betalen een bedrag van € 59.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van € 59.500,00 met ingang van 1 oktober 2011 tot de dag van volledige betaling,


5.2.  gebiedt Lubix Europe B.V. om de door haar aangegane verplichtingen uit de overeenkomst van 1 augustus 2011 volledig en tijdig na te komen, met de aantekening dat zij gekweten is van de betaling van € 59.500,00 indien zij tijdig aan de beslissing onder 5.1. heeft voldaan,

5.3.  gebiedt Lubix Europe B.V. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot ondertekening van de laatste schriftelijke uitwerking van de overeenkomst van 1 augustus 2011, zoals aan Lubix Europe B.V. per e-mail verstuurd op 5 oktober 2011, met de aantekening dat de looptijd van de overeenkomst van 1 augustus 2011 aanvangt per 1 oktober 2011, de eerste betalingstermijn verschuldigd is per 1 oktober 2011 en de tweede betalingstermijn verschuldigd is per 1 april 2012,

IEF 11863

Grenspost (Arrest HR)

HR 12 oktober 2012, LJN BW8301 (Stichting De Thuiskopie tegen Opus Supplies Deutschland GmbH)

Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek.

Auteursrecht. Thuiskopie. Niet-doorberekenen van billijke vergoeding was een keuze van Opus. Leveringsvoorwaarden waarin klantverhouding als importeur werd bestempeld, maakt de billijke vergoeding oninbaar. Over de uitleg van art. 16c Auteurswet, de procedure voortgezet na het tussenarrest van de Hoge Raad van 20 november 2009 (IEF 8367) en na het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 juni 2011 (IEF 9791) en de conclusie A-G (IEF 11412). De Hoge Raad vernietigt het arrest van 12 juli 2007 (IEF 4391) en verwijst naar Hof Amsterdam.

Een Duitse aanbieder verkoopt vanuit Duitsland via internet blanco-gegevensdragers aan Nederlandse consumenten. De vraag is wie dan als ‘importeur’ (op wie de verplichting tot betaling van de thuiskopievergoeding rust) in de zin van art. 16c lid 2 Aw moet worden aangemerkt.

2.4 (...) In het licht van de in het tussenarrest vastgestelde feiten, zoals herhaald en samengevat in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.18, en in aanmerking genomen

(i) dat, zoals in het tussenarrest al is overwogen, indien de koper/consument voor de toepassing van art. 16c lid 2 Aw als importeur heeft te gelden op de grond dat hij ingevolge de leveringsvoorwaarden van de verkoper in de rechtsverhouding tussen partijen als zodanig is aangemerkt, zulks zou leiden tot de situatie dat de billijke vergoeding in feite oninbaar zou zijn en daarmee sprake is van het "onmogelijk" zijn als bedoeld aan het slot van het tweede antwoord van het HvJEU,
(ii) dat in de door het hof vastgestelde feiten besloten ligt dat op het grondgebied van Nederland het nadeel ontstaat dat auteurs van auteursrechtelijk beschermde werken lijden als gevolg van reproduceren, bedoeld in art. 16c lid 1 Aw, van zulke werken op de informatiedrager door de in Nederland wonende kopers daarvan, en
(iii) dat Opus GmbH over de mogelijkheid beschikt het bedrag van deze billijke vergoeding door te berekenen in de door de kopers betaalde prijs voor de informatiedragers,

moet worden geoordeeld dat Opus GmbH in de zin van art. 16c lid 2 Aw als importeur van de informatiedragers in Nederland heeft te gelden en dus de in deze bepaling bedoelde billijke vergoeding is verschuldigd.

2.5. Daaraan doet niet af dat Opus GmbH geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid het bedrag van deze billijke vergoeding door te berekenen aan de kopers van de informatiedragers. Dit berust op een door Opus GmbH gemaakte keuze waarvan de gevolgen voor haar rekening komen.

2.6. Gelet op het antwoord dat het HvJEU heeft gegeven op de tweede door de Hoge Raad gestelde vraag van uitleg staat aan de hiervoor in 2.4 aan art. 16c lid 2 Aw gegeven uitleg voor het onderhavige geval, evenmin in de weg dat Opus GmbH een niet in Nederland gevestigde rechtspersoon is.

Lees de grosse nr. 07/13259, LJN BW8301.

Op andere blogs:
Cassatieblog (Thuiskopievergoeding kan worden geheven van buitenlandse verkoper van informatiedragers)
Internetrechtspraak (Hoge Raad 12 oktober 2012 (in buitenland gevestigde importeur))

IEF 11798

Brandbrief Buma/Stemra over positie muziekauteurs

L.A.J.M. de Wit, Brandbrief over positie muziekauteurs aan minister-president Rutte, 24 september 2012. - doc-versie

In't kort: De nieuwe legale aanbieders kunnen op lange termijn alleen overleven als er een heel duidelijk verschil is tussen de legale en de illegale markt. Tegen gratis zullen zij nooit serieus kunnen concurreren. Het is nu aan de politiek om de norm te stellen. En hier wijkt onze situatie wezenlijk af van de situatie in andere landen. Nederland is samen met Bulgarije het enige land in Europa waar de overheid niets onderneemt om de muziekauteurs en uitgevers te beschermen. Daarom wil ik via deze brief een klemmend beroep op u doen om bij de formatie van een nieuw kabinet aandacht te besteden aan deze economisch zeer belangrijke groep die tot nu toe nog niet op de steun van politiek Den Haag heeft kunnen rekenen. Zorg ervoor dat hun rechten beschermd worden en dat de legale initiatieven een eerlijke kans krijgen.

Via deze brief doe ik een dringende oproep aan u om tijdens het formatieproces aandacht te besteden aan de belangen van de componisten, tekstschrijvers en muziekuitgevers in Nederland. De muziekindustrie bevindt zich op een kruispunt. Na jaren van grote daling in de inkomsten zorgen nieuwe business modellen voor een afvlakking hiervan. Het is nu aan de politiek om haar verantwoordelijkheid te nemen en uitvoering te geven aan één van haar kerntaken, namelijk, het beschermen van - intellectuele - eigendommen. Alleen op deze manier krijgt deze markt een serieuze kans, net als dat al het geval is in de ons omringende landen. (...)

Het is voor Buma/Stemra als belangenbehartiger goed om te zien dat de legale online markt zich de afgelopen jaren in rap tempo heeft ontwikkeld. Hier heeft Buma/Stemra ook hard aan meegewerkt. Momenteel heeft Buma/Stemra licenties met zo’n 60 online aanbieders van muziek. Grote bekende namen zijn iTunes, Ziggo Muziek, Spotify en YouTube.
Deze partijen dragen een afgesproken percentage van hun omzet af aan de makers van de muziek waar zij hun geld mee verdienen.

(...) De nieuwe legale aanbieders kunnen op lange termijn alleen overleven als er een heel duidelijk verschil is tussen de legale en de illegale markt. Tegen gratis zullen zij nooit serieus kunnen concurreren. Het is nu aan de politiek om de norm te stellen.

En hier wijkt onze situatie wezenlijk af van de situatie in andere landen. Nederland is samen met Bulgarije het enige land in Europa waar de overheid niets onderneemt om de muziekauteurs en uitgevers te beschermen. Als gevolg daarvan maakt in Nederland de omzet van de legale online markt met slechts 14% het kleinste gedeelte uit van de totale muziekmarkt. In Zweden is dit 44% en in de USA zelfs 51%. Dit zijn landen waar de overheid wel inspanningen verricht om de rechten van auteurs te beschermen. Als gevolg daarvan maakt in Nederland de omzet van de legale online markt met slechts 14% het kleinste gedeelte uit van de totale muziekmarkt. In Zweden is dit 44% en in de USA zelfs 51%. Dit zijn landen waar de overheid wel inspanningen verricht om de rechten van auteurs te beschermen.

Daarom wil ik via deze brief een klemmend beroep op u doen om bij de formatie van een nieuw kabinet aandacht te besteden aan deze economisch zeer belangrijke groep die tot nu toe nog niet op de steun van politiek Den Haag heeft kunnen rekenen. Zorg ervoor dat hun rechten beschermd worden en dat de legale initiatieven een eerlijke kans krijgen.

Hoogachtend,

Mr. L.A.J.M. de Wit
Bestuursvoorzitter Buma/Stemra a.i.

IEF 11787

Fiche Richtlijn collectief beheer: korte inhoud voorstel

Kamerbrief 21 september 2012, Informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen, Fiche 4: Richtlijn Collectief beheer auteurs- en naburige rechten en muziekrechten op internet, p. 27-34.

Minimumharmonisatie. Korte inhoud voorstel
Het voorstel richt zich op de verbetering van het functioneren van organisaties die zich bezighouden met het beheer van auteurs- en naburige rechten (collectieve beheersorganisaties (hierna: cbo’s) door eisen aan governance en transparantie te stellen en op verbetering van de auteursrechtlicentiëring van online muziekdiensten (zoals download- of streamingwebsites).

Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
De rechtsbasis wordt gevormd door de artikelen 50 lid 2 onder g, 53 en 62 VWEU. Subsidiariteit: positief, omdat goed functioneren van collectieve beheersorganisaties en verbeteren van licentiëring op internet grensoverschrijdende kwesties zijn. Proportionaliteit: positief, zolang het voorstel voorziet in minimumharmonisatie en lidstaten de nodige flexibiliteit biedt om op nationaal niveau aanvullende of strengere regels te stellen.

Implicaties/risico’s/kansen
Het voorstel vertoont overlap met het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel dat het toezicht op cbo’s versterkt ((Eerste Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 31 766 A). 31766) en behelst een uitbreiding van de taken van het College van Toezicht auteurs- en naburige rechten (toezichthouden op de eisen die worden gesteld aan cbo´s die multiterritoriale licenties verlenen voor online muziekdiensten).\

Nederlandse positie
Het kabinet verwelkomt het richtlijnvoorstel maar heeft nog veel vragen bij de uitwerking. Nederland staat positief tegenover een Europees kader voor governance en transparantie omdat dit het functioneren van cbo’s in grensoverschrijdende situaties kan verbeteren. Voorwaarde is wel dat de richtlijn voorziet in minimumharmonisatie en voldoende flexibiliteit biedt om op nationaal niveau regelingen te treffen, bijvoorbeeld om gebruikers te beschermen.

De richtlijn moet aansluiten bij voortzetting van het beleid dat zich richt op één factuur voor ondernemingen (werkgroep Pastors) en aan de instelling van één loket voor de incasso van vergoedingen door cbo’s in de offline omgeving. Er zal duidelijkheid moeten komen over de wijze waarop de regels voor transparantie en i worden gehandhaafd in lidstaten waar geen overheidstoezicht bestaat. Zonodig moet het voorstel op dit punt verder worden aangescherpt. De regeling voor multiterritoriaal licentiëren van muziekauteursrecht op internet kan bijdragen aan het versterken van het legale aanbod van muziekwerken op internet. Dat is een wenselijk streven, maar er moet meer duidelijkheid komen omtrent het uiteindelijke effect van deze richtlijn op het aanbod van legale muziekdiensten en op het aantal cbo’s dat overgaat tot multiterritoriale licentiëring. Naast het belang van de gebruiker zijn de gevolgen voor de culturele diversiteit, de positie van Nederlands repertoire, de gevolgen voor de positie van de individuele auteur en de bescherming van persoonsgegevens voor Nederland aandachtspunten in de onderhandelingen.

IEF 11786

Prejudiciële vragen: mededeling aan patiënten in een kuuroord

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 14 september 2012, zaak C-351/12 (Ochranný svaz autorský pro práva k dílům hudebním, o. s. (OSA) tegen Léčebné lázně Mariánské Lázně, a. s.)

Marienbad, TrinkhallePrejudiciële vragen gesteld door Krajský soud v Plzni, Tsjechische republiek.

Collectief beheer. Beperking van auteursrecht voor zorginstellingen in strijd met Richtlijn. Mededeling via radio/televisie aan patiënten in de kamers van een kuurinrichting. Artikel 56 e.v. VWEU (vrij verkeer diensten); artikel 102 VWEU (misbruik machtspositie); Richtlijn 2001/29/EG; Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt. Drie vragen:

1. Moet richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, aldus worden uitgelegd dat een beperking die makers een vergoeding ontzegt voor de mededeling van hun werk via radio- of televisie-uitzending door middel van radio- of televisieontvangstapparatuur aan patiënten in de kamers van een kuurinrichting die geldt als onderneming, in strijd is met de artikelen 3 en 5 (artikel 5, leden 2, sub e, 3, sub b, en 5) ervan?

2. Zijn deze bepalingen van de richtlijn inzake bovenbedoeld gebruik van een werk zo nauwkeurig en onvoorwaardelijk dat collectieve beheersorganisaties voor auteursrechten zich er voor de nationale rechter in een geschil tussen particulieren op kunnen beroepen, indien een lidstaat de richtlijn niet correct in nationaal recht heeft omgezet?

3. Moeten de artikelen 56 en volgende en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (of, in voorkomend geval, artikel 16 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt) aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de toepassing van bepalingen van nationaal recht die het collectieve beheer van auteursrecht op het grondgebied van de staat voorbehouden aan één enkele collectieve beheersorganisatie voor auteursrechten (monopolist), zodat afnemers van de dienst niet de vrije keuze hebben voor een collectieve beheersorganisatie van een andere lidstaat van de Europese Unie?

Verzoekster OSA, een collectieve beheersorganisatie voor auteursrechten op muziekwerken, vordert een bedrag van CZK 546 995 van verweerster wegens ongerechtvaardigde verrijking. Verweerster is een onderneming op het gebied van intramurale en ambulante zorg (bronnenbad) waarbij accommodatie en catering wordt aangeboden. Zij heeft geen overeenkomst met verzoekster gesloten voor het gebruik van werken die op de in de accommodatie aanwezige radio- en tv-toestellen te horen en te zien zijn. Verzoekster gaat er daarbij vanuit dat de in de Tsjechische auteurswet neergelegde beperking van het auteursrecht voor zorginstellingen in strijd is met Richtlijn 2001/29.

Verweerster stelt dat de door haar verstrekte zorg gedeeltelijk uit de staatskas wordt betaald. Ook het beheer/onderhoud van de geneeskrachtige bronnen is een publiekrechtelijke taak. Zij meent dat de Richtlijn niet geschonden wordt en zo ja dan zou die in een geschil tussen particulieren toch niet kunnen worden ingeroepen. Ook is zij van mening dat verzoekster misbruik maakt van haar monopoliepositie en hogere vergoedingen vraagt dan buitenlandse collectieve beheersorganisaties. Zij ziet daardoor haar concurrentiepositie verslechteren en beschouwt de machtspositie van verzoekster als een inperking van de vrijheid van dienstverrichting.

Op andere blogs:
KluwerCopyrightBlog (First hotel rooms, then dental practice, and now spa establishments)

IEF 11783

Federatie Auteursrechtbelangen: opzet, bestuur, waarheen en pleidooi voor herwaardering auteursrecht

Uit de VOI©Email special: Het Platform Makers, het Platform Creatieve Media Industrie en de Vereniging VOI©E werken samen in de Federatie Auteursrechtbelangen aan wie zij gemeenschappelijke taken hebben gedelegeerd. Deze taken zijn als volgt samen te vatten:
- voorbereiding en vaststelling gezamenlijke standpunten en bevordering hiervan;
- informatie-uitwisseling en het bieden van een platform voor gecoördineerd optreden; - voorlichting en promotie;
- financiering en aansturing van collectieve handhaving (door Stichting Brein).

Voorzitter Federatie Auteursrechtbelangen bepleit herwaardering auteursrecht
In zijn essay “Auteursrecht in een digitale wereld- Bescherm kunstenaar ook op het web”, afgelopen zaterdag aan de vooravond van de 100ste verjaardag van de Nederlandse Auteurswet gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bepleit de nieuwe voorzitter van de Federatie Auteursrechtbelangen Pim van Klink een herwaardering van het auteursrecht vanwege de cruciale rol voor de ontwikkeling van de gehele economie. Lees zijn essay hier.

Waarheen, waarvoor... Federatie Auteursrechtbelangen
In de eerste vergadering van het nieuwe bestuur van de Federatie Auteursrechtbelangen hebben de contouren en ambities van de Federatie vorm gekregen.

Bestuur Federatie benoemd
De Federatie Auteursrechtbelangen bestaat uit een onafhankelijk voorzitter en drie vertegenwoordigers van elk van de drie aangesloten organisaties: Platform Makers, Platform Creatieve Media Industrie en VOI©E. Het bestuur is bij de start als volgt samengesteld.

Opzet stichting Federatie Auteursrechtbelangen, organisatie voor auteursrecht en naburige rechten
De statuten van de sinds 1984 bestaande Stichting Auteursrechtbelangen zijn aangepast aan het nieuwe samenwerkingsverband dat in september officieel van start is gegaan.

Het Platform Makers, het Platform Creatieve Media Industrie en de Vereniging VOI©E werken samen in de Federatie Auteursrechtbelangen aan wie zij gemeenschappelijke taken hebben gedelegeerd. Deze taken zijn als volgt samen te vatten:
- voorbereiding en vaststelling gezamenlijke standpunten en bevordering hiervan;
- informatie-uitwisseling en het bieden van een platform voor gecoördineerd optreden; - voorlichting en promotie;
- financiering en aansturing van collectieve handhaving (door Stichting Brein).

Werkwijze
Ieder der drie platforms stelt autonoom het beleid vast voor zijn specifieke werkterrein c.q. zijn gebied van belangenbehartiging. In de Federatie kan worden besproken op welke terreinen en op welke wijze afstemming en overleg en zo gewenst gezamenlijk optreden plaatsvindt. De voorzitter van de Federatie heeft geen functie in een van de drie platforms, noch in een van de bij een platform aangesloten organisaties.

Bij de uitvoering van haar werkzaamheden maakt de Federatie gebruik van een ambtelijk secretaris en bureaufaciliteiten, waarbij wordt samengewerkt met VOI©E. De financiering van de werkzaamheden van de Federatie geschiedt door collectieve bestemming van een gedeelte van de opbrengst uit de collectieve exploitatie van de rechten, verdeeld over de sectoren muziek, video en geschriften/multimedia.

Bestuur en Federatieraad
De Federatie is een stichting. Alleen de drie platforms zijn aangesloten bij de Federatie. Ieder platform is vertegenwoordigd in het bestuur met drie zetels, maar daarnaast behouden aangeslotenen van de platforms invloed op de beleidsontwikkeling van en besluitvorming binnen de Federatie door middel van participatie in de Federatieraad. Elk platform wijst vier afgevaardigden, niet zijnde bestuursleden, aan die stemrecht hebben in de Federatieraad.

IEF 11775

HR stelt HvJ EU vragen over het vaststellen van de thuiskopievergoeding

HR 21 september 2012, LJN BW5879 (ACI Adam B.V. c.s. tegen Stichting De Thuiskopie en Stichting Onderhandelingen Thuiskopie Vergoeding) - grosse
Uitspraak mede ingezonden door Mieke Merkelijn, vivien Rörsch en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek. en Rob Meijer en Thijs van Aerde, Houthoff Buruma.

In navolging van IEF 9217. Uit't persbericht: De Hoge Raad heeft vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie die betrekking hebben op het vaststellen van de thuiskopievergoeding.

De Auteurswet schrijft voor dat een thuiskopievergoeding moet worden betaald voor het – op zichzelf toegestane – opnemen door particulieren van auteursrechtelijk beschermde werken op beeld- en geluidsdragers zoals lege cd’s en dvd’s. Deze vergoeding moet worden betaald door de fabrikanten en importeurs van deze dragers. Die fabrikanten en importeurs berekenen die vergoeding door aan de gebruikers door een opslag op de koopprijs van die dragers.

In cassatie heeft de Hoge Raad de vraag voorgelegd gekregen hoe de hoogte van de thuiskopieervergoeding moet worden berekend. Bij het beantwoorden van deze vraag is van belang of bij die berekening moet worden uitgegaan van het totale aantal thuiskopieën, dat wil zeggen zowel die uit legale, als die uit illegale bron, of dat alleen moet worden uitgegaan van kopieën uit legale bron. Voor de hoogte van de vergoeding maakt dit een groot verschil.  Dit roept de vraag op of de Europese Auteursrichtlijn, waar het gaat om de bepaling die het maken van thuiskopieën toestaat,onderscheid maakt tussen legale en illegale thuiskopieën.

Het hof vond deze laatste vraag niet van belang. Volgens de bedoeling van de Nederlandse wetgever, die geen verschil maakt tussen legale en illegale thuiskopieën, zou de hoogte van de vergoeding moeten worden gebaseerd op het totaal aan thuiskopieën, legaal én illegaal, aldus het hof (LJN BO3982, [red.. zie ook IEF 9217] ).

De Hoge Raad vindt het weldegelijk van belang of de Europese Auteursrichtlijn verschil maakt tussen legale en illegale thuiskopieën. Daarom stelt de Hoge Raad de volgende vragen aan het Europese Hof van Justitie, samengevat:

• Laat de Europese Auteursrichtlijn het kopiëren uit illegale bron wel of niet toe? (Zo nee, dan zal de Nederlandse Auteurswet (art. 16c) net zo moeten worden uitgelegd.)
• En mag – in het geval kopiëren uit illegale bron volgens deze richtlijn niet is toegestaan – door de wet een vergoeding worden opgelegd voor thuiskopieën uit illegale bron, zolang er geen mogelijkheden zijn om illegaal thuiskopiëren tegen te gaan?.

1. Dient art. 5 lid 2, aanhef en onder b - al dan niet in verbinding met art. 5 lid 5 - Auteursrechtrichtlijn aldus te worden uitgelegd dat de daar bedoelde beperking van het auteursrecht geldt voor aan de in dat artikel vermelde eisen beantwoordende reproducties, ongeacht of de exemplaren van het werk waaraan die reproducties zijn ontleend, rechtmatig - dat wil zeggen: zonder schending van de auteursrechten van de rechthebbenden - ter beschikking zijn gekomen van de betrokken natuurlijke persoon, of geldt die beperking slechts voor reproducties die zijn ontleend aan exemplaren die zonder auteursrechtinbreuk aan de betrokken persoon ter beschikking zijn gekomen?

2. a. Indien het antwoord op vraag 1 luidt als aan het slot daarvan vermeld, kan toepassing van de 'driestappentoets', bedoeld in art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn, dan aanleiding vormen om de werkingssfeer van de beperking van art. 5 lid 2 uit te breiden, of kan die toepassing slechts ertoe leiden de reikwijdte van de beperking terug te dringen?

b. Indien het antwoord op vraag 1 luidt als aan het slot daarvan vermeld, is dan een regel van nationaal recht die ertoe strekt dat ter zake van reproducties, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, een billijke vergoeding verschuldigd is, ongeacht of de vervaardiging van die reproducties ingevolge art. 5 lid 2 Auteursrechtrichtlijn geoorloofd is - en zonder dat die regel afbreuk doet aan het verbodsrecht van de rechthebbende en diens aanspraak op schadevergoeding - strijdig met art. 5 Auteursrechtrichtlijn, dan wel met enige andere regel van Europees recht?

Is voor de beantwoording van deze vraag, in het licht van de 'driestappentoets' van art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn, van belang dat technische voorzieningen om het maken van ongeoorloofde privékopieën tegen te gaan (nog) niet beschikbaar zijn?

3. Is de Handhavingsrichtlijn van toepassing op een geding als het onderhavige, waarin - nadat een lidstaat op de voet van art. 5 lid 2 onder b Auteursrechtrichtlijn de verplichting tot het afdragen van de in die bepaling bedoelde fair compensation heeft opgelegd aan producenten en importeurs van dragers die geëigend en bestemd zijn voor de reproductie van werken, en heeft bepaald dat die fair compensation dient te worden afgedragen aan een door die lidstaat aangewezen organisatie die met de heffing en verdeling van de fair compensation is belast - door betalingsplichtigen wordt gevorderd dat de rechter ten aanzien van bepaalde in geschil zijnde omstandigheden die van belang zijn voor de vaststelling van de fair compensation, verklaringen voor recht geeft ten laste van de bedoelde organisatie, die zich daartegen verweert?

Op andere blogs:
DeBrauw Legal Alert (CJ asked if private copy from illegal source is legal)
Cassatieblog (Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over thuiskopievergoeding)
Rechtennieuws (Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over thuiskopievergoeding)
Stichting BREIN (Hoge Raad stelt vragen over thuiskopievergoeding voor kopiëren van illegaal aanbod)
SOLV
(Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over thuiskopievergoeding en downloaden uit illegale bron)
Internetrechtspraak (Hoge Raad 21 september 2012 (ACI vs. Thuiskopie))

IEF 11766

Internetconsultatie Richtlijn collectieve beheersorganisaties

Internetconsultatie Richtlijn collectieve beheersorganisaties

Einddatum consultatie 19 oktober 2012.
Concept regeling: hier
Ontwerp toelichting (impact assessment): hier

Doel van de consultatie
Doel van de consultatie is de standpunten van Nederlandse belanghebbenden over bepaalde onderwerpen in deze richtlijn te inventariseren. De inventarisatie zal gebruikt worden om het Nederlandse standpunt voor de onderhandelingen in Brussel nader te bepalen. Wij zijn vooral geinteresseerd in de verwachte effecten van de richtlijn voor de praktijk.

Verwachte effecten van de regeling
Collectieve beheersorganisaties (cbo) zullen moeten voldoen aan eisen op het gebied van transparantie en governance. Cbo’s zullen bovendien met elkaar moeten gaan concurreren doordat rechthebbenden de mogelijkheid krijgen (voor een gedeelte van hun rechten) van cbo te wisselen en doordat het voorstel een regeling bevat voor de uitgifte van multiterritoriale licenties door cbo’s.

De Europese Commissie geeft in haar Impact Assessment dat zij verwacht dat het voorstel de volgende effecten heeft voor de betrokken doelgroepen:

(Transparantie en governance)
- Rechthebbenden kunnen beter toezicht houden op de financiën en de besluitvorming van cbo's.
- Rechthebbenden kunnen het functioneren van cbo's vergelijken.
- Rechthebbenden krijgen inspraak in de besluitvorming van de cbo (verdeling van gelden e.d.)
- Cbo's zullen op langere termijn efficiënter moeten gaan opereren en de concurrentie zal toenemen.
- Gebruikers profiteren doordat cbo's efficiënter gaan functioneren en daardoor betere service gaan bieden.
- Gebruikers profiteren ook doordat een geschillenbeslechtingsregeling wordt ingesteld.

(Multiterritoriaal licentiëren)
-Opkomst van enkele cbo's die multiterritoriaal kunnen licentiëren.
-Rechthebbenden hebben een sterke incentive om voor een paspoortcbo te kiezen en daarbij voor de meest efficiënte cbo.
-Meer keuze voor gebruikers en makkelijker om licenties voor geheel Europa te verkrijgen.
- De markt voor cbo's consolideert zonder dat sprake is van monopolievorming.
- Geen wederkerigheidsovereenkomsten hoeven te worden gesloten.
- Geen tweedeling ontstaat tussen commercieel aantrekkelijk en niet-commercieel aantrekkelijk repertoire.

Op welke onderdelen van de regeling wordt een reactie gevraagd
In het bijzonder zien wij graag een aantal vragen beantwoord. De vragen zullen verschijnen als op de link "Geef uw reactie op deze consultatie" wordt geklikt. Deze vragen gaan over de transparantie en governance van cbo's (Titel II) en de mogelijkheid tot verkrijging van een multilaterale licentie (Titel III). In uw antwoord verzoeken wij u een onderscheid te maken tussen off- en online in de beschrijving van de effecten van de richtlijn. Ten slotte willen wij graag weten of u vindt dat het voorstel zich tot muziekrechten moet beperken of dat het ook op naburige rechten van toepassing moet zijn en hoe u verwacht dat de markt zich ontwikkelt wanneer dit voorstel in deze vorm wordt aangenomen.