DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 5952

Verse beschikkingen

Rechtbank Arnhem, 3 april 2008, rekestnummer: KV RK 08-336 & KV RK 08-337, De Roode Roos B.V. tegen Reform- nn Vitaminecentrum De Rooij B.V. c.s

Auteursrecht. Ex Parte beschikking. Verzoek afgewezen. De Roode Roos legt aan haar verzoek ten grondslag dat De Rooij c.s. inbreuk op haar auteursrecht maken door ca. 1.400 foto’s en beschrijvende teksten van orthomoleculaire voedingssupplementen uit haar webwinkel te hebben gekopieerd naar de door De Rooij c.s. geëxploiteerde webwinkel. De Roode Roos wenst de NAW-gegevens van de houder van het IP-adres  en een kopie van de bestanden waaruit de webwinkel van De Rooij c.s. is opgebouwd.

“1.1. Uit het hiervoor geschetste systeem van wettelijke bepalingen, met name art. 28 lid 9 Aw 1912, volgt dat ten opzichte van deze derden een bevel dient te worden gevraagd om de benodigde gegevens te verstrekken. Dat dient te geschieden in een procedure op tegenspraak, opdat deze derden in de gelegenheid zijn hun belangen, met name de eerbiediging van het privé-leven van hen en hun klanten, en de bescherming van persoonsgegeven, aan de orde te stellen en te verdedigen. Zonder dat zij worden gehoord is niet goed te beoordelen in hoeverre toewijzing van het gevraagde zal leiden tot inbreuken op deze rechten. Verder is onvoldoende aannemelijk geworden dat bewijsmateriaal verloren zal gaan, als de uitspraak van een procedure op tegenspraak tegen deze derden moet worden afgewacht.”

Lees de beschikking hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 april 2008, rekestnummer: 2008-0550, Westhoff c.s. tegen Jungpflanzen Grünewald GmbH c.s.

Kwekersrecht. Ex Parte beschikking. Toewijzing verzoek tot het leggen van bewijsbeslag met gerechtelijke bewaring, beschrijving en monsterneming. Verzoeker heeft recentelijk geconstateerd dat gedaagde planten verkoopt en/of te koop aanbiedt onder de naam Blue Laguna, terwijl het in werkelijkheid planten van het ras Saphira betreft.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de stelling van Grünewald dat Westhoff inbreuk heeft gemaakt op haar Gemeenschapskwekersrecht voldoende gesubstantieerd voor toewijzing van maatregelen tot bescherming van bewijs op de wijze als hierna verwoord. Tevens hebben verzoeksters voldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat het nodig is de verzochte maatregelen te nemen zonder de wederpartij te horen.

Lees de beschikking hier.

IEF 5691

Beschermde titel (HB)

rudolph.bmpGerechtshof ’s-Hertogenbosch, 26 februari 2008, HD103.004.245. Get Nosed B.V. tegen St. Nicholas Music Inc.(met dank aan Anne Marie Verschuur, Nauta Dutilh)

Auteursrecht, makerschap, Hoger beroep van de bekende Rudolph zaak (zie IEF 2624). Vernietiging en afwijzing vorderingen.

De Voorzieningenrechter Maastricht was van mening dat het Rudolph logo inbreuk maakte op de auteursrechten van St. Nicholas. In hoger beroep betwist Get Nosed dat St. Nicholas auteursrechthebbende is. Het Hof vindt niet dat Get Nosed ondubbelzinning van dit verweer afstand heeft gedaan, zoals St. Nicholas met een beroep op art. 348 Rv. heeft betoogd.

R.o. 4.5 geeft de korte ontstaansgeschiedenis van het verhaal en liedje weer. R.L. May heeft het personage en verhaal in 1939 bedacht en het auteursrecht in zou in 1946 de auteursrechten van zijn werkgever hebben overgedragen gekregen. In 1949 schreef Marks tekst en melodie van het bekende liedje. St. Nicholas zou thans ‘publisher’ zijn. St. Nicholas stelt dat het voldoende is dat zij zelfstandig de auteursrechten kan uitoefenen.
Auteursrecht. “4.9.(…) St. Nicholas baseert haar vorderingen tegen Get Nosed op de stelling dat zij exclusief rechthebbende is met betrekking tot het auteursrecht op de tekst van het liedje ‘Rudolph the red-nosed reindeer’en op de titel ‘Rudolp the red-nosed reindeer’ (punt 1 inl.dagv.). Door Get Nosed is zowel het één als het ander thans in hoger beroep gemotiveerd betwist. De vraag is derhalve aan de orde in hoeverre St. Nicholas tegenover die gemotiveerde betwisting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij auteursrechthebbende is op (de tekst van) het liedje en/of de titel ervan, kortom op ‘Rudolph the red-nosed reindeer’. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft St. Nicholas dit niet voldoende aannemelijk gemaakt.”

St. Nicholas heeft de oorsprong van het verhaal en liedje niet gemotiveerd betwist. St. Nicholas heeft onvoldoende onderbouwd hoe zij rechtsopvolger van Marks is geworden. Binnen het bestek van dit kort geding kan voorshands niet worden aangenomen dat St. Nicholas auteursrechthebbende is op ‘Rudolph the red nosed reindeer’. Grief 1 slaagt en het Hof vernietigt het vonnis en wijst de vorderingen alsnog af. Volledige proceskosten veroordeling, maar doordat er te weinig is gesteld over betaling van de proceskosten in eerste aanleg, wordt de vordering tot terugbetaling van de proceskosten in eerste aanleg niet toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5655

En nog meer verse rechtspraak...

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 februari 2008, rolnr. 06/669, Meadwestvaco Packaging Sytems LLC. Tegen A & R Carton B.V.(met dank aan Ricardo Dijkstra, Van Doorne).

Octrooirecht, doos met een aantal blikken. “25. Uit het voorgaande volgt dat in conclusie 1 van het verleende octrooi een in de oorspronkelijke aanvrage als essentieel omschreven kenmerk is weggelaten en dat mitsdien het onderwerp van het octrooi niet wordt gedekt door de inhoud van de ingediende aanvrage. Het octrooi is daarom nietig (dient vernietigd te worden). Dc door A & R nog gestelde vernietigbaarheid wegens gebrek aan inventiviteit behoeft hierna niet meer behandcld te worden.”

Lees het arrest hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 februari 2008, rolnr. 06/1466, Ranbaxy U.K. Ltd. c.s. tegen Warner-Lambert Company(met dank aan Simon Dack, De Brauw Blackstone Westbroek).

Octrooirecht, ABC farmaoctrooi. “25. Uit het voorgaande vloeit voort dat het onderhavige octrooi EP 0.247.633 B1 terecht als basisoctrooi is ingeroepen, zodat het ABC (ook) voldoet aan het bepaalde van artikel 3, aanhef en onder a, Verordening en derhalve niet nietig is. Dit brengt mee dat in het principale beroep de grieven 1-7 niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis. Grief 8 in het principale beroep heeft naast voormelde grieven geen zelfstandige betekenis.”

Lees het arrest hier.

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 21 februari 2008, KG ZA 08-31 Odc/PvV, Sanoma Uitgevers B.V. tegen Wegter Consumenten B.V.(met dank aan Wim Maas, Howrey).

Merkenrecht, “4.3. Niet in geschil is echter dat het woord- en beeldmerk VT Wonen buiten de Benelux niet door Sanoma als merk is geregistreerd, hetgeen tot gevolg heeft dat het Wegter - evenals een ieder ander - in beginsel is toegestaan om het VT Wonen woord- en beeldmerk buiten de Benelux te gebruiken. Daarnaast is niet gebleken dat het Wegter in de op 4 september 2006 gesloten licentieovereenkomst, dan wel in de nadere aanvulling daarop van 21juni 2006, expliciet is verboden om het woord- en beeldmerk VT Wonen buiten de Benelux te gebruiken. Anders dan door Sanoma gesteld, kan evenmin uit artikel 1.2 van de Licentieovereenkomst (impliciet) een dergelijk verbod worden afgeleid. Dat, zoals in artikel 1.2 is vermeld, de licentie uitsluitend betrekking heeft op de Benelux betekent voorshands niet meer dan dat de overeenkomst en de daarin neergelegde afspraken van toepassing zijn in het Benelux gebied. Dit houdt dus geen verbod in voor Wegter het merk VT Wonen buiten de Benelux te gebruiken.”

Lees het vonnis hier.

HvJ EG, 21 februari 2008, zaak C-328/07, Commissie tegen Luxemburg.

Luxemburg berispt wegen niet-implementeren Handhavingsrichtlijn. “En n’ayant pas pris, dans le délai prescrit, les dispositions législatives, réglementaires et administratives nécessaires pour se conformer à la directive 2004/48/CE du Parlement européen et du Conseil, du 29 avril 2004, relative au respect des droits de propriété intellectuelle, le Grand-Duché de Luxembourg a manqué aux obligations qui lui incombent en vertu de celle-ci.”

Lees het arrest hier(alleen beschikbaar in het Frans).

Rechtbank Assen, 30 januari 2008, LJN: BC4878, Eiser tegen Gedaagde.

Namaakzaak, maar geen IE-zaak. Niet is bewezen dat schilderijen vals/niet authentiek zijn “2.2.  De rechtbank is van oordeel dat de in deze procedure overgelegde rapporten weliswaar twijfels oproepen over de authenticiteit van de schilderijen. Echter, op basis van die rapporten kan naar het oordeel van de rechtbank niet voor juist worden gehouden dat de schilderijen daadwerkelijk vals/niet authentiek zijn. De rapporten zijn, mede in het licht van het door [gedaagde] gemotiveerd gevoerde verweer, onvoldoende helder en consistent gemotiveerd om die conclusie te kunnen dragen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5653

Bacardi/Anker, Jugiaans/De Jager, Excell / Brakel, Luba/Hannay, X/De Staat

Rechtbank Amsterdam, 6 februari 2008, HA ZA 07-180, Bacardi and Company Ltd. Tegene Anker Dranker B.V.(met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Drank & uitputting. “4.16 De omstandigheid dat, zoals Anker heeft aangevoerd, aan sommige etiketten op Bacardi-producten niet te zien is dat ze bestemd zijn voor de markt buiten de EER, betekent niet dan Anker hieruit mag concluderen dat Bacardi c.s. toestemming heeft gegeven voor verhandeling binnen de EER. Ook de aanwezigheid van het flessenbak-logo rechtvaardigt, zoals Bacardi c.s. terecht heeft gesteld, niet de conclusie dat Bacardi c.s. toestemming zou hebben verleend voor verhandeling binnen de EER.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Alkmaar, 14 februari 2008, KG ZA 07-411, Holding Jungiaans Instituut B.V. tegen De Jager (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Auteursrecht. “4.4. Ten aanzien van het CADT-spel is voldoende aannemelijk dat, zoals De Jager c.s. betoogt, de elementen van het spel zich in beginsel lenen voor afzonderlijke auteursrechtelijke beoordeling. Zo kunnen de kaarten en het bord afzonderlijk van elkaar worden getoetst. Ook kunnen de verschillende onderdelen van het bord zelf van elkaar worden gescheiden, in die zin dat zij afzonderlijk beoordeeld zouden kunnen worden op hun auteursrechtelijke merites. Zo valt niet uit te sluiten dat bijvoorbeeld de afbeeldingen van mensfiguren afzonderlijk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kunnen komen. Dit laatste kan ook gelden voor de layout en de teksten. Omdat elementen van elkaar te scheiden zijn, is niet voldaan aan het vereiste voor het kunnen aannemen van een gemeenschappelijk werk.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, HA ZA 07-2133, BRS Excell Glass B.V. tegen Portal S.A. & Brakel/Atmos B.V.

Octrooirecht. “4.22. De vakman waar het hier om gaat is een persoon die een ruime ervaring heeft met het beglazen van bouwwerken. Deze persoon is bekend met de noodzaak van het vastzetten van beglazingen in bouwwerken en de wijze waarop dat kan geschieden. Hij begrijpt dat een naar de stand van de techniek koud gebogen glasruit eenvoudig in die gebogen stand kan worden gehouden door toepassing van de onder alle omstandigheden (ook bij vlakke beglazingen) noodzakelijke vasthoudmiddelen en dat het gebogen kozijn het gebogen vlak biedt waarover de ruit kan worden gebogen. De techniek van het koud buigen en vastklemmen van thermisch gehard (niet-gelaagd) glas is de vakman bekend uit EP 468.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, KG ZA 07-1518, Luba Groep B.V. c.s. tegen El Hannay.

“4.12. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het ontbreken van verwarringsgevaar tussen het woordmerk LUBA en het woord/beeldmerk Luba Uitzend Buro enerzijds en het teken Lunajob anderzijds, heeft te gelden dat bij het publiek evenmin verwarring is te duchten tussen de genoemde merkenrechten en de handelsnamen Luba Uitzend Buro BV en Luba Uitzenddiensten BV enerzijds en de handelsnaam Lubajob anderzijds. El Hannay heeft met de handelsnaam Lunajob voldoende afstand genomen van de merkenrechten en de handelsnamen van Luba. De vorderingen van Luba dienen daarom ook in zoverre te worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, HA ZA 07-1310, X. tegen De Staat der Nederlanden (Binnenlandse Zaken)

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht. “4.7. Deze auteursrechtelijke claim van X moet falen. Het auteursrecht op de ontwerpen voor de ten processe bedoelde applicaties berust, als gezegd, ingevolge art. 7 Aw bij de Staat als toenmalige werkgever van X. Dat de applicaties grotendeels in vrije tijd en thuis zouden zijn ontwikkeld, zoals X ten slotte nog stelt, maar de Staat betwist, is bovendien – zo al relevant, gelet op de vaststaande (incidentele) opdracht – onvoldoende aannemelijk gemaakt door X. Voor zover nog bewijsbaar na te gaan, is het betreffende werk in ieder geval ook en wel in substantiële mate verricht op de werkplek van X bij CAS.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5588

Steunbetuiging

Rechtbank Alkmaar 24 januari 2008, KG ZA 07-418, Stichting Baas in Eigen Huis tegen Plazacasa B.V.

Auteursrecht. Eiseres in collectieve actie is niet-ontvankelijk in haar vordering. Zij maakt onvoldoende onderscheid tussen voor- en tegenstanders van de handelwijze van gedaagde.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Dit kort geding is het tweede kort geding van Stichting Baas in Eigen Huis tegen Plazacasa. Plazacasa exploiteert de website www.jaap.nl waarop volledige beschrijvingen en foto’s van in Nederland te koopstaande woningen worden gepubliceerd.   

Plazacasa moest na het vonnis van 7 augustus 2007 van de Voorzieningenrechter Alkmaar stoppen met het exploiteren van de website jaap.nl door objectgegevens van websites van Nederlandse makelaars over te nemen. In hoger beroep is dit vonnis vernietigd (arrest hier). Het Hof was van mening dat de Stichting niet kon worden ontvangen in haar vordering omdat de Stichting slechts zou optreden voor een klein gedeelte van de makelaars van wie de objectgegevens worden overgenomen. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat de Stichting opkomt voor gelijksoortige belangen in de zin van artikel 3:305a BW. Bovendien verhindert het opgelegde verbod feitelijk de publicatie van objectgegevens van zowel tegenstanders als voorstanders van openbaarmaking op jaap.nl.

Na het arrest van het Hof is jaap.nl weer als vanouds van start gegaan. Hiertegen komt de Stichting wederom op. De Stichting heeft na het arrest van het Hof haar statuten aangepast. Ook heeft zij duizenden steunbetuigingen verzameld. De vordering wordt dan ook alleen ingesteld namens de makelaars die een steunbetuiging hebben afgegeven. Zij gaat er in het tweede kort geding dan ook vanuit dat zij nu wel zal worden ontvangen in haar vorderingen.

De Voorzieningenrechter beslist anders. Met het arrest van het Hof als uitgangspunt oordeelt de Voorzieningenrechter voorshands dat de Stichting wederom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

Uit de gewijzigde staturen blijkt volgens de Voorzieningenrechter niet dat de Stichting uitsluitend de belangen behartigt van die makelaars die schriftelijk hun steun hebben betuigd. Hiermee staat vast dat de Stichting in haar gewijzigde staturen geen onderscheid maakt tussen voor- en tegenstander van jaap.nl.

Bovendien kan uit de tekst van de schriftelijke steunbetuiging niet worden opgemaakt dat de makelaars het onderhavige kort geding steunen. De steunbetuiging is te algemeen verwoord. Bovendien heeft Plazacasa aangevoerd dat minstens 60 makelaars die op de lijst van de Stichting staan hun steun aan de Stichting hebben uitgesproken, maar ook aan Plazacasa te kennen hebben gegeven geen bezwaar te hebben tegen publicatie van de objectgegevens van bij hen te koop staande woningen.

Ook de meer specifieke steunbetuigingen doen de Voorzieningenrechter niet anders oordelen nu deze ook al in het eerste kort geding door het Hof zijn bekeken en ook het Hof hierdoor niet tot een andere beslissing hebben gevoerd.

De Stichting heeft naar het voorlopig oordeel van de Voorzieningenrechter niet voldaan aan de door het Hof gestelde eisen en is daarmee niet-ontvankelijk in haar vorderingen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5546

Kopje koffie

Rechtbank Amsterdam 9 januari 2008, LJN: BC 2660, Specialsauce B.V. tegen Proud Design B.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Overeenkomstenrecht: geen overeenkomst, geen onrechtmatig afbreken van onderhandelingen. Auteursrecht aangenomen, er is “geen sprake van productfoto’s”: Aansprakelijkheid voor inbreuk op auteursrechten.

Proud Design heeft SpecialSauce gecontacteerd over het schieten van culinaire foto’s ten behoeve van een pitch uitgeschreven door Douwe Egberts. Er is vervolgens een serie proeffoto’s gemaakt door SpecialSauce en er zijn twee offertes door SpecialSauce aan Proud Design uitgebracht met verschillende prijzen, maar allebei met een periode van drie jaar rechtenvrij. Na berichtgeving van Proud Design aan SpecialSauce, heeft een andere fotograaf ten behoeve van het project foto’s gemaakt, en is een uitgesneden onderdeel van één van de door deze fotograaf gemaakte foto’s uiteindelijk gebruikt op een koffieapparaat van Douwe Egberts.

De Rechtbank oordeelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen Proud Design en SpecialSauce, omdat Proud Design nog niet had ingestemd met een rechtenvrije periode van drie jaar. “Het al dan niet rechtenvrij werken vormt immers een essentieel onderdeel van een overeenkomst waarbij foto’s gemaakt gaan worden die gebruikt zouden gaan worden in een wereldwijde reclamecampagne”. Er is evenmin een schadeplicht voor Proud Design op grond van het door Proud Design afbreken van de onderhandelingen met SpecialSauce.

De foto van SpecialSauce is auteursrechtelijk beschermd. “Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat elementen als de ondergrond, de gebruikte kleding en het aanreiken van het kopje door de art director van Proud Design zijn aangereikt – hetgeen SpecialSauce overigens betwist –, blijkt uit de door Proud Design overgelegde afbeeldingen nog dat er een groot scala aan verschillende foto’s gemaakt kan worden die alle een geheel andere sfeer weergeven. Dat geen sprake was van productfoto’s blijkt er ook wel uit dat de opdracht van Douwe Egberts was de koffie zo goed mogelijk “te communiceren”. Zoals SpecialSauce terecht aanvoert, is een belangrijk onderscheidend element van haar foto ook dat sprake is van alleen twee zichtbare armen met in allebei de handen een kopje koffie, waarbij het kopje koffie dat aan een ander wordt aangereikt als het ware uit de foto wordt getild waardoor het naar degene die de foto ziet toekomt. Dit element komt in geen van de andere door partijen overgelegde foto’s terug en is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf al dusdanig creatief dat het persoonlijk stempel van de maker daarmee aan de foto gegeven is. Hieraan doet niet af de onder 2.2. geciteerde e-mail of de omstandigheid dat [B] eventueel nog aanwezig was toen de foto gemaakt werd, zelfs indien deze beide omstandigheden zouden worden bewezen, nu gesteld noch gebleken is dat [B] degene was die de suggestie heeft gedaan deze specifieke foto op deze wijze te nemen.”

Er is voorts sprake van inbreuk. “Proud Design heeft voorts betwist dat de foto van [E] zou zijn ontleend aan de foto van SpecialSauce omdat er belangrijke verschillen zijn. De lichtinval, de hoek, de schaduw en helderheid is anders; op de foto van [E] is er geen sprake van spiegeling van het licht op het tafelblad en de foto van SpecialSauce is “uitgerekt”, terwijl de foto van [E] vlak oogt. Ook dit standpunt van Proud Design deelt de rechtbank niet. De rechtbank is van oordeel dat deze verschillen er niet aan af doen dat de totaalindruk van de twee foto’s dezelfde is. Er is sprake van alleen een arm gehuld in een rood/oranje mouw die over een zacht gekleurde houten tafel een kopje koffie aanreikt dat als het ware uit het beeld wordt getild. Nu de gelijkenis van de totaalindruk voorts voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door de overeenstemming in de auteursrechtelijk beschermde eigenschap van het “uit de foto tillen” van één van de twee kopjes, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van ontlening.”

Het verweer van Proud Design op grond van artikel 8 Aw doet niet af aan de conclusie dat SpecialSauce beschikt over het auteursrecht op haar foto. “Dit artikel geeft immers geen regeling over overdracht van auteursrechten, maar slechts een bewijsvermoeden van waar het auteursrecht rust. Dit bewijsvermoeden speelt geen rol in de onderhavige casus waar niet in geschil is wie de maker is van de oorspronkelijke foto. Overigens heeft te gelden dat, zelfs indien het auteursrecht inmiddels bij Douwe Egberts zou rusten, dit onverlet laat dat Proud Design inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van SpecialSauce door het openbaar te maken door overdracht aan Douwe Egberts voor een reclamecampagne van de foto, waarvan de rechten niet bij haar maar bij SpecialSauce rustten.”

SpecialSauce wordt toegelaten haar schade te onderbouwen. “Omdat Proud Design onbetwist heeft gesteld dat zij rechtenvrij werkt en daadwerkelijk geleden schade slechts kan bestaan uit vergelijking van de vermogenspositie van SpecialSauce nu met die wanneer haar foto zou zijn gebruikt in het project van Proud Design, moet naar het oordeel van de rechtbank de prijs van SpecialSauce voor het rechtenvrij overdragen van haar foto aan Douwe Egberts tot uitgangspunt worden genomen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5430

Safety 1st / Bauhaus / Specialsauce / SENA / Plazacasa / BREIN / Aventis / Chick on a mission / Alfa Romeo

1- GvEA, 24 January 2008, zaak T-88/06, Dorel Juvenile Group, Inc tegen OHIM.

Weigering woordmerk SAFETY 1st. “It follows, as the Board of Appeal correctly found, that the relevant English-speaking public’s overall perception of the mark applied for will not be as an indication of the commercial origin of the goods which that mark covers; therefore, for the public in question, that mark is devoid of any distinctive character in respect of those goods. The plea in law alleging infringement of Article 7(1)(b) of Regulation No 40/94 must therefore be rejected.”

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar).

2- GvEA, 23 januari 2008, zaak T-106/06, Demp BV tegen OHIM / BAU HOW GmbH.

Oppositie BAUHAUS tegem BAU HOW. “In Anbetracht der erheblichen Unterschiede zwischen den Zeichen in visueller Hinsicht, des geringeren Gewichts ihrer klanglichen Ähnlichkeit und der Tatsache, dass die Zeichen entweder für einen begrifflichen Vergleich ungeeignet sind oder einige wahrnehmbare begriffliche Unterschiede aufweisen, ist im Ergebnis festzustellen, dass die Beschwerdekammer fehlerfrei entschieden hat, dass eine Verwechslungsgefahr im Sinne von Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94, auch wenn die von den Zeichen erfassten Waren identisch oder ähnlich sind, ausscheidet.“

Lees het arrest hier(geen Nederlandse versie beschikbaar). 

3- Rechtbank Amsterdam, 9 januari 2008, LJN: BC2660, Specialsauce B.V. tegen Proud Design B.V.

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Inbreuk auteursrecht voor het gebruik van een foto, auteursrechtelijk beschermd werk De rechtbank komt tot het oordeel dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen ten aanzien van het gebruik van de diensten van de fotograaf voor een reclamecampagne, nu partijen geen overeenstemming hadden bereikt over de rechten op foto’s en dit als wezenlijk onderdeel van de overeenkomst kan worden beschouwd. Ook is geen sprake van onrechtmatig afgebroken onderhandelingen. Wel wordt aansprakelijkheid aangenomen voor inbreuk op het auteursrecht voor gebruik van een foto in een reclamecampagne die op wezenlijke onderdelen overeenstemt met de foto gemaakt door de fotograaf in het kader van een proefserie. De wezenlijke kenmerken stemmen overeen. Het verweer dat geen sprake was van een auteursrechtelijk beschermd werk omdat het een productfoto betrof en deze iedere originaliteit ontbeert, wordt verworpen.”

Lees het vonnis hier

4- Rechtbank Amsterdam , 31 oktober 2007, LJN: BC2662. Eisers tegen Stichting Ter Exploitatie Van Naburige Rechten.

Samenvatting rechtspraak.nl: Aanspraak op uitkering op grond van de Wet op de Naburige rechten? Zijn eisers aan te merken als fonogrammenproducent? Zijn eisers aan te merken als uitvoerend kunstenaars? Voornemen om vragen te stellen aan het HvJ EG Artikel 1 sub a en d WNR Aan de orde is onder meer de vraag of eisers sub 7 tot en met 10 zijn aan te merken als producent van fonogrammen, welke vraag uiteindelijk in negatieve zin wordt beantwoord. Ook is aan de orde de vraag of eisers sub 7 tot en met 10 kunnen worden aangemerkt als uitvoerend kunstenaars in de zin van artikel 1 sub a WNR.

De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de producer - anders dan de dirigent, orkestleider of regisseur – in wet noch verdrag, noch de totstandkomingsgeschiedenis daarvan als uitvoerend kunstenaar wordt genoemd, een aanwijzing dat de producer niet als zodanig gekwalificeerd behoort te worden. Alvorens de vorderingen af te wijzen, en nu de rechtbank van oordeel is dat het begrip uitvoerend kunstenaar een autonoom gemeenschapsrechtelijk begrip is dat binnen de Europese Gemeenschappen uniform moet worden uitgelegd en dit begrip in de Richtlijn niet nader wordt toegelicht en de betekenis ervan ook niet anderszins uit de Richtlijn blijkt, ziet de rechtbank aanleiding om het HvJ EG te vragen of een lidstaat in strijd handelt met het doel en de strekking van de Richtlijn, indien hij oordeelt dat de producer die betrokken is bij het maken van de arrangementen voor een op te nemen werk en voorts de instrumenten en sessiemuzikanten uitkiest, speelinstructies en zanginstructies geeft, het tempo, de dynamiek, de frasering, de timing en de klankkeuze van het op te nemen werk bepaalt en zijn invloed op de verschillende deelopnamen en de mixage daarvan uitoefent, niet onder het begrip uitvoerend kunstenaar in de zin van artikel 8 van de Richtlijn 2006/115/EG kan worden gebracht. Alvorens deze vraag aan het HvJ EG voor te leggen zullen genoemde eisers en SENA in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte over de geformuleerde vraag uit te laten. 

Lees het vonnis hier.

5- Vzr. Rechtbank Alkmaar, 24 januari 2008, LJN: BC2614, Stichting Baas In Eigen Huis tegen  Plazacasa B.V.

Jaap II. Collectieve actie. “4.10 Op grond van het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de stichting niet voldaan heeft aan de door het Gerechtshof gestelde voorwaarden, nu zij nog altijd onvoldoende onderscheid maakt tussen voor- en tegenstanders van de handelwijze van Plazacasa. Dit brengt mee dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de stichting gelijksoortige belangen behartigt en dat zij dientengevolge niet in haar vordering kan worden ontvangen.”

Lees het vonnis hier.  

6- Rechtbank Amsterdam, 24 januari 2008, KG ZA 07-2249 P/TF, Stichting Brein tegen M. (met dank aan Ruber Brouwer, Hocker).

“5.1. Beveelt M. om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden ieder onrechtmatig handelen jegens de rechthebbenden wier belang Brein vertegenwoordigt, door te bevorderen dat auteurs- en nabuurrechtelijke inbreuken plaatshebben door het ter beschikking stellen  met behulp van de domeinnaam “Shareconnector.com” of anderszins van hashcodes of links, al dan niet via andere netwerken, naar auteursrechtelijk of nabuurrechtelijk beschermde werken, die zonder toestemming van de rechthebbenden zijn openbaar gemaakt, alsmede het doen of laten verrichten van zodanige handelingen en het daarbij direct of indirect betrokken zijn.”

Lees het vonnis hier.

7- Rechtbank Maastricht, 23 janurai 2008, HA ZA 06-1003, Private Limited Company Ofpact Ltd. tegen Vandenhof c.s. (met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich).

3.6 De rechtbank is van oordeel dat de werking die Cyborg geeft aan het geciteerde arrest verder gaat dan de uitzondering die op basis ervan kan worden aangenomen. Ten eerste hebben de stills het primaire doel om reclame te maken voor de eigen, tegen betaling te raadplegen, website en worden zij niet rechtstreeks getoond in verband met de verkoop van de film zelf. Ten tweede beperkt Cyborg zich kennelijk niet tol het tonen van de verpakking of voorzijde van de betreffende DVD's, maaroont zij er fragmenten uit, hetgeen veel verder gaat dan voor de aanprijzing van het product nodig is.”

Lees het vonnis hier

8- Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 januari 2008, HA ZA 03-39, Dr. O.K. Wack Chemie Gmbh tegen Brookside Imports Specialties inc.

“4.9. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat BIS het merk S100 te kwader trouw heeft gedeponeerd. Het betoog van BIS dat de toepassing van het begrip “te kwader trouw” in artikel 3 lid 2 sub d van de merkenrechtrichtlijn (…) beperkt is tot gevallen van misbruik door de deposant, kan niet leiden tot een ander oordeel. Het deponeren van een merk wetende op grond van een rechtstreekse betrekking dat een ander het merk al jaren buiten de Benelux gebruikt, moet immers, behoudens bijzondere omstandigheden, worden gezien als misbruik. Juist daarom is die situatie in het BVIE opgenomen als voorbeeld van een depot te kwader trouw. (…)”

Lees het vonnis hier.

9- Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 januari 2008, KG ZA 07-1439, Aventis tegen Apothecon.

“3.1. Aventis vordert, uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd, een verbod op inbreuk in Nederland door Apothecon en Ratiopharm op EP 976, met name door verkoop of verhandeling van een geneesmiddel bevattende fexofenadine.

Lees het vonnis hier

10- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 22 januari 2008, KG C0601411, Chick on a Mission tegen Christine Le Duc (met dank aan Paul Steinhauser, Steinhauser Heezius Rijsdijk).

“4-18 Voorts speelt een rol de mate van aandacht en inzicht die in dit geval aan het relevante publiek kan worden toegeschreven. Beide partijen rekenen vrouwen tot hun doelgroep, zodat in zoverre een zekere overeenstemming bestaat. Echter, aan de doelgroep van CoaM zoals deze door CoaM wordt omschreven mag een kritische instelling, een meer dan gemiddeld inzicht in de ontwikkeling van de mode en wat daarmee samenhangt en enige kennis van het winkelaanbod worden toegeschreven. Deze doelgroep zal niet snel een verband zien tussen de gewenste exclusieve mode en de producten in de erotische/seksuele sfeer die ClD aanbiedt.”

Lees het arrest hier.

11- Gerechtshof ’s-Gravenhage, 17 januari 2008, KG ZA 06/20, Alfa Romeo Nederland B.V. tegen Houthuijzen c.s. (met dank aan Simone Davina, Boekel De Neree).

“De verordening (Verordening (EG) Nr. 1400/2002 betreffende de toepassing van artikel 81 lid 3 EG op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector) bevat geen regels ten aanzien van het handelen van derden die geen partij zijn bij een distributieovereenkomst. Meer in het bijzonder staat de verordening er niet aan in de weg dat een marktdeelnemer, die noch een erkend wederverkoper is, noch een gevolmachtigd tussenpersoon, zich bezig houdt met de parallelimport van nieuwe voertuigen van het merk en deze vervolgens als onafhankelijk wederverkoper verkoopt."

Lees het arrest hier.

IEF 4990

Waarbij keuzes gemaakt moeten worden

Gerechtshof Arnhem, 25 september 2007, LJN: BB6236, Appellante tegen Geïntimeerde.

Het feitenrelaas wordt in hoger beroep overgeslagen, maar het geschil betreft een onbetaalde factuur het inroepen van auteursrechten om ervoor te zorgen dat de factuur alsnog betaald wordt. Wellicht interessante overwegingen over het vermoeden van auteursrecht, opdrachtwerken en leiding en toezicht.

Geïntimeerde heeft voor appelante een catalogus vormgegeven en een gedeelte van de inhoud (foto’s) verzorgd. De factuur voor deze werkzaamheden is zo te lezen onbetaald gebleven. De auteursrechtelijke claim van geïntimeerde die daarop volgde, wordt ook door het hof gehonoreerd.

Appelante stelt daartegen dat zij vooraf bepaald had hoe de opmaak er uit zou moeten zien en dat de opmaak in overeenstemming diende te zijn met (en dat ook was) die van andere brochures van appelante. Bovendien was er sprake van ‘productfotografie’, waardoor de foto’s technisch bepaald zouden zijn. Geïntimeerde zou geen artistieke vrijheid hebben gehad. Het hof is hier echter niet van overtuigd.

“5.3. (…) Het zal ongetwijfeld waar zijn dat appellante aan het eindresultaat eisen stelde en dat geïntimeerde in zijn werkzaamheden meer of minder sterk gebonden was en zijn artistieke vrijheid beperkt, zoals dat bij werken van toegepaste kunst en tekeningen en modellen van nijverheid en in het algemeen bij opdrachtwerk welhaast steeds het geval zal zijn. Maar het is onaannemelijk dat zijn werk in het geheel geen eigen oorspronkelijk karakter had. Dat valt niet te rijmen met het gegeven dat niet slechts geïntimeerde, maar ook appellante spreekt van “opmaak”, een begrip waaraan een zekere ontwerpactiviteit toch inherent is en waarbij keuzes gemaakt moeten worden, zij het niet in volledige vrijheid, maar onderworpen aan de eisen van de opdrachtgever.

5.5  (…) Het is heel wel mogelijk dat appellante de te fotograferen objecten aangaf, maar dat neemt niet weg dat in het algemeen de fotograaf een eigen creatieve inbreng heeft te leveren waar het gaat om de bepaling van opnamehoek, belichting en in het algemeen de keuze tussen de vele verschillende fototechnische mogelijkheden. Dat de daarbij te maken keuzes geheel door appellante werden voorgeschreven, is onaannemelijk: daarvoor neemt men geen professioneel fotograaf in de arm. De overgelegde opnamelijsten wijzen daar ook niet op. Zij geven slechts een (inderdaad tamelijk precieze) opgave van de te fotograferen objecten, maar houden niets in over de te maken fototechnische keuzen.”

Daarnaast stelt het hof dat het vermoeden van auteursrecht van artikel 8 AW moet wijken voor de op de omstandigheden steunende aannemelijkheid dat geïntimeerde maker of medemaker van het werk is. Ook artikel 6 AW kan appelante niet baten:

“5.7  (…)  Die bepaling kent appellante het auteursrecht toe als het werk naar haar ontwerp en onder haar leiding en toezicht vervaardigd is. Dat acht het hof echter niet het geval. appellante mag in het ontwerp wel een zekere rol hebben gespeeld, maar haar leiding en toezicht waren zeker niet zo direct dat daardoor de creatieve rol van geïntimeerde verwaarloosbaar werd. appellante heeft zich er zelfs over beklaagd dat zij, toen zij op een dag contact met geïntimeerde wilde opnemen, moest ontdekken dat hij op dat ogenblik afwezig was en een medewerker de opnamen aan het maken was. Hoe belangrijk of onbelangrijk dat ook mag wezen, als zij dat op deze manier toevallig moest ontdekken, waren haar leiding en toezicht toch niet zo direct als zijn het wel wil doen voorkomen.”

5.8  Het hof acht op deze gronden voorshands aannemelijk dat, ook al zou appellante door haar inbreng in de totstandkoming van de brochures en/of het fotomateriaal daarvan mede als maker daarvan moeten worden beschouwd, het niet wegneemt dat geïntimeerde daarvan toch in elk ook (mede)maker is. Het enkele gestelde feit dat geïntimeerde zich bij het maken van de foto’s heeft laten bijstaan door een medewerker, leidt in het licht van artikel 6 Auteurswet ook niet tot een ander oordeel.”

Van overdracht van auteursrecht door geïntimeerde aan appellante kan daarnaast geen sprake zijn, nu het bestaan van een akte van overdracht gesteld noch gebleken is. De stilzwijgende toestemming voor openbaarmaking en vermenigvuldiging vindt een grens bij onbetaalde rekeningen. 

“6.4  appellante heeft in eerste aanleg aangevoerd dat in het verleden door geïntimeerde nooit over auteursrecht is gesproken. Dat betekent dat, als geïntimeerde appellante toestond de door hem vervaardigde foto’s te vermenigvuldigen en openbaar te maken, zulks stilzwijgend gebeurde. Dat acht het hof ook voor de hand liggend: appellante gaf haar opdrachten juist om de foto’s in de brochures op te nemen en dus om ze te kunnen vermenigvuldigen en openbaar maken en zij mocht verwachten dat geïntimeerde, die van die bestemming natuurlijk op de hoogte was, haar dat toestond. Maar zij heeft niet duidelijk gemaakt waarom zij die toestemming ook mocht verwachten zolang zij weigerde geïntimeerde voor zijn werkzaamheden te betalen als tussen partijen overeengekomen. Overigens heeft geïntimeerde in dit verband wel aangevoerd dat het gebruik steeds slechts voor een duidelijk omschreven oplage en gebied werd toegestaan.”

Geïntimeerde kan zich met recht verzet tegen het gebruik van de foto’s (en ander werk) waarop hem auteursrecht toekomt ‘zolang onvoldaan blijft wat hem daarvoor toekomt’. Een beroep op verrekening faalt:

“(…) 7.2. Waar het om gaat is of haar vordering zonder verder onderzoek als voldoende aannemelijk kan worden beschouwd om het beroep op verrekening te honoreren. Daartoe is niet alleen een voldoende motivering vereist, maar ook een voldoende mate van aannemelijkheid van de daartoe gestelde, maar door geïntimeerde betwiste feiten. Die heeft de eerste rechter terecht niet aanwezig geacht. Evenzeer terecht heeft hij daarom het beroep op verrekening verworpen.”

Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem van 7 september 2006.

Lees het arrest hier

IEF 4956

Het maritieme gedeelte

signs2.gifGerechtshof Arnhem, 25 september, LJN: BB6246, Stell GmbH tegen geïntimeerden.

Auteursrecht. Geschil over het gebruik van pictogrammen voor de scheepvaart in een catalogus. De gronden waarop eiser Stell zijn makerschap aannemelijk gemaakt acht, kunnen het hof  niet overtuigen. Of de catalogus wel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt doet dan ook niet meer terzake.

De eerste rechter heeft het door Stell gedane beroep op auteursrecht verworpen omdat zij voldoende aannemelijk achtte dat Stell auteursrechtelijk bezien niet de maker is van zijn catalogus, maar hij juist de inhoud van de catalogus van Intersign (een Noorse producent van pictogrammen, met wie Stell eerder heeft samengewerkt) als voorbeeld heeft genomen. In casu stelt het hof echter voorop dat het er, anders dan de eerste rechter tot uitgangspunt nam, niet om gaat of voldoende aannemelijk is dat Stell niet de maker van de catalogus is, maar of voldoende aannemelijk is dat zij dat wél is.

Eiser Stell heeft het standpunt ingenomen dat geïntimeerde sub 1 met haar op internet verschenen catalogus het auteursrecht van Stell op de door deze gevoerde catalogus heeft geschonden, niet door deze catalogus integraal over te nemen (want partijen zijn het erover eens dat de beide catalogi niet identiek zijn), maar door daaraan een aantal oorspronkelijke elementen te ontlenen. Daarbij heeft Stell aangegeven dat hij niet op alle elementen van zijn catalogus auteursrecht pretendeert en met name in het algemeen ook niet op de verschillende in de catalogus voorkomende signs. Die immers volgen in het algemeen uit de standaardisering en normering in de scheepvaart en zijn niet door hemzelf gemaakt. De door geïntimeerde sub 1 ontleende oorspronkelijke elementen van de catalogus van Stell zijn volgens deze vooral door hem gemaakte selecties van die signs en de volgorde waarin hij die heeft weergegeven. Als ontleende elementen noemt Stell o.a. de voorkomende selectie en volgorde van weergave van een aantal signs, het ontwerp van de bij bepaalde signs gebruikte cijfers, bepaalde posters, een bepaald stuk tekst en bepaalde minisymbolen.

Geïntimeerden bestrijden dat Stell als maker van die elementen kan worden aangemerkt en stelt dat zij die elementen met toestemming van Intersign heeft ontleend aan de door deze uitgegeven catalogus 2004 en dat Intersign de maker daarvan is, van wie Stell de bewuste elementen heeft overgenomen. Stell bestrijdt niet dat de omstreden elementen in de Intersign-catalogus ook voorkomen, maar verklaart dat uit het feit dat hij in het verleden met Intersign heeft samengewerkt en dat Intersign in het kader daarvan tot ontlening aan de Stell-catalogus gerechtigd was. De samenwerking is echter inmiddels beëindigd en ook Intersign zou tot deze ontlening niet meer gerechtigd zijn.

De gronden waarop Stell zijn makerschap aannemelijk gemaakt acht, overtuigen het hof echter niet. De schriftelijke verklaringen van medewerkers van Stell impliceren niet dat zij geen gebruik hebben gemaakt van de Intersign-catalogus, maar slechts dat zij geen gebruik hebben gemaakt “van bestanden van Intersign” en Intersign zelf verklaart de signs zelf gemaakt te hebben. Dat geïntimeerden gebruik zouden hebben gemaakt van gefalsificeerd bewijsmateriaal is volgens het hof niet aangetoond en ook overigens ziet het hof geen redenen om uitgesloten te achten dat Intersign, althans een ander dan Stell de maker is van de elementen over welker overname Stell zich beklaagt.

Nu het hof Stell niet als de maker kan aanmerken en gesteld noch gebleken is dat Stell anderszins als auteursrechthebbende op de catalogus kan worden aangemerkt, doet niet meer terzake of de catalogus wel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en komt daarbij tot een proceskostenveroordeling van totaal € 6.328,82 (deze keer exclusief BTW). Daarbij heeft het hof de kosten van de eerste aanleg buiten beschouwing gelaten, omdat de eerste rechter daarover al heeft geoordeeld en geïntimeerden geen incidenteel hoger beroep hebben ingesteld.

Lees het arrest hier.

IEF 4772

Ex Parte

na.gifVzr. Rechtbank Haarlem, Beschikking van 31 augustus 2007, LJN: BB3561, Naomi Art tegen Worldwide Art B.V.

Auteursrecht. De Rechtbank Haarlem wijst een verzoek tot een Ex Parte bevel ex artikel 1019e Rv af omdat slechts sprake is van de vrees van verzoekster voor mogelijk tot inbreuk leidend handelen. Van daadwerkelijke (vermeende) inbreuk is op dat moment echter geen sprake. Publicatie op rechtspraak.nl inclusief het verzoekschrift.

Verzoekster heeft door haar vervaardigde schilderijen bij de groothandel van verweerster gebracht om deze te laten voorzien van lijsten. Bij een volgende bezoek biedt verweerster kant en klare canvasprints van de schilderijen aan voor € 50 per stuk.  Op de vraag van verzoekster of verweerster voor het maken van zulke prints geen digitale voorbeelden nodig had, antwoordde Verweerster dat zij zelf foto’s van de werken heeft gemaakt en vervolgens grote hoeveelheden prints ervan op canvas heeft laten maken door een Chinese leverancier, die de bestelde prints een dezer dagen zou afleveren. Verzoekster heeft daarop kenbaar gemaakt bezwaar te hebben tegen deze gang van zaken, waarop verweerster heeft laten weten niet van plan te zijn de bestelling en de verhandeling van de bestelde prints af te blazen.

De rechtbank wijst het verzoek tot het opleggen van een bevel tot het staken van enige (dreigende) inbreuk op de auteursrechten van Verzoekster op grond van artikel 1019e Rv. echter af.

 “1.2. Vooropgesteld dient te worden dat een verzoek als het onderhavige niet van eenvoudige aard is. Bij een verzoekschrift ex artikel 1019e Rv, waarbij wordt afgeweken van het uitgangspunt dat de rechter alvorens op een verzoek (van niet eenvoudige aard) te beslissen, beide partijen in de gelegenheid stelt te worden gehoord, zal de voorzieningenrechter dan ook allereerst moeten beoordelen of onherstelbare schade dreigt, die zo ernstig is dat een kort geding op tegenspraak niet kan worden afgewacht. Daarbij geldt dat naarmate de inbreuk meer in het oog springend is, eerder een dergelijk verzoek kan worden gehonoreerd.

1.3.  In onderhavig geval is daarvan geen sprake. Daartoe is redengevend dat uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen volgt dat slechts sprake is van de vrees van verzoekster voor het handelen van gerekwestreerde dat mogelijk tot inbreuk zou kunnen leiden, maar dat thans geen sprake is van een daadwerkelijke (vermeende) inbreuk. Voorts is onvoldoende aannemelijk dat sprake is van een reële dreiging van een mogelijke inbreuk. Daar komt bij dat niet is gebleken dat verzoekster gerekwestreerde heeft gesommeerd zich te onthouden van inbreuk voordat zij tot onderhavig verzoek tot het geven van een onmiddellijke voorziening als hier aan de orde is overgegaan, hetgeen wel in de reden had gelegen.

1.4.  De gevraagde voorzieningen zullen worden geweigerd.”

Lees de beschikking hier.