DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 3844

Voor in het weekend

- Hoge Raad. 20 april 2007. LJN: AZ8169. Eiser tegen Omroepverenigingen.

Intellectuele eigendom. Geschil tussen auteursrechthebbende en exploitant (televisieomroep) over de uitleg van een auteursrechtelijke exploitatieovereenkomst (81 RO).

Lees het arrest  hier.

- Sector kanton Rechtbank Roermond , 17 april 2007, LJN: BA3462. Eiser tegen Holbox Media B.V.

Uitgever maandblad heeft inbreuk gemaakt op auteursrecht fotograaf door geen toestemming te vragen voor publicatie van foto's. Een overeenkomst tot publicatie tussen uitgever en schrijver van een artikel waarin de foto's waren vervat, maakt dit niet anders.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 3593

Een onafhankelijke schepping

puma.gifRechtbank Rotterdam, 6 maart 2007, KG 07-100.Unifruit Rotterdanm B.V. tegen Zwaardfruit B.V. (Met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich)

Vervolg op het eerder besproken auteurs- en merkenrechtelijke geschil over diverse nieuwe en oude fruitlogo’s met afbeeldingen van (springende) roofkatten.

Dit geschil betreft de opheffing van een door gedaagde Zwaardfruit gelegd beslag op “verpakkingen waarbij het lettertype ‘Poema’ in rood-goud gelaagde letters is vervangen door het woord ‘Puma’in groen-geel gelaagde letters." Dit aangepaste ‘logo’ zou inbreuk maken op de auteurs- en merkenrechten van Zwaardfruit aangezien er sprake zou zijn van ontlening.

Unifruit stelt, succesvol, naast enkele formele bezwaren, dat de beslagen verpakkingen niet beschouwd kunnen worden als inbreukmakende verpakkingen.

De formele gronden zijn voornamelijk gelegen in de onduidelijkheid van het beslagrequest en de daarop gebaseerde beschikking. Het is volgens de voorzieningenrechter i.c. “evident dat geen verlof is verleend voor het beslag op de verpakkingen, nu dat in de tekst van het verlof in het geheel niet genoemd wordt en in zoverre ook geen sprake is van verhaalsbeslag. Ook voor wat betreft de beide andere beslagen mist het hof echter de nodige helderheid.” Een en ander kan niet worden aangemerkt als een ‘kennelijke vergissing’ die zich leent voor aanvulling of wijziging als bedoeld in artikel 31 Rv.

De beslagen zijn derhalve alleen formeel al onrechtmatig gelegd, maar ook ten aanzien van de materiele kant van de zaak oordeelt de voorzieningenrechter: “de totaalindruk verschilt zozeer van het nieuwe jaguar logo dat inbreuk niet aannemelijk is en dat afbreuk van het onderscheidend vermogen van van het jaguar-logo niet in de rede ligt. (…) Niet kan worden gezegd dat het logo cvan Unifruit een duidelijk overeenstemmende indruk geven waardoor bij het publiek gevaar bestaat voor associatie met het merk van Zwaardfruit.”

Met betrekking tot het auteursrecht: “Op basis van bovenvermelde totaalindruk is op het moment voldoende aannemelijk dar het Puma logo een onafhankelijke schepping is en dus geen nabootsing. ”

Zwaardfruit wordt veroordeeld in de (richtlijnconforme) proceskosten, gematigd tot een bedrag van zo’n 7000 euro aan advocaat- en vertaalkosten.

Lees het vonnis hier. Eerder bericht en eerder vonnis hier.

IEF 3367

Alarmsystemen

scrtas.gifRechtbank Dordrecht ,18 januari 2007, LJN: AZ7053. Beheer B.V., Savebound Beheer B.V. en Securisys B.V. tegen gedaagden sub 1 en 2, Armon Trading Holland B.V. en Family Alert B.V.

Vonnis over auteursrecht op een logo en folder en onrechtmatige concurrentie. Partijen zijn in geschil omtrent een concept om gratis alarmsystemen te verstrekken bij het afsluiten van een abonnement op de meldkamer van een beveiligingsonderneming. De rechtbank wijst alle vorderingen af.

Voor zover er al sprake is van auteursrecht op het logo, is er onvoldoende gelijkenis tussen de logo's om te kunnen concluderen dat er sprake is van inbreuk. Hierbij dient het hele logo in ogenschouw te worden genomen, en niet slechts een onderdeel, zoals bijvoorbeeld de door eiseressen bedoelde afbeelding van twee volwassenen en twee kinderen - al dan niet met hond. Ook de vorderingen met betrekking tot auteursrecht op een folder worden afgewezen daar geen sprake is van gelijkenis.

Indien al sprake zou zijn van onrechtmatig handelen, volgt evenwel niet zonder meer dat de vorderingen  toewijsbaar zijn. Voor toewijzing van deze vorderingen is immers noodzakelijk dat er (thans) activiteiten worden verricht die, in het licht van de mogelijke onrechtmatigheid, verboden moeten worden. Omdat niet gebleken is dat gedaagde sub 2 op enig moment ten opzichte van Securisys zelfstandig concurrerende werkzaamheden heeft verricht, en omdat onvoldoende aannemelijk dat gedaagde sub 1 op dit moment concurrerende werkzaamheden jegens Securisys verricht, worden de vorderingen afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3334

Een vermoeden van ontlening

jag.gifRechtbank Rotterdam, 20 december 2006, HA ZA 04-423. Eiser tegen Unifruit B.V.

Auteursrecht op logo. Artikel 8 Auteurswet. Bewijsopdracht met betrekking tot openbaar maken van een werk door een rechtspersoon. Onderscheidend vermogen beeldmerk. Gevaar voor associatie. Bekendheid in één lidstaat van de Benelux volstaat.

Deze zaak spitst zich toe op de vraag naar het onderscheidend vermogen van het ‘Jaguar’-beeldmerk van eiser (afbeelding). De rechter geeft een goed inzicht in de manier waarop zij haar oordeel over een vermeende inbreuk op een auteursrecht opbouwt.

Alvorens in te gaan op het onderscheidend vermogen van het logo van eiser, stelt zij zich de vraag of er sprake is van een werk in de zin van art. 1 jo. art. 10 lid 1 Auteurswet (Aw). Zij oordeelt dat dit het geval is nu het logo een voldoende eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Verder oordeelt de rechtbank dat het ‘Poema’-logo van verweerder (helaas geen afbeelding in vonnis) en eiser dusdanig overeenstemmen dat een vermoeden van ontlening gerechtvaardigd is. Verweerder is er niet in geslaagd om dit vermoeden te weerleggen.

Dan art. 8 Aw. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen rechten kan doen gelden ter zake van de gestelde inbreuk nu zij niet de maker van het werk is. De rechtbank geeft eiser de gelegenheid te bewijzen dat zij rechthebbende is op grond van art. 8 Aw. en verwijst de zaak daartoe naar de rol. Slechts indien zij hierin slaagt kan zij rechten doen gelden ten aanzien van het litigieuze logo.

Vervolgens gaat de rechter in op de merkenrechtelijke aspecten van deze zaak. De rechtbank stelt vast dat het beeldmerk Jaguar, eye for quality, als een bekend beeldmerk kan worden aangemerkt. Zij baseert dit onder meer op de door eiser overgelegde merkbekendheidsonderzoek.

Deze rechtbank stelt dat de bekendheid in één lidstaat van de Benelux volstaat. Ter onderbouwing van haar oordeel dat er sprake is van inbreuk op het Jaguar beeldmerk haakt de rechtbank aan bij haar eerdere overwegingen ten aanzien van de ontlening in de zin van de Auteurswet.

"In het oordeel van de rechtbank betreffende de vraag of in het onderhavige geval sprake is van inbreuk op de op het beeldmark rustende auteursrechten, ligt reeds besloten dat gevaar voor associatie in merkenrechtelijke zin aanwezig moet worden geacht."

In zoverre vallen de respectievelijk de inbreukvraag op grond van Auteurwet en het Merkenrecht samen. Nu de rechter heeft geoordeeld dat de deelvorderingen voor zover gebaseerd op het merkenrecht in beginsel voor toewijzing vatbaar zijn, zal de vordering gebaseerd op de Auteurswet naar aller waarschijnlijkheid worden toegewezen, wanneer eiser slaagt in haar bewijsopdracht. Wordt vervolgd.

Lees het vonnis hier.

IEF 3325

Eerst even voor jezelf lezen.

- Rechtbank Rotterdam, 20 december 2006, HA ZA 04-423. Eiseres tegen Unifruit B.V.

Auteursrecht & logo’s. Samenvatting Rechtspraak.nl: “Gebruik logo's. Het Jaguar-logo is een werk in de zin van de Auteurswet. Het Poema-logo stemt dermate overeen met het Jaguar-logo dat een vermoeden van ontlening gewettigd is. De als tegenbewijs in het geding gebrachte verklaring van de ontwerper van het Poema-logo is onvoldoende om dit vermoeden te ontzenuwen. Bewijsopdracht met betrekking tot het openbaarmaken als bedoeld in artikel 8 Auteurswet. Het Jaguar-logo is tevens een bekend beeldmerk met onderscheidend vermogen. Gevaar voor associatie door gebruik van het Poema-logo aanwezig geacht.” 

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Rotterdam, 17 januari 2006, KG ZA 01-1183. Sanofi-Aventis B.V. tegen Euro Registratie Collectief B.V. (Met dank aan Edmon Oude Elferink van Houthoff Buruma).

Ompakken geneesmiddelen. Parallelimport. “Met betrekking tot de buitenverpakking is het enige verschil dat het woord “Eye” door de andere parallelimporteurs is afgeplakt met een klein stickertje Dit is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de presentatie van de door ECR geheretiketteerde Sofiadex producten dermate slordig is dat afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van het merk Ook met betrekking tot de primaire verpakking is het plakken van een sticker over het merk Sofiadex onvoldoende om tot dit oordeel te komen Het merk is immers op meerdere plaatsen op de verpakking zichtbaar Het is voldoende duidelijk dat het gaat om Sofradex oor druppels.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3292

Een vogeltje, een eekhoorn en vlindertjes

vlinders.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam, 18 januari 2007, KG ZA 06-2162 P/MB: Hema B.V.tegen Action Non Food B.V. (met dank aan Daniëlle van der Kolk, Houthoff Buruma).

Vonnis over inbreuk op auteursrecht op afbeeldingen op ballonnen.Het vogeltje, de eekhoorn en de vlinders moeten worden aangemerkt als werken in de zin van de Auteurswet

Hema ontwikkelt haar assortiment grotendeels zelf en heeft een ontwerpafdeling die de vormgeving van haar producten verzorgt. Els Snik heeft op 20 december 2004 ontwerptekeningen gemaakt voor ballonnen, met onder meer afbeeldingen van een vogeltje, eekhoorn en vlindertjes (zie de zwart/wit afbeeldingen in het vonnis). Hema heeft deze ballonnen vervolgens verkocht. De eerste ontwerptekeningen van het vogeltje en de eekhoorn voor een kussensloop dateren van 11 februari 2004 en zijn van de hand van Petra Coumans. De afbeeldingen zijn onderdeel van een serie “party goods”  en worden ook gebruikt op kadozakjes, bekers, servetten, tafelkleden, slingers en ansichtkaarten.

Action is een onderneming die in tientallen filialen non-food artikelen verhandelt, waaronder ballonnen met afbeeldingen van een vogeltje, eekhoorn en vlindertjes. De ballonnen worden verkocht in zakjes van 12, waarvan de overige 9 ballonnen een andere opdruk hebben (zie de afbeeldingen in het vonnis).

Op 2 november 2006 heeft Hema Action gesommeerd en bij akte van 15 december 2006 heeft Petra Coumans haar auteursrechten op de voor Hema gemaakte werken met de dierfiguurtjes aan Hema overgedragen.

De Voorzieningenrechter oordeelt dat het vogeltje, de eekhoorn en de vlinders moeten worden aangemerkt als werken in de zin van de Auteurswet. De afbeeldingen hebben een eigen en oorspronkelijk karakter en dragen het persoonlijk stempel van de maker (zie voor de beschrijving daarvan het vonnis, r.o. 4.1). Het verweer dat Snik de maker is wordt niet gevolgd, omdat ter zitting is verklaard dat zij al jarenlang in loondienst is van Hema. “De omstandigheid dat de mogelijkheid bestaat om in individuele arbeidsovereenkomsten af te wijken van de hoofdregel dat de werkgever rechthebbende is op auteursrechten van werknemers is onvoldoende om aan te nemen dat daarvan in deze zaak sprake is, zodat niet Hema, maar Els Snik rechthebbende zou zijn op haar ontwerpen.”


De inbreuk op de auteursrechten van Hema wordt vervolgens aangenomen omdat de totaalindruk van de door Action gehanteerde afbeeldingen zodanig overeenstemt met de afbeeldingen op Hema producten, dat aannemelijk is dat van ontlening sprake is. “Action heeft alle onder 4.1 vermelde karakteristieke elementen van de in het geding zijnde afbeeldingen overgenomen, waarbij het enige verschil is dat de eekhoorn in spiegelbeeld is afgebeeld en dat de kleuren anders zijn.” De omstandigheid dat afbeeldingen van eekhoorns, vogeltjes en vlinders in zijn algemeenheid geschikt zijn om producten voor met name kinderen aantrekkelijk te maken doet daaraan niet af. De door Action overgelegde andere afbeeldingen laten volgens de voorzieningenrechter immers een hele andere totaalindruk achter. Dat de ballonnen deel uitmaken van een pakketje neemt de inbreuk ook niet weg. Irrelevant is dat Hema thans geen ballonnen met de in het geding zijnde afbeeldingen verkoopt.


Ook een beroep op de algemene voorwaarden van Action, waarin voor wat betreft haar leverancier een garantie- en vrijwaringsbepaling is opgenomen, kan haar volgens de voorzieningenrechter niet baten omdat zij niet afdoen aan de eigen verantwoordelijkheid van Action om zelf geen inbreukmakende artikelen te verhandelen.


De vordering tot winstafdracht wordt afgewezen: “Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen en van de eiser niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. Met betrekking tot de door Hema gevorderde winstafdracht is niet aan dit criterium voldaan. Voorshands is onvoldoende duidelijk of Action met de be[ver?, IEF]handeling van de inbreuk makende ballonnen (een substantiële) winst heeft gemaakt, noch heeft Hema nader gemotiveerd wat haar spoedeisende belang is bij deze vordering.”


Naast de overige nevenvorderingen, worden de volledige proceskosten worden wél toegewezen: “Hiervoor is van belang dat Action ook na de sommatie van 2 november 2006 niet bereid is geweest de inbreuk te staken, maar slechts de verkoop van de ballonnen heeft opgeschort in afwachting van de uitkomst van dit geding. Hierdoor heeft zij Hema genoodzaakt tot het voeren van dit geding. Ook deze vordering van Hema zal dan ook worden toegewezen, waarbij de door Hema in het geding gebrachte specificatie van deze kosten tot uitgangspunt zal worden genomen, aangezien deze niet onredelijk voorkomt.”


Lees het vonnis hier.

IEF 3291

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Amsterdam 18 januari 2007, KG ZA 06-2162, HEMA tegen Action Non Food

"De voorzieningenrechter veroordeelt Action om zich, onmiddelijk na de betekening van dit vonnis, te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Hema met betrekking tot de in het lichaam van de dagvaarding omschreven ballonnen met afbeeldingen van een vogel, een eekhoorn en vlinders (...)".

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 18 januari 2007, KG ZA 06-2202 OdC/JdS. Memory Productions Events B.V. tegen Smart Events B.V. (Met dank aan Matthijs Kaaks, Boekx).

Vergelijkende en misleidende reclame.

Lees het vonnis hier.

IEF 2941

Lichtproject

gloeilamp.gifRechtbank Breda, 15 november 2006, KG ZA 06-495, Karma Design BV en Van Gelderen Beheer BV tegen Immen Consultancy BV en Paul Jacques Benjamin van Gelderen (Met dank aan Rutger van Rompaey, Rassers) .
 
Schending auteursrechten op verlichtingsprojecten en op de foto’s ervan.
 
Wat ging er aan vooraf. Twee broers Fred en Paul werken samen in het bedrijf Karma. Karma houdt zich onder andere bezig met advies omtrent lichttoepassingen en armaturenontwerp. Na beëindiging van de samenwerking, start Paul het bedrijf Immen dat zich eveneens bezig houdt met adviezen omtrent lichttoepassingen. Op de website van Immen staan foto’s van situaties waarin Paul heeft geadviseerd. Een aantal foto’s is door Paul gemaakt in de tijd dat hij nog medebestuurder was van Karma. Op deze foto’s staan diverse door Karma ontworpen en gerealiseerde verlichtingsprojecten afgebeeld.
 
Karma en Beheer vorderen onder meer de rechter Immen en Paul te bevelen de foto’s van de door Karma ontworpen en gerealiseerde verlichtingsprojecten van haar website te verwijderen en hen te gebieden iedere verwijzing naar door Karma gerealiseerde projecten te staken en gestaakt te houden. De rechtbank wijst de vorderingen toe.

De rechter stelt vast dat op de foto’s de lichtarmaturen zijn afgebeeld die door Karma zijn ontworpen en vervaardigd en dat deze armaturen werken zijn in de zin van de Auteurswet. “Nu de foto’s de lichteffecten beogen af te beelden en daarmee noodzakelijkerwijs tevens die armaturen, is reeds om die reden sprake van inbreuk op de auteursrecht van Karma op die armaturen, zodat publicatie daarvan op de website van Immen als inbreuk op de auteursrechten van Karma op die armaturen dient te worden aangemerkt”.
 
De rechter acht ook de verlichtingsprojecten auteursrechtelijk beschermd. “Dit blijkt onder meer uit de keuzes voor het aantal lichtbronnen, de sterkte daarvan, de wijze waarop Karma de armaturen heeft geplaatst en andere keuzes die samen de beoogde lichteffecten toe stand hebben gebracht. Karma heeft om tot deze lichteffecten te geraken creatieve arbeid moeten verrichten en de lichteffecten verdienen daarom als werk auteursrechtelijke bescherming”.
 
Dat de foto’s zijn gemaakt door Paul verandert de zaak niet. Volgens de rechter is de creatieve inbreng van Paul niet voldoende om van een nieuw werk in de zin van de Auteurswet te kunnen spreken.
 
De stelling dat Paul in strijd met de overnameovereenkomst zou hebben gehandeld, kan in dit kortgeding niet met voldoende zekerheid worden beantwoord. De geldvordering wijst de Voorzieningenrechter af.
 
De werkelijk gemaakte proceskosten worden toegewezen en vastgesteld op € 8.500,=.

Lees het vonnis hier.

IEF 2883

Plexificeren

dsec.gifRechtbank Amsterdam, 2 november 2006, KGO6-1730P. Alrane Inventing AG, Diasec Sovilla S.A. & V.o.f. Wilcovak tegen Welsing.  (met dank aan Vincent Rutgers, Fruytier & Van Bremen Lawyers in Business )

Forum-shoppers opgelet. Het lijkt erop dat de Rechtbank Amsterdam haar standpunt over de werkelijke proceskostenveroordeling heeft bepaald. Nadat
vice-president mr Orobio de Castro in de zaak Hema (vonnis hier) stelde dat richtlijnconforme proceskostenveroordeling in kort geding in beginsel niet mogelijk was en vice-president mr Poelmann in de zaak Voor Kinderen (vonnis hier) een dergelijke proceskostenveroordeling in kort geding wel zonder meer toewees, kwamen beide vice-president gisteren met eenzelfde uitspraak en motivering. 

Zowel mr Orobio de Castro in de Elwood-PRL zaak (vonnis hier) als mr. Poelmann in de onderhavige zaak stellen nu dat een vordering tot vergoeding van alle gemaakte kosten moet worden aangemerkt als een geldvordering. Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure eveneens zal worden toegewezen en indien van de eisende partij niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.

Inhoudelijk betreft de onderhavige zaak het volgende: Alrane en het gelieerde Diasec zijn eigenaar van enkele internationale registraties van het woordmerk Diasec. Het merk wordt gebruikt voor het verlijmen van plexi op foto’s met gebruikmaking van speciaal daarvoor ontwikkelde, slechts bij de merkhouder bekende primer en lijm. Alrane houdt zich bezig met het beheer van de rechten op het merk Diasec en op een geoctrooieerde uitvinding, te weten een methode om fotoafdrukken te bewaren. Het octrooi is in 1992 vervallen. Exploitatie van methode én merk vindt plaats door middel van een netwerk van licentienemers. Wilcovak is sinds 1982 exclusief licentienemer in Nederland.

Welsing verkoopt vergelijkbare producten, vervaardigd volgens een vergelijkbare methode als Diasec, zij het met gebruikmaking van een andere primer en een andere lijm. Namens Alrane is Welsing gesommeerd inbreuk op het woordmerk Diasec te staken en de domeinnamen diasec.com en diasec.us over te dragen.

De voorzieningenrechter concludeert dat Diasec niet tot een soortnaam is verworden. In Nederland is slechts één andere firma die volgens hetzelfde procedé werkt en die firma gebruikt de term plexificeren. Nationaal en internationaal worden verschillende termen gebruikt en eiseressen zijn eerder (met succes) opgetreden tegen gebruik van het woord Diasec als merk.

Eiseressen doen terecht een beroep op artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE aangezien hier sprake is van een teken dat gelijk is aan het merk en het wordt gebruikt voor dezelfde waren of diensten. Dat Welsing bij het verlenen van die diensten van andere grondstoffen gebruik maakt, doet hier niet aan af. Welsing gebruikt het teken op praktisch al zijn websites. Dit heeft tot gevolg dat de vordering die er op ziet Welsing te veroordelen merkinbreuk te staken toewijsbaar is.

Overigens betekent toewijzing van deze vordering niet dat Welsing niet meer volgens de Diasec-methode mag werken. Het octrooi op die werkwijze is immers vervallen. Welsing mag alleen het teken Diasec niet langer gebruiken voor de door hem verleende diensten. Van een geldige reden voor gebruik van het merk is geen sprake. Voorshands blijkt immers niet dat het woord Diasec de enige manier is waarop de betreffende werkwijze kan worden aangeduid.

Het exploiteren van de website diasec.com door Welsing wordt als merkinbreuk aangemerkt aangezien het teken in de naam van die website voorkomt en de tekst van die website, althans tot voor kort, mede in het Nederlands was opgesteld, zodat die website voorshands geacht kan worden zich te richten op de Benelux. Dat die Nederlandse tekst onlangs, na het uitbrengen van de dagvaarding, is verwijderd en vervangen door Engelse en Japanse teksten doet hieraan niet af. Dit is onvoldoende om aan te nemen dat die website zich thans niet meer op Nederland of de Benelux zou richten. Welsing zal daarom worden veroordeeld deze website uit de lucht te halen in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure. Gebruikers van het internet die deze domeinnaam intypen mogen evenmin worden doorgeleid naar een andere website van Welsing.

Verder is gebleken dat Welsing in de VS het merk Diasec heeft gedeponeerd. Of dit een rechtsgeldig depot is, is hier niet aan de orde. Nu ervan wordt uitgegaan dat de website diasec.us zich richt op de Amerikaanse markt en eiseressen ter zitting hebben verklaard deze markt niet te (willen) bedienen, is er voorshands onvoldoende aanleiding Welsing te veroordelen deze domeinnaam uit de lucht te halen en aan eiseressen over te dragen. Wel dient Welsing ervoor zorg te dragen dat deze website niet in de Benelux te zien is of opgeroepen kan worden of dat bezoekers van deze website worden doorgeleid naar een andere website van Welsing.

Welsing zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Eiseressen hebben in dit verband een beroep gedaan op artikel 14 van Richtlijn 2004/48/EG van 29 april 2004 betreffende handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Een vordering tot vergoeding van alle gemaakte kosten moet worden aangemerkt als een geldvordering. Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure eveneens zal worden toegewezen en indien van de eisende partij niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. Aangezien eiseressen hun kosten niet hebben gespecificeerd of op andere wijze onderbouwd en Welsing de omvang daarvan heeft betwist, kan niet worden beoordeeld of deze kosten voldoen aan het criterium van “redelijke en evenredige kosten” als bedoeld in de genoemde richtlijn. Dit betekent dat de vordering niet voldoet aan de eisen voor toewijzing van een geldvordering in kort geding en dus zal worden afgewezen. De kosten zullen dan ook worden berekend volgens het liquidatietarief.

Lees het vonnis hier.

IEF 2526

Los Logos

Rechtbank Amsterdam, 27 april 2006, KG 06-379. Janssen h.o.d.n. Parra tegen Factory Facts B.V. c.s. (Vonnis met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx (wordt niet uitgesproken als Boek10)

Auteursrecht op prints. Kledingstukken zijn auteursrechtelijk verveelvoudiging

Pieter Janssen, bekend onder het pseudoniem “Parra”, is een internationaal bekend vormgever/grafisch ontwerper die sterk wordt geassocieerd met de hiphopscène. Het grafische werk van Parra is o.a. tentoongesteld in Rome, Milaan, Stockholm en Londen. Onder het merk Rockwell voert hij een kledinglijn Daarnaast heeft hij een platenlabel. Hij heeft onder andere een platenhoes (boven) en een t-shirt (midden) ontworpen. Gedaagden verhandelen een t-shirt verhandelen t-shirts van het merk ICEBERG met een volgens Parra identieke en volgens gedaagden geïnspireerde print op de markt (onder).

De Voorzieningenrechter  inbreuk aan t.a.v. vier gedaagden:

”Met Parra is de voorzieningenrechter van oordeel dat de print op de drie onder 1c bedoelde kledingstukken van Iceberg is samengesteld uit elementen van het t-shirt en de platenhoes van Parra. Weliswaar is de letterlijke tekst van de Iceberg-kledingstukken en de platenhoes niet helemaal hetzelfde maar het kleurgebruik en de vorm van de letters zijn praktisch identiek. Bovendien zijn de letters op dezelfde wijze geplaatst en is het kader, dat bepalend is voor het totaalbeeld, grotendeels gehandhaafd. Verder is het kroontje op de Iceberg-kledingstukken praktisch identiek aan het kroontje op het t-shirt van parra en staat het ook op dezelfde plaats, namelijk boven het woorddeel ‘Rock’.

De gelijkenis is zodanig dat er geen sprake kan zijn van toeval. De conclusie tot zover is dat de kledingstukken van Iceberg niet als een nieuw, oorspronkelijk werk zijn aan te merken, maar als een verveelvoudiging in de zin van artikel 13 Aw. Dat de Iceberg-print is gebaseerd op twee verschillende werken van Parra en niet op een, staat niet aan deze conclusie in de weg.”

Ten aanzien van een in België gevestigde gedaagde Blue Fashion is het verweer gevoerd dat deze agent is en de kledingstukken nooit in haar bezit heeft gehad. Zij zou zich alleen hebben bezig gehouden met ‘monitoring en reclame’.  De vorderingen tegen haar worden afgewezen, omdat onvoldoende duidelijk wordt welke feitelijke handelingen Blue Fashion heeft verricht.

Lees het vonnis hier.