DOSSIERS
Alle dossiers

Software  

IEF 1893

Losse verkoop

Rechtbank Haarlem, 5 april 2006, LJN: AV9107 Microsoft Corporation, tegen P.R.A.T.  h.o.d.n. Stocks Trading  & Castania Trading B.V, Castania Holding B.V.

Interessant vonnis over echtheidscertificaten, licenties, auteursrecht, verzamelingen van werken en merkenrecht.

De kern van het geschil betreft de vraag of het verkopen van Echtheidscertificaten zonder het (exemplaar van het) computerprogramma waarvan zij de echtheid beogen te garanderen, geoorloofd is. Door dat toch te doen of door deze te verkopen met niet bijbehorende software, zou de indruk worden gewekt dat de software afkomstig is van Microsoft of dat Microsoft toestemming zou hebben gegeven voor gebruik van die software.

Dit handelen levert bovendien strijd op met hetgeen in de Auteurswet is bepaald. Door losse Echtheidscertificaten te verhandelen als ware het licenties, geeft de verkoper aan derden toestemming om een nieuw exemplaar van het betreffende programma te vervaardigen. Dat is een verveelvoudigingshandeling waarvoor Microsoft geen toestemming heeft gegeven. Daarnaast wordt gehandeld in strijd met de BMW, omdat zonder toestemming van Microsoft gebruik wordt gemaakt van het aan Microsoft toekomende merk, terwijl Microsoft gegronde redenen heeft om zich tegen het aan Castania c.s verweten gebruik te verzetten.

Het gaat hier om de zogenoemde OEM-software: dit is software die wordt meegeleverd bij hardware. Kenmerkend volgens Microsoft is dat die software is gebonden aan de hardware waarmee de software is verkocht. Met uitzondering van OEM-software die wordt meegeleverd bij een computer, maar daarop nog niet is geïnstalleerd en die zich nog in zijn geheel in de oorspronkelijke verpakking bevindt, mag volgens de stellingen van Microsoft OEM-software niet worden doorverkocht.

Castania c.s. betoogt dat Microsoft wel degelijk losse Echtheidscertificaten op de markt brengt. Dat geldt vooral voor OEM-software, waarbij producenten van hardware losse Echtheidscertificaten van Microsoft kunnen verkrijgen. Nu Microsoft die Echtheidscertificaten ook op die manier in het verkeer brengt, mogen ze ook als zodanig worden doorverhandeld. Castania c.s. betoogt dat sprake is van uitputting van het merkenrecht, zodat overheveling van de licentie van de ene persoon of computer naar de andere toegestaan is.

Verder verwijst Castania c.s. naar artikel 12b Auteurswet op grond waarvan het in het verkeer brengen van een exemplaar van een verzameling geen inbreuk op het auteursrecht oplevert indien al eerder een exemplaar van die verzameling in het verkeer is gebracht.

Castania c.s. betwist ook te hebben gehandeld in strijd met de merkenrechten van Microsoft: het gaat om producten die vrij verhandelbaar zijn en Microsoft maakt misbruik van haar machtspositie. Ten slotte stelt Castania c.s. dat Microsoft zich schuldig maakt aan koppelverkoop, hetgeen verboden is.

De verweren van Castania c.s. falen. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat Echtheidscertificaten zijn bedoeld om de echtheid van de geleverde software te garanderen en niet als een licentie zijn te beschouwen. Een Echtheidscertificaat wordt door of vanwege Microsoft steeds in combinatie met een handboek, de licentieovereenkomst en de software (al dan niet geïnstalleerd op een computer) in het verkeer gebracht en is niet bedoeld om los verhandeld te worden. Gesteld noch gebleken is welk doel gediend zou worden met het verhandelen van losse Echtheidscertificaten anders dan dat hiermee de handel in illegale software wordt gefaciliteerd. Immers met een Echtheidscertificaat wordt het mogelijk ongeautoriseerde kopieën of niet van Microsoft afkomstige software als van Microsoft afkomstig voor te wenden. De stelling van Castania c.s. dat zij zelf nooit vervalste software in het economisch verkeer heeft gebracht en dat het de verantwoordelijkheid van de afnemer van de Echtheidscertificaten is wat hij daarmee doet, doet aan het voorgaande niet af. Door de verkoop van losse Echtheidscertificaten wordt naar de buitenwereld immers de indruk gewekt dat het gaat om licenties, hetgeen, zoals Microsoft heeft gesteld, niet het geval is.

Van uitputting van het merkenrecht is evenmin sprake: uitputting ziet immers op het in het verkeer brengen van een bepaald exemplaar en hier kan onder exemplaar uitsluitend worden begrepen een compleet softwarepakket, bestaande uit een Echtheidscertificaat, software, handleiding en licentieovereenkomst. Door slechts onderdelen van zo’n exemplaar (zonder toestemming van Microsoft) verder te verspreiden, wordt inbreuk gemaakt op het merkenrecht van Microsoft, omdat sprake is van een gewijzigd exemplaar.

Gelet op het voorgaande gaat het beroep van Castania c.s. op uitputting van de auteursrechten van Microsoft evenmin op: er is immers sprake van een nieuwe vorm van openbaarmaking. Daarvoor heeft Castania c.s. de toestemming van Microsoft nodig, die zij niet heeft.

Castania c.s. stelt verder dat een OEM-pakket moet worden beschouwd als een verzameling van werken als bedoeld in artikel 10 lid 3 Auteurswet. Vervolgens stelt Catania c.s. dat nu Microsoft zelf losse Echtheidscertificaten en handleidingen in het verkeer brengt, het anderszins in het verkeer brengen van losse Echtheidscertificaten geen inbreuk op het auteursrecht opleveren.

Het beroep op artikel 12b Auteurswet wordt verworpen. Anders dan Catania c.s. betoogt, moet een OEM-pakket niet als een verzameling, maar als één werk worden beschouwd. Door een Echtheidscertificaat afzonderlijk van de overige bestanddelen van een OEM-pakket te verhandelen, wordt niet een exemplaar van een verzameling verhandeld, maar wordt de toestand van het pakket veranderd, omdat wezenlijke onderdelen daarvan ontbreken. De verdere verspreiding daarvan is in strijd met de auteursrechten van Microsoft.

Castania c.s. heeft voorts aangevoerd dat Microsoft misbruik maakt van haar machtspositie op de markt van personal computers door gebruik te maken van koppelverkooptechnieken. Dit betoog faalt eveneens, aangezien van koppelverkoop slechts sprake kan zijn indien twee of meer op zich zelf staande producten uitsluitend in onderlinge samenhang te koop worden aangeboden. Het Echtheidscertificaat zoals door Microsoft bedoeld, is geen op zich zelf staand product.

De conclusie is dan ook dat het leveren van losse Echtheidscertificaten al dan niet in combinatie met niet-bijbehorende software, onrechtmatig jegens Microsoft is en dat daarnaast inbreuk wordt gemaakt op de auteurs- en merkenrechten van Microsoft.

De rechtbank is van oordeel dat uit de door Microsoft overgelegde voldoende blijkt dat Stocks losse Echtheidscertificaten heeft verkocht aan License Express onder de noemer “licentie”. Stocks mag dan stellen dat de facturen betrekking hebben op Echtheidscertificaten met software-cd’s, maar die stelling sluit niet aan op de vermelding op de facturen. Immers op sommige facturen staat de geleverde software apart vermeld. De berekende prijzen van de licenties sluiten aan op de prijzen die zijn vermeld in de prijslijsten van Castania.

Zelfs als Stocks wel Echtheidscertificaten heeft verkocht in combinatie met software-cd’s, doet zulks niet af aan de onrechtmatigheid, omdat die cd’s niet behoorden bij de Echtheidscertificaten. Voor wat betreft Castania geldt dat niet is gebleken dat zij daadwerkelijk losse Echtheidscertificaten (al dan niet in combinatie met software-cd’s) heeft verhandeld. Castania was echter wel van plan om tot verhandeling van Echtheidscertificaten al dan niet in combinatie met software-cd’s over te gaan zodra zij hiertoe de mogelijkheid zou hebben.

Van vereenzelviging is i.c. geen sprake. Vereenzelviging is het volledig wegdenken van de identiteitsverschillen tussen de rechtssubjecten. Daarvan kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Het is aan Microsoft om te stellen en te bewijzen dat van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden sprake is, waarbij de enkele verwevenheid tussen de rechtssubjecten onvoldoende is om hen met elkaar te vereenzelvigen. Vooral van belang zijn de motieven van de verschillende rechtspersonen om hun formele identiteitsverschil in stand te laten. De rechtbank is van oordeel dat Microsoft dienaangaande onvoldoende heeft gesteld. Uit de omstandigheden die Microsoft naar voren heeft gebracht, blijkt weliswaar van een verwevenheid tussen Castania en Stocks, maar dat is, zoals uit het voorgaande blijkt, onvoldoende.

Lees het vonnis hier.

IEF 1679

Open reactie

Open Reactie Stichting BREIN: "Ik verwijs naar de open brief van de NLUUG (hier) waarin benadrukt wordt dat men van open source software onder voorwaarden een kopie mag maken.

BREIN is het daarmee eens: Het maken van een kopie van auteursrechtelijk beschermde software is verboden tenzij het door de rechthebbende wordt toegestaan. De rechthebbende kan aan die toestemming voorwaarden verbinden. Dat kan onder andere betaling zijn. De rechthebbende kan ook beslissen dat zij bepaald gebruik vrij geeft, zoals bijvoorbeeld bij open source software.

BREIN staat ervoor dat er geen kopieën gemaakt of verspreid  worden zonder toestemming van de rechthebbenden. Dat doet zij onder andere op haar website en in haar brochure. Dat geldt natuurlijk met name voor de aangeslotenen, rechthebbenden op muziek, film en interactieve software (in het bijzonder entertainment software).

Voorlichting over de voorwaarden waaronder rechthebbenden toestemming verlenen is aan de rechthebbenden zelf. Dat geldt ook voor de rechthebbenden op open source software, die overigens niet bij BREIN zijn aangesloten.

Mr T. J. Kuik,
Directeur Stichting BREIN.
The art of protecting the creative

IEF 1343

subsidiair veertig dagen hechtenis

Hoge Raad, 13 december 2005, LJN: AU5788. Auteursrechtelijke strafzaak tegen een minderjarige.

Het Hof heeft in hoger beroep - behalve ten aanzien van de strafoplegging - bevestigd een vonnis van de Kinderrechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 16 september 2003, waarbij de verdachte is veroordeeld ter zake van "medeplegen van opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat openlijk ter verspreiding aanbieden en/of ter veelvoudiging of ter verspreiding voorhanden hebben en/of uit winstbejag bewaren, meermalen gepleegd" en "medeplegen van opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht, meermalen gepleegd". Lees: het aanbieden van computerspellen, films en muziek op internet.

Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat: "hij in de periode van 1 januari 2002 tot en met 6 juni 2002 te Dommelen en/of Valkenswaard, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een of meer datadragers, te weten (o.a.) een of meer cd's en/of dvd's met op de bij de dagvaarding gevoegde lijst vermelde titel(s), waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een of meer werken, te weten op de bij de dagvaarding gevoegde lijst vermelde computerspel(len) en/of business/entertainment software en/of muziekwerk(en) en/of filmwerk(en) waren vervat, openlijk ter verspreiding heeft aangeboden - op het internet - en/of ter verveelvoudiging en/of ter verspreiding voorhanden heeft gehad en/of uit winstbejag heeft bewaard en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders auteursrecht, door telkens opzettelijk één of meer van de genoemde cd's te kopiëren." Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.

Het middel klaagt onder meer dat het Hof niet gemotiveerd heeft beslist op het verweer dat de werken waarom het hier gaat van internet vrijelijk zijn te downloaden zodat door de verdachte geen auteursrecht is geschonden. De Hoge Raad geeft toe dat het Hof dat inderdaad heeft verzuimd, maar stelt tegelijkertijd dat het ook wel een beetje onzin-argument is. Voor de eigen motivatie verwijst de HR naar de conclusie van AG Knigge:

'Tot cassatie behoeft dat mijns inziens echter niet te leiden, nu het Hof het verweer slechts had kunnen verwerpen. In deze zaak is niet aan de orde of het van internet downloaden van muziek voor privégebruik een inbreuk op het auteursrecht oplevert. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte - zoals hij zelf verklaarde - "illegale" cd's kocht van een dealer van dergelijke cd's uit België. Die cd's gebruikten de verdachte en zijn mededader vervolgens als "master" voor het thuis - dus in Nederland - kopiëren daarvan voor de verkoop. Waarom het enkele feit dat de muziekwerken van internet zijn te downloaden, tot gevolg heeft dat de vermenigvuldiging zoals de verdachte die praktizeerde, geen inbreuk maakte op het auteursrecht, vermag ik niet in te zien.'" De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Lees het arrest hier.

IEF 1215

Kort door de bocht

Noot bij Vrz. Rb. Rotterdam 21 juli 2005 (BREIN c.s. tegen Directwarehouse), K.J. Koelman, AMI 2005, p. 211-214: Een uitvoerige motivering is in kort geding niet nodig. Maar het gaat wel erg kort door de bocht om, zoals deze rechter doet, een wetsartikel in een vonnis te kopiëren en vervolgens te concluderen dat daaruit volgt dat de vorderingen toewijsbaar zijn. De feiten zijn als volgt: op de meeste commercieel uitgebrachte dvd’s staan de films zodanig versleuteld, dat zij alleen kunnen worden afgespeeld op dvd-spelers waarin de juiste sleutels en decryptie-algoritmes zijn ingebouwd. (...) Gedaagde verkocht software waarvan de maker blijkbaar langs andere weg beschikking had gekregen over de sleutels en daarom niet contractueel gebonden was om maatregelen te nemen die het maken van ontsleutelde digitale kopieën belemmeren. Met deze software konden films op een pc worden gedecrypteerd. Als de films eenmaal zijn ontcijferd, is het een koud kunstje om ze in ontsleutelde vorm op de computer vast te leggen.

De rechter oordeelt dat het aanbieden van de software onrechtmatig is op grond van art. 29a Aw. Maar hij gaat niet na of de betreffende beveiliging wel valt onder de definitie van ‘technische voorzieningen’ van art. 29a lid 1 Aw. Als dit niet het geval zou zijn, zou de bepaling niet van toepassing zijn. Het probleem is nu dat niet duidelijk is welke technische beveiligingssytemen eronder vallen. De wetstekst kan suggereren dat de bepaling iedere door de rechthebbende aangebrachte beveiliging beschermt. De toelichting bij de wet impliceert daarentegen dat alléén technische voorzieningen die een handeling verhinderen die als verveelvoudigen of openbaar maken kan worden gekwalificeerd, op bescherming kunnen rekenen.[3] De vraag is dan of de techniek waar het hier om gaat zo’n handeling belet. Lees de hele noot hier.

IEF 390

Interoperabiliteitsartikel

Rechtbank Leeuwarden, 25 mei 2005, LJN  AT6118, Pendula / Hemmen & Solarz communicatiegroep. IT-ers worden verplicht tot gratis conversie bij overstap naar nieuwe schoolsoftware. Beroep op het interoperabiliteitsartikel 45m uit de Auteurswet.

Twee scholen hebben als licentiehouders van Pendula het gebruiksrecht over de applicatie "School +" gekregen voor de uitvoering van hun schooladministratie. De scholen willen echter overstappen naar het programma "Magister". Daarvoor moeten de gegevens van de scholen, die zich nu nog bevinden in het programma "School +", met behulp van een zogenaamd 'script' worden geconverteerd naar het programma "Magister". De scholen zijn daartoe zelf niet in staat omdat de servers waarop "School +" geïnstalleerd is, zich bij het bedrijf HSCG bevinden.

"Het primaire verweer van Pendula is kennelijk een beroep op een haar toekomend auteursrecht op de applicatie "School+". Dat verweer faalt. De president is voorshands van oordeel dat, in het licht van de bepalingen van de Auteurswet inzake computerprogrammatuur, van Pendula te vergen valt dat zij voldoet aan hetgeen thans wordt gevorderd, en overweegt daartoe als volgt.

Artikel 45 m, lid 1, van de Auteurswet luidt aldus:
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12, worden niet beschouwd het vervaardigen van een kopie van dat werk en het vertalen van de codevorm daarvan, indien deze handelingen onmisbaar zijn om de informatie te verkrijgen die nodig is om de interoperabiliteit van een onafhankelijk vervaardigd computerprogramma met andere computerprogramma's tot stand te brengen, mits:
a. deze handelingen worden verricht door een persoon die op rechtmatige wijze de beschikking heeft gekregen over een exemplaar van het computerprogramma of door een door hem daartoe gemachtigde derde;
b. de gegevens die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit tot stand te brengen niet reeds snel en gemakkelijk beschikbaar zijn voor de onder a. genoemde personen;
c. deze handelingen beperkt blijven tot die onderdelen van het oorspronkelijke computerprogramma die voor het tot stand brengen van de interoperabiliteit noodzakelijk zijn.

Aan de drie hier onder a, b en c gestelde voorwaarden wordt in dit geval voldaan:
Ad a: De school is licentiehouder en heeft daarom te gelden als iemand die 'op rechtmatige wijze de beschikking heeft gekregen over een exemplaar van het computerprogramma' .
Ad b: De school heeft er als licentiehouder van "School+" kennelijk belang bij om van Pendula de nodige informatie te verkrijgen die nodig is om de in de wet genoemde "interoperabiliteit" van de applicatie "School+" met het programma "Magister" aldus tot stand te brengen, dat haar nu in "School+" opgeslagen data zonder verdere kosten, werkzaamheden of onnodige omhaal kunnen worden overgebracht naar "Magister". Daartoe is in dit geval kennelijk nodig dat Pendula meer doet dan alleen een "kale" datadump dan wel de data in een standaardformaat ter beschikking te stellen, omdat op dit moment voor de school 'de gegevens die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit tot stand te brengen niet reeds snel en gemakkelijk beschikbaar zijn'.
Ad c: De school wenst dat de data gemakkelijk in "Magister"kunnen worden ingevoerd door middel van een door haar aan Pendula beschikbaar te stellen "script", waarmee de data in de gewenste vorm uit "School+" worden geëxtraheerd. Zij dient daarbij kennelijk te beschikken over 'die onderdelen van het oorspronkelijke computerprogramma die voor het tot stand brengen van de interoperabiliteit noodzakelijk zijn'.

Daarbij is de medewerking van Pendula onontbeerlijk. De school kan dit namelijk zelf niet doen omdat zij de applicatie "School+" niet zelf op haar computer(s) geïnstalleerd heeft gekregen en zij de applicatie slechts kan benaderen via internet met een wachtwoord. Zij kan het script daarom zelf niet 'draaien'. Van Pendula valt te vergen dat zij zonder reserves haar medewerking verleent aan het draaien van het script met het door de school verlangde doel. De school stelt terecht dat, waar de overeenkomst tussen partijen op dit punt kennelijk geen beperkingen inhoudt, uit voormelde wetsbepaling voortvloeit dat de school moet kunnen beschikken over haar gegevens op zodanige wijze, dat haar gegevens gemakkelijk kunnen worden geëxporteerd dan wel geconverteerd naar een ander programma, in dit geval "Magister"." Zowel Pendula als HSCG worden veroordeeld om over te gaan tot de door de scholen gewenste omzetting.

Volgens advocaat en informaticus mr. dr. Doeko Bosscher van TMC BoutiqueSolv is dit het eerste Nederlandse vonnis, naar zijn weten, waarin een conversie verplichting wordt afgeleid uit de Auteurswet, en niet het gebod reverse engineering te gedogen.

"Naar mijn mening is dat (ook) opmerkelijk omdat het hier eigenlijk niet gaat om reverse engineering in eigenlijke zin van een computer programma, maar om de conversie van een database. Zelfs als dat zou zijn, dan is nog de vraag of het hier gaat om een vertaling die nodig is om interoperabiliteit te bewerkstelligen tussen computerprogramma’s. Daarmee lijkt de wetgever toch te hebben bedoeld dat programma’s met elkaar samenwerken, en niet dat een programma een uitvoer moet genereren die leesbaar is door een ander programma..."

Lees vonnis.