DOSSIERS
Alle dossiers

Tekst  

IEF 9791

Grenspost (HvJ arrest)

HvJ EU 16 juni 2011, Zaak C-462/09 (Stichting de Thuiskopie tegen Opus Supplies Deutschland GmbH c.s.)

Prejudiciële vraag van de Hoge Raad der Nederlanden. 
In navolging van IEF 7949 , IEF 8367 en IEF 9459

Auteursrecht. Naburige rechten. Koop op afstand. Uitleg van het begrip ‘importeur’ in artikel 16c Auteurswet  (de importeur (of fabrikant) van blanco dragers dient de thuiskopievergoeding aan Thuiskopie af te dragen). Opus GmbH is een onderneming die vanuit Duitsland op basis van bestellingen via internet blanco CD’s en DVD’s levert aan afnemers in Nederland. Voor de door Opus aan Nederlandse afnemers geleverde CD’s wordt geen thuiskopievergoeding aan de Stichting Thuiskopie betaald.

Vragen
1) Biedt richtlijn [2001/29] in het bijzonder in artikel 5, lid 2, sub b, en lid 5, aanknopingspunten voor de beantwoording van de vraag wie in de nationale wetgeving behoort te worden aangemerkt als de schuldenaar van de in artikel 5, lid 2, sub b, bedoelde ‚billijke [compensatie]’? Zo ja, welke?

2) Indien sprake is van een koop op afstand waarbij de koper in een andere lidstaat is gevestigd dan de verkoper, noopt artikel 5, lid 5, van [...] richtlijn [2001/29] dan tot een zo ruime uitleg van het nationale recht dat ten minste in één van de bij de koop op afstand betrokken landen de in artikel 5, lid 2, sub b, bedoelde ‚billijke compensatie’ is verschuldigd door een bedrijfsmatig handelende schuldenaar?”

Antwoorden
1) Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, moet aldus moeten worden uitgelegd dat de eindgebruiker die voor privégebruik een reproductie vervaardigt van een beschermd werk, in beginsel moet worden aangemerkt als de schuldenaar van de in voornoemd lid 2, sub b, bedoelde billijke compensatie. Het staat de lidstaten evenwel vrij een vergoeding voor privégebruik in te voeren die dient te worden betaald door de personen die installaties, apparaten of informatiedragers ter beschikking stellen van de eindgebruiker, wanneer die personen beschikken over de mogelijkheid om het bedrag van die vergoeding door te berekenen in de door de eindgebruiker betaalde prijs van die terbeschikkingstelling.

2) Richtlijn 2001/29, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaat die een stelsel heeft ingevoerd waarin de vergoedingen voor het kopiëren voor privégebruik van beschermde werken moeten worden betaald door de fabrikant of importeur van informatiedragers, en op wiens grondgebied het nadeel ontstaat dat auteurs lijden als gevolg van het privégebruik van hun werken door de aldaar wonende kopers, verplicht is om te garanderen dat die auteurs daadwerkelijk de billijke compensatie ontvangen die is bestemd om hen schadeloos te stellen voor dat nadeel. Dienaangaande is de enkele omstandigheid dat de bedrijfsmatig handelende verkoper van installaties, apparaten en informatiedragers is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar de kopers wonen, niet van invloed op die resultaatsverplichting. Het staat aan de nationale rechter om, wanneer het onmogelijk is om de billijke compensatie bij de kopers te incasseren, het nationale recht aldus uit te leggen dat die compensatie bij een schuldenaar die optreedt als handelaar kan worden geïncasseerd. [red. arcering]

Lees het volledige arrest hier (link)

IEF 9780

nazorg aan de uitgezonden militairen

Rechtbank Middelburg 9 juni 2011, LJN BQ7791, AWB 10/875 (Eiser tegen Ministerie van Defensie)

Voor de volledigheid. Auteursrecht op landkaarten. WOB-verzoek over begraven van personen in Potoçari, Srebrenica. Vertrouwelijkheid van debriefingsverklaringen, niet openbaar. Hoe "verweesde werken", (internationale) overheidsadministratie en auteursrechten op staatsdocumenten bijeenkomen in het bestuursrecht. Verklaring over locatie van een graf kan openbaar worden gemaakt zonder in strijd te komen met geheimhoudingsplicht. Ministerie van Defensie wordt opgedragen nieuw besluit te nemen met in achtneming van deze uitspraak.

Van een foto die volgens een debriefingsverklaring zou zijn gemaakt, is niet bekend wie de foto heeft gemaakt. Daardoor is niet te achterhalen of de foto in het archief van het Ministerie van Defensie wordt bewaard. Een kaart waarop de locatie van de begraafplaats van acht lichamen is aangetekend, bevindt zich niet in het administratieve gedeelte van het debriefingsarchief. Informatie over een coördinaat is afgeleid van een kaart die toebehoort aan de regering van de Verenigde Staten van Amerika. Verweerder heeft geen toestemming van de regering van de Verenigde Staten gekregen om de kaart openbaar te maken.

9. De informatie gevraagd in punt 15 betreft een kaartcoördinaat. Deze kaart is wel aanwezig op het Ministerie van Defensie, maar het auteursrecht van de kaart behoort toe aan de regering van de Verenigde Staten van Amerika. Van die zijde heeft verweerder geen toestemming gekregen om de kaart openbaar te maken. Dus op zichzelf is de weigering van verweerder gerechtvaardigd. Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat hij de kaart op zich niet hoeft te hebben, maar dat verweerder hem mogelijk de GPS-coördinaat zou kunnen verstrekken. Hoewel het in het kader van de Wob gaat om documenten, geeft de rechtbank verweerder in overweging te bezien of de gevraagde informatie over de coördinaat wellicht via andere kanalen dan de Wob, bijvoorbeeld in het kader van de nazorg aan de uitgezonden militairen, aan eiser kan worden gegeven.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)
Wet openbaarheid bestuur

IEF 9776

Hierbij verklaar ik

Vzr. Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen 7 juni 2011, 11/496/C (T. Claus & A. Kristel tegen Veerle de Wit & Uitgeverij De Bezige Bij B.V.) 

België. Auteursrecht en erfrecht inzake de postume publicatie "De Wolken", een verzameling van geschriften van schrijver Hugo Claus. De zonen en de weduwe van wijlen Hugo Claus strijden over al dan niet uit (laten) geven van deze publicatie. Hoogdringendheid is bewezen. Naast de weduwe is de Uitgever tweede verwerende partij. Aangezien in een wilsverklaring blijkt dat de weduwe wordt aangewezen als beheerder van de nalatenschap worden de vorderingen afgewezen. De vraag bij wie auteursrechten liggen en hoe dat zich verhoud tot het beheer van Claus' patrimonium, blijft onbeantwoord. Let op bij lezing: rechter heet eveneens Claus.

Dat wat de vorderingen ten aanzien van eerste verwerende partij betreft dient te worden opgemerkt dat door eerste verweren partij een stuk wordt overgelegd met de volgende tekst: "Hierbij verklaar ik, Hugo Claus, dat na mijn overlijden het beheer van mijn patrimonium moet gebeuren door mijn vrouw, Veerle De Wit, zoals zij dit ook tijdens mijn leven reeds deed. Ik verklaar dit zonder dwang en bij volle bewustzijn."

Dat hieruit prima facie kan opgemaakt worden dat het de wil was van de heer Hugo Claus dat eerste verwerende partij het beheer van zijn patrimonium zou waarnemen zoals zij dit deed tijdens zijn leven.

Lees de uitspraak hier (pdf)
Hoger beroep is aangetekend hier

IEF 9742

Dubbele woordwaarde

Rechtbank Amsterdam, sector kanton 3 februari 2011, CV 10-28325 (Cozzmoss B.V. tegen Stichting El Tawheed)
 
Met dank aan Maarten Rijks en Thomas Berendsen, BANNING advocaten.

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten. Collectief beheer. Stichting El Tawheed heeft inbreuk op de auteursrechten van De Volkskrant gemaakt door het plaatsen van diverse krantenartikelen op de website www.eltawheed.nl. Het beroep van El Tawheed op art. 10 EVRM en de persexceptie van art. 15 althans 15a Aw faalt. Kantonrechter wijst twee keer de economische waarde per overgenomen woord uit de artikelen toe als schadevergoeding, mede ter compensatie van de uitgeholde exclusiviteit van de werken.

9. Met betrekking tot het door gedaagde gedane beroep op de persexceptie als bedoeld in artikel 15 Aw overweegt de kantonrechter als volgt. Volgens dit artikel staat het de pers vrij persberichten uit nieuwsmedia over te nemen in andere nieuwsmedia mits aan een aantal vereisten als genoemd in dat artikel is voldaan, waaronder het vereiste dat de bron met de naam van de maker op duidelijke wijze wordt vermeld. Vaststaat dat gedaagde heeft nagelaten de naam van de maker/verslaggever bij alle drie de artikelen te vermelden. Dit betekent dat er niet is voldaan aan het vereiste van artikel 15 lid 1 sub 3 Aw. Het beroep op de persexceptie gaat derhalve niet op. Dat gedaagde heeft aangeboden een rectificatie te plaatsen over het niet vermelden van de makers, maakt dit niet anders.

15. Eiseres heeft de schade begroot op € 880,56 in totaal. Zij stelt dat indien gedaagde vooraf toestemming van de Volkskrant had gevraagd en gekregen, de Volkskrant een bedrag van € 0,36 per overgenomen woord in rekening zou hebben gebracht. Dit komt volgens haar neer op € 440,28 in toaal. Gedaagde heeft dat niet weersproken. Eiseres heeft hiermee voldoende onderbouwd dat zij deze schade heeft geleden, zodat dit bedrag voor toewijzing in aanmerking komt."
 
16. Eiseres stelt dat dit bedrag met 100% moet worden verhoogd omdat de exclusiviteit van haar werk is uitgehold. Voorts stelt zij dat gedaagde moet worden ontmoedigd inbreuk te plegen op auteursrechten. De kantonrechter volgt deze stelling. Anders dan gedaagde aanvoert wordt ervan uitgegaan dat de inbreuk op de auteursrechten van eiseres schade oplevert. De aard van de schade brengt met zich mee dat deze - behoudens uitzonderingen die zich hier niet voordoen - geschat mag worden. De door eiseres gehanteerde systematiek is niet ondredelijk. Dit betekent dat de schade wordt begroot op € 880,56.

Lees de beschikking hier (xps / pdf)
Auteurswet, EVRM

IEF 9738

Die het meest met aard van de schade overeenstemt

Kantonrechter Haarlem 18 november 2010, LJN BQ6771 (Cozzmoss B.V. tegen volkstuindersvereniging "zonder werken niets")

Auteursrechten. Persoonlijkheidsrechten. Collectief beheer. Trouw heeft auteursrechten op artikel "Moestuin slaat aan" d.d. 19 juli 2008. Lastgeving auteur handhaven persoonlijkheidsrechten, overdracht aan Cozzmoss. Op de site zwn-volkstuinen.nl heeft gedaagde artikel opgeslagen. Freelance tarief Nederlandse Vereniging voor Journalisten voor schade: 300% van honorarium is juist. Op grond van 6:97 BW begroting die meest met aard van schade in overeenstemming is: factor 1 van economische waarde.

1.  ZWN heeft door haar voormelde handelwijze het artikel voor publiek toegankelijk gemaakt en aldus inbreuk gemaakt op het auteursrecht daarop van Trouw. Voor het geval zij zich heeft willen beroepen op art. 12 lid 4 van de Auteurswet faalt haar verweer omdat, al aangenomen dat deze bepaling mede van toepassing is op toegankelijk maken van werken via het internet, de openbaarmaking niet beperkt is gebleven tot de in die bepaling bedoelde, besloten kring. Deze inbreuk kan haar worden toegerekend; de omstandigheid dat het artikel mede voor publiek toegankelijk werd door een beveiligingsfout, komt krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening en risico.

2.  De stellingen van Cozzmoss bieden, gelet op artikel 25 lid 1 Auteurswet, voldoende aanknopingspunten om het oordeel te rechtvaardigen dat ZWN met de aan haar verweten handelingen tevens inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijkheidsrechten van [naam]. ZWN heeft immers erkend dat zij de naam van de auteur niet in het artikel heeft vermeld. De omstandigheid dat zij zich erop heeft beroepen dat zij niet op de hoogte was dat zij daarmee de wetgeving overtrad doet daaraan niet af, nu deze onwetendheid voor haar rekening en risico komt. 

8.  Hoewel de algemene voorwaarden waarnaar Cozzmoss verwijst ter onderbouwing van haar forfaitaire schadeberekening op zichzelf niet tussen partijen van toepassing zijn, ligt het toch voor de hand daarbij aanknoping te zoeken bij de berekening van de hoogte van de verschuldigde schadevergoeding. Ingevolge artikel 6:97 BW dient de rechter de schade te begroten op de wijze die het meest met de aard van de schade in overeenstemming is; in dit geval is het passend aansluiting te zoeken bij de hier te lande gehanteerde tarieven op de markt van de professionele journalistiek

 

9.  Nu de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, zal deze worden geschat, en wel op factor 1 van de economische waarde. Immers, het artikel is – zowel in de tijd, als via het web – slechts beperkt toegankelijk geweest en is het maatschappelijk belang van het terrein (de volkstuinderij) waarop het artikel betrekking heeft, betrekkelijk gering. 

Lees de uitspraak hier (link / pdf)
Auteurswet, standaard voorwaarden NVJ

IEF 9713

Gerecht van Eerste Aanleg van Aruba 27 april 2011, LJN BQ6331 (Eiser tegen Fundacion Lotto Pa Deporte - FLPD)

Arubaanse overeenkomst onder druk

Aruba. Auteursrecht. Merkenrecht. Octrooirecht. Exploitatieovereenkomst onder druk gesloten.

Eiser is de maker van het auteurswerk 'Bingo5' en is een overeenkomst aangegaan waarbij Stichting FLPD het in duur onbeperkte exclusieve exploitatierecht voor Arube krijgt, zonder enige vergoeding . Eiser heeft tijdens werktijd en op kosten van FLPD het project Bingo5 opgezet. Op grond van octrooi- of merkenrecht vordert hij twee jaar later alsnog betaling. Overeenkomst is onder bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden tot stand gekomen en vernietigbaar. Het Gerecht volgt dit niet en wijst het gevorderde af. Wederzijdse proceskostenveroordeling, voor de eiser begroot op nihil.

4.2.1 Allereerst stelt [eiser] dat de overeenkomst onder druk van FLPD is veranderd. Voorzover [eiser] aldus beoogt te stellen dat de overeenkomst onder bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen in de zin van artikel 3:44 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en daarom vernietigbaar is, wordt deze stelling gepasseerd. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling de niet ondertekende conceptovereenkomst van 18 juli 2006 overgelegd waarin is opgenomen dat FLPD het exclusieve recht krijgt op exploitatie van Bingo5 ‘tegen nader overeen te komen bepalingen tussen partijen’ (zie 2.1). Gesteld noch gebleken is echter dat deze conceptovereenkomst tot overeenstemming heeft geleid, nog daargelaten dat [eiser] ook niets heeft gesteld over wat de ‘ander te bepalen voorwaarden’ dan zouden moeten behelzen of dat over de essentialia daaromtrent overeenstemming was bereikt.

4.3.2 Bij de beoordeling volgens voormelde maatstaf acht het gerecht onder andere de volgende omstandigheden van belang. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat de conceptovereenkomst op aandringen van FLPD is gewijzigd in de overeenkomst en dat die zeven maanden later door partijen is ondertekend. Hoewel ondertekening van de overeenkomst pas in februari 2007 heeft plaatsgevonden, was dus al in juli 2006 sprake van wilsovereenstemming. Op dat moment was sprake van een auteursrechtelijke registratie bij het BIE – die voor het ontstaan van het auteursrecht overigens geen voorwaarde is, maar wel bewijsrechtelijke waarde kan hebben – van het spel Bingo5, maar nog niet van een aanvraag voor een Amerikaans of Arubaans Octrooi (daarvan was eerst sprake in mei 2007, respectievelijk mei 2009) of van een merkdepot (oktober 2008). Veder is van belang dat in de overeenkomst niet staat dat FLPD een exclusieve auteursrechtlicentie krijgt voor exploitatie van het auteurswerk Bingo5, maar dat de bewoordingen algemener zijn, doordat er staat dat FLPD exclusieve rechten krijgt voor exploitatie van het auteurswerk Bingo5. Van belang is voorts dat het bij het BIE geregistreerde werk volgens het certificaat van die registratie omvat het spel Bingo5 (en dus ook de titel of naam) met een exacte beschrijving van het unieke systeem van dit spel. Verder is ook nog van belang dat FLPD het spel voor uitzending op de Arubaanse televisie op haar kosten verder heeft laten ontwikkelen en produceren, zodat [eiser] zelf die kosten niet heeft hoeven maken, terwijl hij wel het recht heeft behouden op internationale exploitatie van het spel Bingo5. Bij die exploitatie kan hij de in Aruba uitgezonden versie gebruiken (bijvoorbeeld ter promotie), zo begrijpt het gerecht de stelling van FLPD dat met het spel is deelgenomen aan een expo in Panama, hetgeen door [eiser] niet is betwist.

4.3.3 Onder andere gelet op deze omstandigheden brengt een redelijke uitleg van artikel 2 van de overeenkomst mee dat partijen met de overeenkomst hebben beoogd dat FLPD zonder enige vergoeding verschuldigd te zijn het recht kreeg het spel Bingo5 te exploiteren in Aruba, door het op de nationale televisie uit te zenden of in enige andere vorm. Deze uitleg brengt mee dat een later beroep van [eiser] op andere intellectuele eigendomsrechten (wat daar ook van zij) in strijd is met de strekking van de overeenkomst. De door [eiser] voorgestane uitleg van de overeenkomst, dat die slechts betrekking heeft op het auteursrecht en niets af doet aan de mogelijkheid een vergoeding te vragen in verband met een merken- en octrooirecht, zou immers meebrengen dat de overeenkomst voor FLPD geen enkele waarde of betekenis zou hebben. Bij deze uitleg van de overeenkomst zou zij het spel immers niet kunnen exploiteren, in weerwil van de auteursrechtlicentie die deze exploitatie nu juist expliciet mogelijk beoogt te maken. Naar het oordeel van het gerecht volgt hieruit dat de octrooi- en merkenrechtelijke aanspraken van [eiser] jegens FLPD in strijd zijn met de strekking van de overeenkomst. Dit brengt met dat ook de merkenrechtelijke aanspraken van [eiser] verder onbesproken kunnen blijven en dat [eiser]’s vorderingen zullen worden afgewezen, nu die, naast het merken- en octrooirecht, geen andere grondslag hebben.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)

IEF 9686

Hof Arnhem 3 mei 2011, LJN BQ5240 ([Appelante] B.V. tegen [geïntimeerde])

Email back-up auteursrecht inzetten

https://www.mastertours.nl/images/email.jpg Sevens HeavenAuteursrecht. Emailverzameling. Arbeidsrechtelijke verhouding. Geheimhoudingsverplichting. Ex-werknemer / directeur. heeft een back-up van e-mailbestand. Afgifte/revindicatie beroep op art. 7 Auteurswet. Kopie wordt niet door art. 1 jo. 10 Aw bestreken, omdat geschrift niet bestemd is voor openbaarmaking.

5.13  Het beroep op de IE-rechten heeft [appellante] slechts onderbouwd door te verwijzen naar artikel 7 Auteurswet (Aw). In dit kort geding kan evenwel niet worden vastgesteld dat [appellante] aan de Auteurswet een rechtsgrond tot afgifte van de dvd als hiervoor bedoeld kan ontlenen. Dat [geïntimeerde] in strijd met (artikel 1 in verbinding met artikel 7 van) de Aw heeft gehandeld is niet voldoende komen vast te staan. Van openbaarmaking van de e-mails/documenten is geen sprake, [appellante] heeft dit ook niet gesteld, terwijl [geïntimeerde] heeft aangevoerd deze e-mails te bewaren voor het geval hij mogelijk in een arbeidsrechtelijk geschil over zijn functioneren als directeur verzeild zal raken.

Hij heeft voorts gesteld dat hij zich houdt aan zijn geheimhoudingsverplichting, hetwelk door [appellante] niet is weersproken en waarvan het hof dus uitgaat. Dat de enkele verveelvoudiging door middel van de back-up bestreken zou worden door het verbod van artikel 1 Aw is onvoldoende komen vast te staan. Immers, de auteursrechtelijke bescherming van digitale documenten als een ander geschrift in de zin van artikel 10 Aw is beperkt tot de situatie dat het geschrift is (bestemd om) openbaar gemaakt (te worden). Daarvan is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen sprake. Of het aan [geïntimeerde] verboden is in de toekomst eventueel gebruik te maken van de e-mails en documenten ingeval sprake zou zijn van een arbeidsrechtelijk conflict, ligt hier niet voor en behoeft dus ook geen bespreking. Het hof roept voorts in herinnering dat de vraag of [geïntimeerde] [appellante] door en met zijn kennis beconcurreert, dan wel [X B.V.] zich als zijn nieuwe werkgever daarvan gebruik maakt, in dit geding niet voorligt.

Lees het vonnis hier (link en pdf)

IEF 9634

Hof van Beroep Brussel 5 mei 2011, R.nr. 2011/2999, 817 (Google INC. tegen Copiepresse, Societe de Droit d'auteur des journalistes (SAJ) en Assucopie)

"in cache" én news.google.be

Auteursrecht. Morele rechten. Citaatrecht. Persexceptie. Zoekmachine Google. Websites en artikelen 'in cache' - op eigen servers opgeslagen artikelen. Weergave en opslag van krantenartikelen in Google News. Beroep van Google op citaatrecht en op persexceptie (afgewezen). Veroordeling van Google. Franstalige uitspraak.

Betreffende opslag 'in cache': beroep op art. 21(3) LDA en overweging 33 Auteursrechtrichtlijn 2001/29. beperking op reproductierecht om reproductiehandelingen van voorbijgaande aard mogelijk te maken. Beperking is niet van toepassing op deze Google-dienst.

Betreffende weergave en opslag in Google News: ongeacht de intenties van Google, is weergave op Google News in strijd met auteursrecht. Beroep op citaatrechtexceptie verworpen. Google News is geen persoverzicht/persorgaan. Ook aan de overige eisen (eerlijk gebruik, afwezigheid van inbreuk op auteursrechten, vermelding naam auteur) niet voldaan (r.o. 31-35)

Beroep op persexceptie (niet gehonoreerd), nu Google de artikelen 30 dagen bewaart. Exceptie geldt alleen als er noodzaak is voor snelle berichtgeving, waardoor het vragen van toestemming vooraf niet mogelijk was (r.o. 37).

Middels beroep op morele rechten kan openbaarmaking  van intussen reeds via sites verspreide artikelen niet worden verboden. Wel schending van persoonlijkheidsrecht vanwege ontbreken naamsvermeldingen en wegens schending van integriteit.

Cache: 22. (...) Aux termes de l'article 1er de la LDA, l'auteur a seul le droit de son oeuvre ou d'en autoriser la reproduction, de quelque manière ou sous quelque forme que ce soit, qu´elle soit directe ou indirecte, provisoire ou permanente, en tout ou en partie. De meme, l´auteur a seul le droit de la communiquer au public par un procédé quelconque, y compris par lamise à diposition du public de manière que chacun puisse y avoir accès de l´endroit et au moment qu´il choisit individuellement.

Il se déduit de cette disposition que l´enregistrement par Google sur ses propres serveurs d´une page publiée par un éditeur constitue un acte matérial de reproduction. Par ailleurs, le fait pour Google de permettre aux internautes de prendre connaissance de cette copie á ne pas confondre avex la page originale / en cliquant sur le lien <<en cache >> constitue une communication au public. Dans le domaine numérique, il y a reproduction justifiable du droit de reproduction (F. De Visscher & B. Michaux, op cit., p.71, no 88).

Google News 29. (...) Quelles que soient ses intentions, il est constant que Google a reproduit in extenso une partie d'oeuvres protégées par la LDA. Eu égard à la portée large qu´il convient de donner á la notion de droit de reproduction, tel qu´il a été défini à l´article 2 de la directive 2001-29, il convient de conclure que Google ne pouvait reproduire les titre et les extraits des articles publiés par les éditeur, sans avoir préalablement obtenu leur autorisation.

Dès lors que le droit d´autoriser ou d´interdire la reproduction et la communication au public est exclusif, les exceptions et les limitations à ce droit doivent s´interpréter restrictivement et être expressément prévues. Le considérant 32 de la directive 2001/29 prévoit d'ailleurs que cette dernière <<contient une liste exhaustive des exceptions et limitations>>. Or, ni dans la LDA ni dans la directive il n'est prévu d'exception générale de communications <<dans un but légitime>> sur laquelle Google s'appuie. Seules peuvent être prises en compte les exceptions prévues aux articles 21 et quivant de la LDA qui seront examinées ci-après.

Dictum: Veroordeelt Google tot het verwijderen van de sites Google.be en Google.com, meer precies de links <in cache> die zichtbaar zijn via Google Web en de dienst Google News, en er moet recht gedaan worden (“justifieront”) aan alle artikelen, foto's en grafische weergaves van Belgische Franstalige en Duitstalige dagbladuitgevers gerepresenteerd door Copiepresse, en de auteurs van SAJ- en Assucopie-auteursrechthebbende, onder dwangsom van €25.000,00 per dag overtreding, behalve dagblad L'Echo voor de dienst Google News

Lees de uitspraak hier (pdf - 2.5 Mb)

IEF 9605

Rechtbank Almelo 6 april 2011, LJN BQ2955, (Cozzmoss B.V tegen Gedaagde)

Dezelfde nieuwsberichten

Dezelfde nieuwsberichten op twee verschillende sites. Auteursrecht? Geschriftenbescherming? Collectief beheersorganisatie Cozzmoss maakt namens auteursrechthebbende SDU / het tijdschrift Cobouw  bezwaar tegen de publicatie van ‘nieuwsflitsen’ uit Cobouw op de bedrijfswebsite van gedaagde. De rechtbank stelt dat de nieuwsflitsen “als zodanig best oorspronkelijke geschriften kunnen zijn (geweest)”, maar houdt de zaak aan nu de vorderingen slechts zien op auteursrechtinbreuk, ten aanzien waarvan moet worden geconcludeerd dat Cozzmoss er vooralsnog niet in is geslaagd  duidelijk te maken waarom Cozzmoss op de nieuwsflitsen auteursrecht kan doen gelden.

Cozzmoss zient te bewijzen dat de die nieuwsflitsen door een medewerker van SDU/Cobouw zijn gemaakt en dat deze hebben te gelden als “een werk” in de zin van de Auteurswet. Hierbij speelt naar het oordeel van de rechtbank mee dat artikel 4 AW in belangrijke mate is achterhaald door de technische ontwikkelingen waarbij “het maken” van “een werk” met de mogelijkheden die internet en tekstverwerking bieden, deels is verworden tot een eenvoudige bezigheid van “knippen en plakken”. Of anders gezegd: men is nu veel sneller “een maker” dan men was in de tijd dat artikel 4 van de Auteurswet in het leven is geroepen. Cozzmoss dient derhalve te bewijzen op basis waarvan zou kunnen worden aangenomen dat de steeds boven het artikel vermelde persoon (en daarmee SDU/Cobouw) ook de maker is geweest van het desbetreffende artikel en wat precies de bewerking is die steeds met de nieuwsfeiten is uitgevoerd door de persoon die boven het betreffende nieuwsartikel is aangeduid.

25.  Voor al de in bijlage 4 gevoegde artikelen geldt dat het bondige artikelen betreft met een zogenaamde zakelijke nieuwswaarde. Elk artikel verhaalt over vers voorgevallen nieuws, en wel ten behoeve van in hoofdzaak de bouwsector. Voor zo goed als alle artikelen geldt dat het zogenaamde “nieuwsflitsen” zijn. (…)

26.  De nieuwsflitsen beperken zich in hoofdzaak tot een “blote” weergave van het nieuws en de nieuwsfeiten, zonder dat daar van de zijde van SDU/Cobouw nog zichtbaar en kenbaar een relativering of een eigen kleuring aan wordt gegeven. (…)

27.  Uit de teksten als zodanig heeft de rechtbank niet af kunnen leiden of, en zo ja welke, bewerking door de met naam genoemde persoon is verricht. Door Cozzmoss is in dit geding ook nagelaten om adequaat feitelijk uiteen te zetten wat precies de bewerking is die steeds met de nieuwsfeiten is uitgevoerd door de persoon die boven het betreffende nieuwsartikel is aangeduid. Door Cozzmoss wordt zonder nadere feitelijke inkleuring gesteld dat al de in bijlage 4 bij de dagvaarding aangeduide artikelen zijn geschreven door medewerkers van SDU/Cobouw, maar zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, moet die werkzaamheid naar het oordeel van de rechtbank in rechte mogelijk toch anders worden “gekleurd”.

28.  In dit geding is Cozzmoss door [gedaagde] verzocht duidelijk te maken waarom Cozzmoss op de nieuwsflitsen (toch) auteursrecht kan doen gelden. Cozzmoss heeft naar aanleiding van het desbetreffende bij antwoord gevoerde verweer echter nagelaten om (per nieuwsflits) uiteen te zetten welke specifieke scheppende handelingen door SDU/Cobouw zijn verricht. Cozzmoss blijft zich beperken tot het stellen dat de artikelen “gewoon” zijn geschreven en als nieuws zijn opgetekend door de medewerkers van SDU/Cobouw zonder daarbij nadere inhoudelijke informatie te geven hoe SDU/Cobouw aan haar nieuws komt en in hoeverre dat nieuws al dan niet een aanvullende tekstuele bewerking pleegt te ondergaan. Aldus lijkt moeilijk in te zien waarom de bewuste artikelen juist door toedoen van SDU/Cobouw een oorspronkelijk karakter hebben verkregen en zij juist daardoor het persoonlijke stempel van de maker zijn gaan dragen.

29.  In het licht van het hiervoor overwogene is voorhands – en dus behoudens heroverweging – niet in te zien dat [gedaagde] door het integraal overnemen van de meergenoemde artikelen op haar website, juist aan SDU/Cobouw toekomende auteursrechten moet hebben geschonden, dan wel anderszins onrechtmatig jegens SDU/Cobouw moet hebben gehandeld.

30.  Terzijde verdient hier overweging dat de nieuwsflitsen als zodanig best oorspronkelijke geschriften kunnen zijn (geweest). Het zijn immers naar de vorm geen niet-oorspronkelijke geschriften (zoals dienstregelingen, catalogi e.d.), waarvoor nu juist de geschriftenbescherming van artikel 10 lid 1 sub 1 Auteursrecht is geschreven.

31.  De conclusie uit het hiervoor overwogene moet naar het oordeel van de rechtbank zijn dat Cozzmoss hier niet de steun mag genieten van artikel 4 Auteursrecht. Dat artikel komt immers de maker tegemoet “die op of in het werk als zoodanig is aangeduid”. Nergens is in de in bijlage 4 bij de dagvaarding gebundelde nieuwsflitsen namelijk te lezen dat de per nieuwsflits daarboven bij naam vermelde persoon (en daarmee dan SDU/Cobouw) ook de maker is van het desbetreffende artikel. Ook uit de tekst van de artikelen zelf is niet af te leiden dat de maker de daarboven vermelde persoon (en dus SDU/Cobouw) is geweest.

32.  Ook de omstandigheid dat Cozzmoss geen enkele inhoudelijke informatie heeft gesteld op basis waarvan zou kunnen worden aangenomen dat de steeds boven het artikel vermelde persoon (en daarmee SDU/Cobouw) ook de maker is geweest van het desbetreffende artikel, maakt dat Cozzmoss geen bewijsbescherming kan ontlenen aan het eerder genoemde bewijsvermoeden. Hierbij speelt naar het oordeel van de rechtbank mee dat dit artikel 4 in belangrijke mate is achterhaald door de technische ontwikkelingen waarbij “het maken” van “een werk” met de mogelijkheden die internet en tekstverwerking bieden, deels is verworden tot een eenvoudige bezigheid van “knippen en plakken”. Of anders gezegd: men is nu veel sneller “een maker” dan men was in de tijd dat artikel 4 van de Auteurswet in het leven is geroepen.

33.  Indachtig voormelde magere stellingname van Cozzmoss wordt de tegenspraak van [gedaagde] door de rechtbank dan ook als gemotiveerd aangemerkt. Reden voor de rechtbank om Cozzmoss eerst te belasten met het leveren van bewijs dat de artikelen die op de website van [gedaagde] zijn aangetroffen (zie bijlage 5 bij de dagvaarding), door medewerkers van SDU/Cobouw zijn gemaakt in de betekenis die daaraan in de Auteurswet wordt gegeven, dat wil zeggen dat die nieuwsflitsen door een medewerker van SDU/Cobouw zijn gemaakt en deze hebben te gelden als “een werk” in de zin van de Auteurswet, te weten een geestelijke schepping van de maker, waarbij dus moet zijn voldaan aan het zogenaamde “oorspronkelijkheidvereiste”.

Lees het vonnis hier (link en pdf)

IEF 9595

Hof &#039;s-Gravenhage 26 april 2011, zaaknr. 200.004.981.01 rolnr. KG ZA 07-1306 (M.J.F.L. van Daelen-Bazelmans h.o.d.n. IDMC tegen Bureau voor Free Publicity c.s.)

Titellijst komt geen auteursrecht toe

Met dank aan Kees Berendsen, CroonDavidovich Voor verzorging van publicaties niet-commerciële voorlichtingsartikelen van overheidsinstellingen in huis-aan-huiskranten met landelijke dekking. Inbreuk auteursrecht voor werkwijze voor het publiceren van z.g. artikelstoppers (red. ter opvulling van lege plekken in kranten). onrechtmatige handeling; oneerlijke concurrentie en/of slaafse nabootsing. Databankrecht. Ook een (doorgehaald) octrooiregistratie aangehaald, maar niet ingeroepen (werkwijze hier uitgelegd).

Titellijst komt geen auteursrecht toe; slechts één combinatie van titels mogelijk voor een landelijke dekking, geen creatieve/subjectieve keuzes (r.o. 8). Niet aannemelijk geworden dat er sprake is van gebruik.

7. Ook als Free Publicity titellijsten zou gebruiken die ((groten)deels) gelijk zouden zijn aan een door IDMC gepubliceerde titellijst, is voorhands niet aannemelijk geworden dat zij inbreukmakend gebruik van een titellijst van IDMC heeft gemaakt om de volgende redenen.

9. (...) niet aannemelijk geworden dat Free Publicity een titellijst heeft opgevraagd of hergebruikt dan wel sprake is van ontlening. Nu partijen dezelfde deinsten aanbieden, ligt voor de hand dat zij voor het plaatsen van artikelen/advertenties in ieder geval deels gebruikmaken van dezelfde huis-aan-huiskrranten en is die omstandigheid onvoldoende om aan te nemen dat Free Publicity lijsten van IDMC heeft ovegenomen. (...) Voor het overige worden in de notitie en de verklaring geen concrete voorbeelden gegeven waaruit zou zijn af te leiden dat een titellijst van IDMC is  overgenomen. Ook in de processtuken van IDMC worden geen concrete voorbeelden gegeven. IDMC spreekt over ongebruikelijke combinaties en wisselende verzameliingen van uitgaven, die niet aan de INP-norm voldoen, maar zijn opgenomen om slaafse nabootsing aan het licht te brengen, zonder deze te concretiseren. In eerste aanleg noemt zij negen " sluik- of schuiladressen" zonder dat duidelijk wordt wat zij daarmee bedoelt.

Lees de uitspraak hier (pdf - let op: 3,6 Mb)