DOSSIERS
Alle dossiers

Tekst  

IEF 9567

BGH I. Zivilsenat 14 oktober 2010 I ZR 191/08; 'AnyDVD' (music companies tegen Heise Verlag).

Hyperlinks zijn onderdeel geworden van 't artikel

Muziekproducten hebben Heise Verlag, een online uitgever gespecialiseerd in IT en computer nieuws, gedagvaard omdat er artikelen op de website stonden met hyperliunks naar SlySoft die software aanbod om DVD kopiebescherming technisch te omzeilen.

Landsgericht en OBL München bepaalde dat de artikelen een auteursrechtschending opleverden. BGH corrigeert dit door te oordelen dat het plaatsen van links behoorde tot constitutionele persvrijheid en vrijheid van meningsuiting (art. 5(1)Grundgesetz). De teksten zelf zijn beschermd door vrijheid van meningsuiting en persvrijheid en de links krijgen dezelfde bescherming toebedeeld. Rechters benadrukten dat de hyperlinks in artikelen niet slechts een technische faciliteit omvatten om toegang te krijgen tot SlySofts website, maar onderdeel van artikel zijn geworden om het bericht aan te vullen en "ondersteunen". Wetenschap van auteursrechtschending doet hier niet aan af, de informatie voor het algemene publiek toegankelijk maken heeft een hoger doel.

r.o. 17 Im Rahmen der Abwägung sei zu beachten, dass das Wesentliche eines Links nicht die Mitteilung einer Information sei - etwa der Adresse des Internetauftritts, auf den verwiesen werde -, sondern der davon zu  unterscheidende zusätzliche Service, den Nutzer unmittelbar mit dieser Website zu verbinden. Dies eröffne eine neue Dimension, die über die eigentliche redaktionelle Berichterstattung hinausgehe und im Offline-Bereich kein Äquivalent habe. Die mit dem Verbot des streitgegenständlichen Links verbundene Einschränkung der Pressefreiheit betreffe nur den Aspekt, die Verbindung zur fraglichen Website zu ermöglichen. Insoweit gehe es nicht um die Mitteilung von Meinungen oder Tatsachen zur Meinungsbildung, die in den Schutzbereich der Meinungsfreiheit falle und deren Rahmenbedingungen dem Kernbereich der Medienfreiheit zuzuordnen seien, sondern um die weniger zentrale Frage, welchen Service ein Medienunternehmen über die Informationsverschaffung hinaus erbringen dürfe. Der Link diene lediglich der Ergänzung der redaktionellen Berichterstattung.

Artikelen 95a Duitse Auteurswet, art. 6 Copyright Directive 2001/29/EG, 11(1) EVRM
Ook wordt er verwezen naar HvJ EG 6 maart 2001 C-274/99 P (Connolly/Commission)

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf)

IEF 9515

Een gezamenlijk creatief product

Rechtbank Amsterdam 30 maart 2011, LJN BR1985 (RVP Publishers B.V. tegen Ambo/Anthos Uitgevers B.V. &  X)

met dank aan Jan-Kees Govers, GoversvanZoest

Auteursrecht. Overeenkomst to uitgave. Eiser, uitgeverij RVP, stelt dat gedaagde, schrijfster  X. in strijd heeft gehandeld met een met haar gesloten overeenkomst tot uitgave van haar boek door niet mee te werken aan een verficatieproces m.b.t. de in het boek gestelde feiten. Eiser beroept zich ook op het auteursrecht op het geredigeerde, bewerkte manuscript. Het boek is uiteindelijk verschenen bij eveneens gedaagde uitgeverij Artemis, onderdeel van Ambo/Anthos.

De vorderingen worden afgewezen. Zelfs als  X. uit hoofde van de overeenkomst  gehouden was mee te werken aan het verificatieproces, dan is nog is niet komen vast te staan dat zij deze verplichting heeft geschonden.  X. mocht er daarnaast vanuit gaan dat het haar onder de gegeven omstandigheden vrijstond een andere uitgever te benaderen.

Met betrekking tot het auteursrecht oordeelt de rechtbank dat op het door een redacteur van eiser bewerkte versie van het manuscript een zelfstandig auteursrecht rust, dat niet kan worden aangemerkt als opdrachtgeversauteursrecht van de schrijfster, maar wel als een gezamenlijk auteursrecht, nu er sprake is van een onscheidbaar gezamenlijk werk (“een gezamenlijk creatief product”). De auteursrechtelijke vordering van RVP stranden echter geheel, nu deze gebaseerd zijn op de stelling dat RVP enig eigenaar is. 

Overeenkomst: 4.4. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat RVP als uitgever in dit geval gehouden was tot het doen van verificatie (hetgeen door RVP wordt gesteld en door Artemis c.s. wordt betwist), volgt uit het voorgaande niet dat  X. RVP niet in staat heeft gesteld het verificatieproces uit te voeren. Het enkele feit dat  X. heeft geweigerd om toestemming te geven M2 aan haar ex-schoonfamilie voor te leggen, is daartoe onvoldoende. (…) Tussen partijen is immers niet langer in geschil (zie proces-verbaal van comparitie) dat  X. bewijsmateriaal aan RVP wel onder voorwaarden is aangeboden. Nu niet is gesteld of gebleken dat die voorwaarden dusdanig waren dat dit gelijk moet worden gesteld aan een weigering, wordt daaraan voorbij gegaan. 

4.5. Het voorgaande leidt ertoe dat voor zover  X. uit hoofde van de overeenkomst al jegens RVP gehouden was mee te werken aan het verificatieproces, niet is komen vast te staan dat zij deze verplichting heeft geschonden, zodat de vordering van RVP voor zover deze is gebaseerd op toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door  X. niet toewijsbaar is.

Onrechtmatig handelen: 4.7. Vast staat dat  X. Artemis begin 2009 heeft benaderd. Dit is ruim een half jaar nadat  X. RVP (bij brief van 13 juni 2008) had bericht dat de overeenkomst was beëindigd en zij zich vrij voelde om naar een andere uitgever te gaan. Uit hetgeen door partijen is gesteld volgt niet dat RVP zich na die datum daartegen nog heeft verzet. Zo blijkt niet van een schriftelijke reactie, evenmin blijkt van handeling waaruit dit verzet kan worden afgeleid. RVP stelt alleen dat zij op 15 december 2008 heeft laten weten dat zij zich bereid houdt tot overleg, mocht een andere uitgever geïnteresseerd zijn en dat zij zich alle rechten voorbehoudt. Voor zover al moet worden aangenomen dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd, hetgeen RVP kennelijk betoogd, mocht  X. er onder deze omstandigheden wel van uitgaan dat het haar vrijstond een andere uitgever te benaderen. (…)

Auteursrecht: 4.14. In M2 [geredigeerde versie-IEF] zijn stukken en aspecten uit M1 [manuscript-IEF] overgenomen, maar -anders dan Artemis C.S. betoogt- is aan de bewerking ook een eigen karakter gegeven. Het gaat immers om meer dan een tekstcorrectie. Zo is er een indeling in hoofdstukken gemaakt en zijn stukken herschreven. De bewerking draagt als zodanig een eigen persoonlijk karakter en een persoonlijk stempel van de maker. De bewerking geniet dan ook auteursrechtelijke bescherming.

4.15. Artemis c.s. stelt zich vervolgens op het standpunt dat  X. de rechthebbende is van de auteursrechten op de bewerking omdat zij als maker van de bewerking moet worden aangemerkt, nu de bewerking onder haar leiding en toezicht tot stand is gekomen. Het beroep van  X. op artikel 6 Auteurswet faalt. (…) Volgens  X. zijn alle veranderingen met haar toestemming tot stand gekomen en hebben zij daarbij nauw samengewerkt, maar daarmee is nog niet voldaan aan het vereiste van artikel 6 Aw. Onvoldoende is gesteld of gebleken dat Den Drijver alleen uitvoerder was.

4.16. Ter beoordeling staat dan nog de vraag of met de bewerking sprake is van een gezamenlijk werk. Van een gemeenschappelijk (gezamenlijk) werk is sprake als de verschillende elementen niet scheidbaar zijn. Van onscheidbaarheid wordt gesproken als de samenwerking zo ver gaat dat de auteurs (in overleg) elkaars concepten aan elkaar aanpassen en corrigeren, waardoor onderdeel voor onderdeel van een gezamenlijk creatief product gesproken kan worden. Volgens  X. was de samenwerking tussen [redacteur] en haar zodanig dat gesproken kan worden van een gezamenlijke bewerking. Alles werd aldus X. in overleg tussen [redacteur] en X. veranderd. (…) Nu RVP heeft nagelaten feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat sprake is van scheidbaarheid en RVP evenmin voldoende heeft weersproken dat X. ook zelf stukken heeft herschreven en bijgeschreven, is niet komen vast te staan dat ten aanzien van de bewerking sprake is van één creatie door [redacteur], en gaat de rechtbank ervan uit dat sprake is van een gemeenschappelijk werk.

4.17. Het voorgaande leidt ertoe dat [redacteur] en X. gezamenlijk eigenaar zijn van het auteursrecht op de bewerking. Voor zover [redacteur] zijn aandeel daarin al rechtsgeldig heeft overgedragen aan RVP, zijn zij alleen mede eigenaar van het auteursrecht op de bewerking en alleen al om die reden stranden de door RVP ingestelde vorderingen. Deze zijn immers gebaseerd op de stelling dat RVP (enig) eigenaar is van het auteursrecht op de bewerking.

Lees het vonnis hier en LJN.

IEF 9448

Een gebruiksvergoeding

Sector kanton Rechtbank Groningen, 8 december 2010, LJN: BP6577, Cozzmoss B.V tegen Bulthuis Uitzendbureau B.V.

Auteursrecht. Cozzmoss (handhaver van auteursrechten van bij haar aangesloten (rechts)personen, met name m.b.t.  geschreven teksten of artikelen), maakt namens auteursrechthebbende Applinet bezwaar tegen de (her)publicatie van het artikel "Intercedent" op een website van gedaagde en vordert betaling  € 553,42.  Auteursrecht onbetwist.  Inbreuk en schade kan aan gedaagde worden toegerekend. “Aangezien het derden anders vrij zou staan om de toestemming eerst achteraf te kopen door alsnog een gebruiksvergoeding te voldoen aan de auteursrechthebbende, acht de kantonrechter een verhoging van de economische waarde met 100% gerechtvaardigd. De vordering ter zake van de geleden schade zal dan ook tot een bedrag van € 460,-- worden toegewezen. 1019h proceskosten €750,-

4.4. Nu de inbreuk op het auteursrecht vast staat moet vervolgens voor de vaststelling van de schadeplichtigheid de vraag worden beantwoord of die inbreuk aan Bulthuis kan worden toegerekend. (…)

4.5. Voor zover Bulthuis in dit verband heeft gesteld dat niet zij, maar S.P. Services BV verantwoordelijk is voor de inhoud van de website www.selectpeople.nl, wordt zij daarin niet gevolgd. Uit het door Cozzmoss overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel en de registratie aantekening van de SIDN kan genoegzaam worden afgeleid dat Bulthuis houder is van ondermeer de domeinnaam www.selectpeople.nl en dat deze domeinnaam ook als zodanig staat geregistreerd. Dat mogelijk ook derden gebruik hebben gemaakt van deze domeinnaam, dient voor rekening en risico van Bulthuis te komen en kan Cozzmoss onder de gegeven omstandigheden niet worden tegengeworpen.

4.7. De kantonrechter is van oordeel dat Cozzmoss voldoende feiten heeft gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat Applinet als gevolg van de inbreuk schade heeft geleden. Zo kan in ieder geval worden vastgesteld dat Applinet de vergoeding voor de economische waarde die Bulthuis verschuldigd zou zijn geweest indien zij voorafgaand aan de plaatsing toestemming had gevraagd is misgelopen. Daarnaast volgt de kantonrechter Cozzmoss in haar stelling dat er sprake is van verlies aan exclusiviteit en vermindering van exploitatiemogelijkheden. Aangezien het derden anders vrij zou staan om de toestemming eerst achteraf te kopen door alsnog een gebruiksvergoeding te voldoen aan de auteursrechthebbende, acht de kantonrechter een verhoging van de economische waarde met 100% gerechtvaardigd. De vordering ter zake van de geleden schade zal dan ook tot een bedrag van € 460,-- worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9386

Openbare data

Vzr. Rechtbank Arnhem, 22 december 2010, LJN: BP3109, Uitgeverij Ars Scribendi B.V tegen Centraal Boekhuis B.V.
 
Auteursrecht. Citaatrecht. Onrechtmatige daad. De voorzieningenrechter is met het Centraal Boekhuis van oordeel dat het door het CB in CB-online openbaar maken c.q. verveelvoudigen van de data van Ars Scribendi aan te merken is als het gebruikmaken van het citaatrecht van 15a Auteurswet. Immers, het CB citeert uit het openbaar toegankelijke ISBN-register ter aankondiging dat de betreffende boeken zijn verschenen en in de handel zijn, waarbij ook is voldaan aan de overige vereisten van artikel 15a Auteurswet, zoals een duidelijke bronvermelding.

Het ISBN-register is een openbaar register dat toegankelijk is voor iedereen en dus ook voor het CB, zodat het (automatisch) uploaden vanuit het ISBN-register van de bibliografische gegevens van de uitgegeven boeken, inclusief die van Ars Scribendi, niet onrechtmatig is jegens Ars Scribendi. Dat CB de uit het ISBN-register verkregen data commercieel zou exploiteren is evenmin onrechtmatig jegens Ars Scribendi, nu het openbare data betreft.

4.9.  De voorzieningenrechter heeft ter zitting Ars Scribendi herhaaldelijk gevraagd wat niet correct is van de door CB in CB-online gepubliceerde informatie over de boeken van Ars Scribendi, waarop Ars Scribendi heeft aangegeven dat CB daarin ten onrechte meldt dat de boeken van Ars Scribendi niet leverbaar/verkrijgbaar zijn. In CB-online staat echter nergens dat de boeken van Ars Scribendi niet leverbaar zijn. Slechts wordt vermeld dat die boeken niet in het CB-assortiment zitten en dat geïnformeerd kan worden bij de uitgever, zodat Ars Scribendi uitgaat van een onjuiste feitelijke grondslag. Dat in CB-online duidelijk is aangegeven dat de boeken van Ars Scribendi niet behoren tot het CB-assortiment en dus niet verkrijgbaar zijn via CB-online en voorts dat geïnteresseerden bij de uitgever zelf kunnen informeren over de beschikbaarheid van die boeken kan bezwaarlijk als onrecht¬matig jegens Ars Scribendi beschouwd worden. Dat de in CB-online getoonde informatie niet compleet zou zijn, omdat de prijs van de boeken van Ars Scribendi niet wordt vermeld, is niet onbegrijpelijk en ook niet onrechtmatig omdat CB die boeken zelf niet verkoopt en derhalve ook niet gehouden is om daaromtrent prijsinformatie te verschaffen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9385

Schweizerisches Urheberrecht

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 31 januari 2011, LJN: BP2461, Stichting Academie Voor De Hebreeuwse Bijbel En De Hebreeuwse Taal tegen Gedaagde,  h.o.d.n Skandalon, Mediale Projecten,

Auteursrecht. Uitgever brengt boeken “De Bijbel als Schepping” en “Ik die verborgen ben” van Prof. A op de Nederlandse markt. Onvoldoende aannemelijk is dat daarmee inbreuk wordt gemaakt op auteursrechten van de erven A of licentierechten van Stichting Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal. Aannemelijk is dat de auteursrechten op die boeken door A zijn overgedragen aan de Zwitserse A Stiftung en daarmee aan die Stiftung toekomen en niet aan de erven A.
 
4.6.  Gelet op het feit dat de overdracht van de auteursrechten heeft plaatsgevonden in Zwitserland, aan een Zwitserse stichting voor een Zwitserse notaris en [A] op dat moment reeds jarenlang in Zwitserland woonde en daar uiteindelijk ook is overleden, dient de vraag of de overdracht rechtgeldig heeft plaatsgevonden te worden beoordeeld naar Zwitsers recht. Onder de gegeven omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat bij de overdracht de toepasselijke formaliteiten in acht zijn genomen. Daarbij zij voorop gesteld dat binnen het (tijds)bestek van dit kort geding het verkrijgen van een gedegen uitleg over wijze waarop de overdracht van auteursrechten naar het Zwitserse recht zoals dat gold in 1980, dient plaats te vinden, niet mogelijk is. Een dergelijke uitleg is ook door partijen – bijvoorbeeld in de vorm van verklaring van een Zwitserse advocaat of rechtsgeleerde – niet gegeven. Vast staat echter wel dat naar huidig Zwitsers recht de overdracht van auteursrechten vormvrij kan geschieden. Een akte is daarvoor niet vereist. Dat was in elk geval in 1993 ook het geval (vgl. Manfred Rehbinder “Schweizerisches Urheberrecht” 1993, pag. 133). Er bestaan thans geen aanwijzingen dat het Zwitserse recht in 1980 op dit punt wezenlijk anders was. Daar komt nog bij dat de oprichting van de Stiftung en daarmee de overdracht van de auteursrechten, is begeleid door een Zwisterse notaris, die daarin kennelijk geen juridische bezwaren heeft gezien. Omdat de Stiftung de auteursrechten van de boeken toekomt, heeft zij met betrekking tot de boeken licenties aan Skandalon kunnen verschaffen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9282

Niet als eerste product in die soort op de mark gebracht

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 9 december 2010, KG ZA 10-2030 P/PV, X. tegen Uitgeverij Jaap c.s. (met dank aan Aron Das Gupta, VMW Taxand).

Slaafse nabootsing. Gedaagde, voormalig eindredactrice van het opgeheven tijdschrift ‘Oncology News International’ (ONI 1) begint voor zichzelf onder de naam ‘Oncologie Up-to-date’ en haar voormalige directeur, die na haar uitgave het oude Oncology News International bij een andere uitgever is gaan uitgeven (ONI 2), stelt dat er sprake is van verwarringwekkende slaafse nabootsing. De voorzieningenrechter oordeelt anders en stelt dat het door gedaagden uitgegeven magazine geen (onrechtmatige) slaafse nabootsing van het door eiser uitgegeven magazine. Rechten en tijdsverloop staan aan een andersluidend oordeel in de weg. De door eiser bij dagvaarding gestelde, maar ter zitting ingetrokken inbreuk op merkenrecht wordt wel meegenomen in de 1019h proceskostenveroordeling.

4.2. Voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing geldt evenwel als primaire vereiste dat men kan aantonen dat men als eerste het desbetreffende product op de markt heeft gebracht en dat anderen dat product navolgen. Niet in geschil is echter dat bet magazine ONI 2 een vervolg is op het magazine ONI zoals dat in eerste instantie is uitgegeven door CMP en dat CMP auteursrechthebbende is op ONI. CMP is geen partij in deze procedure, noch heeft X aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij mede namens CMP in deze procedure optreedt dan wel zelfstandig een recht op ONI kan doen gelden. Dat X bij CMP met de uitgave van ONI was belast maakt dat niet anders. Dat betekent niet dat hij daarmee een persoonlijk recht ten aanzien van het magazine ONI heeft verworven, Uit de overgelegde stukken blijkt niet meer dan dat X werknemer in dienst van CMP is geweest, zodat de rechten ten aanzien van ONI voorshands nog steeds bij zijn voormalige werkgever CMP berusten.

4.3. Uit het voorgaande volgt dat X voorshands alleen, en dan ook nog indirect via DelOrme Group dan wel Van Zuiden die ook geen partij zijn in deze procedure, mogelijk rechten kan doen gelden op ONI 2. Voorafgaande aan de uitgifte van ONI 2 in juni 2010 waren echter reeds ONI en Oncologie Up-to-date uitgegeven, zodat ONI 2 daarmee niet als eerste product in die soort op de mark is gebracht. Daarmee is reeds aan een primaire voorwaarde om een beroep op slaafse nabootsing te kunnen laten slagen niet voldaan. Gelet hierop is op dit moment niet aannemelijk dat de vorderingen van X  in een bodemprocedure zullen worden toegewezen. De vorderingen van -X zijn daarmee in dit kort geding niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 9230

Alleen het handelsnaamrechtelijk gebruik

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 november 2010, KG ZA 10-1172, Solutions Advice tegen Viewtech Europe B.V. (met dank aan Maarten Rijks, Banning & Charlotte de Boer, Deterink).

Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Geschil tussen parfumswinkel.nl en parfumwinkel.nl. Vorderingen toegewezen. Inbreuk handelsnaamrecht en auteursrecht m.b.t. productomschrijvingen. Gedaagde hoeft alleen het handelsnaamrechtelijke gebruik van de domeinnaam staken, ander gebruik is wel gepermitteerd.  

Verwarring: 4.8 Gelet op de geringe mate waarin de handelsnaam "parfumwinkel.nl" afwijkt van de handelsnaam "parfumswinkel.nl", en voorts gelet op de nauw verwante opzet van de beide websites, de (nagenoeg) identieke producten die worden aangeboden en op het feit dat beide zich richten op dezelfde doelgroep (Nederlandse internetgebruikers op zoek naar parfum), is voorshands aannemelijk dat verwarring is te duchten bij het relevante publiek. Dat die verwarring ook daadwerkelijk plaatsvindt blijkt reeds uit de in het geding gebrachte emails van consumenten die zich tot ("parfumwinkel.nl" van) Viewtecht richtten in de veronderstelling dat zij met ("parfumswinkel.nl" van) Solutions Advice van doen hadden."
 
4.10 (...) Aan de bescherming die een handelsnaam biedt kan het bestaan van vergelijkbare handelsnamen onder omstandigheden afdoen, maar van dergelijke omstandigheden is in het onderhavige geval niet gebleken. Viewtech heeft niet gesteld welke van de door haar genoemde (domein)namen in gebruik zijn, welke namen in gebruik zijn als handelsnaam voor vergelijkbare ondernemingen, vanaf wanneer zulk gebruik heeft plaatsgevonden, zodat voorshands niet is in te zien dat Solutions Advice bewust verwarring heeft willen doen ontstaat, of voor lief heeft genomen. Van belang is daarbij ook dat ten tijde van de registratie van de domeinnaam parfumswinkel.nl en de aanvang van de exploitatie van zijn webwinkel door Solutions Advice de domeinnaam parfumwinkel.nl niet in gebruik was, zoals Solutions Advice onweersproken heeft gesteld."

Niet louter beschrijvend: 4.12 (...) Naar voorlopig oordeel is de aanduiding "parfumswinkel.nl" niet louter beschrijvend. De gebruikelijke aanduiding voor een winkel waar parfums worden verkocht is immers "parfumerie". Het woord "parfumswinkel" is niet in het woordenboek opgenomen (en "parfumwinkel" komt in Van Dale ook niet voor als zelfstandig lemma, alleen als betekenis van "parfumerie")."
 
4.13 (…) Naar voorlopig oordeel had Viewtech voldoende mogelijkheden om met gebruik van de aanduiding 'parfum' voor een andere, niet verwarringwekkende handelsnaam te kiezen en had zij dat ook moeten doen."
 
Gebruiksverbod: 4.17. Opgemerkt zij dat het bevel niet inhoudt dat Viewtech ieder gebruik van de domeinnaam wordt verboden. Solutions Advice heeft immers uitsluitend gevorderd het gebruik als handelsnaam te verbieden en heeft geen bezwaar gemaakt tegen enig ander gebruik. Ter zitting heeft Solutions Advice te kennen gegeven zijn vorderingen niet (mede) te baseren op onrechtmatig handelen (los van de handelsnaamwet)' en daarom ook geen bezwaar te hebben tegen de domeinnaam parfumwinkel.com (van een derde), die bezoekers naar de onder de handelsnaam 'Topdrogist.nl" galreven webwinkel doorleidt. Aldus is er geen grondslag voor een verbod op soortgelijk gebruik van de domeinnaam parfumwinkel.nl door Viewtech.

Auteursrecht: 4.26. Niet betwist is dat (een deel van) de productomschrijvingen op de website van Viewtech (vrijwel) letterlijk overeenkomen mm (delen van) productomschrijvingen van Solutions Advice. Gelet op het voorgaande maakt Viewtech daardoor naar voorlopig oordeel inbreuk op de auteursrechten van Solutions Advice. Hot gevorderde inbreukverbod met betrekking tot de auteusrechten zal worden toegewezen (…).

Lees het vonnis hier.

IEF 9229

Het kopiëren van gehele boeken

Rechtbank Almelo, ex parte beschikking van 22 oktober 2010, zaaknr. 115357KGRK, Noordhoff Uitgevers B.V. & Pearson Education Benelux B.V. tegen Delta Copiers B.V. (met dank aan Marloes Bakker en Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Ex parte. Copyshop in Enschedé maakt met verkoop van illegale kopieën van studieboeken inbreuk op de auteursrechten van Noordhoff Uitgevers. 

"Toegestaan als verzocht, in dier voege dat de Voorzieningenrechter:

1. Gerekestreerde beveelt iedere inbreuk op de auteursrechten van Verzoekster zoals in het lichaam van het verzoekschrift omschreven, met name het - al dan niet op verzoek - kopiëren van gehele boeken die nog in de handel verkrijgbaar zijn, te staken en gestaakt te houden;

2. Bepaalt dat Gerekestreerde een dwangsom zal verbeuren van €10.000,- (zegge: tienduizend Euro) Voor iedere dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat deze overtreding voortduurt of – zulks naar keuze van Verzoeksters – van €1.000,- (zegge: duizend Euro) voor iedere inbreukmakende kopie dan wel inbreukmakend handelen waarmee Gerekestreerde het sub 1 gegeven bevel geheel of gedeeltelijk overtreedt. Zulks steeds tot een maximum van €100.000,- (honderdduizend Euro)."

Lees de beschikking hier. Mediaberichtgeving hier.

IEF 9046

Ten behoeve van kunstmatige inseminatie

Vzr. Rechtbank Groningen, 28 juni 2010, LJN: BN3900, De Stichting Donorkind (Amsterdam) tegen De Stichting Donorkind (Groningen) c.s.

Auteursrecht. Auteursrechtelijke aspecten van hetgeen een vrijwilliger in die hoedanigheid produceert. Databankrecht. Recht op (domein)naam. Donorkind Amsterdam, Donorkind Groningen en [A] richten zich alle op de behartiging van de belangen van mannen die hun sperma op enig moment ten behoeve van kunstmatige inseminatie hebben afgestaan en de belangen van de door middel van kunstmatige inseminatie verwekte personen. Voormalige vrijwilliger van Donorkind Amsterdam richt Donorkind Groningen op en neemt daartoe diverse zaken van Donorkind Amsterdam mee. Auteurs- en databankrecht komt toe aan Donorkind Amsterdam, veroordeling tot aanpassing van naam, statutaire naam, domeinnaam et cetera, overdracht volledige databank aan Donorkind Amsterdam.

Website: 5.7.  Echter, ingevolge artikel 8 Auteurswet wordt een stichting die een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden, als de maker van dat werk wordt aangemerkt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de website van Donorkind Amsterdam vermeld is dat het auteursrecht van de inhoud van die website bij Donorkind Amsterdam berust.
Nu daarin verder geen natuurlijk persoon, bijvoorbeeld [A], is vermeld als maker, is Donorkind Amsterdam aan te merken als de maker van hetgeen op de website is vermeld, zodat de auteursrechtelijke bescherming ter zake toekomt aan Donorkind Amsterdam en niet aan [A].

Databestanden: 5.9.  (…) ook indien moet worden aangenomen dat [A] alle werkzaamheden ter zake heeft verricht en kosten daarvan heeft gedragen, neemt dat niet weg dat hij één en ander op dat moment heeft gedaan ten behoeve van Donorkind Amsterdam en dat hij op die grond geen rechten kan doen gelden op de aan Donorkind Amsterdam toebehorende databestanden.

(…) 5.11.  Voorshands is verder voldoende aannemelijk geworden dat de databestanden zijn verzameld onder verantwoordelijkheid van Donorkind Amsterdam en dat deze als rechtspersoon daarvan het investeringrisico en aansprakelijkheidsrisico draagt. Ook uit hoofde van het databankenrecht kan [A] dan ook geen rechten doen gelden op de ten behoeve van de Donorkind Amsterdam geproduceerde databestanden. (…)

(Domein)naam:  5.12.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in casu sprake van een zodanig geringe afwijking tussen de door de door Donorkind Amsterdam en Donorkind Groningen en [A] publiekelijk gebruikte namen, dat bij het relevante publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat beide stichtingen grotendeels dezelfde activiteiten verrichten en zich richten tot hetzelfde publiek.

5.13.  Bovendien is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat door het gebruik
van een vrijwel identieke naam door Donorkind Groningen en [A] niet denkbeeldig is dat de naam van Donorkind Amsterdam verwatert en haar aantrekkingskracht vermindert.

5.14.  In de gegeven omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat Donorkind Groningen en [A] door het gebruik van de naam “Donorkind Groningen” onrechtmatig jegens Donorkind Amsterdam handelt, waar vaststaat dat Donorkind Amsterdam haar naam eerder voerde dan Donorkind Groningen en [A].Dat de registratie bij de SIDN van de desbetreffende domeinnaam op naam van [A] heeft plaatsgevonden danwel dat [A] de kosten daarvan heeft gedragen, doet daaraan niet af. Nog daargelaten dat Donorkind Amsterdam heeft gesteld dat [A] deze kosten vergoed kreeg.

(…)

7.1.  veroordeelt Donorkind Groningen en [A] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis:
a. haar naam, statutaire naam, domeinnaam en iedere naam waarmee
Donorkind Groningen zich digitaal of anderszins naar buiten presenteert aan te passen
zodanig dat daarin de namen Donorkind en/of Donorkinderen en/of afgeleiden daarvan niet meer voorkomen;
b. over te dragen aan Donorkind Amsterdam de (fysieke) website met de daarbij behorende lay-out en alle onderliggende programmatuur, alsmede de domeinnamen www.donorkind.nl en/of www.donorkinderen.nl en/of afgeleiden daarvan met bevel om het gebruik van deze domeinnamen of afgeleiden daarvan en het gebruik van de Hyves-pagina met URL Donorkind.Hyves.nl of afgeleiden daarvan en/of het gebruik van e-mailadressen met deze namen en/of afgeleiden daarvan te staken en gestaakt te houden;
c. aan Donorkind Amsterdam over te dragen de volledige databank bevattende alle tot heden
bijgewerkte gegevens en actuele bestanden van KID-kinderen en KID-donoren en andere daarmee samenhangende bestanden met de uitdrukkelijke toezegging dat na deugdelijke overdracht van deze databank Donorkind Amsterdam zal beschikken over het enige en unieke exemplaar van deze databank en met bevel aan Donorkind Groningen en [A] om de gegevens uit deze databank niet meer te gebruiken;
d. aan Donorkind Amsterdam een lijst te verstrekken bevattende de volledige (digitale)
gegevens van alle derden die door Donorkind Groningen sedert haar oprichting zijn aangeschreven met bevel aan Donorkind Groningen en [A] om aan al deze derden digitaal danwel fysiek een brief te sturen, waarvan de tekst in onderling overleg zal moeten worden opgesteld en welke brief kort gezegd openheid van zaken zal moeten geven omtrent de situatie rond de beide stichtingen, de rechten op domeinnamen, statutaire en andere namen en bestanden;
e. aan Donorkind Amsterdam terug te geven het volledige e-mailbestand betreffende
correspondentie extern aan en van derden en intern aan en van bestuursleden
en medewerkers van Donorkind Amsterdam;

7.2.  verbiedt Donorkind Groningen en [A] om – anders dan ter voldoening aan het bepaalde in 7.1. onder d. – na betekening van dit kort geding vonnis:
a. op initiatief van Donorkind Groningen en/of [A] communicatie te hebben met personen die geregistreerd staan in de databank van Donorkind Amsterdam;
b. iedere vorm van communicatie te hebben met derden uit naam van Stichting Donorkind of een daarop gelijkende en bij het publiek verwarringwekkende naam en/of in de huisstijl en/of middels gebruikmaking van het logo van Donorkind Amsterdam.

Lees het vonnis hier.

IEF 9045

Bescheiden

Rechtbank Arnhem, 21 juli 2010, LJN: BN3508, Conclusion B.V. tegen Exellior B.V.

Auteursrecht, althans auteursrechtelijke stellingen in vordering ex. art. 843a Rv tot inzage in trainingsdocumentatie en materialen m.b.t. eerdere managementovereenkomst met gestelde rechtsvoorganger. Bewijsopdracht m.b.t. overname.

4.2.  Conclusion stelt een zeer sterk en gefundeerd vermoeden te hebben dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van artikel 5 van de managementovereenkomst en dat [gedaagde sub 1] en Excellior inbreuk maken op haar intellectuele eigendomsrechten en ook anderszins willens en wetens onrechtmatig jegens haar handelen. Dit levert volgens haar een relevante rechtsbetrekking op als bedoeld in artikel 843a Rv. Zij stelt een rechtmatig belang te hebben bij inzage in de genoemde, bepaalde bescheiden ter nadere bepaling van de feiten op grond waarvan de auteursrechtinbreuk en het onrechtmatige handelen van [gedaagde sub 1] en Excellior kunnen worden vastgesteld. (…)

(…) 5.6.  Nu Conclusion zich beroept op de overeenkomst tot overname van de activa en bedrijfsactiviteiten van de gefailleerde vennootschappen Mansal, zal de rechtbank, op grond van artikel 150 Rv., Conclusion opdragen om het bestaan van de gestelde overeenkomst tot overname te bewijzen. Indien zij daarin niet slaagt, zal de incidentele vordering moeten worden afgewezen. Indien Conclusion wel slaagt in dit bewijs, zal nog moeten worden beoordeeld of aan de overige onder 5.2. genoemde vereisten van voor toewijzing van de gevorderde inzage en afgifte van de gemaakte en in bewaring gegeven kopieën is voldaan.

Lees het vonnis hier.