DOSSIERS
Alle dossiers

Tekst  

IEF 3153

Denk vooruit

greenpeace.bmpRechtbank Amsterdam 22 december 2006, KG ZA 06-2120, De Staat der Nederlanden tegen Greenpeace Licensing B.V., Stichting Greenpeace Nederland en Stichting Greenpeace Council.

Vrijheid van meningsuiting is een “geldige reden”. Parodie-exceptie in het auteursrecht geaccepteerd.

De Staat voert sinds 25 september 2006 een voorlichtingcampagne  onder het thema “Rampen vallen niet te plannen, voorbereidingen  wel. Denk vooruit.”, waarbij een logo wordt gebruikt. De Staat heeft dit  logo als Benelux beeldmerk in laten schrijven. Ook het auteursrecht  op het logo is aan de Staat overgedragen.

Stichting Greenpeace Nederland erkent dat zij het logo en de slogan heeft gebruikt in haar eigen campagne. Aangezien Greenpeace  Licensing B.V. en Stichting Greenpeace Council niet betrokken zijn  bij het bestreden gebruik van de slogan en het logo, wordt de vordering van de Staat jegens hen afgewezen.

De Voorzieningenrechter stelt voor op dat Greenpeace recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Met de campagne heeft Greenpeace klaarblijkelijk bedoeld haar standpunt over te brengen over het regeringsbeleid met betrekking tot het milieu. Het recht op vrijheid van meningsuiting kan alleen in de uitzonderingsgevallen zoals genoemd in artikel 10 lid 2 EVRM beperkt worden en/of onderworpen aan sancties die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn – onder andere – in het belang van de openbare veiligheid en de bescherming van de rechten van anderen. Onder die rechten van anderen kunnen ook het auteursrecht en het merkenrecht worden verstaan.

 

Voorts oordeelt de Voorzieningenrechter dat de wijze waarop het logo en de slogan door Greenpeace in haar campagne wordt gebruikt te beschouwen is als een uiting die valt onder de paradie-exceptie van artikel 18b Auteurswet, nu Greenpeace hier op een gekscherende wijze, maar tevens met kritische ondertoon in het kader van de verkiezingsstrijd één van de belangrijkste maatschappelijke problemen – te weten het milieu – onder de aandacht – onder de aandacht van het publiek brengt.

Ten aanzien van het beeldmerk laat de Voorzieningenrechter in het midden of het logo door de Staat als merk wordt gebruikt, maar oordeelt wel dat het gebruik van het logo door Greenpeace in elk geval niet als een gebruik ter aanduiding van de herkomst van de diensten van Greenpeace kan worden aangemerkt, maar als blikvanger voor haar politieke/maatschappelijke actie. Dit gebruik is aldus aan te merken als gebruik in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Getoetst moet dus worden of door het gewraakte gebruik, zonder geldige reden, ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. De Voorzieningenrechter is voorshands van mening dat dat niet het geval is. Weliswaar wordt de Staat (althans zijn huidge beleid) door middel van deze actie kritisch door Greenpeace bejegend, met als blikvanger zijn eigen logo, maar deze reden moet in een democratische samenleving als een geldige reden – ook in merkenrechtelijke zin – worden aangemerkt. Het gebruik is dus geoorloofd, ook al trekt Greenpeace (ideëel) voordeel en ook al wordt aan de reputatie van het merk afbreuk gedaan doordat het in een controversieel daglicht wordt geplaatst.

 

Gelet op het voorgaande act de Voorzieningenrecht het gebruik van het logo ook niet onrechtmatig.

Mr. Orobio de Castro wijst in dit kort geding de vordering tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten van EUR 16.500, - toe overeenkomstig artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn. Het standpunt dat deze vordering kwalificeert als een geldvordering lijkt te zijn verlaten, althans er wordt niets over gezegd.

Lees het vonnis hier.

IEF 3148

Omdat niet iedereen kerstvakantie heeft

- Gerechtshof 's-Gravenhage, 16 december 2006, rolnr. 04/355, Boston Scientific Scimed tegen Medinol (Met dank aan Ruud van der Velden, Lovells)

Octrooirecht. "Koerswijziging" uitvindingsgedachte van het octrooi. Lees het arrest hier.

- Rechtbank Utrecht, 13 december 2006, HA ZA 06-1173, Kwadraat tegen MV Kwadraat (Met dank aan Diederik Stols, DLA Piper)

Inbreuk op merkrecht. Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Zwolle-Lelystad, 22 december 2006, KG ZA 06-482, Dirk de Bruijn tegen Farm Dairy (Met dank aan Jan Willem van Dijk, Van Mens & Wisselink)

Geen auteursrecht op de naam 'de Grazende koe'. Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 22 december 2006, KG ZA 06-2120, Staat tegen Greenpeace (Met dank aan Rob Zimmermann, Höcker Advocaten)

Vrijheid van meningsuiting is "geldige reden"; parodie-exceptie gehonoreerd. Lees het vonnis hier.

 

Uitgebreidere bespreking van de uitspraken volgt.

 

IEF 2880

Een hem onbekende vrouw

edv.gifRechtbank Utrecht, 2 november 2006, KO ZA 06-1005. Eduvision B.V. tegen De Werkschool B.V. (Met dank aan Theo Bosboom, Dirkzwager).

Een verstekvonnis is ook een vonnis. “De advocaat van Eduvision heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling een envelop met inhoud afkomstig van de Werkschool aan de voorzieningenrechter overhandigd. De advocaat van Eduvision had deze envelop enkele minuten voordat de mondelinge behandeling zou aanvangen van een hem onbekende vrouw overhandigd gekregen met het verzoek om deze envelop aan de voorzieningenrechter te verstrekken. Aangezien gedaagde niet in deze procedure is verschenen, zullen deze stukken bij de beoordeling van deze zaak buiten beschouwing worden gelaten.”

De voorzieningenrechter veroordeelt de Werkschool om met iedere inbreuk op de auteursrechten van Eduvision te staken en gestaakt te houden en meer in het bijzonder om iedere vorm van verveelvoudiging en openbaarmaking van de brochures en teksten van de website en andere auteursrechtelijke beschermde werken van Eduvision te staken en gestaakt te houden, waaronder het verspreiden, aanbieden en gebruiken van de brochure “ICT & internet” van de Werkschool.

Werkschool wordt ook veroordeeld om zich te onthouden van ieder onrechtmatig handelen jegens Eduvision en meer in het bijzonder om het onrechtmatig aanhaken hij en het slaafs nabootsen van de brochures en website van Eduvision te staken en gestaakt te houden, waaronder het verspreiden, aanbieden en gebruiken van de brochure “ICT & Intemet” van de Werkschool. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de werkelijk gemaakte proceskosten (totaal E. 9.678,56).

Lees het vonnis hier.

IEF 2703

Geen generiek hergebruik

vk.bmpGerechtshof Amsterdam, 27 juli 2006, rolnr. C00/513. Stam tegen De Volkskrant B.V.

Langlopende procedure, 10 jaar, over de vergoeding die De Volkskrant aan Stam dient te betalen voor filmrecensies die zonder zijn toestemming in de jaren negentig zijn gepubliceerd op de toenmalige website van De Volkskrant.

Het hof stelt voorop dat kenmerkend voor het onderhavige geschil is dat er geen algemeen aanvaarde methode is om het honorarium voor het hergebruik op cd-rom en internet te bepalen. Elke voorgestelde methode zal blootstaan aan kritiek.

 

Voor zover partijen, met name De Volkskrant, bezwaren aanvoeren tegen de wijze waarop de deskundige aannames en begrippen uit de (micro)economie aan die methode ten grondslag heeft gelegd, zien zij naar het oordeel van het hof eraan voorbij dat de deskundige geen volgens alle regels van de (micro)economie verantwoorde berekening heeft willen maken, maar slechts bij die discipline te rade is gegaan om tot een methodiek te komen waarmee het honorarium kan worden vastgesteld.

Een redelijk honorarium is echter niet zonder meer hetzelfde als het honorarium dat in de gegeven omstandigheden, kort gezegd, had kunnen worden bedongen, dus het honorarium dat De Volkskrant nog bereid zou zijn geweest te betalen. Voor de vaststelling daarvan heeft het hof ook de bijzondere omstandigheden waarin het hergebruik plaatsvond in aanmerking te nemen. Het hof acht daarbij het volgende van belang.

Er was sprake van een nieuwe ontwikkeling (zolang loopt de zaak dus al, IEF), die zich - in elk geval ten aanzien van het gebruik van internet - in een experimentele fase bevond. De mogelijkheden van dat gebruik en de toegevoegde waarde en opbrengst van het hergebruik van publicaties waren niet ten volle te overzien. Wel had De Volkskrant kosten te maken om het gebruik te ontwikkelen, Het ligt in de rede dat De Volkskrant, maar ook Stam, in die experimentele fase daarmee rekening zouden hebben gehouden bij de vaststelling van het honorarium. Gelet op de financiële last die een vergoeding ineens van 20 procent van het oorspronkelijke honorarium voor De Volkskrant zou hebben meegebracht, valt dan ook niet aan te nemen dat een - in die experimentele fase - dergelijke vergoeding zou zijn overeengekomen.

Anderzijds neemt het hof evenmin aan dat De Volkskrant louter het oog zou hebben gehad op de kosten en opbrengsten op de korte termijn. Het gebruik van met name het internet dient mede om het eigen dagblad te presenteren en onder de aandacht te brengen. Daarnaast zag met name de ontwikkeling van het gebruik van internet op de langere termijn. De Volkskrant kan bovendien geacht worden er belang bij te hebben gehad om de verschenen publicatie zo compleet mogelijk op het internet en cdrom te presenteren. Het ontbreken van de publicaties van een recensent als Stam is dan een gemis.

Dat geldt temeer waar het hier gaat om filmrecensies, dus publicaties die voor een breder publiek gedurende langere tijd van betekenis blijven om te worden geraadpleegd. Daarbij komt dat — niet enkele publicaties maar - alle filmrecensies van Stam voor De Volkskrant in de periode van maart 1994 tot en met september 1998, 392 in totaal, via het internet voor ieder toeganke1ijk zouden worden gemaakt. Als dan met de deskundige moet worden aangenomen dat een redelijk honorarium voor het hergebruik van de filmrecensies in beginsel een eenmalige betaling van 20 procent van het oorspronkelijke honorarium is, dan is het niet aannemelijk dat De Volkskrant voor het verkrijgen van de toestemming van Stam niet méér zou hebben willen betalen dan de in het algemeen aan de freelancers aangeboden 2 procent over het in het voorafgaande jaar verdiende honorarium, wat neerkomt op een eenmalige betaling van 2 procent van het oorspronkelijke honorarium. Wel, acht het hof het aannemelijk dat De Volkskrant zich jegens Stam geen te grote afwijking van dat aanbod had kunnen en/of willen veroorloven.

In het licht van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden gaat het hof ervan uit dat De Volkskrant (nog) bereid zou zijn geweest Stam een jaarlijkse vergoeding aan te bieden, welke vergoeding voor Stam (nog) zou zijn geweest, van 6 procent van het oorspronkelijke honorarium, wat betreft het hergebruik op internet. Voor het hergebruik op cd-rom kan het hof daarvan niet uitgaan, nu dat in wezen een vorm van archivering was, ter vervanging van de microfiche, ten behoeve van een beperkt publiek, zoals De Volkskrant onweersproken heeft uiteengezet.

In zoverre volgt het hof evenals partijen - de deskundige niet, die uitgaat van een honorarium voor generiek hergebruik. Het hof zal voor het hergebruik op cd—rom een vergoeding aanhouden van 1 procent van het oorspronkelijke honorarium. De vergoeding over de jaren 1994-1996 voor het hergebruik op internet en cd—rom komt dan in totaal op 7% van het oorspronkelijke honorarium en de vergoeding Over de jaren 1997-1999 voor het hergebruik op internet op 6% van het oorspronkelijke honorarium.

De conclusie is dat de uiteindelijk als honorarium aan Stam te betalen vergoeding lager is dan de rechtbank heeft vastgesteld. Het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd voor zover het betreft de hoogte van de aan Stam toegewezen vergoeding.

Lees het vonnis hier. Lees de interpretatie van de NVJ hier.

 

IEF 2697

Uitgeefgigant

In aansluiting op deze eerdere berichten, voor de volledigheid nog even het persbericht van de  beroepsorganisaties voor freelancers: 
 
"Klein succes voor beroepsorganisaties in procedure tegen Sanoma. Uitgeefgigant Sanoma moet  haar algemene voorwaardenregeling voor freelancers aanpassen omdat een bepaling uit die voorwaarden onredelijk bezwarend is. Dat oordeelde het Gerechtshof in Den Haag in een arrest van 28 september 2006. De procedure werd in 2004 gestart door vier beroepsorganisaties van freelancers: de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV), de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO) en de Fotografenfederatie (FF). De organisaties maakten bezwaar tegen de Sanoma-voorwaarden die het hergebruik van werk van freelance auteurs regelen. 

In de loop van de procedure wijzigde Sanoma de voorwaarden enkele keren. Het Hof zag helaas geen ruimte om eerdere versies van de regeling te toetsen, waardoor geen principiële uitspraak werd verkregen over bijvoorbeeld de ‘syndication’-bepaling. Volgens deze bepaling was het Sanoma toegestaan het werk van freelancers door te verkopen aan derden, zonder dat de freelancers hiervoor een redelijke vergoeding ontvingen.
 
Het succes van het arrest ligt in het oordeel van het Hof dat de exclusiviteitstermijn van anderhalf jaar ‘een duidelijk nadeel voor de freelance auteurs betekent’, omdat de auteur gedurende die periode zijn werk niet kan aanbieden aan derden. Een termijn van negen maanden acht het Hof echter wel redelijk en Sanoma dient de voorwaarden op dit punt aan te passen. Daarnaast stelt het Hof vast dat de freelancers ‘tot op heden slechts in beperkte mate hebben geprofiteerd van de toegenomen exploitatiemogelijkheden van hun werken’ en constateert het Hof dat een freelancer tegenover een uitgever een zwakke onderhandelingspositie heeft en ook niet snel zal gaan procederen.
 
De vergoedingsregeling voor hergebruik acht het Hof helaas niet onredelijk bezwarend. Dit ondanks het feit dat deze regeling in de Sanoma-voorwaarden volgens het Hof ‘niet transparant te noemen is’ en niet weersproken is dat Sanoma met haar voorwaarden alle exploitatiebevoegdheden naar zich toehaalt, zonder daar een substantiële vergoeding voor te betalen. Volgens de regeling hebben freelancers recht op een symbolische vergoeding voor hergebruik van 12,5% van € 7,50, wat neerkomt op € 0,94. Dat dit een bijzonder laag bedrag is, blijkt uit een andere recente rechtszaak tussen een schrijvend journalist en de Volkskrant. Daarin bepaalde het Gerechtshof in Amsterdam dat voor hergebruik van een geschreven artikel op internet een vergoeding van 20% van het oorspronkelijk honorarium redelijk is.
 
De verkorting van de exclusiviteitstermijn van 18 naar 9 maanden kan als een succes worden gezien, maar is onder omstandigheden nog steeds onredelijk, bijvoorbeeld bij publicaties in dag- of weekbladen. Daarnaast is het te betreuren dat er geen principiële uitspraak is gedaan over de vergoedingsregeling. Van groot belang is echter dat de positie van freelance auteurs door deze uitspraak versterkt is. Er is een duidelijk signaal naar de uitgevers afgegeven dat zij rekening moeten houden met de positie van freelance auteurs en niet zomaar eenzijdige algemene voorwaarden kunnen opleggen.
 
De beroepsorganisaties beraden zich op de uitspraak en op mogelijke vervolgstappen."

IEF 2624

Beschermde titel

rrr.JPGRechtbank Maastricht, 18 september 2006, KG ZA 06-269. St. Nicholas Music Inc. tegen Get Nosed B.V. c.s. (Met dank aan Klos Morel Vos & Schaap).

Nicholas is exclusief rechthebbende van het auteursrecht dat rust op titel en tekst van het wereldwijd bekende liedje “Rudolph the red-nosed reindeer” dat in 1949 is uitgebracht. In de afgelopen decennia zijn diverse (teken)films met het personage Rudolph gemaakt en via geautoriseerde licenties is ook een breed scala aan andere producten op de markt gebracht (boeken, dvd’s, cd’s, speelgoed), waardoor de faam van Rudolph nog verder is toegenomen.

Sinds enige tijd brengt Get Nosed c.s een alcoholhoudende drank in kleine flesjes op de markt waarop de naam ‘Rudolph’ wordt gebruikt, waarbij de letter ‘o’ als een rode bol is afgebeeld die tevens de neus is van een rendierkop van welke de contouren met donkere lijnen in cartoonstijl rond de naam zijn getekend.

Eiser Nicholas en de Rechtbank Maastricht zien dit als een ongeoorloofde inbreuk op het auteursrecht van Nicholas.  De inbreukvraag valt volgens de rechtbank in diverse deelvragen uiteen:  a) kan de titel “Rudolph the red-nosed reindeer” als een werk in de zin van artikel 10 AW worden beschouwd? b) indien ja, wordt daarop in het onderhavige geval inbreuk gemaakt?”

Dat en waarom er sprake is van een werk wordt niet direct verwoord, maar blijkt afdoende uit de constatering dat en waarom er sprake is van inbreuk.

Niet in dispuut is hier dat het auteursrecht van Nicholas betrekking heeft op titel en liedje “Rudolph the red-nosed reindeer”, en derhalve niet direct op (de afbeelding van) een personage. Dat is echter niet waar het om gaat. Waar het wél om gaat is de vraag of, ondanks de afwezigheid van een uniforme uiterlijke voorstellingswijze van Rudolph, de voorstelling [van gedaagde] in verbinding met de naam ‘Rudolph’ een onrniddellijke associatie met de titel “Rudolph the red-nosed reindeer” teweeg brengt en daarvan als een veruiterlijking kan worden opgevat. (…) is sprake van een bewerking “welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt” (art 13 Auteurswet) dan wel van iets nieuws en oorspronkelijks dat - onverminderd het auteursrecht op het oorspronkelijke werk - als zelfstandig werk bescherming verdient (art. 10, lid 2 Auteurswet)?

Het door gedaagde gebruikte logo met de drie elementen ‘Rudolph’, de ‘rode neus’, en het ‘rendier’ (of hert, wat in dit verband op hetzelfde neerkomt), waarvan Nicholas ter zitting onder verwijzing naar auteursrechtelijke literatuur met juistheid heeft betoogd dat dit drie geheel subjectieve elementen zijn, wekt zozeer én onmiddellijk de associatie op met een - wellicht tot op dat moment in het voorstellingsvermogen nog niet concreet gevisualiseerd - beeld van “Rudolph the rednosed reindeer”, dat daarmee het ongelijk van gedaagde een gegeven feit is.

Ook het ‘parodie argument’ slaagt niet. Van een visuele parodie kan ook in de optiek van gedaagde geen sprake zijn bij gebreke aan een uniform uiterlijk van Rudolph. Blijft over wat men een situationele parodie zou kunnen noemen; het plaatsen van een karakter in een ironiserende situatie die afwijkt van de gebruikelijke omgeving. Daarvan is hier evenmin sprake, nu Rudolph slechts als vrolijk beeldmerk op een flesje alcoholhoudende drank wordt gebruikt; enige parodie valt daarin niet te onderkennen.
Dat er tussen partijen nog een ‘merkenrechtelijke procedure’ bij het OHIM loopt is niet van belang. “Rechtspraak noch regelgeving dwingen in een situatie als de onderhavige, waarin een conflict tussen partijen vanuit zowel nationaal-auteursrechtelijk alsook Europees-rnerkenrechteljk perspectief kan worden bezien, tot enigerlei terugtred van de nationale rechter zoals kennelijk wordt bepleit.

De verschillen in verkoopkanaal en doelgroep zullen zeker wel dusdanig zijn dat kinderen niet of nauwelijks in aanraking komen met het Rudolphdrarikje. Bij een louter daarop gebaseerde vordering tot schadevergoeding in de bodemprocedure zal Nicholas ongetwijfeld nog het nodige moeten doen om dat hard te maken. Die kwestie kan hier verder in het midden worden gelaten.

Nicholas heeft, met verwijzing naar de IE-handhavingsrichtlijn en in afwijking van het bij een proceslkostenveroordeling gebruikelijkerwijs gehanteerde forfaitaire tarief, de veroordeling van gedaagde Get Nosed in de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten gevorderd, thans te bepalen op een voorschot van € 7.500,-. Daarbij heeft Nicholas gewezen naar recente kort geding uitspraken, waarin een dergelijke veroordeling is uitgesproken bij een bewuste inbreuk op een rnerkrecht.

Get Nosed betwist in dit verband dat sprake is geweest van een bewuste inbreuk. Zij stelt te goeder trouw te zijn geweest en onderzoek te hebben gedaan in de merkregisters De voorzieningenrechter overweegt dat deze zaak auteursrechtelijk van aard is zodat merkenrechtelijk onderzoek, wat daar ook verder van zij, niet kan bijdragen tot goede trouw in de door Get Nosed voorgestane zin Het komt voor rekening van Get Nosed dat zij wellicht heeft gemeend dat het auteursrecht geen beletsel zou vormen voor de verkoop van het Rudolphdrankje. In de bewoordingen van artikel 3:11 BW is zij iemand die de aan Nicholas toekomende auteursrechtelijke bescherming “in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen”/ Het toe te kennen voorschot wordt bepaald op € 5.000,-.

Lees het vonnis hier.

IEF 2622

Geen zoekmachine

gnb.bmpO.a. de NRC bericht dat Google News van de Belgische rechter alle artikelen van Franstalige kranten verwijderen. “In tegenstelling tot de Nederlandse dagbladuitgevers tekenden de Belgische kranten bezwaar aan tegen Google News, dat naar hun mening inbreuk maakt op het auteursrecht. De Franstalige pers stapte naar de rechter en kreeg gelijk, zo bleek afgelopen weekeinde: de Brusselse rechtbank heeft Google News verboden nog langer naar artikelen te verwijzen, op straffe van een dwangsom van 1 miljoen euro per dag. Bovendien moet Google een bericht over de beslissing van de rechter publiceren. Sinds gisterenavond zijn geen artikelen van Franstalige kranten als La Soir, La Libre Belgique en La dernière meer bij Google verschenen.

Voor zijn vonnis baseerde de Belgische rechter zich op de bevindingen van Luc Golvers, de internetexpert en voorzitter van Belcliv, de Belgische club voor Informaticaveiligheid. Golvers beschouwt Google News als een nieuwsportaal, en niet als een zoekmachine. Door de caching (langdurige opslag) die Google gebruikt, kunnen bezoekers een artikel blijven lezen, ook nadat de uitgever het van zijn eigen site heeft verwijderd. “

Lees hier meer. Vonnis hier.

IEF 2526

Los Logos

Rechtbank Amsterdam, 27 april 2006, KG 06-379. Janssen h.o.d.n. Parra tegen Factory Facts B.V. c.s. (Vonnis met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx (wordt niet uitgesproken als Boek10)

Auteursrecht op prints. Kledingstukken zijn auteursrechtelijk verveelvoudiging

Pieter Janssen, bekend onder het pseudoniem “Parra”, is een internationaal bekend vormgever/grafisch ontwerper die sterk wordt geassocieerd met de hiphopscène. Het grafische werk van Parra is o.a. tentoongesteld in Rome, Milaan, Stockholm en Londen. Onder het merk Rockwell voert hij een kledinglijn Daarnaast heeft hij een platenlabel. Hij heeft onder andere een platenhoes (boven) en een t-shirt (midden) ontworpen. Gedaagden verhandelen een t-shirt verhandelen t-shirts van het merk ICEBERG met een volgens Parra identieke en volgens gedaagden geïnspireerde print op de markt (onder).

De Voorzieningenrechter  inbreuk aan t.a.v. vier gedaagden:

”Met Parra is de voorzieningenrechter van oordeel dat de print op de drie onder 1c bedoelde kledingstukken van Iceberg is samengesteld uit elementen van het t-shirt en de platenhoes van Parra. Weliswaar is de letterlijke tekst van de Iceberg-kledingstukken en de platenhoes niet helemaal hetzelfde maar het kleurgebruik en de vorm van de letters zijn praktisch identiek. Bovendien zijn de letters op dezelfde wijze geplaatst en is het kader, dat bepalend is voor het totaalbeeld, grotendeels gehandhaafd. Verder is het kroontje op de Iceberg-kledingstukken praktisch identiek aan het kroontje op het t-shirt van parra en staat het ook op dezelfde plaats, namelijk boven het woorddeel ‘Rock’.

De gelijkenis is zodanig dat er geen sprake kan zijn van toeval. De conclusie tot zover is dat de kledingstukken van Iceberg niet als een nieuw, oorspronkelijk werk zijn aan te merken, maar als een verveelvoudiging in de zin van artikel 13 Aw. Dat de Iceberg-print is gebaseerd op twee verschillende werken van Parra en niet op een, staat niet aan deze conclusie in de weg.”

Ten aanzien van een in België gevestigde gedaagde Blue Fashion is het verweer gevoerd dat deze agent is en de kledingstukken nooit in haar bezit heeft gehad. Zij zou zich alleen hebben bezig gehouden met ‘monitoring en reclame’.  De vorderingen tegen haar worden afgewezen, omdat onvoldoende duidelijk wordt welke feitelijke handelingen Blue Fashion heeft verricht.

Lees het vonnis hier.

IEF 2442

Wat ik het liefste wil (2)

In de affaire Peeters-Happinez (eerder bericht hier) zijn inmiddels excuses gemaakt, meldt de Volkskrant. Lees het originele gedicht o.a. hier en de inbreuk hier.

Hoofdredacteur Van Oord blijkt niet in staat te zijn geweest om de bron te achterhalen en wijt dat aan het internet i.p.v. aan haar eigen onvermogen om goed te zoeken op datzelfde internet.

"'Ik betreur deze gang van zaken enorm. We gaan hierover praten met Hagar Peeters zodra ik terug ben in Nederland. Ik heb onder tijdsdruk gezocht op internet naar mooie teksten en vond deze woorden, zonder bronvermelding. Ik heb er mijn eigen zinnen aan toegevoegd.'

Dat haar naam niet onder het gedicht stond, was volgens Van Oord een bewuste keuze. 'Omdat ik niet wist waar de eerste woorden vandaan kwamen. Als ík een gedicht schrijf, zoals ik dat doe voor elk nummer, zet ik mijn naam er wel bij. Nu bewust niet, omdat ik wist dat ik internet had gebruikt, maar geen bronnen kon achterhalen. Dit is een goede les. Je moet internet niet als bron gebruiken want je weet niet wat je leest en waar het vandaan komt.'

De hoofdredacteur geeft toe niet zorgvuldig te hebben gehandeld. 'Happinez is een journalistiek product dat dient als bron van informatie en vooral inspiratie. En hierbij ga je met respect om met alle mensen die hier een bijdrage aan leveren.'"

Lees hier meer.

IEF 2411

Doe-het-zelf arrest

Gerechtshof Amsterdam, 4 mei 2006, LJN: AY4979. Fan Media B.V. tegen SBS Broadcasting B.V.

Hoger beroep van dit vonnis waar de rechtbank bepaalde dat RTL de programmanaam Klussen & Wonen terug moest geven aan SBS6.

Tenfold produceerde het programma Klussen & Wonen voor SBS. Voor het programma werd per seizoen een productieovereenkomst werd gesloten. Rond maart / april 2003 heeft FAN, handelende onder de naam Tenfold, bij een door beide partijen ondertekende ongedateerde akte al haar ie-rechten m.b.t. onder meer het programma Klussen & Wonen overgedragen aan SBS. Op 20 juli 2004 werd het faillissement van Tenfold uigesproken.

Het Hof oordeelt dat de titel niet auteursrechtelijk is beschermd en niet als merk is gedeponeerd. Volgens de productieovereenkomst komen de rechten op de titel aan partijen gezamenlijk toe. Enkel met betrekking tot de formatrechten (en niet de titel!) bevatte de productieovereenkomst de volgende bepaling: "Indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken omtrent een vervolgserie van het Programma, is de Producent, in overleg met SBS, gerechtigd om het Programma aan te bieden aan andere Nederlandse televisiezenders."

Fan Media betoogde dat het haar aldus vrijstond om met een ander - lees: RTL - in zee te gaan. Het Hof oordeelt dat "onder de gegeven omstandigheden het bedoelde gebruik van de titel door FAN in strijd komt met de zorgvuldigheid die haar in het maatschappelijk verkeer jegens SBS betaamt, zodat dit gebruik voorshands als onrechtmatig moet worden aangemerkt".

"Die omstandigheden bestaan met name hierin, dat het programma al vijf jaar onder de titel "Klussen & Wonen" door SBS is uitgezonden, dat SBS tot en met het seizoen 2002/2003 met (de rechtsvoorganger van) FAN was overeengekomen dat zij voor 50 procent gerechtigd was op de titel en dat SBS, op wier zender het programma sinds het seizoen 2000/2001 te zien is geweest, daarmee een bepaalde goodwill bij het kijkerspubliek heeft opgebouwd. Onder deze omstandigheden staat het FAN niet vrij om, zonder daarover met SBS overeenstemming te bereiken, diezelfde titel te gebruiken voor een voortaan door RTL uit te zenden identiek of vergelijkbaar programma over doe-het-zelven, waaraan niet afdoet dat FAN als zelfstandige producent het voorheen door SBS uitgezonden programma zelf heeft ontwikkeld en de titel heeft bedacht" (rov 4.11)

De vraag aan wie de intellectuele eigendomsrechten toekomen en of Tenfold paulianeus heeft gehandeld vereist volgens de rechter nader feitelijk onderzoek en leent zich aldus niet voor dit kort geding.

Lees het arrest hier.