DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 14458

Zoveel vraagtekens rondom vormgeving stoel

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 december 2014, IEF 14458 (Goossens tegen Nijman hodn Piet Klerkx)
Uitspraak ingezonden door Kim de Bonth, Holla Advocaten. Auteursrecht. Stoel. Eisers vorderen staking auteursrechtinbreuk door Jolan op de vormgeving van haar stoel Sturdy. Uit prior art is onvoldoende aannemelijk dat de combinatie van elementen nieuw en oorspronkelijk is. Iedere partij stellen dat zij als eerste een stoel op de markt hebben gebracht, maar de overlegde producties bewijzen dit onvoldoende, zodat op dit punt bewijsvoering noodzakelijk is, waarvoor een kort geding zich niet leent. Er is sprake van zoveel vraagtekens dat in dit kort geding niet aannemelijk is geworden dat het verbod op auteursrechtelijke grondslag zal worden toegewezen.

4.6. Gelet op de door Nijman overlegde foto's van prior art is vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat de combinatie van de door eisers aangewezen kenmerkende elementen van de Sturdy is aan te merken als nieuw en oorspronkelijk. (...) De combinatie van de door eisers genoemde elementen in de stoel Sturdy lijkt ingegeven door de populariteit van een al enige jaren geleden ingezette trend van industriële vormgeving gecombineerd met een vintage uitstraling, waarbij elementen worden ontleend aan populaire ontwerpen uit de jaren '30 en '70 uit de vorige eeuw. De door Nijman als productie 2 overlegde foto's van achttien soortgelijke stoelen die in woonwinkels worden aangeboden komen qua vormgeving zozeer overeen met de Sturdy dat in enkele gevallen sprake lijkt te zijn van een één op één gelijkenis. De veelvoorkomende gelijkenis met de Sturdy is een aanwijzing dat sprake is van een heersende populaire stijl in meubelland. Daarbij wordt oud en modern samengevoegd tot een stoere combinatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, in aanmerking nemend dat sprake is van een zeer omvangrijk Umfeld en van overname van elementen die bekend zijn uit prior art, in het onderhavige geval aan twijfel onderhevig is of de keuze voor de afzonderlijke elementen van de Sturdy, ook in combinatie, is terug te voeren op vrije en creatieve keuzes van de maker en derhalve is op zijn minst aan twijfel onderhevig of de Sturdy in zijn totaliteit een zodanig eigen en oorspronkelijk karakter heeft en zodanig persoonlijk stempel van de maker draagt, dat het als voortbrengsel in de zin van artikel 10 lid 1 onder 11^Auteurswet moet worden beschouwd.

IEF 14444

Svea HR: Elwood does not meet the required level of originality

Svea Court of Appeal 6 november 2014, IEF 14444(G-Star Raw tegen H&M)
Uitspraak ingezonden door Gino van Roeyen, BANNING en Henrik Wistam, Lindahl. Eerdere 'Elwood-zaken' op IE-Forum.nl. ‘The conclusion by the Court of Appeal is therefore that an assessment of the facts, which G-Star has invoked constitute OrignalElwood – including the five design elements – leads up to the conclusion that the work, in the manner being alleged by G-Star, does not meet the required level of originality.

Accordingly, the work invoked by G-Star, in the manner claimed by G-Star, does not have copyright protection. In its assessment the Court of Appeal takes into consideration that G-Star, against the denial of H&M, has not succeeded in proving in detail what the five particularly invoked design elements on OriginalElwood looked like.’
Lees verder

IEF 14442

Conclusie AG: Auteur kan door distributierecht anderen verbieden verkoopaanbod te doen

Conclusie AG 4 december 2014, IEF 14442 zaak C-516/13 (Dimensione Direct Sales en Labianca) - dossier
Zie eerder IEF 13252. Auteursrecht. Distributierecht. Begrip 'distributie onder het publiek', door verkoop of anderszins, van het origineel van een werk of een kopie daarvan – Aanbod tot sluiting van een overeenkomst – Website waarop reproducties van beschermde meubelen te koop worden aangeboden zonder toestemming van de houder van het exclusieve distributierecht – Invitatio ad offerendum – Reclame. Antwoord:

Artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet uitgelegd worden in de zin dat het distributierecht op grond van deze bepaling inhoudt dat de houder van het auteursrecht op het origineel of de kopieën van een beschermd werk eenieder kan verbieden om dat origineel of die kopieën zonder zijn instemming te koop aan te bieden, ook indien het betreffende aanbod niet tot koop leidt, voor zover een dergelijk aanbod gedaan wordt met de uitdrukkelijke bedoeling om koopovereenkomsten te sluiten of op andere wijze een eigendomsoverdracht te bewerkstelligen.

Gestelde vragen:

1. Omvat het distributierecht bedoeld in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG het recht om het origineel of kopieën van het werk aan het publiek te koop aan te bieden? 

Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord:
2. Omvat het recht om het origineel of kopieën van het werk aan het publiek te koop aan te bieden niet enkel aanbiedingen tot sluiting van een overeenkomst, maar ook reclame?
3. Wordt het distributierecht ook geschonden wanneer op grond van het aanbod geen koop van het origineel of van kopieën van het werk tot stand komt?

Op andere blogs:
The 1709 blog

IEF 14438

Levering door bezitsoverdracht in Nederland is 'importeren'

Rechtbank Den Haag 3 december 2014, IEF 14438 (Stichting De Thuiskopie tegen Verbatim)
Uitspraak ingezonden door Hanneke Holthuis, Griffiths advocaten. Thuiskopievergoeding. Verbatim heeft blanco informatiedragers vanuit Duitsland naar Nederland vervoerd en ze in Geleen op een door Nierle opgegeven adres afgeleverd. Levering geschiedde via FCA 'Free Carier' door bezitsoverdracht. Tijdens het vervoer van Duitsland naar Geleen was Verbatim eigenaar en dus importeur in de zin van 16c lid 2 Aw. Dat Nierle statutair is gevestigd in Duitsland is niet relevant. Wel relevant is of de blanco informatiedragers in Nederland in het handelsverkeer zijn gebracht. Voor STOBI-leden, ongeacht of er getrouw aan de thuiskopieregeling wordt uitgevoerd, geldt een korting van 20%, zodat Verbatim (slechts) € 11.731.704,83 verschuldigd is.

 

Met de uitspraak ACI c.s./Thuiskopie c.s. is het verzoek tot aanhouding achterhaald, de gevolgen van de beantwoording van de prejudiciële vragen is niet of nauwelijks door Verbatim uiteengezet. Het oordeel laat onverlet dat er door De Thuiskopie wordt geheven.

Importeur
4.6. Verbatim heeft blanco informatiedragers vanuit Duitsland naar Nederland vervoerd en ze in Geleen op een door Nierle opgegeven adres afgeleverd. Tussen partijen is niet in geschil dat dat op de conditie “FCA” (free Carier) is geschied. De Thuiskopie heeft onweersproken gesteld dat die conditie inhoudt: ‘The seïler hands over the goods, cleared for export, into the disposaÏ ofthe first carrier (named by the bztyer) at the namedpiace. The buyer pays for carriage to the namedpoint ofdeÏiveiy, and risk passes when the goods are handed over to the first carrier’. Levering van de informatiedragers vindt plaats door bezitsoverdracht.2 Die bezitsoverdracht vond, gelet op deze condities, pas plaats in Nederland waar de dragersbij Verbatims transporteur in Geleen zijn afgeleverd. Uit de stellingen van partijen blijkt niet anders. Tijdens het vervoer van Duitsland naar Geleen was Verbatim derhalve eigenaar van de dragers. Verbatim, en niet Nierle, is daarmee de importeur. Daaraan doet niet af dat de levering in Nederland geschiedde op verzoek van Nierle, zoals Verbatim aanvoert. De taalkundige uitleg van het begrip importeur sluit ook aan bij deze gang van zaken.

4.7. Voor zover Verbatim voorts heeft willen bestrijden dat er van invoer in Nederland sprake is, omdat Nierle een rechtspersoon is die statutair gevestigd is in Duitsland, wordt ook dat verweer gepasseerd. Dat feit betekent niet dat er geen sprake kan zijn van invoer in Nederland. Voor de vraag of sprake is van invoer in Nederland is relevant of de blanco informatiedragers in Nederland in het handelsverkeer zijn gebracht. Dat een leverancier of zijn afnemer statutair niet in Nederland is gevestigd, is daarbij niet van belang. Ook buitenlandse rechtspersonen kunnen immers in Nederland handel drijven.

De STOBI-korting
4.12. In het bericht opgenomen in de Staatscourant van 15 december 2006 (aangehaald in 2.12) is vermeld dat voor van de door STOBI-leden te betalen thuiskopievergoeding een korting van 20% zal gelden. Niet ter discussie staat dat Verbatim lid van STOBI is. Verbatim heeft terecht opgemerkt dat dat bericht geen nadere voorwaarden verbonden aan die korting noemt. Dat die korting alleen zou gelden voor STOBI-leden die getrouw uitvoering geven aan de thuiskopieregeling en niet voor STOBI-leden die op grote schaal dragers verkopen zonder de thuiskopievergoeding af te dragen — zoals de Thuiskopie naar voren heeft gebracht — valt niet uit dat bericht af te leiden. Omdat ook overigens door de Thuiskopie niets is aangevoerd dat tot het achterwege laten van deze korting noopt, zal de rechtbank de STOBI-korting toepassen en de gevorderde thuiskopievergoeding met 20% verminderen. Verbatim heeft de berekening van de door de Thuiskopie opgegeven verschuldigde thuiskopievergoeding verder niet bestreden. Dat betekent dat Verbatim verschuldigd is (80% x € 14.664.631,04 =) € 11.731.704,83.

ACI c.s./de Thuiskopie c.s.
4.15. Met deze uitspraak — die aansluit op de door Verbatim voorgestane interpretatie — is het verzoek van Verbatim tot aanhouding van de procedure achterhaald. Welke gevolgen de beantwoording van de prejudiciële vragen in de voor Verbatim gunstige zin behoren te hebben voor de onderhavige procedure, is voorts door Verbatim niet of nauwelijks uiteengezet. Het oordeel van Europese Hof laat onverlet dat de Thuiskopie de door SONT vastgestelde thuiskopie dient te heffen en dat deze door fabrikanten en importeurs dient te worden afgedragen aan de Thuiskopie. Verbatim heeft in ieder geval niet toegelicht hoe deze door haar gewenste beantwoording van vragen door het Europese Hof haar verplichting raakt en welke concrete gevolgen aan de uitspraak van het Europese Hof ten aanzien van haar betalingsverplichtingen dienen te worden verbonden. Hoewel het in de lijn van de verwachting ligt dat de Nederlandse thuiskopieregeling dient te worden aangepast naar aanleiding van deze uitspraak, is op dit moment onvoldoende duidelijk op welke wijze die regeling zal worden aangepast en welke gevolgen dit zal hebben voor reeds verschuldigd geworden vergoedingen zoals die van Verbatim. Verbatim heeft derhalve onvoldoende aangevoerd dat meebrengt dat zij door de uitspraak van het Europese Hof niet langer tot betaling van de bedoelde vergoeding gehouden is.

IEF 14379

Gebruiksrecht op beurseiland na aanschaf elementen

Rechtbank Amsterdam 12 november 2014, IEF 14379 (Imaging You tegen Sevenstar)
Uitspraak ingezonden door Huib Berendschot, Noedeng Yeh en Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD. Imaging You ontwerpt een beurseiland van 36m2 voor Sevenstar Yacht, gedaagden koopt elementen van de beursstand. Na einde van de samenwerking vordert Imaging You staking van gebruik van de gekochte elementen op basis van het auteursrecht dat niet is overgedragen. Uit de algemene voorwaarden noch uit reactie op de beëindiging van de samenwerking blijkt dat Sevenstar geen gebruik mocht maken van het ontwerp.

4.8. Dat Sevenstar geen gebruik zou mogen maken van het ontwerp dan wel daar een vergoeding voor zou moeten betalen blijkt ook niet uit het bepaalde in de algemene voorwaarden. Er moet immers een onderscheid gemaakt worden tussen het ontwerp zelf en de beursstand die op basis van dat ontwerp is aangeschaft. Oftewel, zoals door Sevenstar terecht is opgemerkt, wanneer iemand een auto koopt waarbij het ontwerp van de auto auteursrechtelijk is beschermd, mag diegene de auto naar eigen inzicht gebruiken, maar is het niet toegestaan om een nieuwe auto te maken.

4.9. Ten slotte geldt dat ook op het moment dat Sevenstar de samenwerking met Imaging You beëindigde door Imaging You niet kenbaar is gemaakt dat Sevenstar, zonder daarvoor een vergoeding te betalen, geen gebruik mocht maken van het door Imaging You gemaakte ontwerp.

Lees de uitspraak hier (html/pdf)

IEF 14378

Geen inbreuk op interfaces tandheelkundige software

Rechtbank Noord-Holland 5 november 2014, IEF 14378 (Complan tegen Qsinc c.s.)
Uitspraak en samenvatting ingezonden door Mark Jansen, Dirkzwager. Voormalige medewerker van (en later freelancer voor) Complan, en later Digipractice. Complan beschuldigt medewerker en Digipractice (als leveranciers) en SKU (als gebruiker) van auteursrechtinbreuk op tandheelkundige software die door SKU wordt gebruikt. Complan wordt aangemerkt als auteursrechthebbende op de grafische gebruikersinterface (5.4), maar niet op de iconen (5.3) en de databasestructuur (5.5).  Van inbreuk op de broncodes op de gebruiksinterface is geen sprake, aangezien daarvoor te weinig is gesteld (5.7-5.15). Van inbreuk op de grafische interface is ook geen sprake, aangezien de verschillen te groot zijn, te weinig is onderbouwd of de overeenstemming functioneel van aard is (5.16-5.22).

Het beroep op rechtsverwerking c.q. het bestaan van een vaststellingsovereenkomst wordt door de rechtbank gelet o het voorgaande in het geheel niet meer behandeld (5.23). Partijen hadden in het verleden namelijk reeds een (uitvoerige) discussie over deze kwestie gevoerd, naar aanleiding waarvan in 2008 een deskundigenbericht was uitgebracht (zie r/o 2.6 e.v.).
De rechtbank doet deze zaak – met voorafgaand bewijsbeslag, provisionele vordering tot inzage met tussenvonnis en twee schriftelijke rondes – vervolgens qua proceskosten af als eenvoudige zaak (5.25). Volgens de rechtbank is over de proceskosten geen BTW verschuldigd (ook al kan SKU deze niet verrekenen).

IEF 14328

Inbreuken op KING CUISINE door KING SALADES-logo

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 oktober 2014, IEF 14328 (King Cuisine)
Door gedaagde wordt beeldmerk KING SALADES gedeponeerd, dat stemt zodanig overeen met het woordmerk KING CUISINE dat daardoor conform 2.20 BVIE sub b verwarring bij het publiek kan ontstaan. Inbreuk door de zoon van de oprichter van King Cuisine op het aan King Cuisine toekomende merkrecht en handelsnaamrecht op “King Cuisine”, alsmede het auteursrecht op het logo van een koningskop.

4.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het door [gedaagde] gedeponeerd beeldmerk KING SALADES zodanig overeenstemt met het woordmerk KING CUISINE, dat daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan, conform lid 1 sub b van artikel 2.20 BVIE.
Het woord KING is het kenmerkende bestanddeel van het merk KING CUISINE. Dit woord wordt beklemtoond en verwijst naar de onderneming van King Cuisine. Gebruik van het woord KING in combinatie met SALADES zal door het publiek worden geassocieerd met de onderneming van King Cuisine. Het in het beeldmerk opgenomen koningskoplogo verwijst eveneens naar King Cuisine, die dit logo in het verleden heeft gebruikt. De associatie met King Cuisine wordt nog versterkt door de betrokkenheid van [gedaagde] en zijn familie in het verleden bij de onderneming van King Cuisine, waardoor afnemers van King Cuisine de associatie zullen maken dat [gedaagde] nog steeds bij King Cuisine is betrokken. Verwarring wordt tevens veroorzaakt doordat de woorden CUISINE en SALADES beide verwijzen naar voedingsmiddelen en het niet ongebruikelijk is om één kenmerkend bestanddeel voor meerdere producten te gebruiken. King Cuisine heeft in dit verband als voorbeeld Easyjet genoemd, die tevens als merknamen Easycar en Easybus gebruikt.
Voorts heeft te gelden dat de merken van partijen zijn ingeschreven voor dezelfde klassen/aanduidingen, namelijk klasse 29 en 30. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ter zitting duidelijk is geworden dat King Cuisine nog steeds salades produceert en verkoopt. Op grond van het voorgaande is de vordering op grond van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE toewijsbaar.

4.2. Hetgeen omtrent de verwarring hierboven is overwogen geldt eveneens voor het gebruik door [gedaagde] van de handelsnaam KING SALADES. Als bijkomend argument voor verwarring geldt hier nog dat de onderneming van [gedaagde] op korte afstand (ongeveer 8 kilometer) van de vestigingsplaats van King Cuisine is gevestigd. Ook op grond van artikel 5 Handelsnaamwet is de vordering 6.1 van King Cuisine toewijsbaar.

4.3. Ten aanzien van de auteursrechten op het koningskoplogo, dat onderdeel is van het door [gedaagde] gedeponeerd beeldmerk is de voorzieningenrechter van oordeel dat, indien de stelling van [gedaagde] wordt gevolgd dat Glas Studios rechthebbende is op de auteursrechten op dat werk, die auteursrechten niet toekomen aan [gedaagde]. Gesteld noch gebleken is immers dat Glas Studios haar auteursrechten aan [gedaagde] heeft overgedragen. King Cuisine heeft door overlegging van productie 5 aangetoond dat zij in 1991 het logo met de koningskop nog heeft gebruikt. Daaruit kan worden afgeleid dat Glas Studios minst genomen aan King Cuisine een licentie voor gebruik van het koningskoplogo heeft verstrekt. Met King Cuisine is de voorzieningenrechter van oordeel dat die licentie dan een exclusief karakter heeft, aangezien dit logo immers op verzoek van de vader van [gedaagde] speciaal voor de rechtspersoon die thans King Cuisine heet ontworpen. Gelet op de veronderstelde licentie, dan wel het auteursrecht van King Cuisine, staat het [gedaagde] niet vrij om het koningskoplogo zonder toestemming van King Cuisine te gebruiken. Dat dit logo op dit moment niet in ongewijzigde vorm door King Cuisine wordt gebruikt is in het kader van auteursrechtinbreuk niet relevant.

IEF 14324

Schoenzool met combinaties beschermd

Hof 's-Hertogenbosch 28 oktober 2014, IEF 14324 (X Shoes tegen Y Shoe's)
Auteursrecht. Totaalindruk van de X Ground, naar het oordeel van het hof, voldoende blijk van een eigen intellectuele schepping van de maker. Anders dan Y betoogt is geen sprake van het enkel volgen van een trend of mode. De combinatie van een rasterzool met verzonken points, pivots, een verbindingslijn van de pivot (...) is in geen van de andere zolen waarvan afbeeldingen zijn overgelegd terug te vinden. De zool is een auteursrechtelijk beschermd werk. Nu de totaalindruk van de zool van geïntimeerde één op één gelijk is aan deze zool, is er sprake is van inbreuk. Vorderingen worden toegewezen.

3.3.2. Grief 1 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat aan de zool van [appellante] geen auteursrechtelijke bescherming toekomt.
Met grief 1 en de toelichting daarop betoogt [appellante] dat de [appellante] Ground zool het resultaat is van menselijk scheppende arbeid van [schoenontwerper] en zijn creatieve keuzes, en aldus een voortbrengsel van zijn menselijke geest. Voorts heeft de zool een geheel eigen oorspronkelijk gezicht. De profilering van de zool, een speciaal ontworpen rasterpatroon, is een uniek eigen ontwerp van de maker dat niet eerder is terug te vinden in een andere zool. Wat de pivots (draaipunten) in de zool betreft geldt, dat het gebruik daarvan ten tijde van het ontwerpen van de onderhavige zool ook wel bij andere zolen voorkwam, maar de verbinding van de pivots met de zijkant van de zool om er één geheel van te maken, is weer een geheel eigen ontwerp van de maker. Ook de contrasterende kleurstelling is een geheel eigen ontwerp van de maker. Genoemde eigen ontwerpen van de maker zijn niet ingegeven door technische of functionele eisen en evenmin door reeds bekende mode-, trend- en smaakelementen van het publiek.
Het voorgaande brengt, aldus [appellante], mee dat de zool een auteursrechtelijk beschermd werk is en dat, nu de totaal indruk van de zool van [geïntimeerde] één op één, inclusief de auteursrechtelijk beschermde elementen van de zool van [appellante], gelijk is aan de zool van [appellante], sprake is van inbreuk door [geïntimeerde].

3.4.3.
Gelet op het voorgaande, en ook op de andere zolen waarvan [geïntimeerde] afbeeldingen in het geding heeft gebracht, geeft de totaalindruk van de [appellante] Ground, naar het oordeel van het hof, voldoende blijk van een eigen intellectuele schepping van de maker. Anders dan [geïntimeerde] betoogt is geen sprake van het enkel volgen van een trend of mode. De combinatie van een rasterzool met verzonken points, pivots, een verbindingslijn van de pivot, aan de voorkant van de zool, met de zijkant van de zool in een hoek als afgebeeld in de memorie van grieven onder 16, een verbindingslijnlijn van de pivot in de hak met de zijkant van de zool en de kleurcontrasten tussen enerzijds de zool en anderzijds de verbindingslijnen vanaf de pivots, is in geen van de andere zolen waarvan afbeeldingen zijn overgelegd terug te vinden. Aldus komt aan de [appellante] Ground zool auteursrechtelijke bescherming toe.
IEF 14315

HvJ EU: framing en embedden is geen inbreuk

HvJ EU 21 oktober 2014, IEF 14315, zaak C-348/13 (BestWater) - dossier
Tip van Fulco Blokhuis, Boekx. Auteursrecht. Hyperlinks. Framing-techniek. Zie eerder: IEF 12669. Prejudiciële vraag: Vormt de opneming van een op een website van een derde voor het publiek beschikbaar gesteld werk van een derde in de eigen website onder omstandigheden als in het hoofdgeding, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG, ook als het werk van een derde daardoor niet aan een nieuw publiek wordt meegedeeld en de mededeling niet met behulp van een specifieke technische werkwijze plaatsvindt die verschilt van die van de oorspronkelijke mededeling?

Antwoord:

Die Einbettung eines auf einer Website öffentlich zugänglichen geschützten Werkes in eine andere Website mittels eines Links unter Verwendung der Framing-Technik, wie sie im Ausgangsverfahren in Frage steht, allein stellt keine öffentliche Wiedergabe im Sinne von Art. 3 Abs. 1 der Richtlinien 2001/29/EG (...) dar, soweit das betreffende Werk weder für ein neues Publikum noch nach einem speziellen technischen Verfahren wiedergegeben wird, das sich von demjenigen der ursprünglichen Wiedergabe unterscheidet.

Unofficiële vertaling:

Het embedden op een website van een openbaar toegankelijk beschermd werk op een andere website middels een link en onder gebruikmaking van de framing-techniek, zoals in deze procedure bedoeld, is geen weergave in de zin van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG, voor zover het werk noch voor een nieuw publiek noch via een speciale technische procedure wordt weergegeven, dat zich onderscheid van de oorspronkelijke weergave.

Op andere blogs:
Banning
Dohmen advocaten
Mr.
DirkzwagerIEIT

IPKat

IEF 14307

Recht op vernietiging van Techno buggy’s

Vzr. Rechtbank Den Haag 22 oktober 2014, IEF 14307; ECLI:NL:RBDHA:2014:13292(Koelstra c.s. tegen Van Asten c.s.)
Auteursrecht. Merkenrecht. Onthoudingsverklaring. Misleidende reclame. Keywords. Koelstra is een onderneming die o.a. buggy’s (waaronder de ‘Limbo’) produceert en verkoopt. Van Asten exploiteert een winkel die babyartikelen verkoopt. Koelstra constateert een Techno Limbo buggy, waarop de Koelstra merken zijn aangebracht, wordt aangeboden via winkel en webshop. De voorzieningenrechter beveelt de misleidende mededelingen te staken, gebiedt tot rectificatie. De nog bestaande voorraad Techno buggy´s moet worden vernietigd op grond van de onthoudingsverklaring. Het woordmerk Koelstra als keyword, anders dan in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, vormt geen merkinbreuk.

4. De beoordeling
A. De Techno
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat het aanbieden en verhandelen van de Techno een inbreuk vormde op de Koelstra merken en op de auteursrechten van Koelstra. De voorzieningenrechter neem dat dan ook tot uitgangspunt. Ook is niet in geschil dat zowel Van Asten als Babysupershop de Techno hebben verhandeld. Uit de in 2.14. weergegeven onthoudingsverklaring volgt dat zij op 20 juni 2014 al hadden toegezegd, op verbeurte van een contractuele boete, dat zij die inbreuk gestaakt zouden houden. Gesteld noch gebleken is dat zij zich niet aan die toezegging hebben gehouden. Koelstra c.s. heeft in dit kort geding ook niet duidelijk gemaakt welk (spoedeisend) belang zij nog heeft bij het gevorderde inbreukverbod, naast de verkregen onthoudingsverklaring. Gelet daarop vormt de inbreuk die met de Techno is gemaakt onvoldoende grond voor toewijzing van het door Koelstra c.s. gevorderde inbreukverbod jegens Van Asten en Babysupershop.

4.5. In de onthoudingsverklaring is ook toegezegd dat Van Asten en Babysupershop opgave zouden doen van hun leverancier, inkoop- en verkoopgegevens en winstgegevens. Blijkens de door Van Asten c.s. als productie 21 overgelegde correspondentie zijn Van Asten en Babysupershop die toezegging nagekomen. Koelstra c.s. heeft in dit kort geding ook niet duidelijk gemaakt welk spoedeisend belang zij op dit moment nog heeft bij het door haar gevorderde bevel tot opgave. Die vordering zal derhalve worden afgewezen.

4.6. Tijdens de zitting bleek dat de overeengekomen afgifte ter vernietiging van de beslagen en voorradige Techno buggy’s nog niet heeft plaatsgevonden. Koelstra c.s. heeft derhalve nog wel spoedeisend belang bij haar vordering tot (afgifte ter) vernietiging. Vast staat dat deze buggy’s inbreuk maken op de auteursrechten van Koelstra en de merkrechten van Tonqa en Simki. Op grond van zowel de onthoudingsverklaring van Van Asten c.s., als op grond van artikel 28 Auteurswet en/of de artikelen 14 en 102 GMVo jo. 2.22 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (hierna: BVIE) heeft Koelstra c.s. recht op (afgifte ter) vernietiging van de Techno buggy’s. Dat geldt niet alleen voor de Techno buggy’s die Van Asten thans in voorraad heeft, maar ook voor de hieronder te bespreken te retourneren buggy’s. De vordering tot vernietiging zal dan ook worden toegewezen, zoals in het dictum bepaald.

4.10. Met de hiervoor besproken rectificatie wordt in wezen deels voldaan aan de vordering tot het gelasten van een recall. Ter zitting heeft Koelstra c.s. erkend dat een volledige recall van de Techno buggy’s ondoenlijk is voor Van Asten en Babysupershop, omdat een groot deel van de Techno buggy’s over de toonbank is verkocht zodat de kopers niet bekend zijn. Gelet daarop en op de toewijzing van de rectificatie, is er naast de rectificatie onvoldoende grond voor toewijzing van een afzonderlijke recall.

B. De reclames van Van Asten c.s.


De gestelde misleidende reclames
4.14. Koelstra c.s. heeft onbetwist gesteld dat Van Asten c.s. dit type buggy van Koelstra, dat onderdeel uitmaakt van de nieuwste collectie, nimmer in haar assortiment heeft gehad, zodat zij deze evenmin in voorraad kan hebben gehad. Met de aanbieding van dit type buggy, voorzien van een afbeelding ervan en de tekst “beschikbaarheid: niet in voorraad”, wordt voorshands oordelend evenwel de suggestie gewekt dat Van Asten c.s. deze buggy wel in voorraad heeft gehad, dan wel dat deze buggy gekocht kan worden en geleverd kan worden zodra zij weer op voorraad is. Dit geldt temeer voor de advertentie op www.beslist.nl. Met Koelstra c.s. is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat deze uitingen om die reden misleidend zijn en derhalve in strijd zijn met artikel 6:194 sub c BW. Het argument van Van Asten c.s., dat zij wel een ouder model van de Simba Twin buggy in haar assortiment heeft gevoerd, doet aan het voorgaande niet af.

4.16. Met deze advertentie wordt naar voorlopig oordeel de suggestie gewekt dat buggyshop.eu het gehele assortiment aan Koelstra buggy’s aanbiedt, dat deze alle in voorraad en direct leverbaar zijn met bovendien een laagste prijsgarantie. Nu Van Asten c.s. heeft erkend dat zij thans geen enkele buggy van Koelstra in voorraad heeft, is deze advertentie voorshands oordelend misleidend op grond van artikel 6:194 sub c BW. Het element van de laagste prijsgarantie is op grond van artikel 6:194 sub d eveneens misleidend omdat het in samenhang met het voorgaande geen betrekking kan hebben op enig product van Koelstra.

4.20. De Koelstra buggy’s die voorkomen in de misleidende reclames worden op de markt gebracht door Koelstra. Daardoor zijn deze misleidende reclames onrechtmatig jegens Koelstra. Koelstra c.s. hebben niet gesteld dat en waarom deze reclames tevens onrechtmatig zijn jegens Tonqa en Simki. Dit is ook niet voorshands aannemelijk, omdat deze vennootschappen slechts houdstermaatschappijen zijn. Jegens hen is het gevorderde verbod om misleidende reclame te maken derhalve niet toewijsbaar.

Merkgebruik in reclame

4.25. De wijze waarop Babysupershop gebruik maakt van keyword advertising tast de herkomstaanduidingsfunctie van het woordmerk Koelstra niet aan. De gemiddelde internetgebruiker die na het intoetsen van het woordmerk Koelstra in een zoekmachine, een advertentie van Babysupershop bij de advertenties aantreft en daarop klikt, komt op een website waarop duidelijk is vermeld van welke producenten de daarop aangeboden producten afkomstig zijn. Alleen bij de producten die daadwerkelijk van Koelstra afkomstig zijn is dat vermeld, bij andere producten zijn andere merknamen vermeld. Daarmee weet de internetconsument onmiddellijk dat het hier niet gaat om de website van Koelstra of een onderneming waarmee zij een economische band heeft. Dat geldt ook als er geen Koelstra producten op die websites te koop worden aangeboden. Alle andere producten vermelden immers andere merken. De herkomstaanduidingsfunctie van het woordmerk Koelstra is daarom niet in het geding.

4.27. Van een aantasting van de investeringsfunctie is slechts sprake als het gebruik door Koelstra c.s. van het woordmerk ter verwerving of behoud van een reputatie, aanzienlijk wordt verstoord door het keyword adverteren van Babysupershop. Dat daarvan sprake zou zijn, is in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt door Koelstra c.s. Koelstra c.s. hebben daarover concreet gesteld dat de verkoop van haar buggy’s in de afgelopen maanden sterk is teruggelopen en dat haar handelsrelatie met Prénatal is verstoord. Dat die gestelde gebeurtenissen het gevolg zijn van het keyword adverteren door Babysupershop, is echter geenszins aannemelijk gemaakt door Koelstra c.s. Het gebruik van keywords met het woordmerk Koelstra door Babysupershop is in zijn algemeenheid derhalve geen inbreuk op de merkrechten van Koelstra c.s. op grond van artikel 9 lid 1 sub a GMVo.

4.29. Een en ander leidt tot de conclusie dat het gebruik van het woordmerk Koelstra als keyword, anders dan in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, geen merkinbreuk vormt. Nu Van Asten c.s. al hebben verklaard de Techno buggy niet meer aan te zullen bieden, heeft Koelstra c.s. geen spoedeisend belang meer bij een verbod op gebruik van het woordmerk Koelstra als keyword in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, zodat de vordering tot het staken van merkinbreuk door keyword advertising in zijn geheel zal worden afgewezen.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. beveelt Babysupershop binnen 2 (twee) werkdagen na betekening van dit vonnis ieder onrechtmatig handelen jegens Koelstra, bestaande uit het doen van misleidende mededelingen in internetadvertenties op de wijze als beschreven in 4.12 en 4.15, te staken en gestaakt te houden;

5.2. beveelt Van Asten en Babysupershop tot het geven van opdracht tot het plaatsen van een rectificatie in de eerst mogelijke editie van het maandblad Ouders Van Nu en het maandblad Wij Jonge Ouders binnen 30 (dertig) dagen na betekening van dit vonnis, met daarin de navolgende tekst in een duidelijk leesbaar lettertype: (...)

5.3. beveelt Van Asten en Babysupershop binnen 90 (negentig) dagen na betekening van dit vonnis de bij hen bestaande voorraad Techno’s alsmede de naar aanleiding van de in 5.2 bevolen publicatie geretourneerde exemplaren, ter keuze van Koelstra hetzij op eigen kosten en in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van Koelstra te doen vernietigen, hetzij deze aan Koelstra c.s. af te geven ter vernietiging op een door Koelstra c.s. nader te bepalen plaats en tijdstip;

5.4. veroordeelt Van Asten en Babysupershop om aan Koelstra c.s. een dwangsom te betalen van € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de betreffende gedaagde in gebreke blijft om tijdig en volledig te voldoen aan (één of meerdere van) de in 5.1 tot en met 5.3 bedoelde bevelen, tot een maximum van € 100.000,- voor iedere gedaagde is bereikt;

5.5. compenseert de proceskosten;

5.6. bepaalt de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv, voor zover het de in 5.2 en 5.3 gegeven voorzieningen betreft, op 6 (zes) maanden na dagtekening van dit vonnis;

5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.

Lees de uitspraak (pdf/html)