DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 8065

Zeepdispenser maakt inbreuk op koffiezetapparaat

Senseo - ZeepseoVzr. Rechtbank Arnhem, beschikking van 14 juli 2009, Koninklijke Philips Electronics N.V. tegen ALDI (met dank aan Claudia Zeri, Howrey).

Ex parte beschikking. Modellenrecht Auteursrecht. Eiser Philips maakt op grond van het aan haar toekomende model- en auteursrecht m.b.t. het Senseo koffiezetapparaat succesvol bezwaar tegen door de ALDI verhandelde electronische zeeppompjes (Zeepseo?).

Het verzoekschrift stelt o.a.: “12. De kenmerken die door Aldi zijn overgenomen in de vormgeving van haar product zijn bovendien geen van allen technisch bepaald. Het gaat hier om puur esthetische kenmerken, die opzettelijk zijn overgenomen teneinde aan te haken op de bekendheid van de Senseo. De ontwerper heeft, niettegenstaande een grote ontwerpvrijheid, geen onafhankelijke creatie op de markt gebracht, en in plaats daarvan gekozen om alles wat de Senseo qua vormgeving interessant maakte, over te nemen. Hiermee heeft Aldi geprofiteerd van de creativiteit van het ontwerp van de Senseo, en is dit dan ook het enige waar haar product (meer)waarde aan ontleent. “
 
De voorzieningenrecht wijst de vorderingen grotendeels toe: “Het gevorderde onder C wordt afgewezen omdat schending van art. 6:162 BW geen aanspraak op een voorziening ex art, 1019e Rv geeft. Het gevorderde onder A en B [ieder aanbod te staken, en te verbieden om op enigerlei wijze in Nederland en het overige gedeelte van de Benelux betrokken te zijn bij inbreuk – IEF] zal worden toegewezen, met dien verstande dat het gevorderde onder A en B    aldus wordt samengevoegd dat na het woord "Model" in onderdeel A de woorden "althans m.b.t. de auteursrechten van verzoekster" worden ingevoegd. Dit om te voorkomen dat één gebeurtenis, waarbij zowel sprake is van schending van een modelrecht als van een auteursrecht, zou leiden tot verbeurte van twee dwangsommen. De dwangsommen zullen worden beperkt tot een maximum van in totaal EUR 250.000,00.

Lees de beschikking hier. Oorspronkelijk verzoekschrift (met duidelijke afbeeldingen) hier.

IEF 8052

Een bloemmotief met onderliggend kantmotief

Vzr. Rechtbank Assen, 8 mei 2009, LJN: BJ1803, Colorful Licences Holding B.V. & Curator Oilily B.V. tegen Adventure Bags B.V.

Auteursrecht. Dessins. Eerst even voor jezelf lezen. "Vraag of auteursrechten zijn overgedragen wordt bevestigend beantwoord. Inbreuk op auteursrechten. Verweer dat dessin al bestond is ongeloofwaardig, zodat sprake is van oorspronkelijk karakter. Ontwerp bloemmotief met onderliggend kantmotief moet als persoonlijk stempel van de maker gezien worden. Voorts sprake van slaafse nabootsing, nu gedaagde voor ander dessin had kunnen kiezen." Liquidatietarief. 

2.7.  Oilily en Colourful Licenses Holding hebben bij de voorzieningenrechter te Den Haag een verzoekschrift ex artikel 1019e Rv. ingediend. Bij beschikking d.d. 1 april 2009 (IEF 7865) heeft de voorzieningenrechter Kruidvat onder meer bevolen de inbreuken op de auteursrechten en overige rechten van Colorful Licenses Holding en Oilily op het in het verzoekschrift aangeduide dessin (overeenkomend met het in de dagvaarding in dit geding aangeduide dessin) onmiddellijk na betekening van de beschikking te staken en gestaakt te houden. Kruidvat heeft daarop de verkoop van de tassen gestaakt.

2.8.  Op 1 april 2009 hebben Oilily en Colourful Licenses Holding Adventure Bags een sommatie gezonden waarin een onthoudingsverklaring, een recall, vernietiging van de resterende tassen, afdracht van de gemaakte winst en vergoeding van juridische kosten is gevraagd. Adventure Bags heeft geweigerd hieraan te voldoen.

Overdracht auteursrechten: 4.2.  (…) De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het geheel van de overgelegde verklaringen en akten (…) voldoende blijkt dat de auteursrechten berusten bij Colorful Licenses Holding. Dat in de akte d.d. 29 februari 2008 alleen wordt gesproken over “andere immateriële activa” doet daaraan niet af, nu tussen partijen bekend was welke activa daaronder vielen en beide partijen behoren tot hetzelfde conglomeraat van BV’s. De betwisting van de licentie van Oilily gaat evenmin op. Colorful Licenses Holding en de curator van Oilily stellen dat Oilily over een licentie beschikt. De licentieverlening is vormvrij. De jarenlange samenwerking tussen Colorful Licenses (Holding) en Oilily en het feit dat Oilily artikelen met de print waarom het hier gaat verkoopt, zijn naar voorlopig oordeel voldoende aanwijzing dat Oilily over de gestelde licentie beschikt.

Inbreuk auteursrechte"n: 4.3.  Eisers beroepen zich op auteursrechtelijke bescherming van het dessin. Colorful Licenses B.V. heeft de print in 2006 laten ontwerpen door [ontwerpster].
Voor het ontstaan van een auteursrecht is vereist dat het werk een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt (o.a. HR 4 januari 1991, NJ 1991, 608, Van Dale/Romme en HR 30 mei 2008, C07/131 HR, Endstra tapes).
Adventure Bags stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een eigen oorspronkelijk karakter. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat [ontwerpster] het dessin medio 2006 heeft ontworpen, nu het dessin al eind 2005 bestond en door derden werd verhandeld. Zij beroept zich op een verklaring van [derde] van de firma Armi E Bagagli, die bevestigt dat hij in 2005 het artikel E0321 in een hoeveelheid van 5000 stuks van Gain Source Ind heeft afgenomen, met een foto van een tas met de betreffende print, en een factuur van Gain Source waarop 5000 stuks van art. nr. E0321 vermeld staan.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de verklaring van [derde] in het licht van de uitvoerige verklaring van de ontwerpster [ontwerpster] ongeloofwaardig is. De voorzieningenrechter is met eisers eens dat niet duidelijk is wie [derde] en de firma Armi E Bagagli zijn en welke belangen zij en Gain Source hebben. Geconcludeerd wordt dan ook dat er wel sprake is van een eigen oorspronkelijk karakter.

4.4.  Adventure Bags betwist daarnaast het persoonlijk stempel van de maker. Zij stelt dat er slechts sprake is van toepassing van een bepaalde stijl die niet tot auteursrechtelijk werk voert. Volgens haar moet de mode c.q. stijl hier worden gezien als het gebruik van een Paisley-achtig dessin dat bestaat uit uitbundig kleurgebruik met bloemmotief en draaiingen van het bloemmotief. 
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat hier wel degelijk sprake is van een persoonlijk stempel van de maker. [ontwerpster] combineert een door haar ontworpen bloemmotief met een onderliggend kantmotief, hetgeen als persoonlijk stempel gezien moet worden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een variant op het Paisley-motief. Uit de overgelegde producties van internetsites blijkt ook dat het publiek de print ook herkent als een Oilily-dessin.

4.5.  Adventure Bags voert tenslotte in dit verband nog aan, dat geen sprake is van ontlening, omdat zij de tassen heeft betrokken van haar leverancier uit Hong Kong en die leverde de tassen al eerder aan derden. Zoals hiervoor al is overwogen acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat de leverancier van Adventure Bags tassen met hetzelfde ontwerp als dat van [ontwerpster] leverde voor 2006. Er is derhalve voldoende komen vast te staan dat er sprake is van ongeoorloofde verveelvoudiging en ontlening.

Slaafse nabootsing: 4.6.  (…) Naar voorlopig oordeel is daarvan in dit geval sprake. Adventure Bags had voor een ander dessin kunnen kiezen, zodat de tassen niet in deze mate op die van Oilily leken.

Verbodsdicta in algemene bewoordingen: 4.7.  Nu in het bovenstaande voldoende is komen vast te staan dat sprake is van een inbreuk op auteursrechten en slaafse nabootsing zijn de vorderingen van eisers voor toewijzing vatbaar. Zij hebben voldoende aannemelijk gemaakt een spoedeisend belang te hebben bij de vorderingen en door de verkoop van de inbreukmakende tassen schade te lijden. Adventure Bags stelt dat het onder A. geformuleerde verbod te ruim is geformuleerd. Verbodsdicta in algemene bewoordingen zijn echter door de Hoge Raad geaccepteerd (vgl. Spoor/Verkade/Visser, Auteursrecht, § 11.12) en de voorzieningenrechter is van oordeel dat voor een dergelijk verbod in casu aanleiding is.

Lees het vonnis hier

IEF 8048

De constatering is juist, maar de conclusie niet

 

IM HoningpotjeGerechtshof ’s-Hertogenbosch, 7 juli 2009, zaaknr. HD 103.003.078, Famille Michaud Apiculteurs S.A. tegen Graham Packaging Company B.V. (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Auteursrecht. Eindarrest in de Franse honingpotjeszaak. Hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. Internationaal modeldepot Michaud (afbeelding) nietig voor de Benelux, maar wel inbreuk op het auteursrecht van Michaud.

In het tussenarrest (Hof DB, 14 oktober 2008, IEF 7179, AMI-noot Mireille van Eechoud (IViR) hier) heeft het hof de stelling van Michaud dat Barrault als ontwerper van het honingpotje heeft te gelden voorshands bewezen geacht behoudens tegenbewijs van de kant van Owens en Owens overeenkomstig haar bewijsaanbod tot dit tegenbewijs toegelaten:

10.7 Volgens Owens blijkt uit dit arrest [Cour de appel de Rion – IEF] dat er in Frankrijk geen auteursrecht op het honingpotje was en is, zodat Barrault ook geen auteursrecht kon overdragen en Michaud geen auteursrecht overgedragen kan krijgen, Naar het oordeel van het hof is de constatering van Owens dat dit arrest inhoudt dat er in Frankrijk geen auteursrecht op het honingpotje rust juist, maar is de conclusie die zij daaraan verbindt niet juist.

10.8 Onderscheiden dienen te worden het bestaan van het auteursrecht en de overdracht ervan. Zoals in het tussenarrest van 14 oktober 2008 overwogen dient de vraag of in Nederland voor het honingpotje een beroep kan worden gedaan op de door de Auteurswet toegekende bescherming, naar Nederlands recht beantwoord te worden (r.o. 7.8) . Beoordeeld naar Nederlands recht komt het honingpotje in beginsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking (r.o. 7.21). Hieraan doet het arrest van het Cour d'appel de Riom niet af, omdat daarin de vraag naar Frans recht wordt beantwoord. De vraag of het auteursrecht van Barrault is overgegaan naar Michaud dient naar Frans recht beoordeeld te worden; deze vraag is in het tussenarrest van 1 4 oktober 2008 bevestigend beantwoord (r.o. 7.22). Gesteld noch gebleken is dat de door het hof aangenomen overdracht beperkt was tot rechten in Frankrijk en niet mede rechten elders, met name in Nederland, omvatte . Ook hieraan doet het arrest van het Cour d'appel de Riom niet af, omdat daaromtrent in dat arrest niets is bepaald. Aan dat arrest kunnen derhalve niet de consequenties worden verbonden die Owens eraan verbonden wil zien. Kort gezegd: voor Frankrijk viel er (kennelijk) niets over te dragen, voor Nederland wel.

10.11 Het vorenstaande betekent dat Michaud zich tegenover Owens kan beroepen op het auteursrecht op het honingpotje. Wat de beoordeling van het oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van h e t honingpotje van Michaud betreft heeft het hof in het tussenarrest van 14 oktober 2008 verwezen naar het rapport van prof. Jacobs. (r.o. 7.20) . Hierin is de karakteristieke vorm, bezien van onder naar boven, als volgt omschreven: (…).” Naar het oordeel van het hof is hiermee een adequate omschrijving gegeven van de auteursrechtelijk beschermde trekken van het honingpotje, welke omschrijving aansluit bij de overige door Michaud overgelegde producties met betrekking tot de vormgeving van het honingpotje. Hetgeen van de kant van Owens hierover naar voren is gebracht doet hier niet aan af. Voor het hof vormt deze omschrijving het uitgangspunt bij de beantwoording van de vraag of Owens met de door haar op de markt gebrachte houders inbreuk maakt op het auteursrecht van Michaud.

10.12 Hiervan uitgaande wordt deze vraag bevestigend beantwoord, Zowel de doorzichtige houders als de gele PET-fles van Owens, afgebeeld in het  vonnis waarvan beroep onder 3.3.g en h, bieden een totaalindruk die geheel overeenstemt met die van het honingpotje van Michaud (zonder de Eaton-dop die buiten het auteursrecht van Michaud valt ) . Dat ligt ook voor de hand aangezien de uitvoering ven de houders die Owens produceert voortvloeit uit het honingpotje van Michaud. Die totaalindruk is niet afhankelijk van het formaat of de inhoud van de houder/het honingpotje. Zoals het hof bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft kunnen vaststellen geldt in alle gevallen dat de totaalindrukken overeenstemmen, waarbij de verschillen die het gevolg zijn van het verschil in formaat van ondergeschikte betekenis zijn en in ieder geval niet afdoen aan de overeenstemmende totaalindruk. Hetzelfde geldt voor de overige door Owens aangevoerde detailverschillen.

10.13 De slotsom is dat Owens met haar houders inbreuk maakt op het aan Michaud toekomende auteursrecht op het honingpotje.

Lees het arrest hier

IEF 8031

De voorwaarden vormen een ‘andersluidend beding’

Rechtbank Arnhem, 25 juni 2009, KG ZA 09-348, Van der Leest, hodn. Art-i-shock, tegen D.P. Factory B.V.

Auteursrecht. In opdracht / onder leiding en toezicht. Voorwaarden zijn doorslaggevend. Ontwerpster van serie knuffelbeestjes, Bosom Friends beroept zich succesvol op het aan haar toekomende auteursrecht, na bij de Kruidvat en Wibra (andere, nieuwe) Bosom Friends producten te hebben aangetroffen, afkomstig  van haar opdrachtgever. Opdrachtgever D.P. Factory betwist het makerschap en beroept zich o.a. op art. 3.29 jo. 3.8 BVIE, de Electrolux/Voortman constructie. De vorderingen van eiser worden grotendeels toegewezen.  Afbeeldingen in het vonnis. Een samenvatting in citaten:

Auteursrechthebbende: 4.4. Uit de door partijen overgelegde producties en het ter zitting verhandelde is gebleken dat zowel Van der Leest als Kroesbergen [D.P. Factory – IEF] creatieve personen zijn, beiden vol met ideeën op het gebied van, onder meer, hobby-, knutsel- en ‘fun’ producten voor kinderen. Vooral uit de overgelegde mailcorrespondentie blijkt dat ze een tijd intensief hebben samengewerkt en elkaar inspireerden.

4.5. In de stellingen van Van der Leest ligt ook besloten dat zij zich erop beroept dat zij met D.P. Factory is overééngekomen dat het auteursrecht van de drie gehaakte beestjes bij haar ligt. Voor de beantwoording van de vraag wie in het onderhavige geval als maker van de genoemde werken moet worden beschouwd, zijn in dit geval de door Van der Leest gehanteerde voorwaarden [uit een voorbeeld licentieovereenkomst van de BNO - IEF] in de opdrachtbevestiging zoals hierboven onder 2.7 geciteerd van doorslaggevend belang (hierna: de voorwaarden):

De ontwerper, Brenda van der Leest, verleent hierbij toestemming aan de opdrachtgever tot gebruik van deze ontwerpen voor 14 producten, te noemen (…) 3 gehaakte beestjes (…).

De opdrachtgever zal, zonder toestemming van de ontwerper, geen wijzigingen in het ontwerp aanbrengen. De ontwerper kan deze toestemming niet onthouden indien dit in strijd met de redelijkheid zou zijn. De opdrachtgever dient bij een door hem gewenste wijziging de ontwerper als eerste in de gelegenheid te stellen deze uit te voeren. Hiervoor dient een vergoeding te worden betaald, op basis van de gebruikelijk door de ontwerper gehanteerde honorariumtarieven. De eerste zin laat geen andere uitleg toe dan dat Van der Leest als ontwerper en dus als auteursrechthebbende heeft te gelden en dat zij aan D.P. Factory een licentie verstrekt tot het gebruik van haar ontwerpen voor de drie gehaakte beestjes.

4.6. D.P. Factory heeft aangevoerd dat zij niet veel aandacht besteedde aan de voorwaarden. Aangenomen moet echter worden dat D.P. Factory door aanvaarding van de door Van der Leest beschreven ‘opdracht 2’ stilzwijgend akkoord is gegaan met de door Van der Leest opgestelde voorwaarden en dat D.P. Factory dus gebonden is aan die voorwaarden. De voorwaarden vormen een ‘andersluidend beding’ zoals bedoeld in artikel 3.8 lid 2 BVIE. In dat artikel is bepaald dat de opdrachtgever, behoudens andersluidend beding, wordt beschouwd als de ‘ontwerper’ in de zin van het modellenrecht. Er is in dit geval dus geen sprake van ‘opdrachtgeversauteursrecht’, dat krachtens het Electrolux- arrest van het Benelux Gerechtshof (BenGH 22 juni 2007, NJ 2007, 500; Electrolux/SOFAM) en het Hof Amsterdam, 3 februari 2009, LJN BH2939 (Voortman/HS Design) ook van toepassing is op niet-gedeponeerde tekeningen en modellen. De conclusie is dat Van der Leest auteursrechthebbende is op de ontwerpen van drie gehaakte beestjes en de bijbehorende verpakkingen.

Inbreuk: 4.8. Partijen inspireerden elkaar over en weer bij hun gezamenlijke creatieve arbeid. Die wederzijdse inspiratie heeft gevolgen voor de reikwijdte van het auteursrecht dat Van der Leest inroept. D.P. Factory heeft een groot aantal ontwerpen van Kroesbergen overgelegd, waarop figuren te zien zijn met vrolijke gezichten, scheve monden en dicht bij elkaar staande ogen. Deze trekken zijn overgenomen in de drie gehaakte beestjes. Zij vormen in de rechtsverhouding tussen Van der Leest en D.P. Factory niet een element dat meeweegt voor de vraag of D.P. Factory het auteursrecht van Van der Leest heeft geschonden.

4.9. Dat is anders voor de strak gestileerde vorm van de knuffels met een zeer lang en smal lijf, dat aan de onderzijde in een vloeiende lijn doorloopt in voetjes of - naar verhouding – zeer korte poten. Deze vorm is niet terug te vinden in de vele ontwerpen van vóór juni 2006 die door D.P. Factory zijn overgelegd. Dat Kroesbergen haar onder 4.2 getoonde schetstekeningen, gedateerd 17 mei 2006, aan Van der Leest zou hebben getoond vóórdat deze haar ontwerp vervaardigde, is tegenover de uitdrukkelijke betwisting daarvan door Van der Leest onvoldoende aannemelijk geworden. Er bestaan twijfels over de geloofwaardigheid van deze tekeningen als bewijsmateriaal. Zij zijn als producties op voorhand toegestuurd. Zij waren voorzien van de naam “Corien Kroesbergen” en de datum “17 mei 2006”. Ter zitting werden de originelen getoond. Toen bleek dat naam en datum op aparte papiertjes waren geschreven, die op de schetstekeningen waren geplakt. Deze strak gestileerde vorm is dus wel een auteursrechtelijk relevante trek in de rechtsverhouding tussen Van der Leest en D.P. Factory.

4.10. Voor de beantwoording van de vraag of D.P. Factory door de via Kruidvat op de markt gebracht producten in de serie Bosom Friends al dan niet inbreuk maakt in de zin van artikel 13 Aw op het auteursrecht van Van der Leest op de werken zoals getoond onder 2.4 en 2.8 , moet voor elk van deze producten afzonderlijk worden nagegaan of er, met inachtneming van de hiervoor omschreven karakteristieke elementen van de werken, binnen de grenzen van de kinderlijke trend of stijl - die als zodanig niet te beschermen is – sprake is van een overeenstemmende totaalindruk.

(…) 4.13. In elk van de knuffeldieren van D.P. Factory, zoals hierboven nogmaals duidelijk afgebeeld, komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dezelfde bijzondere, karakteristieke vorm terug die de beesten op de door Van der Leest overgelegde ontwerptekeningen hebben, zoals is omschreven onder 4.1. Dat er korte armpjes zijn toegevoegd en dat de kopjes iets afwijken in die zin dat daar nu ook een hondje, poesje en een beertje bijzitten, maakt dit niet anders. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er bij elk van de knuffeldieren sprake is van een met de ontwerptekeningen van Van der Leest overeenstemmende totaalindruk, omdat de auteursrechtelijke beschermde trekken van de ontwerptekeningen van Van der Leest zijn overgenomen. Elk van de knuffeldieren maakt inbreuk op het auteursrecht van Van der Leest.

4.14. Voor deze producten geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter hetzelfde als voor de knuffels. Alle op deze producten weergegeven beesten hebben – ondanks de ook aanwezige verschillen – dezelfde karakteristieke vorm als is terug te zien in de ontwerptekeningen van Van der Leest. Daardoor is ook hier sprake is van een overeenstemmende totaalindruk. De verschillen, te weten dat de beestjes in dit geval zijn voorzien van een muts of pet en van enkele attributen, maken niet dat de totaalindruk zodanig afwijkt dat er geen sprake meer is van auteursrechtinbreuk.

4.15. Ten aanzien van de vingerpopjes slaagt het verweer van D.P. Factory wel. Het meest karakteristieke element van het ontwerp van Van der Leest, te weten het langgerekte lijf, in een vloeiende lijn uitlopende in de pootjes / voetjes, is in de vingerpopjes niet aanwezig. Daarmee vertonen de vingerpopjes, naast de wel overeenstemmende gezichtjes, zoveel afwijkingen ten opzichte van de ontwerpen van Van der Leest, dat er niet meer kan worden gesproken van een overeenstemmende totaalindruk.

Persoonlijkheidsrechten: 4.16. Van der Leest heeft gesteld dat er sprake is van schending van haar persoonlijkheidsrechten (art. 25 lid 1 Aw). Het beroep op het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking (art. 25 lid 1 sub a en b Aw) faalt, omdat Van der Leest aan D.P. Factory een licentie heeft verleend die aan deze de bevoegdheid geeft de drie gehaakte beestjes openbaar te maken en te verveelvoudigen. Het beroep op het recht zich te verzetten tegen wijziging of verminking van het ontwerp (art. 25 lid 1 sub c en d Aw), gaat ook niet op. De gehaakte beestjes zijn niet door Van der Leest op de markt gebracht. Zij is daarom niet bekend als de ontwerpster van de beestjes. De thans door D.P. Factory op de markt gebrachte knuffels zullen daarom niet worden geassocieerd met Van der Leest. Van nadeel voor de eer en goede naam van Van der Leest zal daarom geen sprake zijn. Het beroep op art. 25 Aw gaat daarom niet op.

4.17. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat D.P. Factory, door zonder toestemming van Van der Leest een aantal nieuwe en enigszins gewijzigde Bosom Friends producten op de markt te brengen, inbreuk maakt op auteursrechten van Van der Leest op de ontwerpen van de 3 gehaakte Bosom Friends en de bijbehorende verpakkingen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8029

De anatomie van de mens (het kind)

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 30 juni 2009, HA ZA 04-3563, Stokke AS c.s. tegen Fikszo B.V. c.s. (met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Auteursrecht. Tripp Trapp-zaak. Boeiend tussenarrest waarin Het Hof Den Haag het eerdere vonnis van de rechtbank vernietigt, het fameuze en veelvuldig becommentarieerde L-vorm & Scandinavische stijl vonnis (Rb ’s-Gravenhage 7 februari 2007, IEF 3423) Kort, in citaten, waarbij overweging 16 bijzondere aandacht verdient:

"16. Het door de Hoge Raad aanvaarde 'totaalindrukken'-criterium geldt, naar wordt aangenomen, alleen voor voorwerpen van toegepaste kunst. Bij werken van literatuur en (zuivere) kunst levert overname van één auteursrechtelijk beschermd element reeds inbreuk op, ook als de totaalindrukken geheel verschillend zijn. Het 'totaalindrukken'-criterium dient om vast te stellen in hoeverre de auteursrechtelijk beschermde trekken van het werk van toegepaste kunst in het beweerdelijk inbreukmakende voorwerp zijn overgenomen en tevens of sprake is van ontlening. Bedacht moet daarbij worden dat de overeenkomst van totaalindrukken iets anders is dan verwarringsgevaar; bij auteursrechtinbreuk is verwarringsgevaar immers geen vereiste.

Verder geldt ook bij toegepaste kunst dat de beantwoording van de vraag of sprake is van auteursrechtinbreuk in hoge mate afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard van het werk. Het gaat in dit geval om een ontwerp dat bekroond is met verschillende prijzen en is opgenomen in de collectie van het Vitra Design Museum. Naar het oordeel van het hof, en anders dan de rechtbank, is dan ook sprake van revolutionair ontwerp met een hoge mate van oorspronkelijkheid en een nieuwe visie op het tot dan toe bestaande concept van een kinderstoel. Daarbij past een ruime beschermingsomvang. In een geval als het onderhavige, waarin in een werk twee auteursrechtelijk beschermde trekken kunnen worden onderscheiden, terwijl voorts moeten worden uitgegaan van een ruime beschermingsomvang, kan niet worden aanvaard dat het overnemen van slechts één van die trekken zou meebrengen dat van auteursrechtinbreuk geen sprake kan zijn."

Lees het arrest hier.

IEF 8002

Bevoegdheid hebben terzake van alle rechtsvorderingen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 juni 2009, HA ZA 09-706, Bonni Doon Europe B.V. tegen Hans Textiel B.V.

Bevoegdheidsincident. Modellenrecht. Auteursrecht kleding: "4.1. Vooropgesteld moet worden dat de rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel ingevolge het bepaalde in artikel 81 aanhef en onder a GModVo uitsluitende bevoegdheid hebben terzake van alle rechtsvorderingen betreffende inbreuk op Gemeenschapsmodellen, zulks ongeacht of de procespartijen al dan niet in dezelfde lidstaten woonplaats hebben of gevestigd zijn. Bonnie Doon heeft in de hoofdzaak vorderingen betreffende inbreuk op haar Gemeenschapsmodelrecht ingesteld, zodat een rechtbank voor het Gemeenschapsmodelrecht rechtsmacht heeft om van deze vorderingen kennis te nemen. Aangezien Hans Textiel in Nederland (Ridderkerk) is gevestigd, is deze rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 82 lid 1 GModVo juncto artikel 3 Uitv. GModVo bevoegd om van deze vorderingen kennis te nemen. 

4.2. Wat de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank met betrekking tot de vorderingen gebaseerd op het auteursrecht en de slaafse nabootsing betreft, merkt de rechtbank op dat voor de vaststelling van de relatieve bevoegdheid de stellingen van Bonnie Doon in de dagvaarding maatgevend zijn, zulks ongeacht of deze stellingen feitelijk juist zullen blijken te zijn. Aangezien Bonnie Doon in haar dagvaarding heeft gesteld dat de (op haar intellectuele eigendomsrechten) inbreukmakende en onrechtmatige handelingen mede in het arrondissement ’s-Gravenhage hebben plaatsgevonden, is deze rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 102 Rv ook bevoegd is om van de vorderingen gebaseerd op het auteursrecht en de slaafse nabootsing kennis te nemen."   

Lees het vonnis hier.

IEF 7991

Omdat er zo weinig ruimte is voor het persoonlijk stempel van de maker

K&S TelescoopkraanRechtbank Alkmaar, 17 juni 2009, HA ZA 07-260, De Meij c.s. (met dank aan Adonna Alkema, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Geheimhoudingsbeding in arbeidsovereenkomst. Onrechtmatige concurrentie. Voormalig werknemer van gedaagde begint eigen bedrijf en vervaardigt, evenals gedaagde, technische tekeningen voor scheepsbouwkundige onderdelen, zoals hijskranen, lieren en lichtmasten. Gedaagde stelt dat voormalig werknemer gedurende zijn dienstbetrekking technische tekeningen en berekeningen van gedaagde heeft gekopieerd en deze binnen het eigen bedrijf gebruikt voor het vervaardigen van technische tekeningen van met name hijskranen. Na door gedaagde op grond van gestelde auteursrechten gelegd bewijsbeslag, vorderen eisers opheffing van het beslag. Gedaagde stelt reeks reconventionele vorderingen in op grond van auteursrecht, slaafse nabootsing, schending van geheimhoudingsbeding en onrechtmatige concurrentie.

Geen auteursrechtinbreuk: de vorm van de betreffende kranen is niet het gevolg van creatieve keuzes maar wordt bepaald wordt door ondermeer techniek, functie, internationale veiligheids- en kwaliteitseisen, productiemethode en specificaties van de klant.

2.37. De Ontwerpen en Berekeningen waarvan K&S in de onderhevige procedure de auteursrechtelijke bescherming inroept, kunnen niet als auteursrechtelijk beschermde werken worden aangemerkt. In verband hiermee dienen de vorderingei in conventie voor zover deze gestoeld zijn op het auteursrecht te worden afgewezen, behoudens ten aanzien van de proceskostenveroordeling als is vermeld in het dictum van dit vonnis. De vorderingen in reconventie voor zover deze gestoeld zijn op het auteursrecht dienen te worden afgewezen als is vermeld in dit dictum. Dat de ontwerpen en berekeningen auteursrechtelijke bescherming ontberen, brengt tevens met zich dat de aan de door K&S gelegde beslagen, voor zover deze gebaseerd zijn op. inbreuken op de auteursrechten van K&S, is komen te vervallen.

Geen slaafse nabootsing wegens ontbreken van onderscheidend vermogen. Geen strijd met geheimhoudingsbeding in arbeidsovereenkomst omdat de technische tekeningen in casu openbaar zijn.

2.45. De rechtbank is van oordeel dat dit beding bij letterlijke lezing het recht op vrije arbeidskeuze van de ex-werknemer te veel beperkt. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schending van het geheimhoudingsbeding zal de rechtbank daarom aanhaken bij de bedoeling van een geheimhoudingsbeding, te weten het veilig stellen van bedrijfsgeheimen: gegevens, kennis en informatie waarvan de geheimhouding voor de werkgever van essentieel belang is in het kader vin de concurrentiestrijd.

2.46. K&S kan niet volhouden dat de bij K&S vervaardigde tekeningen van ontwerpen bedrijfsgeheim zijn, nu onweersproken is gelaten dat deze tekeningen per email aan de klant werden toegezonden en ter inzage bij de betreffende werf of in het betreffende schip werden gelegd.

2.47. Ten aanzien van de vraag of de berekeningen die bij de betrokken ontwerpen hoorden vallen onder het bedrijfsgeheim overweegt de rechtbank als volgt. Waar het het gebruik van berekeningen los van tekeningen met bijbehorende ontwerpen betreft, geldt dat kennis van structuur van berekeningen en de mogelijkheid om - bij wege van voorbeeld - die kennis op te roepen eerdere berekeningen te kunnen gebruiken zozeer in het domein van de functie van technisch tekenaar ligt dat dit niet met beroep op geheimhoudingsbeding kan worden verboden. (…)

(…) 2.49. Anders dan geldt voor het bestaan van een concurrentiebeding, brengt opname ven een geheimhoudingsbeding in een arbeidsovereenkomst niet mee dat ter beantwoording van de vraag of concurrentie met schending van dat beding ongeoorloofd is, striktere maatstaven moeten worden aangelegd dan wanneer dit beding niet in de overeenkomst zou zijn opgenomen. (…)

Geen onrechtmatige concurrentie nu niet is gebleken dat het gestelde gebruik door eisers van tekeningen en berekeningen van gedaagde ertoe heeft bijgedragen dat een belangrijke klant van gedaagde naar eisers is overgestapt en niet is gebleken van actief optreden van de voormalig werknemer gericht op het binnenhalen van de voormalig klant van gedaagde. Vorderingen in conventie worden toegewezen. Alle reconventionele vorderingen worden afgewezen. Proceskostenveroordeling van € 17.570,67.

Lees het vonnis hier.

IEF 7961

Het kruis tussen de poten ontbreekt (eindvonnis)

Kira Het AnkerRechtbank Arnhem, 10 juni 2009, Montis Design B.V. tegen B.V. Meubelindustrie Het Anker Druten (Met dank aan Titia Deurvorst, Brainich Advocaten).

Auteursrecht. Eindvonnis in stoelenzaak. Rechtsverwerking m.b.t. bepaalde modellen. Vaststellingsovereenkomst. Treffen van een dading heeft geen relevantie voor het beroep op rechtsverwerking. Bewijslevering (niet ondertekende) vaststellingsovereenkomst.1019h proceskosten: €25.000,- (onbetwist, maar wel gematigd)

Bij tussenvonnis (Rechtbank Arnhem, 27 augustus 2008, IEF 7078) is Montis in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren van het behoudens dat regenbewijs als vaststaand aangenomen feit dat partijen bij gelegenheid van de beurs in Keulen in januari 2005 hebben afgesproken dat Montis haar bezwaren tegen de Kira zou laten varen indien Het Anker de rits op de achterzijde van de Kira met 10 cm naar boven zou verlengen. Montis slaagt hier niet in.

27, Zelfs als uit de verklaring zou kunnen worden afgeleid dat tijdens de beurs afgesproken is dat partijen in Nederland zouden praten en dar dat het daarbij ook zou gaan over mogelijke verdere wijzigingen van de Kira, dan nog is dat niet voldoende om het bewijs te ontzenuwen dat partijen hebben afgesproken dat Montis haar bezwaren tegen de Kira zou laten varen indien Het Anker de rits op de achterzijde van de Kira zou verlengen. Uit de bovenstaande citaten volgt in dat geval die afspraak hooguit een heel vrijblijvend karakter had, En dat strookt dan weer met het feit dat er in Nederland geen nader overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden.

Lees het vonnis hier.

IEF 7932

Ter uitvoering van het vonnis

Vzr. Rechtbank Zwolle-Lelystad, 20 mei 2009, KG ZA 09-230, Örnell B.V. tegen ABK Innovent B.V. (met dank aan Priska van Gaalen, Dommerholt)

Vonnis in een executie KG volgend op vzr. Rb. Zwolle,  5 maart 2009, IEF 7852 (auteursrecht brochures & wijnrekken) . De vzgr heft de eerder opgelegde dwangsommen op.
 
ABK was overgegaan tot het nemen van executiemaatregelen omdat zij van mening was dat Örnell niet had voldaan aan het vonnis van 5 maart 2009 en EUR 100.000 aan dwangsommen had verbeurd. Ornell was van mening dat zij volledig heeft voldaan aan het vonnis en de voorzieningenrechter rechter volgt haar daarin. 

5.3. ABK is in beginsel gerechtigd het in kort geding gewezen en uitvoerbaar hij voorraad verklaarde vonnis jegens Örnell ten uitvoer te leggen. Kern van het geschil betreft de vraag of de door ABK ingestelde executiemaatregelen  desondanks onrechtmatig zijn. Voor het antwoord op die vraag is bepalend of Örnell heeft voldaan aan hetgeen waartoe zij op basis van het in kort geding gewezen vonnis is veroordeeld (…).

5.4. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de vier door ABK gestelde punten, zoals hiervoor onder 5.2 opgenomen, niet door het vonnis van 5 mart 2009 worden gesanctioneerd met een dwangsom. ABK kan namelijk niet worden gevolgd in haar stelling dat Örnell op die punten niet aan het vonnis heeft voldaan. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de hiervoor onder 5.3 genoemde veroordelingen zien op door Örnell te verrichten handelingen. Deze veroordelingen om iets te doen dienen beperkt te worden geïnterpreteerd (HR 18-2-1 996, NJ 1966,208 en HR 20-5-1994, NJ 1994, 652). In het navolgende zullen de vier punten afzonderlijk worden besproken.

De eerder door de advocaat van Örnell opgegeven winstberekening wordt door de accountant bevestigd. Het is daarnaast aan Örnell om te bepalen met welke winstmarges zij zaken wenst te doen. Omtrent de voorraad verklaart de accountant wel de juistheid, maar niet de volledigheid te kunnen bevestigen. Van Örnell dan wel diens accountant kan niet meer verwacht worden dan zij heeft gedaan ter uitvoering van het vonnis. Ook de rectificatie- /recallbrief was conform de wijze van formuleren van de eis door ABK.

Lees het vonnis hier

 

 

IEF 7926

Dat twijfelachtige depot

Modeldepot OHIM PicardieVzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 22 mei 2009, KG ZA 09-239, Rosero-P, S.R.O. tegen VDL Kusters B.V. & VDL Bus & Coach B.V. (met dank aan Luuk Jonker, Holla Poelman Van Leeuwen Advocaten).

Auteursrecht. Modellenrecht. Stukgelopen samenwerking. Twist over Gemeenschapsmodel (afbeelding) en auteursecht op midibus.  Eerst even kort:

“5.4. Het voorgaande levert een sterk vermoeden op dat het modelrecht waarop VDL zich beroept, betrekking heeft op een model waarvan niet zij, maar Rosero de ontwerper is (art. 14 GeMoVo) en waarvan de kenmerken slechts in onbelangrijke details verschillen van de vele andere soortgelijke midibussen (art. 5 GeMoVo). Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat de inschrijving door VDL op die gronden nietig zal worden verklaard (art 25 lid 1 sub b en c GeMoVo). Rosero heeft de vordering daartoe reeds ingesteld en zich in dit kort geding op die nietigheid beroepen en zij kon op die wijze de nietigheid inroepen (art. 90 id 2 GeMoVo).
VDl heeft tijdens het bestaan van de vorm van samenwerking tussen partijen en zelfs lang voordat daarin tussen partijen moeilijkheden waren gerezen, zonder overleg met handelspartner Rosero op 12 oktober het model van de Picardie bij het OHIM gedeponeerd en dat twijfelachtige depot bedenkelijkerwijs voor Rosero stil gehouden. Dusdoende heeft VDH gehandeld in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid die uit de rechtsverhouding waarin zij met Rosero stond, voortvloeien.
Onder deze omstandigheden levert het beroep van VDL op artikel 85 GeMoVo misbruik van recht op.  Op die grond faalt ook dat beroep.

5.5. Voor zover VDL nog stelt dat haar auteursrecht toekomt op grond van artikel 6 van de Auteurswet kan dit verweer niet slagen, nu zij daarvoor onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld. Dat ervaren mensen van VDL talloze keren bij Rosero op de productieplaats zijn geweest om Rosero te helpen is onvoldoende om aan te nemen dat haar auteursrecht op de Picardie toekomt op grond van artikel 6 van de Auteurswet.

Lees het vonnis hier.