Alle rechtspraak  

IEF 10127

Vergaande concessies

Vrz. Rechtbank Amsterdam 26 juli 2011, KG ZA 11-784 WT/PV (BUMA/STEMRA tegen Target Media B.V. en AIM4Music B.V.)

Met dank aan Quirijn Meijnen, Meijnen Advocatenkantoor

Auteursrecht. Streaming en beltonen. Target Media en Aim4Music zijn aanbieders van beltonen en downloads en streams waarmee zij (onder meer) muziekwerken behorende tot het Buma/Stemra-repertoire openbaar maken en verveelvoudigen in de zin van de Auteurswet. Weigering aangaan van licentieovereenkomst met Buma/Stemra, hoewel er vergaande concessies zijn gedaan.

Het kan van Buma/Stemra niet gevergd worden om de periode waarin Target Media en Aim4Music formeel geen verplichtingen jegens de bij Buma/Stemra aangeslotenen hebben nog langer te laten voortduren. Het door Buma/Stemra gevorderde verbod voldoet is toewijsbaar. Dwangsom wordt gematigd, gemaximeerd en pas verbeurd ná 1 september 2011. De vraag of Target Media ook in het verleden aan informatieplicht heeft voldaan vraagt nader onderzoek (afgewezen). Proceskostenveroordeling ex 1019h Rv voor Target Media c.s..

De vraag of de "embedded link" wel een zelfstandige openbaarmaking is, dient in een bodemprocedure aan de orde te komen.

4.4. Anders dan door Target Media c.s. betoogd, is niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat zij thans over toestemming van de door Buma/stemra vertegenwoordigde auteursrechthebbenden beschikt om de werken daarvan openbaar te maken of te verveelvoudigen. Weliswaar zijn partijen, zoals door Target Media c.s. gesteld, in artikel 1, onder f, van de schikkingsovereenkomst overeengekomen dat zij zouden onderhandelen over verlenging van de overeenkomst beltonen online voor de periode na 1 januari 2007, maar neit is aangetoond dat die onderhandelingen op enige moment daadwerkelijk tot een verlenging van die overeenkomst na 1 januari 2007 heeft geleid. (...)

4.5. Op grond van het voorgaande is op dit moment voldoende aannemelijk dat voor zover door Target Media c.s. bij de door haar aangeboden beltonen, downloads en streaming gebruik wordt gemaakt van het Buma/Stemra-repertoire,daarbij een inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van de bij Buma/Stemra aangesloten auteursrechthebbenden.

4.6. Voor zover Target Media c.s. heeft betoogd dat de door Buma/Stemra per 1 januari 2010 aangeboden "Overeenkomst inzake digitale muziekdistributie" niet werkbaar is en dat daarom in redelijkheid niet van haar kan gevraagd om die te tekenen, wordt zij daarin niet gevolgd. Allereerst is door Target Media c.s. niet betwist, zoals door Buma/Stemra gesteld, dat andere aanbieders van beltonen, downloads en streams soortgelijke overeenkomsten wel hebben ondertekend en ook conform het bij die overeenkomst als bijlage gevoegde rapportageformulier aan Buma/Stemra rapporteren. Verder is ter terechtzitting gebleken dat op de bespreking van 16 juni 2011 nog vergaande concessies zijn gedaan zodat partijen er toen dachten uit te zijn. Daarnaast is van de zijde van Buma/Stemra ter terechtzitting aangeboden dat Target Media c.s. de overeenkomst onder voorbehoud van rechten ondertekent en de resterende geschilpunten voorlegt aan de bodemrechter. De door Target Media c.s. genoemde formele bezwaren, waaronder de vraag of een embedded link überhaupt wel als een openbaarmaking gekwalificeerd dient te worden, kunnen dan in die procedure aan de orde worden gesteld. Voor het onderhavige kort geding zijn die bezwaren onvoldoende toegelicht, dan wel vergen deze een nader onderzoek naar de feiten waar zich een kort geding niet voor leent. Op dit moment is echter onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Buma/Stemra zich bij de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst onredelijk opstelt dan wel misbruik maakt van haar positie, althans, wordt in de door Target Media c.s. gezien om zonder de toestemming van de auteursrechthebbenden een inbreuk te (blijven) maken op het Buma/Stemra-repertoire.

4.7. Gelet op het hiervoor overwogene is op dit moment voldoende aannemelijk dat de vordering van Buma/Stemra om Target Media c.s. te verbieden een inbreuk te maken op werken van de bij Buma/Stemra aangesloten auteursrechthebbenden in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat Buma/Stemra een spoedeisend belang heeft bij die vordering om zodoende een verdere inbreuk tegen te kunnen gaan. Het kan van Buma/Stemra niet gevergd worden om de periode waarin Target Media en Aim4Music formeel geen verplichtingen jegens de bij Buma/Stemra aangeslotenen hebben nog langer te laten voortduren. het door Buma/Stemra gevorderde verbod voldoet daarmee aan het hiervoor onder 4.2. geformuleerde criterium en is daarmee ook in dit kort geding toewijsbaar. De tevens gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. In het kader van het bedrijfsbelang van Target Media c.s. en om het partijen mogelijk te maken alsnog een regeling zoals besproken in 4.6. van dit vonnis te bereiken, zal evenwel worden bepaald dat de dwangsommen na de betekening van dit vonnis pas met ingang van 1 september 2011 dor Target Media c.s. zullen worden verbeurd.

 

IEF 10124

Na verkleining

Vzr. Rechtbank Arnhem 26 augustus 2011, LJN BT2760 (Heijboer c.s. tegen Fanahave Ltd.)

Architect. Auteursrecht.  Licentiecontract. Fanartikelen voor Nederlandse en Europese markt. Miniatuur voetbalstadion Rat Verlegh-stadion. "Evenmin kan worden gezegd dat door de verkleining de auteursrechtelijk beschermde trekken van het stadion verloren zijn gegaan. Deze trekken zijn ook na de verkleining in het miniatuurmodel goed waarneembaar."

Vorderingen worden toegewezen: Afnemers en derden verzoeken exemplaren te retourneren en vernietigen, reclamematerialen vernietigen, opgave door registeraccount, dwangsommen, en kostenveroordeling Fanahave.

4.1. Voorop wordt gesteld dat voor zover het stadion een auteursrechtelijk beschermd werk is, waarover hierna meer, ook het vervaardigen van een miniatuurmodel van dat stadion een recht is dat uitsluitend toekomt aan de maker/ontwerper van dat stadion, de architect, en dat wanneer anderen een miniatuurmodel van het stadion vervaardigen zij inbreuk (kunnen) maken op het auteursrecht van de architect. Dit betekent dus dat indien ere auteursrecht rust op (het ontwerp van) het stadion, dit auteursrecht mede omvat het recht om - bij uitsluiting van anderen - verveelvoudigingen daarvan te maken in de vorm van schaalmodellen en/of miniatuurmodellen. Voor een andersluidende opvatting biedt de Auteurswet geen aanknopingspunten.

4.9. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het stadion wat deze trekken betreft een auteursrechtelijk beschermd werk is in de zin van artikel 1 juncto 10 Aw.

4.13. Dat in het miniatuurmodel van Fanahave de wezenlijke kenmerken van het stadion zijn overgenomen ligt overigens ook voor de hand, omdat Fanahave juist een product op de markt heeft willen brengen dat een min of meer natuurgetrouwe weergave vormt van het oorspronkelijke voetbalstadion. Immers, de voornaamste doelgroep van het miniatuurmodel zijn de NAC-supporters. Voor de hand ligt dat zij geen miniatuurmodel willen van een willekeurig voetbalstadion, maar van het Rat Verlegh-stadion (het NAC-stadion), dat dus ook als zodanig herkenbaar moet zijn.

Lees het vonnis hier (opgeschoonde pdf / LJN / grosse)

IEF 10121

Dat de kalender niet is gedrukt

Gerechtshof Amsterdam 23 augustus 2011, 200.013.645 (Sapph Intimates B.V. c.s. tegen De Deugd h.o.d.n. Revelations)

Met gelijktijdige dank aan Diederik Stols, Boekx advocaten en Nico Beltman, Beltman Van Marle Zoutberg Advocaten.

In navolging van IEF 6597, IEF 9340 (bodem), IEF 9495 (eindvonnis).

Auteursrecht. Licentieovereenkomst. Persoonlijkheidsrechten van fotograaf.

De rechtbank oordeelde dat (her)gebruik van de foto’s (b.v. voor nieuwe campagnes) niet inhield kopieën van hergebruik: er is echter wel sprake van eenmalig hergebruik ook al wordt eenzelfde foto op verschillende wijze (formaat en plaats op de website) ingezet. Het kan niet aan Sapph worden toegerekend dat derden dezelfde afbeelding gebruiken.

Hof vernietigt het vonnis van 23 juli 2008 voor zover daarbij Saphh op vordering van De Deugd is veroordeeld tot betaling aan De Deugd van een schadeloosstelling. Slechts grief 1 slaagt.

3.2 In het onderhavige kort geding heeft De Deugd een bedrag van €31.894,- gevorderd als vergoeding voor de inkomsten die hij heeft gederfd doordat zijn jaarkalender in 2007 niet heeft kunnen verschijnen. Overwegende dat aannemelijk is dat de omstandigheid dat de kalender niet is gedrukt het gevolg is van een tekortkoming van Saphh, heeft de voorzieningenrechter een bedrag van € 5.000,- toegewezen. In de bodemprocedure heeft De Deugd vervolgens het restantbedrag (ad €26.894,-) gevorderd. De rechtbank was echter (in rechtsoverweging 4.31 van het tusenvonnis) van oordeel dat De Deugd, gelet ook op de betwisting zijdens Sapph, onvoldoende concreet heeft gesteld dat sprake is van causaal verband tussen hetgeen bij Sapph verwijt en de door hem geleden schade en zij heeft de vordering in het eindvonnis afgewezen. Dit oodeel van de bodemrechter brengt mee dat het bedrag van € 5.000,- met daarover (subsidiair) gevorderde wettelijke rent, in eerste aanleg ten onrechte is toegewezen, zodat grief 1 slaagt.

3.4 Van het door De Deugd gevorderde voorschot van € 10.000,- op de hem toekomende vergoeding wegens meerwerk heeft de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis een bedrag van € 9.000,- toegewezen. Daartoe overwoog de voorzieningenrechter het in hoge mate aannemelijk te achten dat de bodemrechter (in elk geval) dit bedrag zou toewijzen, nu De Deugd in opdracht van Sapph negen extra achtergrondonderwerpen/locaties heeft vervaardigd, waarvoor een meerprijs geldt van € 1.000,- voor iedere locatie. In rechtsoverweging 4.28 van het tussenvonnis heeft de rechtbank dit bedrag inderdaad toewijsbaar geoordeeld, met dien verstande dat het niet tot een veroordeling is gekomen omdat Sapph het bedrag (uit hoofde van het bestreden kort geding vonnis) reeds had voldaan en De Deugd het niet in zijn vordering had betrokken. Dit betekent dat grief 3 faalt.

3.5 Grief 4 ziet op het in eerste aanleg aan Sapph opgelegde verbod om (verder) gebruik te maken van het fotomateriaal van De Deugd zonder diens toestemming, aan welk verbod een dwangsom was verbonden van € 2.000,- per overtreding en van € 500,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, een en ander met een maximum van € 100.000,-. Dit verbod is inmiddels (op 16 maart 2010) vervallen met het uitbrengen van de onder 1.2 genoemde verklaring ex artikel 1019i Rv door de advocaat van Sapph c.s. Voor zover nog van belang overweegt het hof dat het verbod terecht is uitgesproken, gelet op de door Sapph gepleegde inbreuken op auteursrechten van De Deugd, zoals vastgesteld in het bestreden vonnis en in de bodemprocedure. Dit betekent dat ook deze grief vergeefs is voorgesteld.

3.6 Sapph c.s. zijn, ook bij het slagen van grief 1 en de daaruit voortvloeiende afwijzing van de vordering inzake de gederfde inkomsten uit de kalenderverkoop, te beschouwen als de in eerst aanleg overwegend in het ongelijk gestelde partij. Grief 5 leidt dan ook niet tot een wijziging van de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling.

3.7 Het door Sapph c.s. gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd, reeds omdat dit kort geding zich, anders dan de bodemprocedure, niet leent voor bewijslevering.

IEF 10117

Niet dezelfde status als bloggers

Kantonrechter Rechtbank Zwolle 16 maart 2011, LJN BR6104 (eisende partij tegen gedaagde partij) vandaag publiek gemaakt

Een overzicht van schadevergoeding in auteursrechtkwesties, zie IEF 10036. Auteursrecht op website: overname krantenartikelen Volkskrant zonder toestemming.

Inbreuk op auteursrechten van Volkskrant op artikelen die op bedrijfswebsite van gedaagde zijn geplaatst zonder voorafgaande toestemming van de krant. Kantonrechter oordeelt dat gedaagde (bedrijfs)partij niet dezelfde status toekomt als door haar gesteld aan bloggers wordt toegekend. Ook vrije nieuwsgaring via internet geeft geen ander oordeel mogelijk. De schade van de krant wordt vastgesteld op de hoogte van de economische waarde, die gedaagde verschuldigd zou zijn geweest indien zij voorafgaand aan de plaatsing toestemming had gevraagd. Daarnaast is enige verhoging van die economische waarde tot €285,- (incl. BTW) gerechtvaardigd ter compensatie van de uitgeholde exclusiviteit van het werk en om tegen te gaan dat derden zonder voorafgaande toestemming artikelen worden geplaatst.

Eisende partij heeft de werkelijke proceskosten ex artikel 1019 h Rv gevorderd. Gelet echter op de omvang en de complexiteit van de zaak verzet de redelijkheid zich naar het oordeel van de kantonrechter tegen volledige toewijzing van de gevorderde kostenveroordeling.

4. De kantonrechter zal aan het verweer van [GEDAAGDE PARTIJ] voorbijgaan. In de omstandigheden zoals door [GEDAAGDE PARTIJ] geschetst kan niet worden geoordeeld dat aan [GEDAAGDE PARTIJ] dezelfde status toekomt als door haar gesteld aan bloggers wordt toegekend, zo die stelling van [GEDAAGDE PARTIJ] al juist is. [GEDAAGDE PARTIJ] is, hoe klein haar organisatie ook is, een bedrijf. Het plaatsen van artikelen op haar website is een bedrijfsmatige bezigheid. Een uitzonderingspositie komt haar dan ook niet toe. Evenmin kan de kantonrechter het verweer van [GEDAAGDE PARTIJ] met betrekking tot de vrije nieuwsgaring via internet tot een ander oordeel aanleiding geven. Het is aan de wetgever daar regels voor in het leven te roepen. Dat er veelvuldig inbreuk op auteursrecht op internet wordt gemaakt, betekent niet dat die inbreuken zonder gevolg moeten blijven. Van [GEDAAGDE PARTIJ] kan dan ook, zoals dat voor iedereen geldt, worden verwacht dat zij kennis neemt van de wet. Van een verschoonbaarheid van de door haar gemaakte inbreuk kan in de omstandigheden zoals gebleken geen sprake zijn.

5. Ook de overige onderdelen van het verweer van [GEDAAGDE PARTIJ] kan niet tot een ander oordeel aanleiding geven.

6. [GEDAAGDE PARTIJ] heeft betwist dat door haar inbreuk door de Volkskrant schade is geleden. De kantonrechter kan [GEDAAGDE PARTIJ] in dit standpunt niet volgen. Het is in voldoende mate aannemelijk dat de Volkskrant door het inbreukmakende gebruik van haar artikelen schade lijdt. Dat is voor de geschreven pers niet anders dan voor beeld- of geluidsrechthebbenden. De schade van de Volkskrant wordt vastgesteld op de hoogte van de economische waarde, die [GEDAAGDE PARTIJ] verschuldigd zou zijn geweest indien zij voorafgaand aan de plaatsing toestemming had gevraagd. Volgens [eisende partij] is dit bedrag € 188,64 exclusief BTW. Daarnaast is enige verhoging van die economische waarde gerechtvaardigd ter compensatie van de uitgeholde exclusiviteit van het werk en om tegen te gaan dat derden zonder voorafgaande toestemming artikelen worden geplaatst. In hoofdsom is dan ook in redelijkheid € 285,- inclusief BTW als redelijke vergoeding toewijsbaar. In de verhoging van de economische waarde dient een voldoende vergoeding te worden geacht te zijn opgenomen voor de door [eisende partij] verrichte administratie.

Lees de uitspraak hier (link / pdf).

IEF 10113

Belang van het demogebruik

Rechtbank 's-Gravenhage 25 augustus 2011, KG ZA 11-847 (Qoncepts B.V. en X tegen Mercurius International B.V.)

Auteursrecht. Modelrecht werk-/woonschip (klik afbeelding voor vergroting). Stukgelopen Samenwerking.

Qoncepts en haar bestuurder X hebben auteursrechten en Gemeenschapsmodelrecht. Aan Mercurius hebben zij een licentie verstrekt voor de bouw en verkoop van Qrooz03. Een Demoschip QRooz04 dient ter promotie van bouw en verkoop.

Na problemen met een beoogde koper (schip voldeed niet aan specificaties) staakt Mercurius de betaling van verschuldigde licentieprijs. Het belang van het demogebruik van de Qrooz04 is daarmee misschien verminderd, maar niet vervallen.

Er valt uit de feiten af te leiden dat voornemen bestaat om meer schepen te bouwen, vordering toegewezen op basis van auteursrecht en gemeenschapsmodelrecht. Dwangsom van €250.000 voor ieder schip waarmee Mercurius dit verbod overtreedt. Tevens een rectificatie op de openingspagina van de website.

Qoncepts heeft nog belang bij gebruik van demoschip Qrooz04, met name voor promotionele doeleinden. Mercurius heeft echter de feitelijke zeggenschap en macht, daarom wordt steeds een verzoek minimaal één week te voren gedaan, op straffe van een dwangsom voor promotioneel gebruik.

Afgewezen wordt het gevorderde verbod tot reclame en gebruik van de naam Sharq of Qrooz, omdat geen afspraken zijn gemaakt en onrechtmatigheid niet nader gemotiveerd. Partijen dragen eigen proceskosten.

De beslissing 
(...) 5.2. gebiedt Mercurius Qoncepts B.V. met onmiddellijke ingang steeds op eerste verzoek, mits dat verzoek minimaal één week te voren wordt gedaan, gelegenheid te geven de Qrooz04 te gebruiken voor promotionele doeleinden, op straffe van een aan Qoncepts B.V. te betalen dwangsom van € 10.000 voor iedere keer of iedere dag, zulks ter keuze van Qoncepts B.V., dat Mercurius dit gebod niet nakomt, met een maximum van € 250.000; op de vorderingen van [X] tegen Mercurius:

Voornemen tot bouw 4.5. Uit de door Qoncepts overgelegde publicaties, in het bijzonder die op de website van Mercurius, moet worden afgeleid dat bij Mercurius inderdaad, zoals Qoncepts stelt, het voornemen bestaat of heeft bestaan om meer schepen te bouwen volgens het ontwerp van de reeds gebouwde. Dat volgt eveneens uit het krantenartikel waarvan, nu Mercurius niet anders heeft gesteld, moet worden aangenomen dat het de bestuurder van Mercurius juist heeft geciteerd. Met de door Mercurius gedane toezegging bij brief van 8 augustus 2011 hoeft Qoncepts geen genoegen te nemen. Deze toezegging is kennelijk pas gedaan onder druk van de reeds uitgebrachte dagvaarding. Bovendien stelt Mercurius zich op het – onjuiste – standpunt dat te bouwen schepen volgens het model van de Sharq Explorer en Sharq Traveller geen inbreuk zouden maken op de rechten van Qoncepts.

Auteursrecht & Gemeenschapsmodelrecht 4.7. Bij de beoordeling van de gestelde inbreuk op het auteursrecht en het Gemeenschapsmodelrecht gaat het echter om de totaalindrukken respectievelijk de algemene indruk. Wat betreft de gestelde inbreuk op het auteursrecht van [P] moet worden onderzocht of de Sharq Explorer en Sharq Traveller in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het ontwerp van [P] vertonen dat de totaalindrukken die de schepen maken te weinig verschillen voor het oordeel dat de Sharq Explorer en Sharq Traveller als een zelfstandig werk kunnen worden aangemerkt (vergelijk H.R. 29 november 2002, LJN AE8456, Una Voce Particulare). Wat betreft de gestelde inbreuk op Gemeenschapsmodelrecht moet volgens artikel 10 GModVo worden onderzocht of de Sharq Explorer en Sharq Traveller een andere algemene indruk wekken dan het model, rekening houdend met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model. Toetsend aan deze criteria moet voorshands met Qoncepts worden geoordeeld dat, ondanks de door Mercurius genoemde verschillen, sprake zou zijn van inbreuk indien Mercurius nieuwe schepen zou bouwen volgens het model van de Sharq Explorer en Sharq Traveller. Derhalve dreigt inbreuk.

Naam van schepen 4.10. De door Qoncepts gestelde afspraak over de naam waaronder de te bouwen schepen zouden worden verkocht zou moeten blijken uit de onder 2.3 en 2.4 genoemde overeenkomsten en uit de onder 2.9 weergegeven emailberichten. In de overeenkomsten is enige afspraak op dit punt niet te lezen. Qoncepts heeft ook geen specifieke passage aangewezen die de afspraak zou bevatten. Uit de emailberichten volgt evenmin enige overeenkomst. De gestelde onrechtmatigheid is niet nader gemotiveerd. De vorderingen onder C en D zijn niet toewijsbaar.

Belang Demogebruik 4.13. Niet is in te zien dat Qoncepts geen enkel belang meer zou hebben bij de gemaakte afspraak omdat zij nieuwe schepen bij een andere werf laat bouwen met gebruikmaking van een andere techniek voor het vervaardigen van de romp. Het belang van het demogebruik van de Qrooz04 is daarmee misschien verminderd, maar niet vervallen.

4.14. Voor verlenging van de termijn waarvoor de afspraak is gemaakt (tot eind 2011) bestaat geen rechtgrond. De vordering onder E dient in dat opzicht beperkt te worden toegewezen en voorts uitsluitend aan de contractspartij Qoncepts B.V.

De beslissing 
(...) 5.2. gebiedt Mercurius Qoncepts B.V. met onmiddellijke ingang steeds op eerste verzoek, mits dat verzoek minimaal één week te voren wordt gedaan, gelegenheid te geven de Qrooz04 te gebruiken voor promotionele doeleinden, op straffe van een aan Qoncepts B.V. te betalen dwangsom van € 10.000 voor iedere keer of iedere dag, zulks ter keuze van Qoncepts B.V., dat Mercurius dit gebod niet nakomt, met een maximum van € 250.000; op de vorderingen van [X] tegen Mercurius:

(...) 5.4. gebiedt Mercurius om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis en voor een periode van dertig dagen op de openingspagina van de website www.mercurius-group.nl en www.sharq-explorer.com een rectificatie te plaatsen, zodanig dat deze duidelijk leesbaar is bij het openen van de pagina, met daarin de volgende tekst:

‘Op bevel van de rechter delen wij het volgende mee. In verschillende uitingen hebben wij reclame gemaakt voor schepen van het type Sharq Traveller en Sharq Explorer. Deze schepen zijn gebouwd onder licentie van Qoncepts B.V. Wij hebben geen toestemming om meer schepen met dit ontwerp te bouwen dan de genoemde Sharq Traveller en Sharq Explorer. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de website www.Qrooz.com.’

zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag dat Mercurius dit gebod niet nakomt, met een maximum van € 250.000;

IEF 10111

Normal sales activities

Rechtbank Breda 25 augustus 2011, KG ZA 11-397 (Bradford & Hamilton en Australian Gold tegen ThoBa)

Met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Domeinnaamrecht.

Eiseressen vorderen staken van gebruik van AUSTRALIAN GOLD en AG USA, dat wordt gebruikt voor zonnebrandpreparaten en huid/haarverzoring. Verweerder meent dat er toestemming is gekregen van haar toeleverancier, de officiële Duitse distributeur en exclusieve Europese distributeur van eiseressen (Regarding our phone conversation you can use the Australian Gold name and trademark for your normal sales activities). Echter dit betekent niet, zo ook de rechter,

dat ook toestemming is gegeven voor het gebruik van het merk in domeinnamen. De toestemming in de brief is immers uitdrukkelijk beperkt tot het gebruik van het merk voor "normal sales activities" en derhalve uitsluitend voor normale verkoopactiviteiten.

Doorlinken van australiangold.com en australiangold-shop.com naar site van Thoba is niet voldoende duidelijk dat het om een niet-officiële website van merkhouder gaat. Bewerking van het logo is inbreuk op auteursrecht van AG USA. Geen bezwaar tegen gebruik door ThoBa in het kader van promotie en verkoop activiteiten.

Matiging veroordeling ThoBa in de proceskosten volgens indicatietarief voor eenvoudig kort geding in IE-zaken tot €6.000.

4.6 De stelling van ThoBa dat zij van Rottmann & Borm toestemming heeft gekregen om de domeinnamen www.australiangold-shop.nl en www.australiangold.com te gebruiken om de producten van Australian Gold te verkopen is door eiseressen betwist en door ThoBa niet aannemelijk gemaakt. Uit de door ThoBa overgelegde brief van Rottmann & Borm blijkt weliswaar dat ThoBa toestemming heeft gekregen voor het gebruik van het merk voor de aanprijzing en verkoop van de Australian Gold producten, maar niet dat ook toestemming is gegeven voor het gebruik van het merk in domeinnamen. De toestemming in de brief is immers uitdrukkelijk beperkt tot het gebruik van het merk voor “normal sales activities” en derhalve uitsluitend voor normale verkoopactiviteiten.

Voldoende aannemelijk is dat door het gebruik van het merk AUSTRALIAN GOLD met de toevoeging “-shop” in de domeinnamen van ThoBa bij het publiek de indruk zal ontstaan dat ThoBa onderdeel uitmaakt van het officiële netwerk van distributeurs van Australian Gold in Europa, althans dat er tussen AG USA en ThoBa een commerciële band zou bestaan. Een dergelijk gebruik komt er immers feitelijk op neer dat je de eigen webwinkel presenteert als een officiële winkel van Australian Gold. Dat na het doorlinken op de site van ThoBa duidelijk zou worden gemaakt dat het geen officiële website van Australian Gold betreft, zoals ThoBa stelt, is niet relevant, omdat op dat moment de potentiele consument al naar de website van ThoBa is geleid.

4.7. Het gevaar van associatie met het merk AUSTRALIAN GOLD wordt nog versterkt doordat ThoBa ook het logo van AG USA (in bewerkte vorm) heeft overgenomen. Het logo van AG USA dat als eerste is afgebeeld op pagina 3 van de dagvaarding en bestaat uit de woorden Australian Gold voorzien van een afbeelding bestaande uit een door een cirkel omkaderd tafereel, kan worden aangemerkt als een werk dat een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt en is daarom auteursrechtelijk beschermd. Het door ThoBa gebruikte logo dat is afgebeeld op pagina 5 van de dagvaarding stemt in grote mate overeen met het logo dat AG USA gebruikt en heeft ontworpen.
Het logo van ThoBa bestaat uit de woorden Australian Gold in een schrijfwijze die overeenstemt met de wijze waarop deze woorden in het logo van AG USA zijn afgebeeld en is eveneens voorzien van een afbeelding bestaande uit een door een cirkel omkaderd tafereel. De totaalindrukken van het logo van ThoBa en het logo van AG USA, die bepalend zijn bij een onderlinge vergelijking in het kader van auteursrechtelijke bescherming, zijn in zodanige mate overeenstemmend dat sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van AG USA. Het logo van ThoBa moet immers worden aangemerkt als een bewerking van het logo van AG USA in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk kan worden aangemerkt.

4.8 Op grond van het voorgaande ligt de vordering sub 1 voor toewijzing gereed. Niet ieder gebruik van het merk AG USA zal echter worden verboden, omdat eiserressen geen bezwaar hebben tegen het gebruik door ThoBa in het kader van promotie en verkoop activiteiten. Het gevorderde verbod zal daarom worden toegewezen voor uitsluitend het gebruik van het merk in een domeinnaam, handelsnaam of logo. Ondanks dat ThoBa heeft toegezegd het gebruik van het merk in de domeinnamen, tevens inhoudende gebruik als handelsnamen te staken, hebben eiseressen bij toewijzing van de vordering sub l voldoende belang. ThoBa heeft geweigerd een onthoudingsverklaring te tekenen en als onbetwist staat vast dat de domeinnaam www.australiangold-shop.nl nog met status "actief op naam van ThoBa in het SIDN-register staat geregistreerd. Gelet op de status "actief" kan de domeinnaam www.australiangold-shop.nl, naar moet worden aangenomen, ieder moment weer door ThoBa in gebruik genomen worden.

IEF 10109

Betrokken is geweest bij

Rechtbank 's-Gravenhage 13 juli 2011, HA RK 11-169 (Real Networks tegen X)

Auteursrecht. Verzoek voorlopig getuigenverhoor inzake computerprogramma nav zitting 22 februari 2011 (waarin nog geen uitspraak is gedaan). Het programma Real Alternative kon worden gedownload vanaf de website www.freenet.de, terwijl dat na die datum niet meer mogelijk was en vóór die datum evenmin. Real Networks leidt hier uit af dat [X], anders dan hij in de hoofdprocedure heeft beweerd, betrokken is geweest bij het op de server van Freenet.de beschikbaar stellen van Real Alternative. Voorlopig getuigenverhoor is bevolen. X veroordeelt in de kosten.

2.4. Real Networks heeft hiertegen aangevoerd dat zij, indien haar vordering in de hoofdprocedure wordt afgewezen, hoger beroep overweegt en de getuigenverklaringen alsdan wil inbrengen. Zij wil de getuigen thans horen nu de gang van zaken nog vers in het geheugen ligt. Ook heeft zij er op gewezen dat uit de getuigenverklaringen kan volgen dat [X] een eerder aan hem ex parte opgelegd verbod om inbreuk te maken op de auteursrechten van Real Networks heeft overtreden.

2.5. In beginsel heeft Real Networks recht op het horen van getuigen. Hoewel het horen van getuigen in dit stadium van de procedure weinig efficiënt voorkomt, kan niet geoordeeld worden dat Real Networks daarbij geen enkel belang heeft. De verklaringen zouden van belang kunnen zijn voor de afweging om, in geval van een voor Real Networks ongunstig vonnis, hoger beroep in te stellen en tevens zou kunnen blijken dat [X] het hem opgelegde verbod heeft overtreden en alsdan mogelijk dwangsommen heeft verbeurd. Deze laatste kwestie is in de bodemprocedure niet aan de orde. Het voorlopig getuigenverhoor zou aanleiding kunnen zijn verbeurde dwangsommen van [X] op te eisen.

IEF 10095

Videma eerste met CBO-Keurmerk

Stichting Videma is de eerste collectieve beheersorganisatie aan wie op bindend advies van het Keurmerkinstituut toestemming is verleend voor het voeren van het CBO-Keurmerk Directeur Ad Heskes ontving het eerste certificaat uit handen van VOI©E-voorzitter Aad Kosto.

Stichting Videma is de eerste collectieve beheersorganisatie (cbo) waar een audit voor het voeren van het CBO-Keurmerk (IEF 9609) plaatsvond, met positief gevolg. De komende drie jaar mag Videma het CBO-Keurmerk voeren voor het toepassingsgebied vertoningsrechten TV-programma’s via Nederlandse kanalen, mits de jaarlijkse tussentijdse controle bevestigt dat nog steeds aan alle criteria wordt voldaan.

Lees meer hier (link)

IEF 10094

Afloop van het seizoen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 18 augustus 2011, KG ZA 11-1088 WT/TF (MietzeB tegen Frozz c.s.)

Met dank aan Tinga Kleefman, Kneppelhout & Korthals Advocaten.

Auteursrecht. Vormgeving en illustraties. Gebruiksvergoeding.

MietzeB is professioneel illustrator en is benaderd via sociale netwerk om in opdracht vormgeving te maken voor een tijdelijke ijswinkel om te testen of yoghurtijs bij het publiek. De eerste tijdelijke winkel bestaat thans niet meer, maar vijf nieuwe (tijdelijke) winkels wel, in en voor deze winkels worden de ontwerpen gebruikt.

Rechter wijst beroep op opdrachtgeversmodellenrecht af. Veroordeling staken van gebruik van het werk na dit ijsseizoen; gebruiksvergoeding á €1000 per winkel; gebruik na 1 november 2011 is voorwerp van onderhandeling.

4.3. Frozz heeft nog een beroep gedaan op het opdrachtgeversmodellenrecht uit het Benelux Verdrag van de Intellectuele Eigendom (BVIE). In recente jurisprudentie is volgens Frozz bepaald dat makers die in opdracht een werk maken dat vatbaar is voor een modelrecht hun auteursrechten kwijtraken aan de opdrachtgever. In de onderhavige zaak is echter geen sprake een werk dat vatbaar is voor een modelrecht. Het gaat hier om illustraties die dienen ter ondersteuning van de verkoop van yoghurtijs en die kunnen niet worden aangemerkt als een weergave van het uiterlijk van een product van industriële vormgeving.

4.5. Gelet op het voorgaande zal Frozz worden veroordeeld om vanaf 1 november 2011, het tijdstip waarop de betreffende winkel vanwege de afloop van het seizoen zullen worden gesloten, het gebruik van de werken voor haar winkels te staken. Tot die tijd zal Frozz voor elke winkel waarin de ontwerpen van MietzeB zijn gebruikt een voorschot op de gebruiksvergoeding van een bedrag van EUR 1.000,00 dienen te voldoen. Het is de bedoeling dat partijen - als Frozz de ontwerpen in het nieuwe seizoen wil blijven gebruiken en MietzeB daarin toestemt - na 1 november 2011 met elkaar in onderhandeling treden over het bedrag dat Frozz voor het gebruik van de werken aan MietzeB dient te voldoen. De gevorderde afdracht van een voorschot van de winst en de in het petitum van de dagvaarding onder 2 genoemde afdracht van stukken zal worden afgewezen. De vraag naar de genoten winst door het gebruik van de werken en de verdere eventueel geleden schade vergt een nader onderzoek naar de feiten waarvoor dit kort geding zich niet leent. Een en ander zal in een eventuele bodemprocedure nader aan de orde kunnen komen.
De veroordelingen zullen worden uitgesproken tegen gedaagde sub 1 (hierna de Vof), An en An (haar vennoten). Een B.V. in oprichting kan niet in rechte optreden, eisend noch verwerend.

IEF 10093

Onlosmakelijk daaraan verbonden antwoorden

Rechtbank Haarlem 17 augustus 2011, LJN BR6523 (Noordhoff Uitgevers B.V. en ThiemeMeulenhoff B.V. tegen Van A.)

Met dank aan Marloes Bakker, Klos Morel Vos & Schaap.

In navolging van ex parte IEF 8317, de bodemprocedure: Auteursrecht. Antwoorden zijn werk in de zin van de auteurswet. Gerekwestreerde plaats zonder toestemming de antwoorden uit antwoordenboeken behorende bij lesmethodes van eiser Noordhoff op het internet en maakt daarmee inbreuk op het auteursrecht van Noordhoff. Dit wordt bevestigd door Rechtbank Haarlem.

Uitwerking in antwoordboeken berust op creatieve keuzes: "Het is immers een feit van algemene bekendheid (dat er meerdere manieren zijn om tot het antwoord te komen van wis- en natuurkundige vragen op VWO-niveau en dat het aantal tussenstappen om tot de oplossing van een vraagstuk te komen eveneens kan variëren."

Via servers waarnaar de website verwijst, structureel versturen van antwoorden aan derden en uitnodigen tot toesturen van stukken is openbaarmaking in de zin van artikel 12 Auteurswet.

Auteursrecht 4.4. De rechtbank volgt Van A. niet in dit betoog en overweegt daartoe het volgende. Noordhoff c.s. heeft terecht gesteld dat de leerboeken met oefenopgaven en de antwoordenboeken niet los van elkaar kunnen worden gezien. De leerboeken met de daarin opgenomen oefenopgaven - en daarmee de onlosmakelijk daaraan verbonden antwoorden - zijn gebaseerd op creatieve keuzes van de makers: de makers selecteren welke lesstof wordt behandeld en welke opgaven aan de leerlingen worden voorgelegd. Ook de wijze waarop de makers de specifieke uitwerkingen van de antwoorden in de antwoordenboeken hebben vastgelegd, berust op creatieve keuzes. Het is immers een feit van algemene bekendheid (dat er meerdere manieren zijn om tot het antwoord te komen van wis- en natuurkundige vragen op VWO-niveau en dat het aantal tussenstappen om tot de oplossing van een vraagstuk te komen eveneens kan variëren, zoals Noordhoff c.s. terecht heeft gesteld. Dat het uiteindelijke antwoord hetzelfde zal zijn, doet daaraan niet af. De antwoordenboeken bezitten derhalve een eigen oorspronkelijk karakter en dragen het persoonlijk stempel van de makers, zodat zij zijn aan te merken als auteursrechtelijk beschermde werken.

Openbaarmaking 4.11. Gelet op de hiervoor onder 4.8. tot en met 4.10. genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat Van A. (delen van) de betreffende antwoordenboeken heeft geplaatst op de servers waarnaar op zijn website wordt verwezen. Aldus maakt hij de auteursrechtelijk beschermde antwoordenboeken openbaar in de zin van de Auteurswet, zonder dat hij daarvoor toestemming heeft van de auteursrechthebbenden.

4.12. Noordhoff c.s. heeft tevens met stukken onderbouwd dat Van A. (delen van) auteursrechtelijk beschermde antwoordenboeken per e-mail heeft toegestuurd aan derden en derden heeft uitgenodigd om hem een e-mail te sturen ter zake de niet meer toegankelijke auteursrechtelijk beschermde antwoordenboeken. Van A. heeft dit niet betwist. Aan Van A. kan worden toegegeven dat het tot één enkele persoon richten van een e-mail geen openbaarmaking hoeft te zijn. Echter, gelet op zijn aanbod om per e-mail de stukken toe te sturen, moet worden aangenomen dat Van A. kennelijk structureel auteursrechtelijke beschermde bestanden toestuurt aan derden, hetgeen onder de gegeven omstandigheden heeft te gelden als openbaarmaking in de zin van artikel 12 Auteurswet.

Lees het vonnis hier (pdf / zuivere pdf / LJN).