DOSSIERS
Alle dossiers

Diversen  

IEF 13499

Kanttekening bij arrest HR Ryanair / PR Aviation

Peter Ras, Kanttekening bij arrest HR Ryanair / PR Aviation, IE-Forum.nl, IEF 13499.
Bijdrage ingezonden door Peter Ras, Van Doorne N.V..
1. Deze recente Hoge Raad-zaak heeft als tweeledig onderwerp de bescherming van databanken die mogelijk rust op de vluchtgegevens van Ryanair. Die vluchtgegevens gebruikte PR Aviation via de websites www.wegolo.nl en www.wegolo.com voor haar eigen dienstverlening als goedkope vluchten-vergelijker (zie r.o. 4.1 van Gerechtshof Amsterdam 13 maart 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW0096, IEF 13438 voor een gedetailleerde beschrijving van het betreffende vluchtinformatiesysteem).

2. In het bijzonder gaat de Hoge Raad in dit arrest op een tweetal onderdelen in:
a. de toepassing van de onpersoonlijke geschriftenbescherming op niet-oorspronkelijke databanken, mede in het licht van de Football Dataco/Yahoo-uitspraak , en
b. de 'reflexwerking' van rechten van de 'rechtmatige gebruiker' van een onbeschermde databank in het licht van de Databankenrichtlijn.
Het laatste punt zal ik aan het slot slechts kort bespreken, nu de Hoge Raad daaromtrent prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie.

 

(...)

Conclusie
19. Deze uitspraak zal – in elk geval voor wat betreft Onderdeel 1 – voor menigeen niet als verrassing komen. Dit te meer gelet op de pogingen van de wetgever de geschriftenbescherming in zijn geheel af te schaffen door het woordje 'alle' te verwijderen uit lid 1 onder 1º. Ik vraag mij overigens daarbij hardop af of die zo geringe wijziging nu daadwerkelijk tot gevolg heeft dat de onpersoonlijke (c.q. alle?) geschriften niet langer beschermd worden, of dat die wijziging in het kader van wetgevingstechniek is ingegeven om nieuwe toelichting te kunnen geven bij oude wetgeving.

20. Illustratief zijn de woorden van Dirk Visser: 'Het is al (te) vaak gezegd, maar dit is echt het einde van de geschriftenbescherming (voor gegevensverzamelingen). De wetwijziging is nauwelijks nog van belang. Geen sprake van interpretatie contra legem' (IT1403 / IEF13438).

Peter Ras

IEF 13476

Oproep Kennisland tot aansluiten bij gezamenlijke reactie EU-consultatie

Uit het persbericht: Zoals eerder opgemerkt is er op dit moment een publieke consultatie over nieuwe auteursrechtelijke regels [red. IEF 13363] voor Europa gaande. Reageren op deze consultatie is nog tot en met woensdag 5 februari mogelijk. Wij hebben er eerder op gewezen dat deze consultatie een aantal voor erfgoedinstellingen zeer relevante vragen bevat en de erfgoedsector dus een unieke kans biedt om zijn stem te laten horen.

Vandaag heeft de werkgroep auteursrecht van Nederlandse erfgoedinstellingen een gezamenlijke reactie op deze consultatie gepubliceerd. Tot en met maandag 3 februari kunnen erfgoedinstellingen zich bij deze reactie aansluiten die vervolgens namens deze instellingen ingediend zal worden. Instellingen die zich bij deze reactie willen aansluiten kunnen dit via een e-mail naar info@kl.nl kenbaar maken.

De werkgroep vindt het echter belangrijk dat er in aanvulling op de gezamenlijke reactie zo veel mogelijk reacties van individuele instellingen komen. Om dit makkelijker te maken heeft de werkgroep een modelreactie gepubliceerd die door instellingen gebruikt kan worden om een eigen reactie op te stellen. Naast Engelstalige antwoordsuggesties bevat de modelreactie Nederlandstalige uitleg bij de antwoorden.

IEF 13471

BREIN overweegt cassatie tegen afwijzing blokkering The Pirate Bay

Uit het persbericht: Het Haagse gerechtshof wees vandaag in hoger beroep de blokkering van The Pirate Bay af omdat die niet effectief zou zijn [IEF 13467]. De rechtbank had eerder op vordering van BREIN bepaald dat Ziggo en XS4ALL hun abonnees de toegang tot die illegale website moesten blokkeren.

BREIN merkt op dat deze uitspraak haaks staat op het oordeel van rechters in andere Europese landen en vooruitloopt op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat binnenkort wordt verwacht. In die zaak (UPC Wien) zal de hoogste Europese rechter over hetzelfde onderwerp oordelen. De Advocaat Generaal lijkt in zijn conclusie van november vorig jaar het begrip "effectiviteit" beperkter uit te leggen dan het Haagse hof.

Opmerkelijk is dat het Haagse hof meent dat de blokkering niet effectief is terwijl zij wel aanneemt dat zowel het bezoek aan The Pirate Bay is gedaald als het aantal abonnees dat inbreuk maakt. Het hof neemt echter als uitgangspunt dat het doel van de blokkering is om het totaal aantal inbreuken te verminderen. Omdat het bittorrentverkeer bij XS4ALL in zijn algemeenheid niet is gedaald, neemt het hof aan dat diens abonnees de blokkering omzeilen of naar andere torrentsites gaan. Het hof meent dat BREIN tegelijkertijd ook blokkering van andere illegale torrentsites had moeten vorderen. BREIN meent dat op de redenering van het hof het nodige is af te dingen.

Overigens heeft het hof de meeste voorliggende vragen in het voordeel van BREIN beslist, onder meer dat een significant deel van de abonnees van Ziggo en XS4ALL via The Pirate Bay inbreuk plegen, dat The Pirate Bay niet alleen onrechtmatig handelt maar zelf ook inbreuk pleegt door het aanbieden van artwork en dat de diensten van Ziggo en XS4ALL worden gebruikt om inbreuk te maken. Voorts oordeelt het hof dat de blokkade de providers vrijwel niets kost, zeer eenvoudig is en voor hen geen rompslomp oplevert.

"De uitspraak van het Hof is nadelig voor de ontwikkeling van de legale online markt omdat die bescherming nodig heeft tegen illegale concurrentie", zegt BREIN directeur Tim Kuik. "Het doel van de blokkering van The Pirate Bay is uiteraard de inbreuken via The Pirate Bay te verminderen. Het is tegenstrijdig dat het hof weliswaar constateert dat dit doel inderdaad wordt bereikt maar vervolgens toch afwijst omdat gebruikers naar andere sites kunnen."

BREIN overweegt cassatie tegen het arrest in te stellen en kijkt uit naar wat het Hof Van Justitie in Luxemburg binnenkort zal oordelen. Dat buigt zich over de vraag óf en, zo ja, in welke mate effectiviteit een rol speelt bij de vraag of een access provider een onrechtmatige website moet afsluiten.

IEF 13448

Kamerverslag afschaffing geschriftenbescherming en Elektronische Programmagids

Verslag wijziging van de Auteurswet in verband met de afschaffing van de geschriftenbescherming, Kamerstukken II, 2013-2014, 33 800, nr. 5.
Verslag van dezelfde datum als uitspraak HR (Ryan Air/PR Aviation). Redenen voor afschaffing van de geschriftenbescherming. Programmagegevens en (toelichting) artikel 2.139 Mediawet 2008. Voor opname van de gegevens in de Elektronische Programmagids zijn omroepdistributeurs aan de NPO minimaal de wettelijk vastgestelde vergoeding (0,6 cent per digitale abonnee per maand) verschuldigd. Programmagegevens worden momenteel nog beschermd op basis van de geschriftenbescherming in artikel 10 van de Auteurswet. Van nader onderzoek door de Commissie Auteursrechten is afgezien, omdat uit de internetconsulatie brede steun voor het voorstel is gebleken.

De leden van de VVD-fractie hebben enkele opmerkingen over de gevolgen van het afschaffen van de geschriftenbescherming voor programmagegevens die nodig zijn voor opname in de Elektronische Programmagids (EPG). Deze programmagegevens geven, getuige de toelichting bij artikel 2.139 Mediawet 2008, een overzicht van en aanvullende informatie over alle programma’s die door zenders worden uitgezonden, alsmede de series linking data (data om harddiskrecorders te kunnen programmeren) en actuele informatie over wijzigingen in de programmering. Uit artikel 2.139 Mediawet 2008 volgt thans dat de Nederlands Publieke Omroep (NPO) voornoemde programmagegevens tegen een licentievergoeding vroegtijdig aanlevert aan kabelexploitanten. Is de regering van mening dat het afschaffen van de geschriftenbescherming tot gevolg heeft dat programmagegevens niet langer op basis van de Auteurswet bescherming genieten? Zo ja, is de regering dan ook van mening dat de programmagegevens om niet ter beschikking moeten worden gesteld aan derden? Voorts vragen de aan het woord zijnde leden op basis van welke grondslag er in voornoemde situatie voor de NPO een verplichting bestaat de programmagegevens actief aan te leveren. Kan de regering een nadere toelichting geven op de gevolgen van het wetsvoorstel voor het aanleveren van programmagegevens door de NPO aan diverse omroepdistributeurs? Kan de regering de tekst en de strekking van de Mediawet bij haar antwoorden en toelichting betrekken?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de geschriftenbescherming nu vaak wordt gebruikt om te voorkomen dat anderen profiteren van investeringen die aan het geschrift ten grondslag liggen. Deze leden willen nogmaals benadrukken dat het auteursecht bedoeld is om bescherming te bieden aan oorspronkelijke, creatieve prestaties van makers en zij ondersteunen daarom het voorstel. Komt de regering nog met verdere maatregelen om dit uitgangspunt te onderstrepen en uit te bouwen?

De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat geschriftenbescherming in veel gevallen wordt gebruikt ter bescherming van investeringen in plaats van ter bescherming van een creatieve prestatie. Kan de regering een schatting geven van het aantal gevallen waarin de geschriftenbescherming wordt ingezet ter bescherming van een investering? Kan de regering daarnaast een duidelijk voorbeeld geven van hoe dit in de praktijk wordt toegepast?

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het feit dat op 1 januari 2013 een nieuw regime in de Mediawet 2008 in werking is getreden voor de programmagegevens. Een van de gevolgen daarvan is dat de NPO programmagegevens vroegtijdig en tegen een redelijke vergoeding aan derden levert. Onder de wettelijke regeling vallen ook gegevens die specifiek voor de EPG relevant zijn, namelijk actuele wijzigingen en series linking data. Voor opname van de gegevens in de EPG zijn omroepdistributeurs aan de NPO minimaal de wettelijk vastgestelde vergoeding (0,6 cent per digitale abonnee per maand) verschuldigd. Programmagegevens worden momenteel nog beschermd op basis van de geschriftenbescherming in artikel 10 van de Auteurswet. Volgens de leden van de CDAfractie worden, als de geschriftenbescherming zoals voorgesteld komt te vervallen, de programmagegevens niet langer beschermd op basis van de Auteurswet. Programmagegevens hebben immers geen oorspronkelijk karakter en kunnen voortaan door vrije nieuwsgaring worden verworven. Indien de bescherming van niet-oorspronkelijke geschriften komt te vervallen, blijft de leveringsplicht voor omroepen om de juiste gegevens tijdig beschikbaar te stellen wel nodig. Deze leden vragen of dit logischerwijs niet tot gevolg zou moeten hebben dat de tariefstelling van artikel 2.139 Mediawet 2008 zou moeten dalen tot nul. In verband hiermee wijzen zij erop dat blijkens de toelichting bij de wetswijziging van januari 2013 de wettelijke vergoeding van 0,6 cent per digitale abonnee per maand per voorziening voor de programmagegevens ten behoeve van de EPG is ontleend aan het rapport uit 2011 van het Commissariaat voor de Media (CvdM) ‘Is er nog iets op TV?’. In dat rapport stelt het CvdM dat sprake is van een publicatielicentieovereenkomst en dat uit de kostenbenadering een licentietarief van ten minste 0,6 cent per maand per set-top-box afgeleid kan worden. Het wettelijke tarief is dus het tarief voor de licentie die moet worden gesloten vanwege de geschriftenbescherming die de gegevens genieten. Van een licentie zou volgens de aan het woord zijnde leden na inwerkingtreding van voorliggend wetsvoorstel geen sprake meer kunnen zijn, waarmee de grondslag voor het in artikel 2.139 Mediawet 2008 vastgestelde wettelijk tarief van 0,6 cent zou verdwijnen. Zij vragen of dit niet zou moeten leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving. Graag vernemen zij de reactie van de regering op het voorgaande.

De leden van de D66-fractie lezen dat één van de redenen voor afschaffing van de geschriftenbescherming is dat deze vooral in wordt gezet als investeringsbescherming en niet als bescherming van creatieve prestaties. Deze leden betogen dat dit een reguliere invulling is van het auteursrecht. Immers, exploitatierechten worden overgedragen aan grotere organisaties die het auteursrecht vervolgens gebruiken als investeringsbescherming, terwijl zij geen enkele creatieve prestatie hebben geleverd. Welke consequenties trekt de regering uit deze vergelijking? Voorts willen de leden van de D66-fractie graag weten wat de exacte gevolgen van onderhavig wetsvoorstel zijn voor de verkoop van programmagegevens.

4. Advies en consultatie
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Commissie Auteursrecht heeft gesteld dat onderzoek naar de belangen die door afschaffing van de geschriftenbescherming worden geraakt aan te raden zou zijn. Van nader onderzoek is afgezien, omdat uit de internetconsulatie brede steun voor het voorstel is gebleken. Kan de regering nader toelichten welke reacties negatief of niet ondersteunend waren?

De leden van de SP-fractie vragen of er bij de internetconsultatie reacties zijn binnengekomen van bedrijven of organisaties die gebruik maken van de geschriftenbescherming om hun investeringen te beschermen. Zo ja, hoe kijken deze organisaties en bedrijven aan tegen de voorgenomen wetswijziging?

Deze leden merken voorts op dat de NPO in haar reactie op de internetconsultatie de vraag heeft gesteld of het wetsvoorstel wel de beoogde doelen bereikt en niet een probleem oplost dat er feitelijk niet is. Wat is de reactie van de regering op deze vraag? Graag ontvangen voornoemde leden een reactie op het bezwaar van de Afdeling advisering van de Raad van State betreft het inzetten van een internetconsultatie als methode om onderzoek te doen naar de economische betekenis van geschriftenbescherming. Zij is van mening dat op basis van de consultatie en een zeer beperkt aantal reacties hierop, geen duidelijke conclusies getrokken kunnen worden. Deelt de regering deze mening? Zo ja, is zij bereid om de economische betekenis op een andere wijze te onderzoeken?

IEF 13447

Programma wetenschappelijk deel VvA: werk en bewerking

Voor leden: gratis toegang.
Waar: Bethaniënklooster, Barndesteeg 6B te Amsterdam.
Wanneer: 7 februari 14.00 - 17.00.

Tijdens het wetenschappelijke gedeelte zullen 'werk' en 'bewerking' centraal staan. Het werkbegrip reguleert de toegang tot auteursrechtelijke bescherming, het bewerkingsbegrip de ruimte voor het hergebruik van beschermd materiaal voor de creatie van nieuwe werken. Beide begrippen hangen met elkaar samen. Bij het werkbegrip gaat het om de de vraag of een creatie auteursrechtelijk beschermenswaardige trekken bevat. Bij bewerkingen rijst de vraag of dergelijke trekken zijn overgenomen. Het programma combineert dan ook beide vraagstukken en biedt een overzicht van recente ontwikkelingen: de Europese harmonisering en de toepasselijke criteria komen aan de orde.

Zou het criterium van creatieve keuze scherpere contouren kunnen krijgen door het gebruik van inzichten uit andere geesteswetenschappelijke disciplines? Is het zinvol om in verband met bewerkingen naast het criterium van auteursrechtelijk beschermde trekken ook de totaalindruk te onderzoeken? Verder zal aandacht worden besteed aan de positie van het auteursrecht binnen het systeem van intellectuele eigendomsrechten. Heeft het auteursrecht een eigen domein dat door het werkbegrip en de uitsluiting van functionele vormgevingselementen duidelijk genoeg is afgebakend? Welke inzichten biedt de Stokke-rechtspraak van het afgelopen jaar in dat opzicht?

Programma
14:00 welkom dr. Jacqueline Seignette'

14:05 Deel I: Werk
- Hof van Justitie aan het werk, inleiding prof. dr. Mireille van Eechoud (IViR)
- Creatieve keuzes, dr. Stef van Gompel (IViR)
- werk in uitvoering, discussant prof. mr. Willem Grosheide (Utrecht/Amsterdam)
- Discussie o.l.v. prof. dr. Martin Senftleben (VU Amsterdam)

15:15 pauze

15:45 Deel II: Bewerking
- Totaalindruk en auteursrechtelijk beschermde trekken. Over de zin en onzin van de Nederlandse inbreukcriteria, prof. mr. Jaap Spoor (VU Amsterdam)
- Stijl, ideen en functie als dark matter van de totaalindruk, discussant prof. mr. Antoon Quaedvlieg (Nijmegen)
- Bewerkingsrecht Europees geharmoniseerd?, discussant prof. dr. Martin Senftleben (VU Amsterdam)
- Discussie o.l.v. prof. dr. Mireille van Eechoud (IViR)

17:00 borrel

IEF 13443

CBO-Keurmerkcriteria aangepast per 1 januari 2014

Uit de VOI©E-mail: In de VOI©E-ledenvergadering van 10 december 2013 is besloten om alle door de Commissie van Belanghebbenden geadviseerde aanpassingen van de CBO-Keurmerkcriteria over te nemen en in werking te laten treden per 1 januari 2014. De Commissie van Belanghebbenden, waarin het bedrijfsleven, de cbo’s en de rechthebbenden zijn vertegenwoordigd onder onafhankelijk voorzitterschap van het Keurmerkinstituut, heeft op basis van de evaluatie van de audits in 2013 een aantal verduidelijkingen voorgesteld. Tevens waren een aantal aanpassingen nodig vanwege de per 1 juli 2013 ingevoerde wijzigingen van de Wet Toezicht collectief beheer.

De belangrijkste aanpassingen zijn een gevolg van de wettelijke eis dat de jaarrekening overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW moet worden opgesteld. Ten behoeve van meer transparantie en harmonisatie zijn twee nieuwe modellen opgenomen (‘mutatieoverzicht te verdelen rechtenopbrengsten’ voor de jaarrekening en een ‘kerncijfersoverzicht’ voor het jaarverslag).

IEF 13439

Perspectives of creators and performers on the digital era

Poort, Akker, Rutten, Weda, 'Perspectives of creators and performers on the digital era' accepted for New Media & Society (2013), IvIR.nl.
Survey, Creators, Performers, Digitisation, Copyright, Cluster analysis.
In this contribution, a nearly comprehensive survey among creators and performers in media, arts and entertainment in the Netherlands is presented. It concerns the implications of digital reproduction and distribution for the creative professions as perceived by those working in it. Based on regressions and cluster analysis of the survey data, an analysis is provided of income developments and perceived threats and opportunities of digitisation, as well as an exploration of the underlying socio-economic and professional factors. Many creators and performers perceive digitisation primarily as a threat. Although age is a relevant explanatory factor for the opinions regarding digitisation, the notion of a generation gap is shown to be an oversimplification. Other relevant dimensions include income development, education level, and the way digitisation has affected respondents’ discipline.

Lees verder

IEF 13436

Auteursrechtelijke garanties voor Open Access van wetenschap

J.E.J. Prins, 'Auteursrechtelijke garanties voor Open Access van wetenschap', NJB 17 januari 2014, afl. 2.
Bijdrage ingezonden door Corien Prins, Tilburg University.
Kwantiteit en kwaliteit van wetenschappelijk werk figureerden vorige week weer prominent in de media. Het was zeker niet de eerste keer. De afgelopen jaren is, vooral naar aanleiding van enkele spraakmakende kwesties van wetenschapsfraude, intensief gediscussieerd over de perverse prikkels die het systeem van publiceren en zeker ook waarderen van dat publiceren oproept. Science in transition is het credo dat velen inmiddels op de agenda hebben gezet.

Achter de noodzaak de wetenschappelijke publicatiecultuur op de schop te nemen, ligt een variëteit aan uitdagingen. Eén daarvan is het belang van een betere toegankelijkheid van wetenschappelijk werk en onderzoeksgegevens. Kortom open access van wetenschappelijk werk. Aldus valt invulling te geven aan zowel de behoefte aan bredere beschikbaarheid voor de samenleving van nieuwe kennis als de wens kwaliteit van wetenschap beter te kunnen controleren. Staatssecretaris Dekker heeft recentelijk laten weten open access wettelijk te willen faciliteren en overweegt daartoe een aanvulling van de Wet op het hoger onderwijs. Taverne, fractielid voor de VVD in de Tweede Kamer, gooit het over een andere boeg: hij diende vrijdag 10 januari een amendement in voor een regeling via het al bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel Auteurscontractenrecht (Kamerstukken II, 33 308, nr. 8 [IEF 13432]).

Inspiratie heeft Taverne ontleend aan de auteursrechtelijke regeling die twee weken geleden, 1 januari 2014, in Duitsland in werking trad. Eerder kondigden de VS, Italië en Argentinië wettelijke maatregelen af. Kort samengevat geeft artikel 38, lid 4, Duitse auteurswet de auteur van een wetenschappelijk werk het recht om dat werk 12 maanden na publicatie gratis via internet voor het publiek beschikbaar te stellen. Ook wanneer de auteur alle rechten heeft overgedragen aan de uitgever of redacteuren, komt hem dit recht toe. Met andere woorden, de open access regeling heeft een dwingend karakter, waarvan ook niet middels beperkende voorwaarden mag worden afgeweken en geen afstand kan worden gedaan. Voor de auteur geldt dat hij geen vergoeding voor open access mag vragen – een wezenlijk kenmerk ervan. Verder heeft hij recht op open access. Niet de plicht tot deze vorm van beschikbaarstelling. Voorwaarde is tenslotte dat het werk is gepubliceerd in een tijdschrift (dus geen boek is) en de totstandkoming ervan voor 50% met publieke middelen is gefinancierd.

De Duitse voorwaarde die open access pas rechtvaardigt 12 maanden na publicatie, ziet op de gerechtvaardigde belangen van wetenschappelijke uitgevers. Zij moeten zowel hun verdienmodel in stand kunnen houden, als kosten terugverdienen die gemoeid zijn met uitgeefproces, redactiewerk, etc. Punt van kritiek is de uniforme en daarmee rigide termijn. Wetenschappelijk werk, de benutting en actualiteit daarvan en daarmee de publicatievormen kent een enorme diversiteit. Juist daarom zou de termijn per publicatievorm moeten verschillen. Zo kan voor een publicatie in het NJB – dat wekelijks verschijnt - een termijn van een maand een redelijke zijn, terwijl voor Rechtsgeleerd Rechtsgeleerd Magazijn THEMIS veeleer aan enkele maanden valt te denken. Ook zijn er situaties waarin geen termijn aan de orde is. Te denken valt aan een in het NJB gepubliceerde Opinie die een actueel en belangwekkend juridisch debat betreft. Een relatief lange termijn van 12 maanden druist ook in tegen eerdere jurisprudentie. In 2006 oordeelde het Hof Den Haag dat de exclusiviteitstermijn van 18 maanden die uitgeverij Sanoma bedong bij freelancers werkzaam voor publiekstijdschriften, onredelijk bezwarend was. Het Hof stelde dat die termijn maximaal 9 maanden mag zijn. Auteurs en uitgevers moeten de ruimte worden geboden zelf afspraken te maken. Op deze lijn zit ook het Amendement Taverne, waarbij de Toelichting vermeldt dat het uiteindelijk de rechter is, die - indien partijen er niet uitkomen - in het licht van alle omstandigheden van het geval, moet beoordelen of de overeengekomen of door een uitgever bedongen termijn een redelijke is. Mijn suggestie voor de parlementaire discussie over het voorstel, zou zijn om vooral ook de optie van een (meer laagdrempelige) geschillencommissie te overwegen.

De Duitse wet kent nog een redelijk rigide voorwaarde: het wetenschappelijk werk moet voor meer dan 50% met publieke middelen zijn gefinancierd. Kortom, open access geldt alleen voor publicaties die primair voortkomen uit onderzoek gefinancierd via de eerste geldstroom (middelen die de overheid rechtstreeks aan universiteiten toekent) en tweede/vierde geldstroom (financiering vanuit NWO dan wel de EU). Maar wetenschap werkt al lang niet meer met keurig gescheiden potjes geld. Terecht kiest het Amendement Taverne voor een aanknopingspunt zonder fixatie. De regeling ziet op: “makers van een kort werk van wetenschap waarvoor het onderzoek geheel of gedeeltelijk met publieke middelen is bekostigd”.

Een heldere en evenwichtige, maar ook wettelijk verankerde regeling van open access is van groot belang. Maar de route moet niet die van de Wet op het hoger onderwijs zijn, om het risico te vermijden gevangen te zitten in het specifieke bereik van deze wet. Naar buitenlands voorbeeld is de Auteurswet de aangewezen weg. Kortom, de route die het Kamerlid Taverne kiest. Maar daarmee zijn we er niet. Wetenschap is voor veel disciplines een puur mondiale aangelegenheid. Niet alleen wetenschappers werken internationaal, bijvoorbeeld in breed samengestelde onderzoeksgroepen, maar ook uitgevers opereren niet uitsluitend nationaal. Open access is daarmee bij uitstek een dossier dat in Europees of nog ruimer verband opgepakt moet worden. Auteursrechtelijke verankering op EU-niveau zou in ieder geval een noodzakelijk begin zijn. De EU financiert immers veel onderzoek en stelt voorwaarden voor al dan niet beschikbaarstelling via open access. En zo vallen ook conflicterende nationale regelingen te voorkomen. En die zijn zeker niet ondenkbaar, wanneer ons land de wetenschappelijke realiteit recht doet en het Nederlandse initiatief hopelijk minder rigide inkleedt dan onze Oosterburen.

Corien Prins

IEF 13431

Antwoord kamervragen ondertitelen van films inbreuk op auteursrecht

Antwoord Kamervragen over ondertitelen van films als inbreuk op auteursrecht, Aanhangsel Handelingen II, 2013-2014, 822.
Vraag 2: Wanneer en waarom is sprake van inbreuk op het auteursrecht bij het ondertitelen van films zoals de ondertitelsites doen?
Antwoord 2: De dialogen uit een film zijn, net als een boek, auteursrechtelijk beschermd. Dit betekent dat dialogen uit een film niet mogen worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt zonder de toestemming van de rechthebbende, behoudens de beperkingen bij wet gesteld (art. 1 Auteurswet). Een vertaling van dialogen in ondertitels is een vorm van verveelvoudiging, waarvoor toestemming nodig is van de rechthebbende van de oorspronkelijke dialogen (art. 13 Auteurswet). Hetzelfde geldt voor de openbaarmaking daarvan via het internet (art. 12 Auteurswet).

De rechthebbende kan degene die zonder zijn toestemming voornoemde vertalingen vervaardigt en openbaar maakt, aanspreken op schending van zijn auteursrecht. De rechthebbende kan ook een website aanspreken, die weliswaar zelf geen inbreuk pleegt, maar wel de inbreuk faciliteert door daarvoor een platform te bieden. De rechter heeft verschillende malen geoordeeld dat dit onder omstandigheden een onrechtmatige daad oplevert (zie bijvoorbeeld: Rb. Utrecht, 26 augustus 2009, LJN:BJ6008 (mininova), Hof Amsterdam, 16 maart 2010, LJN:BL7920 (index hascodes), Rb. Haarlem, 9 februari 2011, LJN:BP3757 (FTD/BREIN)).
BREIN heeft aangegeven dat de websites Bierdopje.com en Simply Releases uit dien hoofde zijn aangeschreven. De websites boden gebruikers een platform waarop ongeautoriseerde ondertitels beschikbaar werden gesteld aan het publiek voor illegale kopieën van populaire, buitenlandse, films en tv-series.

Vraag 3: In hoeverre is er sprake van inbreuk op het auteursrecht als samenvattingen van de filmtekst worden gegeven?

Antwoord 3
Het maken van een samenvatting van werken van letterkunde, wetenschap of kunst is in de regel toegestaan. Onder omstandigheden kan het maken van een samenvatting van een filmtekst onrechtmatig zijn.
Daarbij kan worden gedacht aan het integraal overnemen van grote gedeeltes van de inhoud (Vgl. Pres. Rb.»s-Gravenhage, 1 oktober 1985, KG 1985, 320). Voor de goede orde zij opgemerkt dat BREIN heeft aangegeven dat bij de ondertitels op de sites van Bierdopje.com en Simply Releases geen sprake was van een samenvatting.

Vraag 4, 5 en 6
Deelt u de mening dat de auteurswet innovaties op internet als ondertitelsites moet bevorderen in plaats van belemmeren? Zo nee, waarom niet?

Deelt u de mening dat door zelfgemaakte ondertitels ook films en series toegankelijk worden voor Nederlandstaligen, die (nog) niet met Nederlandse ondertitels uitgebracht zijn? Worden zelfgemaakte ondertitels, waarvoor geen commercieel alternatief is ook gezien als inbreuk op het auteursrecht? Zo ja, vindt u dit wenselijk?
Deelt u de mening dat de auteurswet zo dient te zijn ingericht dat innovatieve nieuwe (internet)diensten zich kunnen ontwikkelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke aanpassingen bent u van plan voor te stellen?

Antwoord 4, 5 en 6
Buitenlandse films en tv-series zijn in toenemende mate beschikbaar via internet. Voorbeelden zijn Netflix, Pathé-Videoland en HBO. Ook bieden bijvoorbeeld Ziggo, UPC en KPN steeds meer video-on-demand diensten aan. Ik verwelkom deze ontwikkeling en zie daarin ook een bevestiging dat het auteursrecht daarvoor geen belemmering hoeft op te leveren. Eén van de manieren om het legale aanbod nog meer te stimuleren, is het verder versimpelen van het verkrijgen van toestemming van de rechthebbenden voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Dit kan door de verstrekking van auteursrechtlicenties te vereenvoudigen. Dit is altijd een speerpunt van mijn beleid geweest (Kamerstukken II, 29 838, nr. 29). Deze inzet heeft mede tot gevolg gehad dat in Brussel een akkoord aanstaande is over de richtlijn collectief beheer. Deze richtlijn versimpelt de uitgifte van multiterritoriale licenties voor het gebruik van muziek op het internet binnen de Europese Unie. De muziekmarkt vormt een ideale proeftuin voor de ontwikkeling van het online-aanbod van andere op grond van het intellectuele eigendomsrecht beschermde prestaties.

Deze innovatieve, online verdienmodellen verdienen een eerlijke kans, ongeacht of het nu gaat om muziek, films of e-boeken. Ik ben er beducht voor dat de legale markt voor muziek, films en e-boeken sterk wordt gehinderd door grootschalig en kosteloos aanbod van illegale bestanden, hoe innovatief de daaraan ten grondslag liggende uitwisselingsmethoden ook vaak mogen zijn. Dit geldt ook wanneer zelfgemaakte ondertitels ervoor zorgen dat illegaal, buitenlands, aanbod toegankelijk wordt voor Nederlandstaligen. De legale markt kan alleen een eerlijke kans krijgen als illegaal aanbod kan worden aangepakt.

Recent is de Europese Commissie een consultatie gestart over de hervorming van het auteursrecht2.
Een van de vragen hierbij is in hoeverre gebruikers problemen hebben ervaren bij de toegang tot diensten of het aanbieden daarvan in andere lidstaten. Momenteel bereid ik met mijn collega’s van OCW en EZ een reactie voor op deze consultatie. Een afschrift daarvan zal aan uw Kamer worden verzonden.

Mocht de (nieuwe) Europese Commissie op basis van de uitkomst van de consultatie besluiten een voorstel voor regelgeving te doen, dan zal ik uw Kamer daarover uiteraard ook informeren en mijn stellingname dienaangaande kenbaar maken.