DOSSIERS
Alle dossiers

Diversen  

IEF 12526

Financieel rapport collectief beheer 2011

CvTA, Financieel rapport collectief beheer 2011, februari 2013 CvTA.nl.

Op Hoofdlijnen en specifieke gebeurtenissen in 2011 (financieel). Enkele highlights voor de organisaties die onder het toezicht van het CvTA vallen.

Hoofdlijnen - Incasso ontwikkeling
De incasso omvang binnen Nederland van de CBO’s onder toezicht, bedroeg in het jaar 2011 € 228 miljoen. Dit is een afname van 2% ten opzichte van vorig jaar (2010). Een deel van deze afname wordt veroorzaakt door de tweejaarlijkse cyclus bij de Stichting Reprorecht. De CBO die minder incasseerde is Stichting de Thuiskopie vanwege de AMvB met betrekking tot de “bevriezing” van de soort datadragers waarover vergoedingen geheven mogen worden, (-15% ten opzichte van 2010). Het aandeel van de incasso met betrekking tot het buitenland steeg ten opzichte van 2010 met 17%, de omvang was € 41,1 miljoen, voor alle CBO’s en 24% voor de CBO’s die onder het toezicht vallen.

Repartitie ontwikkeling
De omvang van de repartitie van de CBO’s onder toezicht is ten opzichte van 2010 toegenomen tot € 221 miljoen (2%). Ook hier is Stichting de Thuiskopie een uitzondering: de repartitieomvang nam fors af (deels door reservering).

Nog te reparteren
Een belangrijk gegeven is de “nog te reparteren som” aan het einde van het jaar. Deze geeft aan naar jaar van incasso, welk deel er nog aan de rechthebbenden verdeeld dient te worden. Hoe ouder het jaar van oorspronkelijke incasso, des te lager het nog te reparteren bedrag moet zijn. Deze som is in 2011 met 5% gestegen ten opzichte van 2010 voor de CBO’s die onder het toezicht vallen. Voor alle CBO’s is dit 1%. De nog te verdelen bedragen mogen niet ouder zijn dan 3 jaren. Van de CBO’s onder toezicht hebben Sena en Buma nog te verdelen gelden op de balans staan die ouder zijn dan 3 jaren. Deze bedragen zijn respectievelijk 2% en 4% van de oorspronkelijke som. Met een valide onderbouwing (bijvoorbeeld reservering voor claims) mogen CBO’s er maximaal 5 jaren over doenom de geïnde gelden te verdelen.

Voor de CBO’s onder toezicht wordt de effectiviteit per incassojaar gemeten. Dit is de mate waarin een CBO erin slaagt om, jaar-op-jaar gemeten, de oorspronkelijk geïncasseerde som onder rechthebbenden te verdelen. Het percentage ligt idealiter bij de 100%.

Betreffende het incassojaar 2008, zijn nog niet alle CBO’s onder toezicht erin geslaagd om tot een volledige verdeling te komen. De percentages variëren van 90 tot 100%.

Het CvTA zal de komende jaren een zogeheten cascadeberekening in het Financieel Rapport opnemen. Dit geeft een bevattelijk samenvattend inzicht in de repartitie van jaar op jaar, de aan rechthebbenden uit te betalen bedragen minus de inhoudingen en de snelheid waarmee dit wordt gedaan.

Kostenontwikkeling bij CBO’s
Over de hele linie zijn de kosten van alle organisaties ten opzichte van 2010 met 7% gedaald. Voor de CBO’s onder toezicht is dit -2%, Buma vormt hier een uitzondering op.

De personeels- en inhuurkosten maken 39% van de totale kosten, deze zijn met 1% afgenomen ten opzichte van 2010. Het uitbesteden van werk aan derden (zoals uitvoerder/shared service center CEDAR) maakt 22% uit van de totale kosten, de daling hiervan bedraagt 22%. De overige beheerskosten zijn met 3% toegenomen ten opzichte van 2010; deze kosten vormen 32% van het totaal.

Enkele highlights voor de organisaties die onder het toezicht van het CvTA vallen

Sena
Het inhoudingspercentage is aangepast naar 16% voor de nog open muziekjaren. In de Sena-jaarrekening staat: “Nadere analyse van het verschil tussen de repartitieverplichting van de Nederlandse kasontvangsten (de optelsom van de in de toekomst uit te betalen bedragen ultimo 2011) en de repartitieschuld (de gemaakte reservering om aan deze verplichting te kunnen voldoen) heeft uitgewezen dat er in de voorafgaande jaren een tekort is ontstaan.” “De toentertijd gehanteerde inhoudingspercentages zijn ontoereikend geweest om de kosten zoalsdie in deze jaren werden gemaakt te dekken.”

“Om het tekort dat in belangrijke mate is veroorzaakt door de eenmalig bijzondere lasten in 2010 binnen een afzienbare periode te compenseren, is besloten om het inhoudingspercentage voor zowel de open jaren als toekomstige jaren te verhogen naar 16 procent. Voor de open jaren betreft dit zowel de reeds verrichte als de nog te verrichten betalingen. Daarnaast is het voornemen de niet geclaimde gelden over gesloten jaren tot nader order toe te voegen aan de repartitieschuld. Door deze aanpassingen zal het tekort op de repartitieschuld binnen een periode van 5 tot 7 jaar zijn ingelopen. Op de resultaten over 2011 heeft deze aanvullende maatregel geen effect.”

Stichting Leenrecht
In 2011 zijn de niet-betaalde verlengingen ad € 2.900.000 gefactureerd aan de bibliotheken. Deze facturen worden door de bibliotheken betwist en zijn door het merendeel van de bibliotheken niet betaald. Voor het openstaand saldo ad € 7.777.000 is een voorziening voor oninbaarheid opgenomen. Deze voorziening is ten laste van de te verdelen gelden gevormd.4 [red. Stand februari 2013:Op 23 november 2012 heeft de Hoge Raad de eis van Stichting Leenrecht m.b.t. niet-betaalde verlengingen afgewezen, IEF 12044].

Stichting de Thuiskopie
Er is een duidelijke daling van de incasso-inkomsten vanwege de bevriezing van de soort informatiedragers waarover de thuiskopievergoeding berekend wordt, met name DVD. In de totale incasso zit nog een bedrag van € 2.470.000 aan incidentele facturatie, netto is de incasso “regulier” gedaald tot € 6.740.000. In 2009 was de incasso nog € 14.885.000.

Voorts is er een daling van het eigen vermogen te constateren vanwege verliezen in de exploitatie (minus € 600.000). Hiervan wordt € 365.000 ten laste van de algemene reserve geboekt. Door “opsporing en handhaving” is een resultaat behaald van € 500.000. Dit wordt toegevoegd aan de algemene reserve. De inkomsten uit piraterijbestrijding vallen ten gunste van de Stichting BREIN en een deel ten gunste van de te verdelen gelden.

Stichting Reprorecht
De inning en verdeling van de vergoedingen in 2011 vertoonde een stabiel beeld. De incassobedragen vertonen op totaalniveau sterke fluctuaties. Dit wordt veroorzaakt doordat naast de jaarlijkse incasso bij overheid, onderwijs en buitenland, tevens de tweejaarlijkse incasso plaatsvindt van het bedrijfsleven.

Gedurende 2011 is er onderzoek geweest naar het kopieergedrag (o.a. digitale kopieën versus fotokopieën) binnen het bedrijfsleven. De uitkomsten van dit onderzoek zullen worden meegenomen in een nieuwe regeling voor het bedrijfsleven.

Buma
Buma en Stemra maken gebruik van één kantoororganisatie. De totale kosten van de kantoororganisatie zijn in 2011 ten opzichte van 2010 licht gestegen (2%). In 2011 is de toerekening systematiek van kosten tussen de twee organisaties Buma en Stemra aangepast voornamelijk 75/25% (voorheen voornamelijk 60/40%) om de kostenverdeling meer in lijn te brengen met de activiteiten van de uitvoeringsorganisatie voor de entiteiten. Als gevolg hiervan zijn de organisatiekosten van Buma gestegen en de organisatiekosten van Stemra gedaald. De lichte kostenstijging van de totale kosten van de gezamenlijke organisatie zijn te wijten aan:

  • Toegenomen activiteiten van het service centrum, dat tevens een deel van het personeel heeft overgenomen van Buma;
  • Hogere advieskosten m.b.t. huurovereenkomst, juridische kosten (€ 500.000);
  • Daarentegen leverde de verplaatsing van backoffice-activiteiten van Praag naar India een besparing op in de outsourcingskosten van € 700.000.
IEF 12524

VS rechter steekt stokje voor doorverkoop tweedehands muziekbestanden

US Court District Court Southern District of New York 30 maart 2013, 12 Civ 95 (RJS) (Capitol Records LLC tegen ReDigi Inc.)

Een bijdrage van Anke Verhoeven en Bindu De Knock, SOLV.

1. Inleiding
Een New Yorkse rechter maakte vorig weekend korte metten met de tweedehandsverkoop van mp3-files in de VS. Aanleiding was de strijd tussen ReDigi en Capitol Records. ReDigi lanceerde in 2011 een online platform waarop consumenten tweedehands digitale muziekbestanden kunnen verkopen en kopen. De startup was Capitol Records een doorn in het oog omdat zonder toestemming het repertoire van Capitol Records werd verveelvoudigd en gedistribueerd waardoor de platenmaatschappij geen inkomsten ontving. Capitol Records trekt aan het langste eind, maar ReDigi is in ieder geval van plan de uitspraak aan te vechten.

De vraag die bij de rechter voorlag is of een digitaal muziekbestand, dat rechtmatig is gemaakt en gekocht, kan worden doorverkocht door de eigenaar met behulp van ReDigi onder de Amerikaanse first sale doctrine. Judge Sullivan beantwoordde die vraag met een volmondig nee, omdat ReDigi (althans de versie 1.0 van het ReDigi platform) inbreuk maakt op de exclusieve rechten van Capitol Records omdat een ongeautoriseerde kopie wordt gemaakt van het muziekbestand.

Met de uitspraak wordt de herverkoop van digitale producten behoorlijk op de helling gezet. De uitspraak is ook slecht nieuws voor giganten Apple en Amazon die eveneens digitale tweedehands markten hebben ontwikkeld maar nog niet hebben geïmplementeerd.

Inhoudsopgave:
1. Inleiding
2. Wat doet ReDigi
3. De uitspraak
4. Verveelvoudiging
5. Verweren van ReDigi
5.1. Fair use
5.2. First sale
6. Toepassing in Europa
6.1. Verveelvoudiging

6.2. Uitputting

2. Wat doet ReDigi
Vooraleer we de uitspraak nader bekijken, is het goed om te recapituleren wat ReDigi nu eigenlijk doet. ReDigi heeft een systeem ontwikkeld dat het mogelijk maakt om muziek die via iTunes is aangekocht, te verkopen aan andere ReDigi gebruikers via het online platform. Gebruikers van ReDigi downloaden eerst de Media Manager. Deze technologie maakt het mogelijk om te controleren of de muziek rechtmatig is aangekocht en na het uploaden naar een persoonlijke Cloud Locker daadwerkelijk verwijderd is van de computer van de eigenaar van het oorspronkelijke muziekbestand. ReDigi bestempelt dit proces als het ‘migreren’ van een muziekbestand. Eenmaal verkocht aan een andere gebruiker wijst ReDigi het muziekbestand toe aan de persoonlijke Cloud Locker van de koper, waardoor het uit het bezit van de voor de oorspronkelijke verdwijnt.

Bij iedere verkoop krijgt de artiest 20% van de verkoopprijs. Wordt de mp3 opnieuw door ReDigi verkocht, dan ontvangt de artiest weer een percentage van de verkoopprijs (ter vergelijking, Spotify betaalt een 0,5-0,7 cent per stream).

3. De uitspraak
Eerst gaat de rechter in op de vraag of ReDigi in strijd handelt met de exclusieve rechten van Capito Recordsl. De rechter behandelt achtereenvolgens het verveelvoudigingsrecht, het distributierecht en het openbaarmakingsrecht. Ten aanzien van het openbaarmakingsrecht wordt geen inhoudelijk oordeel gegeven omdat de feiten daarvoor niet duidelijk genoeg waren. Ten aanzien van het distributierecht oordeelt de rechter kort dat het versturen van een digitaal bestand duidelijk het soort transactie is dat bedoeld wordt met ‘distribution’ in de Amerikaanse Copyright Act. De behandeling van het verveelvoudigingsrecht is het meest interessant in deze context.

4. Verveelvoudiging
ReDigi’s proces om muziekbestanden te uploaden naar de Cloud Locker vormt het twistpunt in deze zaak. ReDigi legt het proces uit als de migratie van een bestand, in data pakketten, zodanig dat de data niet tegelijkertijd in twee locaties bestaat. Capitol Records weerlegt dit door te stellen dat het upload proces het kopiëren van een muziekbestand noodzakelijk maakt. De Amerikaanse Copyright Act kent de auteur het exclusieve recht toe om onder meer:

“to reproduce the copyrighted work in copies or phonorecords, to distribute copies or phonorecords of the copyrighted work to the public by sale or other transfer of ownership and to publicly perform and display certain copyrighted works.”

Tussen partijen staat vast dat Capitol Records auteursrechthebbende is van een aantal werken verkocht via ReDigi en dat als Capitol Records geen toestemming heeft verleend om voor de reproductie en distributie er sprake is van inbreuk. Onder de Amerikaanse auteurswet is er sprake van een reproductie als een auteursrechtelijk beschermd werk wordt vastgelegd in een nieuw material object, in dit geval een nieuw fonogram dat kan worden aangemerkt als een kopie. Op het moment dat de gebruiker een digitaal muziekbestand upload naar de persoonlijke Cloud Locker, wordt een kopie gemaakt. Ook wanneer een gebruiker een muziekbestand download uit de Cloud Locker en dit opslaat op de computer. Voor het maken van deze kopie heeft men ReDigi toestemming van de auteursrechthebbende nodig. Sullivan oordeelt het technisch onmogelijk is om een digitaal muziekbestand te versturen via het internet, zonder daarvan kopieën te maken:

 

"Because the reproduction right is necessarily implicated when a copyrighted work is embodied in a new material object, and because digital music files must be embodied in a new material object following their transfer over the Internet, the Court determines that the embodiment of a digital music file on a new hard disk is a reproduction within the meaning of the Copyright Act,"

Sullivan oordeelt dat het resale proces(het uploaden en downloaden) van ReDigi het maken van een nieuw exemplaar verondersteld waardoor er sprake is van inbreuk. Het enkele feit dus dat een bestand van de ene harde schijf naar de andere wordt verplaatst, houdt dus al een verveelvoudiging in. Dat het originele bestand wordt verwijderd wordt niet van belang geacht.

5. Verweren van ReDigi
Wanneer vaststaat dat sprake is van een schending van het distributierecht en het verveelvoudigingsrecht, gaat de rechter verder met de behandeling van de verweren van ReDigi, namelijk fair use en first sale.

5.1. Fair use
ReDigi verweerde zich tegen de claim van Capitol Records met onder meer de stelling dat de werkwijze van ReDigi valt onder fair use. De rechter stelt echter al snel vrij stellig vast dat ReDigi geen beroep op fair use kan doen. Het up en downloaden van muziek van en naar je persoonlijke ReDigi locker valt wel binnen fair use, maar het verkopen van die muziekbestanden niet. Dat komt voornamelijk omdat de doelstelling van ReDigi commercieel is. Ook speelt mee dat het werken betreft met een hoge creatieve waarde, die volledig worden verzonden en dat ReDigi een negatieve impact hebben op de markt zal hebben.

5.2. First sale
ReDigi doet ook een beroep op de first sale doctrine. In Section 109 van de Copyright Law of the USA staat deze als volgt verwoord:

“the owner of a particular copy or phonorecord lawfully made under this title, or any person authorized by such owner, is entitled, without the authority of the copyright owner, to sell or otherwise dispose of the possession of that copy or phonorecord.”

ReDigi stelt dat haar dienst het doorverkopen van legaal gekochte muziekbestanden inhoudt, zodat de rechten van Capitol Records zijn uitgeput.

Dit verweer gaat alleen al niet op omdat de rechter heeft geoordeeld dat ReDigi een verveelvoudiging maakt. De first sale doctrine biedt alleen een verweer voor distributie, niet voor verveelvoudiging. Omdat er noodzakelijk een kopie wordt gemaakt van het bestand, gaat het niet meer om hetzelfde exemplaar. De rechter maakt duidelijk dat de first sale doctrine daardoor alleen kan gelden voor fysieke exemplaren zoals boeken of cd’s.

Daarnaast acht de rechter relevant dat de muziekbestanden niet rechtmatig verkregen zijn door ReDigi. De rechter heeft namelijk al geoordeeld dat de verveelvoudiging van de muziekbestanden onrechtmatig was. Dit terwijl voor een beroep op de first sale doctrine vereist is dat het exemplaar legaal (dus met toestemming van de rechthebbende) is gemaakt. Overigens werd onlangs nog geoordeeld dat het in dat geval niet uitmaakt of het exemplaar in de VS zelf of ergens anders op de wereld is gemaakt.

6. Toepassing in Europa
6.1. Verveelvoudiging
Vertalen we deze situatie naar Nederland, dan zou de vraag kunnen opkomen of de handelwijze van ReDigi ook naar Nederlands recht een verveelvoudiging oplevert. Daarbij is in het bijzonder interessant om na te gaan of een beroep op art. 13a Aw een kans van slagen heeft. Dat artikel bepaalt kort gezegd dat een tijdelijke reproductie die technisch noodzakelijk is, niet als verveelvoudigingshandeling wordt beschouwd.

Met betrekking tot software geldt in het bijzonder dat in artikel 45j Aw is bepaald dat elke verveelvoudiging die noodzakelijk is voor het gebruik van de software, geen inbreuk oplevert. Het is dus niet vanzelfsprekend dat de handelwijze van ReDigi in Nederland ook als een ongeoorloofde verveelvoudiging zou worden gezien.

6.2. Uitputting
In de Europese Auteursrechtrichtlijn en in de Nederlandse Auteurswet zijn bepalingen opgenomen over de uitputtingsleer. Deze leer is vergelijkbaar met de first sale doctrine. Op sommige punten verschilt de Europese regeling van de Amerikaanse. In Europa is niet vereist dat het exemplaar legaal gemaakt is, maar wel dat het exemplaar met toestemming van de rechthebbende voor het eerst in de Europese Unie op de markt is gebracht. De Europese uitputting is dus wel territoriaal beperkt, terwijl de Amerikaanse dat niet is.

Waar de Amerikaanse rechter duidelijk heeft gemaakt dat uitputting alleen kan gelden voor fysieke exemplaren, bestaat daarover in Europa nog discussie. Afgelopen zomer nog heeft het Europese Hof een belangrijk arrest gewezen over de toepassing van uitputting op digitale werken, het UsedSoft arrest. Het Hof oordeelde dat er sprake kan zijn van uitputting ten aanzien van software, ook wanneer het niet-fysieke exemplaren betreft. Dat is het geval wanneer er tegen betaling een eeuwigdurend gebruiksrecht is verkregen.

Het Hof komt tot die conclusie omdat er dan functioneel en economisch geen verschil is met de situatie dat je een fysiek exemplaar koopt. Dat geldt ook voor digitale muziekbestanden. Ook bij iTunes krijg je tegen eenmalige betaling een eeuwigdurend gebruiksrecht. Voor de gebruiker voelt het aanschaffen van een iTunes liedje als het ‘kopen’ daarvan. Het Europese Hof zal dat dan ook waarschijnlijk als een koop aanmerken, waarop uitputting van toepassing kan zijn. De Amerikaanse rechter komt echter niet eens toe aan de vraag of er sprake is van ‘sale’, omdat het beroep op de first sale doctrine al vastloopt op het feit dat sprake is van een (ongeoorloofde) verveelvoudiging.

Het Hof vindt het, net als de Amerikaanse rechter, wel van belang dat er evenveel exemplaren blijven bestaan. Er mag dus geen sprake zijn van een verveelvoudiging van het werk, maar het moet gaan om distributie. Dat brengt mee dat de persoon die de software doorverkoopt zijn eigen exemplaar moet verwijderen.

De redenering in het UsedSoft arrest geldt in beginsel alleen voor software. Het Hof oordeelt immers specifiek ten aanzien van de Softwarerichtlijn dat de wetgever van de EU immateriële en materiële exemplaren heeft willen gelijkstellen. Muziekbestanden vallen niet onder de bescherming van de Softwarerichtlijn. Het is dus de vraag of de redenering van het arrest ook op andere auteursrechtelijk beschermde werken dan computerprogramma’s kan worden toegepast. Een hobbel voor toepasselijkheid op werken anders dan software is overweging 29 van de Auteursrechtrichtlijn, die uitputting ten aanzien van niet fysieke exemplaren lijkt uit te sluiten.

Omdat het Hof een sterke nadruk legt op de ratio van het auteursrecht en de uitputtingsleer lijkt het me niet ondenkbaar dat het Europese Hof in deze zelfde zaak tot een ander oordeel zou komen. De bedoeling is immers dat de rechthebbende een passende vergoeding kan vragen voor het eerste vermarkten van zijn werk. Wanneer hij die vergoeding al heeft gehad, is het niet meer wenselijk om de rechthebbende ook bij iedere wederverkoop de mogelijkheid te bieden om een vergoeding te vragen. Economisch gezien maakt het hiervoor niet uit of de eerste verkoop of de wederverkoop via een fysiek exemplaar of via een download geschiedt.


Anke Verhoeven en Bindu De Knock

Op andere blogs:
De Vos - blog (Wonkavision – geen uitputting voor digitale muziekbestanden)

IEF 12517

Muzikanten mogen op een houtje bijten, muzikantengages bereiken historisch dieptepunt

Erik Thijssen, 'Muzikanten mogen op een houtje bijten', SENA Performers Magazine 2013-2.

Erich at Artscape

Muzikantengages dreigen inmiddels een historisch dieptepunt te bereiken. Hoe valt hierin verandering te brengen? En kan Sena een bijdrage leveren? (...)

Anita Verheggen, lid van de Raad van Aangeslotenen , sectieafgevaardigde van de sectie uitvoerende kunstenaars: ‘Het kan niet zo zijn dat met dat geld louter technici en organisatoren volgens cao-schalen worden ingehuurd, terwijl musici voor minder dan de gangbare onkostenvergoeding staan te spelen. Maar dat is in de praktijk toch steeds meer de situatie waar musici mee geconfronteerd worden.´ (...) - ‘We denken aan gedifferentieerde minimumgages en willen daarnaast overleg gaan voeren met collega-CBO’s als Buma/Stemra en Norma. Zij spelen op eenzelfde manier een belangrijke rol om, juist nu de overheid zich als subsidiegever terugtrekt, een levend en innoverend live-circuit mogelijk te maken.’

Dat is misschien niet de primaire taak van een rechtenorganisatie, maar wel een belangrijke. Dankzij onder meer Sena en Buma/Stemra kunnen evenementen als Eurosonic Noorderslag, de Jazzdag, het Amsterdam Dance Event en veel kleinere festivals blijven bestaan. Dat is voor de ontwikkeling van de Nederlandse muziek en de Nederlandse muziekcultuur van enorm belang.

Dit is een bewerking van het volledige artikel van Anita Verheggen, 'Dure hobby? Muzikantengages bereiken historisch dieptepunt', in: Ntb - Muziekwereld 2012-4, via www.ntb.nl.

Als de huidige muzikantengages een graadmeter zijn voor de toekomst van het vak, moeten we professionele performers straks met een lantarentje zoeken. De gages zakken naarmate het economische klimaat verder verslechtert. Maar wat is eigenlijk een redelijke gage? En is dat in deze tijden nog haalbaar? Zijn musici vooral bezig met een dure hobby of zit er nog muziek in een professionele toekomst?
IEF 12516

Listig behoud van ‘Het Achterhuis’

Bas Kist, 'Listig behoud van 'Het Achterhuis', NRC 29 maart 2013.

anne frank (2)

Kun je van een boektitel een merk maken? Het fonds dat de rechten op het dagboek van Anne Frank bezit, probeert het.

Het duurt niet zo heel lang meer en dan is het gedaan met de auteursrechten op Het Achterhuis, het dagboek van Anne Frank. Volgens de Nederlandse Auteurswet eindigen auteursrechten op de eerste januari na de 70ste sterfdag van de maker. Voor Het Achterhuis betekent dit dat de rechten op 1 januari 2016 aflopen. Vanaf die dag staat het iedereen vrij het werk op welke manier dan ook openbaar te maken of te publiceren.

Dat gaat ons niet gebeuren, moet het in Zwitserland gevestigde Anne Frank Fonds gedacht hebben. Het fonds, dat de rechten op Het Achterhuis bezit, ligt al jaren in de clinch met de Anne Frank Stichting, de Nederlandse beheerder van het Anne Frank Huis. De partijen ruziën voornamelijk over de Anne Frank-archieven en -rechten. Het moet voor de Zwitsers geen prettig idee zijn dat de Nederlandse tegenspeler straks ook Het Achterhuis kan exploiteren.

En dus verzon het fonds een list. Vooruitlopend op de dag dat Het Achterhuis definitief in het publieke domein zal vallen, deponeerde het fonds de naam ‘Het Achterhuis’ in juli 2011 als merk in het Benelux Merkenregister voor onder andere boeken, films en dvd’s. Een interessante zet, want anders dan het auteursrecht is een recht op een merk niet eindig. Wie zijn merkrechten elke 10 jaar netjes verlengt, heeft in principe een eeuwigdurend recht.

Het Anne Frank Fonds is niet de bedenker van deze kunstgreep. Dat is vermoedelijk uitgeverij Kluitman uit Alkmaar. Kluitman was jarenlang de uitgever van de kinderboekenserie Dik Trom van schrijver C. Joh. Kieviet. Toen de rechten op Dik Trom in 1982 na veel succesvolle jaren in het publieke domein vielen, begon Kluitman wild omzich heen te slaan en voerde hij verschillende juridische procedures [red. Arr. Rb. Haarlem 25 januari 1983] tegen de ‘nieuwe’ uitgevers van Dik Trom. Na een verloren zaak in maart 1982, maakte Kluitman zijn laatste troef bekend: hij had – al in 1978 – de naam Dik Trom als merk [red. voorbeeld] geregistreerd en liet nu onderzoeken of hij daarmee nieuwe Dik Trom-boeken kon verbieden.

Na berichten in de media ging de Tweede Kamer zich ermee bemoeien. Kamerleden vroegen of op deze manier niet een belangrijk kenmerk van het auteursrecht – de tijdelijkheid – werd gefrustreerd. En kan je überhaupt merkrechten krijgen op titels van boeken of namen van hoofdpersonen van werken die in het publieke domein zijn gevallen? Het antwoord van de verantwoordelijke minister in 1982 kwam erop neer dat dit aan een rechter voorgelegd moest worden [red. Aanhangsel van de Handelingen II, 1981/82, nr. 198, p. 391-392.]. Omdat Kluitman de zaak niet verder op de spits dreef, bleven de vragen onbeantwoord.

Maar misschien komt er binnenkort duidelijkheid over dit soort pogingen tot kunstmatige verlenging van rechten op boektitels. Het blijkt namelijk dat de merkregistratie van Het Achterhuis onlangs is geweigerd. Volgens het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom BBIE kan de titel van een boek geen merk zijn en dat geldt zeker voor zo’n wereldberoemde titel als Het Achterhuis.

De titel is niet meer dan een beschrijving van de inhoud van het boek en heeft geen onderscheidend vermogen, aldus het BBIE.Het Zwitserse fonds legt zich hier niet bij neer en is in beroep gegaan bij het Gerechtshof in Brussel. Daar wordt de zaak half mei behandeld.

IEF 12512

Opinie naar aanleiding van gestelde vragen in Svensson v Retriever

Charlie Engels en Anja Kroeze, 'Opinion regarding the questions in the preliminary ruling case of Svensson/Retriever', IE-Forum.nl IEF 12512.

Redactionele bijdrage ingezonden door Charlie Engels en Anja Kroeze, Buma/Stemra.

Een opinie naar aanleiding van gestelde prejudiciële vragen [IEF 12057]. This article aimed to provide an insight with regard to the issues that surround linking in the music industry. Obviously the questions that were posed to the Court resulted from a very different factual background. But the decision of the Court in this case will probably have important implications that will reach far beyond this particular background. A lot of different industries will be affected.

Needless to say, it will not be easy for the Court to provide answers which will easily fit the different appearances of linking and all the different types of business models that are out there. Therefore the Court should apply a great deal of caution when answering the questions and keep in mind the far reaching effects that its judgment will have.

The technique of (normal) hyperlinking forms an essential part of the way internet functions and there are probably very few parties that would wish the Court to state that this form of hyperlinking is always a communication to the public. This would indeed lead to undesirable situations. However, as has been described above, not every type of link results in the same effect, and the situations in which links are used often also differ considerably. Especially when it comes to embedding and framing, it is clear that this encompasses more than mere referencing.

The Court may have concerns with regard to the impact its decision could have on the free flow of information and certain fundamental rights, if it were to decide that some forms of hyperlinking constitute a copyright infringement. In this regard it is probably important to keep in mind that, as the Court has pointed out in its judgment in the case of Scarlet/Sabam, the national courts will always have to strike a fair balance between the protection of intellectual property rights on the one hand and other fundamental rights such as the freedom to receive or impart information and the freedom to conduct business on the other hand.38 In the event that the Court were to come to the conclusion that certain types of links are to be regarded as a communication to the public (in particular situations), the judgment of the Court in the aforementioned case would probably prevent any excessive enforcement of intellectual property rights in this regard.

IEF 12502

Van Leidse feestwijzer tot Duitse anti-Google-news-wet

Een bijdrage ingezonden door Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap / Universiteit Leiden.

Op 21 november 1892 werd de geschriftenbescherming voor het eerst door de Hoge Raad erkend. Op 22 maart 2013 stemde de Bundesrat in met de invoering van een Leistungschutzrecht voor Presseverleger, de Duitse anti-Google-news-wet.

Het arrest en de conclusie uit 1892 kennen veel interessante deelonderwerpen, taalkundige pareltjes en stof tot nadenken. (Wat te denken van een uitspraak in cassatie veertien maanden nadat de inbreuk zich heeft voorgedaan?) De Duitse anti-Google-news-wet stuit op veel weerstand, maar gaat er vermoedelijk wel komen.

Voor “wien de tijd tot lezen dikwerf ontbreekt1” zullen Bernt Hugenholtz en Dirk Visser op 3 april a.s. spreken over de geschiedenis en de voorgenomen afschaffing van de geschriftenbescherming en de mogelijkheid en wenselijkheid van anti-Google-news-wetten.

HR 21 november 1892 (Leidse Feestwijzer)
Op 28 september 1891 werd een drukwerk getiteld “Gedenkdag van Leidens ontzet. Feestwijzer. Zaterdag 3 Oct. 1891" te Leiden uitgegeven en verspreid. De inhoud van deze Feestwijzer werd vrijwel volledig overgenomen in het Leidsche Dagblad van 30 september 1891. Het Hof Den Haag verklaarde de uitgever van het Leidsch Dagblad op 5 mei 1892 schuldig aan opzettelijke inbreuk op eens anders auteursrecht en veroordeelde hem tot een boete van f 25. Het Hof vernietigde daarmee het vonnis van de Rechtbank Den Haag van 29 februari 1892. Op 21 november 1892 verwerpt de Hoge Raad het beroep in cassatie. De Hoge Raad overwoog

dat in de Memorie van Toelichting bij de Auteurswet van 1881 “wel wordt gezegd dat “het wetsontwerp regelt het auteursrecht, t.w. het recht van schrijvers van letterkundige werken”, maar dat daaraan onmiddellijk wordt toegevoegd: “benevens van die werken, welke, aan eerstgenoemden zeer nauw verwant, insgelijks een voorwerp van den boekhandel uitmaken. Uitgesloten zijnde voortbrengselen van schilder- en beeldhouwkunst”;

Dat derhalve in die zinsnede niet tegenover elkander worden gesteld de geschriften van letterkundigen en die van anderen aard, maar tegenover al wat een voorwerp van den boekhandel uitmaakt worden gesteld voortbrengselen van de beeldende kunst, welke laatste buiten de voorgestelde regeling zouden vallen, terwijl voor het eerste, zonder beperking, die regeling van toepassing zou zijn. […]

O. dat bij het middel nu wel wordt beweerd, dat voor de toepassing van art. 349bis Strafrecht het mede vereischt zou zijn, dat de dader gehandeld hebben met de zucht naar onbehoorlijk winstbejag of, zoals het bij pleidooi is uitgedrukt, met het oogmerk om te benadeelen, doch dat deze stelling is onjuist, omdat het art. van zoodanig oogmerk niet spreekt en het woord opzettelijke in dat art. geen anderen zin heeft dan overal elders in het wetboek

Dat het art. alzoo met die uitdrukking geen anderen eisch stelt dan dat de dader opzettelijk de handeling pleegde, waardoor op eens anders recht inbreuk werd gemaakt”.

Enkele citaten uit de conclusie van advocaat-generaal Gregory bij HR 21 november 1892:

“Verder is het begrip “nieuws” zeer betrekkelijk. Wat omtrent de aanstaande feestelijkheden aan de inwoners eener gemeente wellicht reeds lang in de verschillende bijzonderheden bekend was, is voor elders woonachtigen, aan wie de courant uit de gemeente wordt toegezonden, inderdaad “nieuws”. Bovendien is het niet altijd le charme de l’iconnu die een bericht belangrijk maakt. Bijv. bij een kort geleden plaats gehad hebbende moord of bij heerschende ziekten, zoals cholera waaromtrent gedurende eenige dagen allerlei berichten in de dagbladen werden medegedeeld, kan een courantier aan velen wien de tijd tot lezen dikwerf ontbreekt, een dienst bewijzen door al die berichten nog eens achter elkander af te drukken”.

“Het was den wetgever te doen het recht van den auteur te handhaven, onverschillig of dit door een ander uit winstbejag, dan wel om andere redenen, bijv. uit haat of nijd werd geschonden”.

Het Leistungschutzrecht voor Presseverleger

§ 87f Presseverleger
(1) Der Hersteller eines Presseerzeugnisses (Presseverleger) hat das ausschließliche Recht, das Presseerzeugnis oder Teile hiervon zu gewerblichen Zwecken öffentlich zugänglich zu machen. Ist das Presseerzeugnis in einem Unternehmen hergestellt worden, so gilt der Inhaber des Unternehmens als Hersteller.
(1) Der Hersteller eines Presseerzeugnisses (Presseverleger) hat das ausschließliche Recht, das Presseerzeugnis oder Teile hiervon zu gewerblichen Zwecken öffentlich zugänglich zu machen, es sei denn, es handelt sich um einzelne Wörter oder kleinste Textausschnitte.
(2) Ein Presseerzeugnis ist die redaktionell-technische Festlegung journalistischer Beiträge im Rahmen einer unter einem Titel auf beliebigen Trägern periodisch veröffentlichten Sammlung, die bei Würdigung der Gesamtumstände als überwiegend verlagstypisch anzusehen ist und die nicht überwiegend der Eigenwerbung dient. Journalistische Beiträge sind insbesondere Artikel und Abbildungen, die der Informationsvermittlung, Meinungsbildung oder Unterhaltung dienen.

De beperking op het recht die nadrukkelijk niet geldt voor gewerbliche Anbieter von Suchmaschinen

„Zulässig ist die öffentliche Zugänglichmachung von Presseerzeugnissen oder Teilen hiervon, soweit sie nicht durch gewerbliche Anbieter von Suchmaschinen oder gewerbliche Anbieter von Diensten erfolgt, die Inhalte entsprechend aufbereiten“.

Beteiligungsanspruch des Urhebers

„Der Urheber ist an einer Vergütung angemessen zu beteiligen.“

Het wetsvoorstel
Het amendement aangenomen door de Bundestag:
Kritische motie van de Bundesrat

 

D.J.G. Visser

1 Citaat uit de conclusie van advocaat-generaal Gregory bij HR 21 november 1892.
Ten overvloede, het eerste arrest van de Hoge Raad waarin de bescherming van niet-oorspronkelijke geschriften werd bevestigd; HR 29 april 1895 W6647 (Rotterdamse kerkblad). en meer geschriftenjurisprudentie.

IEF 12498

De Amerikaanse uitputtingsslag om studieboeken

L.E. Fresco, Kirtsaeng v. Wiley: de Amerikaanse uitputtingsslag om studieboeken, IE-Forum.nl IEF 12498.

Een redactionele bijdrage ingezonden door Laura Fresco, Hoyng Monegier LLP.

Uitputting van IE-rechten blijft de gemoederen bezig houden. In de Verenigde Staten zijn de auteursrechthebbenden nog aan het bijkomen van de recente uitspraak van de Supreme Court in de zaak Kirtsaeng v. Wiley, waarin de wereldwijde uitputtingsleer wordt omarmd. Vrijwel meteen barstte discussie los of deze uitspraak ook gevolgen heeft voor andere IE-rechthebbenden binnen en buiten de VS.

Kirtsaeng v. John Wiley & sons
De casus is relatief simpel. De Thaise wiskundestudent Kirtsaeng importeerde via vrienden en familie honderden goedkope Engelse studieboeken vanuit Thailand, en verkocht die in Amerika op eBay door tegen een hogere prijs. De Amerikaanse uitgever van de studieboeken, Wiley & Sons, klaagde Kirtsaeng aan op basis van art, 106(3) jo. 603(a)(1) van de Copyright Law, waarin is bepaald dat het zonder de toestemming van de auteursrechthebbende importeren van een exemplaar van een werk dat buiten de VS is verkregen, auteursrechtinbreuk oplevert. Kirtsaeng beriep zich op de zogeheten first sale doctrine die is vervat in par. 109(a) van de Copyright Law

1. Kirtsaeng v. Wiley
2. Einde geografische prijsdifferentiatie?
3. Wereldwijde vs. EU-wijde uitputting
4. Oplossing in het merkenrecht?

Voor de uitputtingsleer onder het Amerikaanse auteursrecht is doorslaggevend of het exemplaar legaal (met toestemming van de rechthebbende) is gemaakt; waar die productie heeft plaatsgevonden is dan niet meer van belang. In artikel 4 lid 2 Auteursrechtrichtlijn en artikel 12b Auteurswet gaat het om de vraag of het exemplaar door of met toestemming van de rechthebbende voor het eerst in de Europese Unie is verkocht of anderszins de eigendom daarvan is overgegaan.

De auteursrechthebbende die alleen toestemming heeft gegeven voor de productie en verkoop van auteursrechtelijk beschermde producten in Azië, kan dus wel verbieden dat die producten op de EU op de markt worden gebracht, maar niet dat die in de Verenigde Staten worden doorverkocht.

Lees het gehele artikel IEF 12498

Op andere blogs:
IPKat (A Kat's perspective on Kirtsaeng: why is digital different from analogue?)

IEF 12473

SONT buigt zich over thuiskopievergoedingen voor 2014

Uit't persbericht: De Stichting Onderhandelingen Nationale Thuiskopievergoeding (SONT) start nog deze maand gesprekken over de thuiskopievergoedingen. De nieuwe AMvB die op 1 januari jongstleden is ingegaan, heeft een looptijd gekregen van 1 jaar. Dat biedt de mogelijkheid voor de Stichting om met belanghebbende brancheorganisaties de ervaringen tot nu toe met het SONT-besluit van vorig jaar te bespreken.

De voorzitter van de SONT, Marco Pastors, maakt nu bekend dat partijen die dat nog niet hebben gedaan, contact kunnen opnemen. De verwachting is dat de SONT medio dit jaar met een advies komt aan staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie.

De SONT zal advies uitbrengen over eventuele aanpassingen op haar besluit van vorig jaar over de hoogte van de thuiskopievergoeding en de voorwerpen waarop die rusten en voert marktonderzoek uit naar kopieergedrag. De thuiskopievergoedingen worden geïnd door de Stichting de Thuiskopie. Het advies dient als basis voor een algemene maatregel van bestuur die de staatssecretaris later dit jaar vaststelt.

De SONT is een overlegorgaan waarin betalingsplichtigen en de Stichting de Thuiskopie zijn vertegenwoordigd. De SONT-partijen zijn het beste in staat om te beoordelen welke vergoedingen passend zijn.

Partijen die nog niet eerder bij de besprekingen betrokken zijn geweest, kunnen zich melden bij de voorzitter via het secretariaat van de SONT: mevrouw M. van Vliet, telefoon (070) 310 91 01, e-mail.

Meer lezen: Besluit op hoofdlijnen

IEF 12448

Hoe vier auteursrechtindustrieën thuiskopiemaatregelen implementeren

Roberto Camerani, e.a., Private Copying, IPO | Patent Office 2013.

De IPO (Verenigd Koninkrijk) heeft een studie gedaan naar hoe vier auteursrechtindustrieën thuiskopiemaatregelen hebben geïmplementeerd en of de kosten van het product (voldoende) het thuiskopierecht weerspiegelt.

Music database (5.94Mb)
Film database (907Kb)
eBook database (672Kb)
Software database (386Kb)

Main findings

Music: We did not find any evidence in support of a widely-held view that stores are including in their price the permission to copy. All digital albums are allowed to be copied for personal use, as opposed to CD albums that cannot be copied. In spite of this, we found that digital music is associated with a lower price compared to a CD. Whether the lower price depends on the store, on the intangible nature of the product, or on the possibility to copy, cannot be determined due to the lack of variability in the explanatory variables. However as private copying for personal use is widespread and allowed in the UK, it is plausible that private copying is already largely or fully priced in the UK market. Consumers and producers of music appear to expect that music will be copied for personal non-commercial use and all downloads are sold on these terms.

Films: In parallel with traditional films, which come with only one license (e.g. Blu-Ray and DVD), the film industry has found different ways to allow users to have more than one copy of the films they purchase. Examples can be found in the sales of digital films (which could be copied onto a number devices), by bundling multiple formats in the same package (which may also include a complimentary downloadable digital copy), or through new kinds of licenses, such as Ultraviolet. We found a positive relationship between price and film copies. In particular, since different types of formats have different impacts on price, we can conclude that film stores charge users not simply to have more copies, but to have the opportunity to choose from a higher variety of available choices.

Books: All the bookstores in the sample allow users to make copies of their eBooks. In particular, the copying terms and conditions are enforced using technologies embedded in the eBooks (DRMs) which are able to limit the number of copies that users is allowed and the kinds of devices in which the eBooks may be read on (e.g. smartphones, tablets, eBook readers). The influence of the number of copies allowed and the number of allowable devices on the price could not be determined because (1) of the lack of variability in the explanatory variables, and (2) to the fact that the large majority of price dissimilarities were captured by the difference between traditional books and eBooks. However, when considering that they are allowed to be copied, eBooks are on average less expensive than physical books (which are not allowed to be copied). This premium for a physical book is of course likely to be explained by manufacturing costs and the value consumers place on physical features, rather than on the number of copies that can be made from it.

Software: This market case was used partly as a control case as it would notionally not be affected by a private copying exception. However, it is a sector, which actively tries to price for additional copies. The analysis suggests that software producers charge a price that reflects the possibility of making additional copies. In other words, a higher number of copies is associated with an increase in the price. However, this effect becomes smaller as the number of copies increases.

IEF 12445

Today's rights management the Dutch way

Stichting Reprorecht, Today's rights management the Dutch way, Hoofddorp 2013.

VOI©E bericht: Ter gelegenheid van een bijeenkomst van de internationale reproductierechten organisaties IFRRO met ‘governance’ als thema heeft Stichting Reprorecht een Engelstalig boekje gepresenteerd over de bereikte kwaliteitsverbeteringen in het Nederlandse collectief beheer, met name door het in 2011 ingestelde CBO-Keurmerk dat internationaal als een unicum kan worden gezien.

De ontwikkeling van het Nederlandse CBO-Keurmerk wordt ook in het buitenland met interesse gevolgd. Binnen WIPO is in 2012 een discussie gestart over een internationale kwaliteitsstandaard voor collectief beheer op basis van zelfregulering in het kader van het TAG-project (Excellence in Transparancy, Accountability and Governance.

De Nederlandse collectief beheer sector heeft in 2008 de branchevereniging VOI©E opgericht, met name om een concrete en constructieve invulling te geven aan de roep vanuit overheid en het betalingsplichtige bedrijfsleven om meer transparantie en harmonisatie in het rechtenbeheer. De gedragscode die de leden van VOI©E bij de oprichting hebben onderschreven is in de jaren daarna omgezet in een kwaliteitskeurmerk met een onafhankelijke toetsing, dat in 2011 voor het eerst aan alle leden verleend is. Voldoen aan de vereisten van het CBO-Keurmerk is nu een voorwaarde voor het lidmaatschap van VOI©E.

 

Het boekje 'Today's rights management the Dutch way' gaat in op de totstandkoming van het CBO-Keurmerk en van de Richtlijnen goed bestuur en integriteit die daar een integraal onderdeel van uitmaken. Vervolgens wordt het certificatieproces beknopt beschreven en wordt besproken hoe het keurmerk bijdraagt aan toenemende transparantie en vertrouwen in de sector. Het tweede deel van het boekje bevat een Engelse vertaling van de CBO-Keurmerkcriteria en van de Richtlijnen goed bestuur en integriteit cbo's.

 

VOI©E heeft uiteraard meegewerkt aan de publicatie, maar de credits gaan naar Martèl Bakker Schut die als manager van stichting Reprorecht het initiatief heeft genomen en naar Willem Wanrooij, die ook het eerdergenoemde WIPO TAG-project ondersteunt, die zorg heeft gedragen voor selectie en redactie.