Auteursrecht  

IEF 9217

Downloaden uit illegale bron toegestaan

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 15 november 2010, LJN: BO3982, ACI c.s. tegen Stichting De Thuiskopie & SONT (met dank aan Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. 34 pagina’s thuiskopievergoeding. 'Bij de vaststelling van de hoogte van de Thuiskopievergoeding in aanmerking te nemen factoren. Downoaden uit illegale bron is naar Nederlands recht toegestaan. Dit betekent dat daarmee bij de vaststelling van de hoogte van de Thuiskopievergoeding rekening moet worden gehouden.'

7.13 De zojuist genoemde uitspraken van de minister berusten klaarblijkelijk op de volgende gedachtegang. Zolang technische voorzieningen nog niet in voldoende mate beschikbaar zijn (zie rov. 6.10 hiervoor) is een verbod op het maken van privé-kopieen uit illegale bron in de prakrijk niet re handhaven (in latere brieven aan de Tweede Kamer over het auteursrechtbeleid heeft de minister hieraan toegevoegd dat aan zo'n verbod bovendien privacy-bezwaren kleven, TK 2008-2009, nr. 6 en TK 2009-2010, 29838, m. 22, p. 13). De facto zullen de rechthebbenden bij een verbod op downloaden uit illegale bron dus geen betaling kunnen ontvangen. Gelet hierop zijn op dit moment de wettige belangen van de rechthebbenden beter gediend bij een systeem waarin het downloaden uit illegale bron is toegestaan, aangezien dat met zich brengt dat daarvoor in ieder geval thuiskopievergoeding aan de rechthebbenden is verschuldigd. Derhalve worden de belangen van de rechthebbenden niet onredelijk geschaad door het toestaan van downloaden uil illegale bron en is voldaan aan de eisen die de ARl stelt, aldus, zo begrijpt het hof, de regering.

7.14 Het hof stelt vast dat in het door de regering voorgestane systeem overeind blijft dat downloaden uit illegale bron tot gevolg heeft dat illegaal uploaden wordt gestimuleerd en dat de rechthebbenden in dat systeem derhalve geconfronteerd blijven met de nadelige gevolgen van het illegaal uploaden die niet worden opgeheven door een thuiskopievergoeding. Het kan echter niet zonder meer worden gezegd dat reeds hierom het downloaden uit illegale bron in strijd is met (de 3e stap van) de drie-stappen-toets van artikel 5 lid 5 ARl nu alleszins denkbaar is dat die toets een concrete afweging van alle betrokken omstandigheden vergt, waaronder de omstandigheid dat een verbod op downloaden uit illegale bron op dit moment in de praktijk (nog) niet te handhaven is en de rechthebbenden daarom beter af zijn wanneer het downloaden uit illegale bron is toegestaan, en dat hiervan uitgaande de benadering van de minister in overeenstemming is met de (3e stap van de) driestappen-toets. Indien dit zo zou zijn, dan is het Nederlands recht zoals omschreven/uitgelegd in rov. 7.12 in fine wel richtlijnconform, en is downloaden uit illegale bron toegestaan.

7.1 5 Indien het echter zo zou zijn dat de (de 3e stap van) drie-stappen-toets zich tegen downloaden uit illegale bron verzet omdat dit tot gevolg heeft dat illegaal uploaden wordt gestimuleerd en voormelde concrete belangenafweging en vragen van handhaving (dus) geen doorslaggevende rol bij de beoordeling op basis van die toets spelen, dan is artikel 16c Aw in zoverre in strijd van de ARl. Gezien het in de eerste volzin van 7.14 overwogene is alsdan de afstand tussen hetgeen de ARl voorschrijft en hetgeen het Nederlandse recht inhoudt zo groot, dat de grens van richtlijnconforme interpretatie is bereikt. Dit geldt temeer nu in de Kabinetsreactie van 30 juni 2009 op het rapport van de "Werkgroep Auteursrecht" nog eens wordt bevestigd dat naar opvatting van de regering 'het downloaden van auteursrechtelijk beschermd materiaal (….) thans wel (is) toegestaan' (TK, 2009-2010, 28 838, nr. 22, blz. 14), waarmee blijkens de context van die woorden onmiskenbaar is bedoeld: downloaden uit illegale bron. Zeker gelet hierop zou de rechtszekerheid op onaanvaardbare wijze in het gedrang komen wanneer artikel 16c Aw op het punt van her downloaden uit illegale bron nu zou worden uitgelegd op de wijze als door ACI c.s. bepleit. Indien het Nederlandse recht in strijd zou zijn met de ARl, dan behoudt het Nederlandse recht zoals in rov. 7.12  in fine vastgesteld niettemin zijn gelding, zodat ook in dat geval in Nederland downloaden uit illegale bron is toegestaan.

7.16 Samenvattend. Ofwel aan de drie-stappen-toets is voldaan en dan is artikel 16c Aw, zoals uitgelegd onder 7.12 in fine,  in overeenstemming met de ARl ofwel aan de drie-stappen-toets is niet voldaan en dan is artikel 16c Aw, zoals uitgelegd in rov. 7.12 in fine, zozeer in strijd met de ARl dat richtlijnconforme interpretatie niet mogelijk is, zodat de in rov. 7.12 in fine  omschreven uitleg van artikel 16c Aw prevaleert. Het in rov. 7.9 onder a. genoemde argument van Thuiskopie treft bijgevolg doel, en daarmaa haar grief I in het incidenteel appel.

Lees het arrest, inmiddels ook rechtspraak.nl, hier of  hier (pdf).

IEF 9216

De wijze van belichting

Dyson (boven) - Dirt Devil (onder)Vzr. Rechtbank Amsterdam, 12 november 2010, KG ZA 10-1718 SR/MV, Dysron Ltd c.s. tegen Royal Appliance International GmbH (met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Stofzuigers & reclamemateriaal. Eiser Dyson stelt dat gedaagde met de  verhandeling van de VS8 stofzuiger (afbeelding onder) en het bijbehorende reclamemateriaal inbreuk maakt op het auteursrecht van Dyson (afbeelding boven). Wel auteursrecht op Dysons stofzuigers, geen inbreuk door de Dirt Devil van gedaagde. Vorderingen afgewezen.

Auteursrecht: 4.3. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de VS8 als een inbreuk op het auteursrecht op de Dysonstofzuiger kan worden aangemerkt. (…) De totaalindruk van de VS8 is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter minder robuust en “robotachtig” dan die van de VS8. De totaalindruk van de VS8 is lichter, kleiner en eenvoudiger dan die van de Dysonstofzuigers. In de VS8 zijn minder afzonderlijke details zichtbaar of zijn de wel zichtbare details minder opvallend vormgegeven. Wanneer de afzonderlijke elementen met elkaar worden vergeleken, zijn tal van verschillen te benoemen die bijdragen aan de verschillende totaalindrukken. (…)

Slaafse nabootsing: 4.4. Weliswaar is verdedigbaar dat Royal Appliance zich op zijn minst heeft laten inspireren door Dyson (en - zoals hiervoor reeds weergegeven – op sommige punten de grenzen van het toelaatbare heeft opgezocht), maar dat neemt niet weg dat Royal Appliance op tal van andere punten (…) is afgeweken van het Dysonontwerp. Daar komt bij dat Royal Appliance haar merk Dirt Devil redelijk prominent op de stofzuiger heeft geplaatst. (…) De verwarring bij de gemiddeld oplettende consument is voorshands echter niet dermate aannemelijk dat op grond hiervan de (verstrekkende) vorderingen van Dyson bij wijze van voorlopige voorziening kunnen worden toegewezen.

Reclamemateriaal: 4.6. Die wijze van belichting maakt immers dat de uitstulpingen en de twee keer om de stofzuiger gedraaide slag – elementen die ook Dysonstofzuigers kenmerken –extra opvallen. Wat hier ook van zij,  de wijze van belichting van een product op een foto van een product kan niet bijdragen aan het oordeel dat sprake zou zijn van auteursrechtinbreuk of op slaafse nabootsing van het product zelf. De wijze van belichting speelt dan ook bij de vraag of vorderingen (geheel of gedeeltelijk kunnen worden toegewezen geen zelfstandige betekenis.

Lees het vonnis hier

IEF 9213

Het bestellen van ooievaars in China

Rechtbank Breda, 10 november 2010, HA ZA 10-557,  Happy Point tegen JB Inflatable BV (met dank aan Rik Geurts, QuestIE).

Auteursrecht. Bodem in geschil over opblaaspoppen (zie eerder vanaf IEF 8792). Inbreuk m.b.t. Abraham- en Sarahpop bevestigd. Dat gedaagde heeft voldaan aan het vonnis in kort geding, doet niet af aan het belang van eiser i.c. “Nu de rechtsverhouding tussen partijen op dit punt nog niet definitief bindend, door de rechter of anderszins is vastgesteld, heeft Happy-Point belang bij de onderhavige vorderingen. De vordering tot schadevergoeding vergt zo'n bindende vaststelling.”

De vorderingen m.b.t. dreigende inbreuk worden wel afgewezen. Geen inbreuk m.b.t. de opblaasbare ooiveaar: enkel het bestellen van ooievaars in China onvoldoende om inbreuk aan te nemen.

3.4. JB voert als meest verstrekkende verweer aan dat Happy-Point geen belang heeft bij haar vorderingen omdat JB heeft voldaan aan het vonnis in kort geding van 6 januari 2010.

3.5. Dit verweer wordt verworpen. Nu de rechtsverhouding tussen partijen op dit punt nog niet definitief bindend, door de rechter of anderszins is vastgesteld, heeft Happy-Point belang bij de onderhavige vorderingen. De vordering tot schadevergoeding vergt zo'n bindende vaststelling.

3.6. Tussen partijen staat vast dat JB inbreuk maakt op de auteursrechten van Happy- Point op de Abraham- en Sarahpop door die poppen te verveelvoudigen of openbaar te maken. De sub 1. gevorderde verklaring voor recht en het sub 2. gevorderde gebod zullen in zoverre worden toegewezen. De vorderingen zijn ook toewijsbaar voor zover deze zijn gebaseerd op de modelrechten van Happy-Point op de Abraham- en Sarahpop, nu JB hiertegen geen verweer heeft gevoerd.

3.7. Het sub 1. t/m 3. gevorderde zal ten aanzien van de dreigende inbreuk wordt afgewezen omdat de wet hiervoor geen grondslag biedt.

3.8. De vorderingen sub l. t/m 3. zullen eveneens worden afgewezen voor zover deze betrekking hebben op de auteurs- en modelrechten van Happy-Point op de ooievaar. Ter onderbouwing van haar stelling dat JB inbreuk maakt op haar auteurs- en modelrechten op de ooievaar beroept Happy-Point zich op productie 12 bij dagvaarding. Op grond van deze productie blijkt echter niet meer dan dat JB ooievaars bij een Chinese producent heeft besteld. Gelet op het bepaalde in artikel 13 Aw en artikel 3.16 BVIE is enkel het bestellen van ooievaars in China onvoldoende om inbreuk aan te nemen. (…)

(…)

3.1 0. (…) Voor toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat is voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Het feit dat inbreukmakend handelen op het auteursrecht van Happy-Point op de Abraham- en Sarahpop is vastgesteld, maakt dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Dat door JB een bedrag terzake van winstafdracht aan Happy-Point is betaald doet hier niet aan af. Happy-Point heeft ook reputatieschade en andere vermogensschade gesteld zodat de mógelijkheid dat Happy-Point meer schade heeft geleden dan reeds aan winstafdracht is betaald aannemelijk is. Anders dan JB meent is voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure niet vereist dat nu al concrete feiten met betrekking tot de hoogte van de schade en het causale verband moeten worden gesteld. Of er een daadwerkelijke grondslag voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding is moet in een eventuele schadestaatprocedure worden beoordeeld.

Lees het vonnis hier.

IEF 9207

Take for instance copyright

Neelie KroesSpeech Neelie Kroes, EU-Commissaris Digitale Agenda, Avignon, 5 november: A digital world of opportunities

"Today our fragmented copyright system is ill-adapted to the real essence of art, which has no frontiers. Instead, that system has ended up giving a more prominent role to intermediaries than to artists. It irritates the public who often cannot access what artists want to offer and leaves a vacuum which is served by illegal content, depriving the artists of their well deserved remuneration. And copyright enforcement is often entangled in sensitive questions about privacy, data protection or even net neutrality."

"(…) I believe that those who will prosper in the digital age are those who understand that convergence is one of the keys. The convergence of media provides an incredible opportunity for the artists and creators of our times, and also for their public – you and me. Just like cinema did not kill theatre, nor did television kill radio. The internet won't kill any other media either. (…) I think that is a realistic vision. But for that, we need to have the right building blocks.

Take for instance copyright. For 200 years, it has proved a powerful way to remunerate our artists and to build our creative industries. But copyright is not an end in itself. Copyright exists to ensure that artists will continue to create. Yet we see more and more often that it is not respected. In some sectors, the levels of piracy demand that we ask ourselves what are we doing wrong. We must ensure that copyright serves as a building block, not a stumbling block.

Look at the situation of those trying to digitise cultural works. Europeana, the online portal of libraries, museums and archives in Europe, is one key example. What a digital wonder this is: a single access point for cultural treasures that would otherwise be difficult to access, hidden or even forgotten.

Will this 12 million-strong collection of books, pictures, maps, music pieces and videos stall because copyright gets in the way? I hope not. But when it comes to 20th century materials, even to digitise and publish orphan works and out-of-distribution works, we have a large problem indeed. (…) Time alone will not solve the problems that have emerged.

Today our fragmented copyright system is ill-adapted to the real essence of art, which has no frontiers. Instead, that system has ended up giving a more prominent role to intermediaries than to artists. It irritates the public who often cannot access what artists want to offer and leaves a vacuum which is served by illegal content, depriving the artists of their well deserved remuneration. And copyright enforcement is often entangled in sensitive questions about privacy, data protection or even net neutrality.

It may suit some vested interests to avoid a debate, or to frame the debate on copyright in moralistic terms that merely demonise millions of citizens. But that is not a sustainable approach. We need this debate because we need action to promote a legal digital Single Marketin Europe.

My position is that we must look beyond national and corporatist self-interest to establish a new approach to copyright. We want "une Europe des cultures" and for this we need a debate at European level.

The Commission will soon make legislative proposals on orphan works and on the transparency and governance of the collective management societies. We will examine again the problem of divergent national private copy levies. We will also look into multi-territorial and pan-European licensing. And we will not stop exploring ideas for as long as the system is not working.

Instead of a dysfunctional system based on a series of cultural Berlin walls, I want a return to sense. A system where there is scope to create new opportunities for artists and creators, and new business models that better fit the digital age. We want to help you seize the opportunities of this age.

In conclusion, let the debate continue. It will be fierce, there are indeed hurdles. But our job is to look past them in order to clear them.

Speaking for myself, I will remember artists and citizens with each step forward. My sight will remain firmly on 'une Europe des cultures'.

Artists cast light on our world; our job is to let the light shine in. "

Lees de gehele speech hier.

IEF 9203

Behoefte aan uitwisselbaarheid

V.l.n.r. Traffic (Hedex), Johns (AIF)Vzr. Rechtbank Utrecht, KG ZA 10-877, 29 oktober 2010, All In Fashion B.V. tegen Hedex Fashion Group B.V. (met dank aan Camiel Beijer, Van Diepen Van der Kroef).

Auteursrecht Slaafse nabootsing. Opheffingskortgeding na ex parte. Vorderingen toegewezen: het in de beschikking toegewezen bevel wordt alsnog geweigerd. Geen auteursrechtelijke bescherming chino-broek 'Traffic' van Hedex (afbeelding links, verzoekster in de ex parte procedure) en geen slaafse nabootsing:  “dat (...) vormgeving en maatvoering voortvloeit uit de wensen (rond gebruiksgemak en lichaamsvorm) van de doelgroep (...) behoefte bestaat aan uitwisselbaarheid met de reeds bestaande zogenaamde chino [een bepaald model broek – IEF] en voorts dat de aan AIF verweten nabootsing van de specifieke kenmerkende elementen (…) juist die uitwisselbaarheid mogelijk maakt. Dat betekent dat de keuze voor een andere uitvoering van de Johns broek door Traffic zou afdoen aan de bruikbaarheid ervan. Dat betekent (…) dat, ook al zou de gelijkheid van de beide broeken tot de bedoelde verwarring leiden, geen sprake is van onrechtmatig handelen door AIF jegens Hedex door de nabootsing van de Traffic broek.

Auteursrecht: 4.5. De stelling van AIF dat alle vijf de elementen reeds voor 2002 voor kwamen in pantalons die (in Nederland) verhandeld werden, is door haar met bewijsbescheiden gestaafd (met name verkoopfolders met daarin afbeeldingen van die elementen) en door Hedex niet voldoende betwist. Daarmee staat vast dat aan die elementen in de Traffic broek niet een eigen oorspronkelijk karakter toekomt en dat Hedex ten aanzien van die elementen derhalve geen auteursrechtelijke bescherming geniet. Dat geldt ten aanzien van de riem bovendien op grond van het door Hedex erkende feit dat een ander van die riem auteursrechthebbende is. Gegeven dit oordeel, dient gekeken te worden of de combinatie van de elementen in zijn totaliteit een uniek, oorspronkelijk karakter heeft en een persoonlijke stempel van de maker draagt. AIF heeft, gezien producties 3 tot en met 12, voldoende aangetoond dat de elementen ook in hun (wisselende onderlinge) samenstelling ook al jarenlang bekend waren voor 2002. (…) Mede op basis van eigen waarneming van de broeken ter zitting acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat de Traffic broek door de combinatie van de vijf elementen daarom aan het hiervoor onder 4.3. geschetste criterium voldoet. Door Hedex is bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat - zoals zij beweert - haar keuze van de soort wol en katoen voor de Traffic broeken en hun precieze maatvoering (ook ondanks het voorgaande) ertoe leiden dat die broeken voor Hedex auteursrechtelijk beschermd zijn.

4.6. Uit het voorgaande volgt dat voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden dat aan de broek die Hedex onder de merknaam Traffic op de markt brengt (modellen C4553 en C5673) auteursrechtelijke bescherming toekomt. De primaire vordering van AIF zal daarom worden toegewezen, in die zin dat de beschikking van 21 september 2010, houdende het bevel als onder punt 2.8. weergegeven, zal worden herzien als na te melden.

Slaafse nabootsing: 4.15. Ook die kwestie moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten nadele van Hedex worden beslist. Nabootsing van een product van een ander, voor zover nodig om tegemoet te komen aan bij een deel van de afnemers bestaande wensen ten aanzien van uiterlijk of eigenschappen van een product, is op zichzelf niet onrechtmatig jegens de fabrikant van het nagebootste product, ook al zou die verwarring over de herkomst van het product kunnen wekken. Als door Traffic gesteld en door Hedex niet voldoende weersproken moet er hier van worden uitgegaan dat de door Hedex gehanteerde vormgeving en maatvoering voortvloeit uit de wensen (rond gebruiksgemak en lichaamsvorm) van de doelgroep, zijnde traditionele doch modebewuste mannen in de leeftijd vanaf 45 jaar, en dat die doelgroep zich bij de aankoop van een chino juist daardoor laat leiden. Voldoende aannemelijk is dan ook dat bij een aanmerkelijk deel van het desbetreffende publiek behoefte bestaat aan uitwisselbaarheid met de reeds bestaande zogenaamde chino en voorts dat de aan AIF verweten nabootsing van de specifieke kenmerkende elementen (met name de steekzakken voor en de coin pocket met het ronde stiksel in combinatie met de paspelzakken aan de achterkant met daarboven het merkteken, de stretchbanden, de plaats van de riemlussen, de bandverlenging van de knoop voor in zowel ronde als driehoekige vorm, alsmede de maatvoering) juist die uitwisselbaarheid mogelijk maakt. Dat betekent dat de keuze voor een andere uitvoering van de Johns broek door Traffic zou afdoen aan de bruikbaarheid ervan. Dat betekent voorst dat voorshands moet worden geoordeeld dat, ook al zou de gelijkheid van de beide broeken tot de bedoelde verwarring leiden, geen sprake is van onrechtmatig handelen door AIF jegens Hedex door de nabootsing van de Traffic broek.

Lees het vonnis hier.

IEF 9197

Het bewijs van geen van beide stellingen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 oktober 2010, HA ZA 09-287, Bonnie Doon Europe B.V. tegen Angro Hosiery B.V. c.s. (met dank aan Lars Bakers, Bingh)

Auteursrecht. Gemeenschapsmodellenrecht. ‘Beenmode’. Eiser Bonnie Doon stelt dat gedaagde Angro inbreuk maakt op haar auteurs- en niet-ingeschreven modelrechten m.b.t. de Exquisite Legging (afbeelding, links). Gedaagde Angro stelt in reconventie dat de Exquisite Legging juist inbreuk maakt op haar wel-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht en auteursrecht m.b.t. de Angro Legging.

Dat de Exquisite Legging van Bonnie Doon eerder is ‘gepresenteerd’ dan de Angro Legging wordt aangenomen: het geschil cirkelt rond de vraag wanneer de leggings van partijen nu precies zijn ontworpen en, daarmee samenhangend, of de legging van Angro is ontleend aan die van Bonnie Doon.  Aangenomen wordt dat de Exquisite Legging een auteursrechtelijk beschermd werk is en voorshands wordt ook aangenomen dat de Angro Legging een verveelvoudiging is, maar onduidelijk is of er sprake is van ontlening. De rechtbank draagt Angro daarom op te bewijzen dat de Angro Legging een 'zelfstandige schepping is die niet de vrucht is van ontlening.'

Over het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel van Bonnie Doon m.b.t. de Exquisite Legging, oordeelt de rechtbank dat een presentatie aan afnemers kan worden gekwalificeerd als ‘voor het publiek beschikbaar stellen’ in de zin van art. 11 lid 1 GModVo. Ook hier wordt voorshands aangenomen dat sprake is van namaak door Angro, tenzij Angro er in slaagt te bewijzen de Angro Legging een zelfstandige schepping is.

Mocht Angro slagen in het bewijs, dan dient zij echter t.g.v. een voorwaardelijke eis eveneens te bewijzen dat de Ango Legging niet is ontleend aan een eveneens door Bonnie Doon geopenbaard styling element (de bovenkant van de Lacy Ribbon sok). Als Angro ‘slaagt in de levering van het bewijs van geen van beide stellingen’ m.b.t. de Exquisite Legging wordt aan deze voorwaardelijke eis echter niet toegekomen.

Het ingeschreven Gemeenschapsmodel van Angro m.b.t. de Angro Legging wordt nietig verklaard wegens gebrek aan nieuwheid, aangezien de Exquisite Legging al eerder aan het publiek ter beschikking was gesteld.

De reconventionele  inbreukvordering van Angro wordt afgewezen. De Exquisite Legging van Bonnie Doon kan geen ontlening zijn van de Angro Legging, aangezien aangenomen wordt dat de Exquisite Legging is ontworpen voor de openbaarmaking  van de Angro Legging. 

Lees het vonnis hier.

IEF 9195

Een weinig gelukkige ontwikkeling

Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, aanhangselnummer 284. Antwoord van minister Bijsterveldt-Vliegenthart op vragen van het lid Harbers (VVD) aan de staatssecretaris van OCW over het terugsluizen van geld door de publieke omroep via een eigen muziekuitgeverij (ingezonden 20 mei 2010). Onder andere:

Vraag 2: Is het waar dat de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) jaarlijks 3 tot 4 miljoen euro terug naar de eigen kas sluist door auteursrechten op jingles en tunes onder te brengen in de eigen muziekuitgeverij Crossmex en muzikanten en liedschrijvers onder druk een contract te laten ondertekenen waarin ze hun werk ook bij deze uitgeverij onderbrengen? Zo ja, wist u hiervan en wat vindt u ervan?

Antwoord 2: (…) Het gevolg van de verplichting om het werk onder te brengen bij een aangewezen muziekuitgever is dat een deel van de BUMA-inkomsten wordt uitgekeerd aan de muziekuitgever. Dit is ook de gangbare contractpraktijk bij commerciële omroepen en producenten.  Ik acht deze praktijk onwenselijk, omdat het de positie van de individuele makers kan benadelen. Dit is alleen anders indien de maker vrijwillig instemt met de inbreng bij een muziekuitgeverij en hij daar zelf ook voordeel van heeft. Ik was al bekend met deze praktijk. (…)  Ten aanzien van langlopende netstylingmuziek, tunes en zenderjingles hanteren de NPO en Crossmex een aanvullende inkomstendelingsregeling. Die regeling houdt in dat als het auteursdeel van de BUMA-inkomsten boven een bepaalde grens komt, de auteur een percentage van zijn BUMA-inkomsten moet terugbetalen aan de omroep (zgn. kick-back). De NPO hanteert deze regeling, omdat er in het bijzonder bij in opdracht vervaardigde tunes en jingles, die zeer veelvuldig worden uitgezonden, vaak een onevenredigheid bestaat tussen de honorering (BUMA-gelden) en de door de componist te leveren prestatie.
Hoewel de NPO wettelijk verplicht is toe te zien op een doelmatige besteding van de omroepmiddelen vind ik het gebruik van dergelijke «kickback»-contracten een weinig gelukkige ontwikkeling, omdat hiermee het wettelijke systeem van collectief beheer van muziekrechten via contracten wordt omzeild. (…)

Lees alle vragen en antwoorden hier (over het hoofd gezien, met dank aan Gerben Kor, JPR).

IEF 9194

Nijntje is niet zo banaal of triviaal

Rechtbank Amsterdam, 2 november 2010, LJN: BO2607, Mercis B.V. Sanrio Company Ltd (met gelijktijdige dank aan Anne Bekema, Houthoff)

Auteursrecht. Merkenrecht. Karakter. Gedaagde Sanrio maakt met het karakter Kathy (onderdeel van "Hello Kitty") inbreuk op de auteurs- en merkrechten van Dick Bruna m.b.t Nijntje.

Auteursrecht: 4.4.   Over de vorderingen die zien op het auteursrecht wordt het volgende overwogen. Nijntje kenmerkt zich door elementaire kleuren, dikke lijnen, door de karakteristieke verhouding tussen hoofd en lichaam, de vorm van het hoofd, de oren, de (stand van de) ogen, het jurkje met het kraagje, de stand van de handen en voeten en het zogenaamde “andreaskruis”, als neusje/mondje. Nijntje heeft door dit alles een eigen en oorspronkelijk karakter en draagt hierdoor het persoonlijk stempel van de maker. Het werk Nijntje is het resultaat van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. Nijntje is niet zo banaal of triviaal dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen. Nijntje kan derhalve als een auteursrechtelijk beschermd werk als bedoeld in artikel 10 Auteurswet (Aw) worden aangemerkt. Het door Sanrio als productie 6 in het geding gebrachte “Umfeld” maakt dit niet anders. Deze productie bevat een aantal afbeeldingen van speelgoedkonijnen (die overigens slechts gedeeltelijk dateren van vóór 1955) en die naar het oordeel van de voorzieningenrechter dermate afwijken van Nijntje dat niet kan worden gezegd dat Nijntje hierdoor geen eigen en oorspronkelijk karakter zou hebben.

4.5. De auteursrechtelijk beschermde trekken van Nijntje, zoals hiervoor omschreven, zijn overgenomen in de figuur van Kathy. De dikke lijnen, de verhouding tussen hoofd en lichaam, de vorm van het hoofd, de oren, de (stand van de) ogen, het jurkje met het kraagje en de stand van de handen en voeten zijn nagenoeg identiek aan Nijntje. Wat verder overeenkomt is dat het mondje en het neusje samenvallen (bij Nijntje in de vorm van een “andreaskruis” en bij Kathy in de vorm van een rondje). Het enige duidelijk waarneembare verschil tussen Nijntje en Kathy is de strik die Kathy in een van haar oren draagt. Dit maakt echter niet dat de totaalindrukken van Nijntje en Kathy niet nagenoeg hetzelfde zijn. Er is dan ook, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, sprake van een inbreuk op de auteursrechten van Mercis. Bij dit oordeel is betrokken dat Nijntje thans (niet duidelijk is vanaf wanneer) wordt afgebeeld met ronde oren, derhalve met andere oren dan in het geregistreerde beeldmerk. De ronde oren van Kathy zijn identiek aan de ronde oren van Nijntje. Dat hier sprake zou zijn van “omgedraaide ontlening” (Nijntje zou de oren van Kathy hebben “overgenomen”), zoals door Sanrio ter zitting betoogd, is door haar niet aannemelijk gemaakt. Kathy is hoe dan ook van latere datum dan Nijntje en Sanrio heeft niet met stukken aangetoond wanneer Kathy is ontworpen en wanneer Nijntje ronde oren heeft gekregen.

Merkenrecht: 4.7.  Over de vorderingen die zien op het merkenrecht wordt het volgende overwogen. Sanrio zal niet worden gevolgd in haar verweer dat Nijntje niet als merk (ter onderscheiding van waren of diensten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 BVIE), maar slechts als karakter wordt gebruikt. Binnen de beperkingen die gelden in ieder kort geding, en zeker gezien het feit dat Sanrio dit verweer pas voor het eerst ter zitting heeft opgeworpen, heeft Mercis voldoende aannemelijk gemaakt dat Nijntje wel als merk wordt gebruikt. Zo heeft zij ter zitting een poppetje van Nijntje getoond en in het geding gebracht dat zich bevindt in een doosje waaraan een label is gehecht voorzien van het beeldmerk Nijntje. Evenmin zal Sanrio worden gevolgd in haar verweer dat Nijntje geen merk kan vormen omdat het een teken betreft dat een wezenlijke waarde aan de waar geeft (artikel 2.1 lid 2 BVIE). Dit artikel ziet immers op vormmerken. Van een vormmerk is sprake wanneer het merk “samenvalt” met de waar die het beoogt te onderscheiden dan wel met de verpakking ervan. Daarvan is in het geval van Nijntje geen sprake. Nijntje is een beeldmerk dat zich op verschillende wijzen “materialiseert” (tweedimensionaal in boekjes en als afbeelding op andere gebruiksvoorwerpen en in films, driedimensionaal als speelgoedpoppetje etc.). Voorshands is onvoldoende aannemelijk geworden dat Nijntje een verval- of nietigheidsactie niet zal overleven. In dit geding zal dan ook worden uitgegaan van de geldigheid van het beeldmerk Nijntje, zoals onder 2.2 van dit vonnis weergegeven.

4.8.  Voor beantwoording van de vraag of het karakter Kathy inbreuk maakt op het beeldmerk Nijntje is allereerst van belang vast te stellen dat Sanrio en/of haar licentienemers Kathy niet ter onderscheiding van waren of diensten gebruiken. Kathy wordt uitsluitend aangeduid als karakter, een vriendinnetje van Kitty, zoals Kitty nog heel veel andere vriendjes en vriendinnetjes heeft met wie zij speelt. Kathy, Kitty en de andere karakters worden allemaal op de markt gebracht onder het merk “Hello Kitty”. Kathy zelf kan derhalve niet als merk worden aangemerkt. Dit betekent dat Mercis zich in het kader van de merkinbreuk ten onrechte heeft beroepen op artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Daarvoor is immers vereist dat het inbreukmakende teken wordt gebruikt voor waren of diensten.

4.9.  Daarentegen wordt geoordeeld dat in dit geval wel sprake is van inbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Kathy wordt immers gebruikt “anders dan ter onderscheiding van waren of diensten”. Hiervoor is in het kader van het auteursrecht al overwogen dat Nijntje en Kathy nagenoeg identiek zijn. Dit geldt ook wanneer Kathy wordt vergeleken met het beeldmerk Nijntje, ook al heeft die Nijntje spitse oren. De verschillen tussen de “oude” Nijntje en Kathy zijn weliswaar groter dan die tussen de “nieuwe” Nijntje en Kathy, maar dat neemt niet weg dat de gelijkenis tussen het beeldmerk Nijntje en het karakter Kathy nog steeds zeer groot is. Sanrio trekt met Kathy zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel van Nijntje en doet hiermee afbreuk aan het onderscheidend vermogen en de reputatie van Nijntje. In dit verband heeft Mercis (onder meer in de punten 3.8 tot en met 3.11 van de dagvaarding) voorshands terecht aangevoerd dat Sanrio met Kathy in het kielzog van Nijntje vaart om te profiteren van de aantrekkingskracht en de reputatie van Nijntje. Zonder financiële vergoeding trekt Sanrio profijt uit de commerciële inspanningen van Mercis als merkhouder. Dit oordeel is er onder meer op gegrond dat Nijntje een merk is met een zeer grote bekendheid en een groot onderscheidend vermogen. Sanrio is een concurrent van Mercis die min of meer identieke waren op de markt brengt. Niet weersproken is dat Nijntje in 1955 is ontworpen en (volgens de dagvaarding) begin jaren ’70 in Japan is geïntroduceerd en dat Nijntje in Japan ongekende populariteit geniet. Met het karakter Kathy houdt Sanrio te weinig afstand van het beeldmerk Nijntje.

Lees het vonnis hier.

IEF 9193

Reacties Consultatie Auteurscontractenrecht

57 openbare reacties op de internetconsultatie m.b.t. het Voorontwerp Auteurscontractenrecht. Onder andere:

Commissie auteursrecht (Dhr mr. J.H. Spoor): "Behalve dat de effecten van het voorgestelde model van niet-overdraagbaarheid van het auteursrecht en periodieke opzegbaarheid van exclusieve licenties onduidelijk zijn, signaleert de Commissie dus ook de nodige problemen waar het het model zelf betreft. Zij concludeert dat de wenselijkheid van het model onvoldoende onderbouwd is en dat het onderhavige voorontwerp te veel grondvragen onbeantwoord laat. Zij acht het niet verantwoord om maatregelen in te voeren die diep ingrijpen in het auteursrecht als vermogensrecht zolang de consequenties daarvan niet terdege in kaart zijn gebracht."

Beroepsvereniging van Zelfstandige Ondertitelaars (voorzitter M Gras): "Concluderend kunnen wij melden een positief effect te verwachten indien het auteursrecht niet kan worden overgedragen. Voorts wijzen wij erop dat de door het Ministerie aangedragen oplossing voor het vaststellen van tarieven o.i. helaas tekortschiet, met name omdat het niet mogelijk maakt dat wij tot adviestarieven kunnen komen indien onderhandelingen met de producenten (tijdelijk) stil zouden komen te liggen of niet tot een goed resultaat zouden leiden."

Nederlandse Vereniging van Banken (Mr B.B. van der Burgh): "Vanuit de NVB wordt voorts gewezen op het feit dat het voorgestelde overdrachtsverbod tot problemen kan leiden in de financieringspraktijk. Op grond van art. 3:228 Burgerlijk Wetboek geldt dat alleen op goederen die voor overdracht vatbaar zijn een pand- of hypotheekrecht kan worden gevestigd. Door de overdracht voor natuurlijke makers uit te sluiten, zullen banken, bij gebrek aan de mogelijkheid van het vestigen van zekerheden, verzoeken om financiering terughoudend beoordelen. De micro en macro economische gevolgen voor de creatieve sector, inmiddels een zeer belangrijk en innoverend onderdeel van de Nederlandse economie, lijken onderschat."

NUV Groep algemene uitgevers (Mw drs M.E.A. Derks): "Indien deze wijziging wordt aangebracht in de auteurswet zal dit het einde betekenen van het diverse aanbod aan literatuur in de breedste zin van het woord, van essays tot kinderboeken, van literaire romans tot sciencefiction, zoals we dat nu in Nederland kennen. Het behoeft geen betoog dat dit ten koste zal gaan van de kwaliteit van het literaire aanbod in Nederland, nog daargelaten wat de bedrijfseconomische gevolgen zullen zijn, niet alleen voor onze leden, maar ook voor auteurs en literaire vertalers."

NVJ (Mr. T.L.W. Bruning): "Wij onderschrijven de onontbeerlijkheid van de onoverdraagbaarheid van het auteursrecht bij leven in combinatie met een exclusieve licentie die iedere 5 jaar opzegbaar is en tekenen daarbij aan dat deze periode voor journalisten korter zou moeten zijn omdat nieuws beperkter houdbaar is. Onrust over terugverdientijd van investering bij uitgevers is in de journalistieke wereld om diezelfde reden minder van toepassing voor journalisten."

Studiecommissie VvA (Drs. C.P.A. Holierhoek): "de vraag is of het afschaffen van de overdracht noodzakelijk is om het beoogde doel (versterking van de positie van de maker t.o.v. de exploitant) te bereiken; de studiecommissie meent dat in ieder geval een sterke non- usus- bepaling, de bestsellerclausule en bijvoorbeeld het opnemen van een specificatieplicht (zie hieronder) belangrijke bijdragen aan die versterking van de positie van makers zouden kunnen leveren en zo een wettelijke basis voor het auteurscontractenrecht zouden kunnen vormen waarop voortgebouwd kan worden 2. voor collectieve beheersorganisaties (cbo’s) dient in een eventueel komend wetsvoorstel in elk geval een uitzondering te worden gemaakt c.q. het wetsvoorstel dient op hen niet van toepassing te worden verklaard (zie ook hierna de beantwoording van de negen in het consultatiedocument voorgelegde vragen."

Koninklijke Philips Electronics N.V. (ir. R.J. Peters): "Alle gevallen waarin art. 7 Aw en art. 3.28 Beneluxverdrag Intellectueel Eigendom geen oplossing bieden, kunnen en worden nu opgelost door overeen te komen dat alle IE-rechten toekomen aan de industriële onderneming, hetzij op basis van arbeidscontract, hetzij middels afzonderlijke overdracht. Onder het regime van het voorontwerp is dit niet langer mogelijk."

Nederlands Fonds voor de Film (G van Breemen): "De Nederlandse filmsector dreigt door het voorontwerp internationaal gezien dan ook (verder) in isolement te geraken en belemmerd te worden om zich over de landsgrenzen heen te verbreden. Een Nederlandse scenarist kan bijvoorbeeld (als maker van een scheidbaar werk in de zin van artikel 45g Aw) onder het voorontwerp de rechten op zijn scenario alleen voor maximaal vijf jaar in exclusieve licentie geven - het wordt daardoor ondenkbaar dat het scenario ooit nog zal kunnen worden verfilmd als grote internationale coproductie. lmmers, de noodzakelijke basis (een onbelemmerd exploitatierecht) voor de daarmee gemoeide omvangrijke investeringen is weggevallen, althans tot welhaast embryonale vorm gereduceerd."

Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers BNO (mr. A. Siegelaar): "Handhaving van art. 8 Aw in zijn huidige vorm is naar onze mening duidelijk strijdig met de grondgedachte van het voorontwerp, dat makers alleen schriftelijk exclusieve exploitatierechten kunnen verstrekken, nu deze bepaling een automatische auteursrechtoverdracht bewerkstelligt in situaties waarin juist geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt."

P. Peereboom, Hardegarijp:  "Het voorontwerp auteurscontractenrecht is geheel in overeenstemming met art. 27 lid 2 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens waarin staat dat een ieder recht heeft op de bescherming van de geestelijke en materiele belangen, voortspruitende uit een wetenschappelijk, letterkundig of artistiek werk, dat hij heeft voortgebracht."

Lees alle reacties hier.

IEF 9175

Gebrek aan titulariteit

V.l.n.r. Zeeman - CarodelVoorzitter Rechtbank van Koophandel Antwerpen, beschikking van 28 september 2010, NV Zeeman Textiel Supers tegen NV Carodel (met dank aan Klos Morel Vos & Schaap).

(Belgisch) Auteursrecht. Nederlandse eiseres Zeeman stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrechten m.b.t. enkele kledingstukken uit de zomercollectie 2009. Aardig detail: gedaagde zou de inbreukmakende kledingstukken verkopen onder het merk ‘Knot So Bad’. Blijkens het vonnis is in Nederland een parallelle procedure aanhankelijk. Herroeping van gewijsde van de eerdere (ex parte) beschikking tot beslag. Carodel heeft zich ten onrechte beroepen op het ‘vermoeden van titulariteit’.

"CARODEL heeft wel degelijk bedriegelijke kunstgrepen gebruikt om de Voorzitter van de rechtbank van koophandel te misleiden en aldus een gunstige beslissing te bekomen CARODEL deed zich bij het neerleggen van het verzoekschrift voor als auteursrechthebbende, terwijl zij over voldoende gegevens beschikte, minstens kon beschikken, om zelf deze hoedanigheid in twijfel te trekken (eens geconfronteerd met de eigenlijke auteur). (…) De ingrijpendheid van de maatregel wordt nog versterkt door het gegeven dat de maatregelen éénzijdig worden gevraagd. Het niet voldoende nagaan van haar rechten, minstens het nalaten de rechten omtrent de onzekerheid in te lichten, wordt dan ook als eer dusdanige tekortkoming (verdoezelen) beschouwd dat dit als bedrog dient gekwalificeerd te worden."

De oorspronkelijke beschikking wordt derhalve vernietigd waar het de beschrijvende en bewarende maatregelen met betrekking tot de ‘Girls cardigan’ (afbeelding: links Zeeman, rechts Carodel) betreft.

Wat betreft de ‘Boys t-shirt’ en ‘Boys polo’ oordeelt de voorzitter echter dat de vordering tot herroeping ontoelaatbaar is, aangezien “geen specifieke bijkomende (ontdekte) elementen” werden aangedragen. 

Lees het vonnis hier.