Auteursrecht  

IEF 8901

Bovendien staat het sausseizoen voor de deur

Fotostudio de Bock B.V. in Hoofddorp.Vzr. Rechtbank Amsterdam, 4 juni 2010, KG ZA 10-774 P/MV, Hovicon International B.V. tegen HoloxTurk B.V. (met dank aan Laurens Kamp, Simmons & Simmons).

Auteursrecht. Sausdispenser is werk in de zin van de Auteurswet; naast technisch bepaalde onderdelen zijn nog genoeg creatieve keuzemogelijkheden overgebleven voor Hovicon (b.v. de vorm van de doseereenheid en het zuigerhuis). Dispenser en gebruiksaanwijzing van gedaagde zijn nagenoeg identiek aan die van eiser. Inbreuk aangenomen. Verstekverlening in Turkije gevestigde gedaagde 2. (Klik op afbeelding voor vergroting)

4.4, De door HoloxTurk op de markt gebrachte en van Mutfak betrokken dispenser is nagenoeg identiek aan die van Hovicon. Ter zitting zijn beide exemplaren getoond aan de voorzieningenrechter en zij heeft,ook nadat zij hulp kreeg van de raadslieden van beide partijen en van de griffier, enige tijd nodig gehad om een tweetal minieme verschillen te kunnen ontdekken. De verschillen betreffen een licht afwijkende vorm van de handgreep en een klein tandje op de doseereenheid. Deze verschillen zijn te gering om van een afwijkende totaalindruk van de dispensers te kunnen spreken. Er is dan ook sprake van een ongeoorloofde verveelvoudiging als bedoeld in artikel 13 Aw. Het verweer van HoloxTurk dat zij dispenser niet zelf produceert en er dus geen sprake kan zijn van "vervee1voudiging" gast niet op. Niet weersproken is dat HoloxTurk in ieder geval tot op de dag van de zitting in dit kort geding deze dispenser aanbood via haar website door middel van het plaatsen van een foto van een dispenser op die website. Dit kan worden geacht onder het begrip verveelvoudiging" te vallen.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 8900

Zal in een volgend arrest aan de orde komen

Gerechtshof Leeuwarden, 8 juni 2010, HA ZA 05-211, Marktplaats B.V. tegen Stokke AS c.s.

(met dank aan Marjolein Bronneman & Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek).

Onrechtmatige daad. Auteursrecht. Merkenrecht. Tussenarrest van het Hof Leeuwarden (met Haagse namen eronder) in zaak over de verantwoordelijkheid  en aansprakelijkheid van Marktplaats.nl met betrekking tot de op haar site aangeboden imitatie Tripp Trapp kinderstoelen (zie ruim drie jaar eerder: Rechtbank Zwolle Lelystad, 14 maart 2007, IEF 3685). Toepasselijkheid 6:196c BW (‘host’-diensten, aansprakelijkheid bij doorgeven van informatie). Marktplaats betwist dat haar afnemers op haar gezag of onder haar toezicht handelen en heeft verzocht prejudiciële vragen voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

7. (…) Naar het voorlopige oordeel van het hof kan naar Nederlands recht onder meer sprake zijn van een onrechtmatige daad van Marktplaats indien zij (stelselmatig) ondanks aanmeldingen van de rechthebbenden niet overgaat tot directe verwijdering van de desbetreffende inbreukmakende advertenties. De vraag of Marktplaats ook anderszins onrechtmatig heeft gehandeld zal in een volgend arrest aan de orde komen. Eerst dan zal de vraag kunnen worden behandeld of het stellen van prejudiciële vragen in verband met de vrijstelling van aansprakelijkheid op de voet van artikel 6: 196c BW/artikelen 12-14 van Richtlijn 2000/31 zinvol is.

8. Bij akte van antwoord in het incident voeren Stokke c.s. evenwel nog aan dat Marktplaats inmiddels "behavioural targeting" heeft geïntroduceerd en metazoekmachines blokkeert, en als zodanig inhoudelijk betrokken is bij de informatie op haar website en de handelingen van de adverteerders, zodat zij zich niet op artikel 196c BW kan beroepen. Het betreft hier een nieuwe stelling van Stokke c.s. in het kader van hun verweer naar aanleiding van het verveer van Marktplaats althans een mogelijk nieuw feit. Nu Marktplaats hierop nog niet heeft kunnen reageren, zal het hof de zaak naar de rol venvijzen ten einde Marktplaats daartoe in de gelegenheid te stellen (vgl. ook Hit 19 juni 2009, NJ 2009, 154).

Lees het tussenarrest hier.

IEF 8896

Geen betrokkene bij die rechtsverhouding

Rechtbank Utrecht, 12 mei 2010, LJN: BM4288, Interfax B.V. tegen Gedaagde

Auteursrecht. Gedwongen tussenkomst ex artikel 118 Rv. Vorderingen afgewezen. Onvoldoende samenhang, geen betrokkenheid bij de rechtsverhouding.

Geding over betaling en gestelde inbreuk op auteursrechten. In de hoofdzaak in reconventie stelt gedaagde zich op het standpunt dat Interfax inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van het cursus- en lesmateriaal van gedaagde en/of onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door zonder de voorafgaande toestemming van gedaagde (delen van) het auteursrechtelijke beschermde cursus- en lesmateriaal van gedaagde ter beschikking te stellen aan Boxpress, terwijl Interfax wist dat Boxpress (ook zonder toestemming) de inhoud daarvan in digitale vorm ter beschikking zou gaan stellen op de website van Google Books. Gedaagde wil Boxpress als (mede)gedaagde, naast Interfax, in de procedure (in de hoofdzaak) betrekken.

2.5.  Het oorspronkelijke geding betreft dus enerzijds een vordering tot betaling van onbetaald gelaten facturen en vergoeding van schade en anderzijds (onder meer) vergoeding van schade wegens een gestelde inbreuk op auteursrechten en/of onrechtmatig handelen. Anders dan [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat hetgeen [gedaagde] Boxpress verwijt niet zodanig samenhangt met hetgeen [gedaagde] en Interfax over en weer vorderen, dat Boxpress als betrokkene bij die rechtsverhouding moet worden beschouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de beoordeling van de procedure (in reconventie) tussen [gedaagde] en Interfax, ook in juridische zin, los kan worden gezien van de vordering die [gedaagde] op Boxpress stelt te hebben. Immers, los van de verhouding tussen Interfax en [gedaagde] kan worden beoordeeld of Boxpress door het digitaal ter beschikking stellen van het cursus- en lesmateriaal van [gedaagde] op de website van Google Books inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten daarvan en/of ten opzichte van [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld.

 Lees het vonnis hier.

IEF 8886

Materiaal dat oorspronkelijk is

Europet kattenbakRechtbank ´s-Hertogenbosch, 2 juni 2010, HA ZA 08-754, Europet-Bernina International B.V. tegen A.K. for Pet’s B.V. (met dank aan Marcoline van der Dussen, CMS Derks Star Busmann)

Auteursrecht. Driehoekige kattenbakken. Geen prior art: Europet wordt verondersteld de maker te zijn, geen ontlening. “Aan het tegenbewijs van ontlening dienen hoge eisen te worden gesteld.” Geen, daargelaten of dat mogelijk is, verwatering tot een ‘onbeschermde stijl’.

Werk: 46. Het auteursrecht geldt voor materiaal dat oorspronkelijk is, in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan (HvJEG 16 juli 2009, zaak C-5/08, LJN: BK2393, Infopaq) (…) De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het werk van Europet is ontleend aan dat van een ander, AKFP heeft geen producties overgelegd van kattenbakken die zijn te dateren vóór 2002, Gelet hierop, alsmede gelet op de door Europet overgelegde producties van kattenbakken in de vorm van een driehoek; die de onder 4.4 genoemde elementen niet tonen, is sprake van een vorm die het resultaat is van creatieve keuzes.

4.1 1. De rechtbank is van oordeel dat de genoemde punten van verschil, zo de rechtbank die op grond van de overgelegde producties al kan vaststellen, niet afdoen aan de overeenstemmende totaalindruk die het gevolg is van het terugkomen van de auteursrechtelijk beschermde trekken van de bak van Europet bij die van AKFP. De rechtbank wijst in dit verband met name op de vormgeving van de onderzijde van de bak, van de sluitingskleppen en de op de onderzijde van de bak te plaatsen witte 'kap', waarbij bijvoorbeeld het overnemen van de profilering aan de bovenzijde en de afgevlakte achterzijde opvallen.

Ontlening: 4.13. De schetsen waarop AKFP zich in dit verband beroept, zijn voorzien van Chinese tekens. Daarin valt geen datering te ontwaren. AKFP kan hiermee geen begin van bewijs leveren dat de door haar verhandelde bak is ontworpen voordat de bak van Europet op de markt kwam, dan wel anderszins van ontlening geen sprake is. Zo stelt AKFP niet op grond van welke elementen de rechtbank tot het oordeel zou moeten komen dat de bakken van AKFP ten opzichte van die van Europet zijn te zien als zelfstandige werken. Aan het tegenbewijs van ontlening dienen hoge eisen te worden gesteld. Gelet op die hoge eisen, volstaan ook de na de zitting door AKPP overgelegde producties niet als begin van bewijs. AKFP heeft van haar Chinese producent ontvangen stukken (een contract met betrekking tot een mal en facturen met betrekking tot kattenbakken) overgelegd. De rechtbank kan nergens uit afleiden dat deze stukken zien op de thans in geding zijnde kattenbakken.

Verwatering: 4.15. De rechtbank is - daargelaten of verwatering van het auteursrecht mogelijk is -niet gebleken dat de vormgeving van de bakken van Europet door derden op dusdanige wijze zijn nagevolgd dat deze is verworden tot een 'onbeschermde stijl'. AKFP noemt wel enkele voorbeelden van bakken die thans op de markt verkrijgbaar zijn en op die van Europet zouden lijken, maar die paar voorbeelden acht de rechtbank daartoe onvoldoende. 

4.16. De conclusie van het voorgaande is dat de twee in geding zijnde kattenbakken van AKW inbreuk maken op de onder 2.4 getoonde kattenbakken van Europet.

Lees het vonnis hier.

IEF 8882

Anonimiseringssoftware

Gerechtshof Arnhem,  4 mei 2010, LJN: BM6275, Think Legal B.V. tegen Digistart2001 B.V.
 
Auteursrecht. Databankenrecht. Software. Onrechtmatig wapperen met auteursrechten. Anonimiseringssoftware voor rechterlijke uitspraken (“Jurisource©, wat het hof leest als Jurisource®”). Voormalig zakenpartner stelt dat de intellectuele eigendomsrechten niet zijn overgedragen en dat inbreuk wordt gemaakt op haar rechten. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep: geen overdracht (geen akte). Wapperverbod: Nu het hof voorshands van oordeel is dat Think Legal geen inbreuk maakt op enig recht van intellectuele eigendom, is de uitlating van Digistart 2001 onrechtmatig. Opgave jegens wie gewapperd is. Geen inbreuk op gepretendeerde auteursrechten, maar bij onrechtmatige uitlating geen plaats voor proceskostenveroordeling op grond van 1019h.

5.4  (…)Als het al de bedoeling was daarbij ook de rechten van intellectuele eigendom op “het Product” aan Digistart over te dragen, zoals Digistart beweert met een beroep op een overgelegde verklaring van [Y] (die als onafhankelijk deskundige de beëindiging en afwikkeling van de joint venture begeleidde), dan is aan die bedoeling toch geen uitvoering gegeven. Noch uit de notulen van 15 mei 2007, noch uit enig ander document blijkt iets van die overdracht hoewel voor een dergelijke overdracht rechtens nu eenmaal een akte vereist is. Voor auteursrecht volgt dat uit artikel 2 lid 2 Auteurswet 1912, voor databankrecht uit artikel 2 lid 4 Databankenwet.

(…)

5.6  Ten overvloede overweegt het hof dat, zelfs als de auteursrechten op Jurisource®Identity en Jurisource®Identity Strafrecht op Digistart zouden zijn overgegaan, er nog steeds onvoldoende gronden zijn voor de conclusie dat de door Think Legal aangeboden software, een door haar als Jurisource®Anonimiseren aangeduide applicatie, een inbreuk op die rechten zou vormen. Digistart heeft niet duidelijk gemaakt waarin die inbreuk zou bestaan. Ter gelegenheid van de pleidooien is zij uitgenodigd dit punt toe te lichten en heeft zij verklaard dat de door Think Legal aangeboden software een anonimiseringsapplicatie is en dat zij door Carp ontwikkeld is en dat die beide omstandigheden naar haar mening een inbreuk op haar rechten met zich brengen. Daarmee kan het hof zich niet verenigen. Deze twee omstandigheden zijn onvoldoende om Jurisource®Anonimiseren te kwalificeren als een openbaarmaking of verveelvoudiging, dan wel als een opvragen of hergebruiken van Jurisource®Identity. Dat geldt te meer nu een van Carp afkomstige notitie in het geding is gebracht waarin Carp verklaart dat de destijds voor Jurisource®Identity gebruikte programmacode niet is hergebruikt voor Jurisource®Anonimiseren, dat ook de onderliggende technieken volledig verschillend zijn en er geen direct verband tussen beide is.

5.7  Op grond van het hiervoor onder 5.4 tot en met 5.6 overwogene acht het hof voorshands niet aannemelijk dat Think Legal met de door haar aangeboden applicatie Jurisource®Anonimiseren inbreuk maakt op aan Digistart toekomende rechten van intellectuele eigendom. Digistart had ook volstrekt onvoldoende grond om die inbreuk te vrezen, heeft voor die vrees althans onvoldoende verantwoording gegeven. Door Think Legal er niettemin bij haar potentiële afnemers van te betichten dat zij met de aangeboden software op de rechten van Digistart inbreuk maakte, heeft zij in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en aldus onrechtmatig. De in eerste aanleg door Think Legal gevraagde voorzieningen zijn aldus toewijsbaar.

5.8  Dat geldt ook voor de tweede gevraagde voorziening, te weten tot het doen van opgave van degene aan wie Digistart de gewraakte uitlatingen heeft gedaan. Tevergeefs voert Digistart aan dat er geen bewijs is dat zij die uitlatingen tegenover anderen dan (medewerkers van) de Hoge Raad en de Raad voor de Rechtspraak heeft gedaan. Het feit dat zij zich tegenover deze twee potentiële afnemers van Think Legal aldus heeft uitgelaten, is voldoende reden om rekening te houden met de mogelijkheid dat dat ook tegenover anderen gebeurd kan zijn. Onduidelijk is de strekking van het door Digistart aangevoerde argument dat zij “nimmer aan het bewijzen van iets negatiefs zou kunnen voldoen”. Niet valt in te zien waarom zij niet naar waarheid de gevraagde opgave zou kunnen doen; bewijs van de juistheid daarvan wordt niet van haar gevorderd.

 Lees het arrest hier.

IEF 8881

Copyright: FTD BV vs Eyeworks

The Hague District Court, Judgment in Preliminary Proceedings of 2 June 2010, KG ZA 10-639, FTD BV vs Eyeworks Film & TV Drama BV (translated judgement)

Copyright. Facilitating the downloading of copyrighted content is considered ‘making available to he public’. “Instead it is important whether the behavior of FTD allows users to download copyrighted files (in an easier manner) and that it thus makes such files in fact available to the public. This is the case, provisionally judging.”

2.1. The issue of this case is the downloading from Usenet of copyrighted material and the role played by FTD in this. (…)

2.6. FTD provides a service by which users can find and download files on Usenet in an easy way. To that end it gives access to a computer application, referred to hereinafter as FTD Application, by which users can share information about files stored in Usenet servers. In the FTD Application users post so-called spots, data regarding files which are considered interesting by users. A spot comprises the name under which the file in question can be found on Usenet.

4.3. The present preliminary proceedings concern the question whether by its behavior FTD makes the work available to the public.

4.4. FTD argues that it does not make available, because the copyrighted files are not within its power at any time. The servers in which the files are stored are not controlled by it, nor does it have any influence on the downloading by users, so it argues. Be that as it may, provisionally judging it is not relevant whether the copyrighted files are actually in the power of FTD at any time. Instead it is important whether the behavior of FTD allows users to download copyrighted files (in an easier manner) and that it thus makes such files in fact available to the public. This is the case, provisionally judging.

Read the translated judgment here. Original judgment here.

IEF 8880

Afschaffing overdracht auteursrecht bij leven?

Uit het (toelichting bij) de voorgestelde wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht:

“Voorgesteld wordt in artikel 2 van de Auteurswet te regelen dat het auteursrecht in beginsel eerst na overlijden van de maker vatbaar is voor overdracht. Het in beginsel uitgaan van de onoverdraagbaarheid van het auteursrecht bij leven van de maker heeft als achtergrond dat de bescherming die de auteurswet de maker van een werk (de auteur) beoogt te bieden, na overdracht in beginsel niet langer ten voordele strekt van de maker, maar van degene die de rechten van de maker overgedragen heeft gekregen (de auteursrechthebbende). Door onoverdraagbaarheid als uitgangspunt te nemen wordt de bijzondere band tussen maker en zijn werk benadrukt. In dit voorontwerp wordt aldus uitgegaan van een zogeheten monistische opvatting van het auteursrecht.” (…) Nu overdracht bij leven van de maker niet langer mogelijk is zal deze voor de exploitatie van zijn auteursrecht gebruik moeten maken van de licentieverlening. (...)

De Auteurswet wordt als volgt gewijzigd: Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2:  1. Het auteursrecht gaat over bij erfopvolging en is, behoudens in de bij wet bepaalde gevallen, eerst na het overlijden van de maker vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. Het auteursrecht van een maker als bedoeld in artikel 7 en artikel 8 Auteurswet is vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. (…) "

U wordt uitgenodigd op het voorontwerp te reageren. Het voorontwerp zal daartoe gedurende drie maanden op www.internetconsultatie.nl beschikbaar zijn.

IEF 8878

Ter beschikking stellen

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 2 juni 2010, KG ZA 10-639, FTD B.V. tegen Eyeworks Film & TV Drama B.V.

Auteursrecht.  Opheffings kortgeding na ex parte Vzr. Rb ’s-Gravenhage, 11 mei 2010,  IEF 8829. Downloaden via Usenet van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Vorderingen afgewezen: inbreuk. FTD maakt door haar handelwijze het werk openbaar maakt, dat wil zeggen stelt het ter beschikking aan het publiek.

Van belang is of de handelwijze van FTD gebruikers in staat stelt auteursrechtelijk beschermde bestanden (eenvoudiger) te downloaden en zij daarmee die bestanden de facto ter beschikking stelt van het publiek. Feitelijke bemoeienis (actieve, inhoudelijke bemoeienis) FTD is daarbij van belang. Dat het publiek de auteursrechtelijk beschermde bestanden ook langs andere weg tot zijn beschikking kan krijgen, maakt het ter beschikking stellen door FTD niet minder onrechtmatig. Vergelijk met Mininova-zaak, aansluiting bij recente beslissing Engelse rechter. De vraag of downloaden uit illegale bron illegaal is komt in deze zaak niet aan de orde.

Openbaar maken: 4.4. FTD betoogt dat zij niet openbaar maakt, omdat de auteursrechtelijk beschermde bestanden op geen enkel moment in haar macht zijn. De servers waarop de bestanden zijn opgeslagen worden niet door haar beheerd en zij heeft geen invloed op het downloaden door gebruikers, zo stelt zij. Wat daar ook van zij, naar voorlopig oordeel is niet relevant of de auteursrechtelijk beschermde bestanden op enig moment daadwerkelijk in de macht van FTD zijn. Veeleer is van belang of de handelwijze van FTD gebruikers in staat stelt auteursrechtelijk beschermde bestanden (eenvoudiger) te downloaden en zij daarmee die bestanden de facto ter beschikking stelt van het publiek. Dit is naar voorlopig oordeel het geval.

Feitelijke bemoeienis: 4.5. Voor dit oordeel acht de voorzieningenrechter mede van belang dat aannemelijk is geworden dat FTD actieve, inhoudelijke bemoeienis heeft met de spots. Zo controleren de door FTD aangestelde moderatoren, al dan niet op eigen initiatief, de kwaliteit van de geplaatste spots, worden gebruikers – onder meer door middel van zogeheten kudo’s – gestimuleerd spots te plaatsen van bestanden waarvan FTD moet vermoeden dat ze auteursrechtelijk beschermd zijn, en heeft FTD – door uitvoering te geven aan het ex parte verbod – laten zien met een aanzienlijke mate van precisie te kunnen voldoen aan een bevel de inbreuk op specifieke auteursrechten te staken door spots die verwijzen naar een bepaald werk te verwijderen. Dit geheel van feitelijke bemoeienis leert dat FTD in de openbaarmaking een sleutelrol vervult. Zij is de maker, eigenaar en beheerder van een sleutel waarmee de individuele gebruiker toegang krijgt tot auteursrechtelijk beschermd materiaal. Zonder de sleutel van FTD is het voor de gebruiker aanzienlijk lastiger die toegang te verkrijgen en bovendien zou het materiaal dat hij dan ter beschikking krijgt van mindere kwaliteit kunnen zijn.

Mogelijkheid andere weg niet van belang: 4.6. Aan het voorgaande doet, anders dan FTD betoogt, niet af dat gebruikers ook zonder gebruik te maken van de diensten van FTD de film in kwestie kunnen downloaden, hetzij met behulp van een derde die vergelijkbare diensten aanbiedt, hetzij door de Usenetservers direct te doorzoeken. Dat het publiek de auteursrechtelijk beschermde bestanden ook langs andere weg tot zijn beschikking kan krijgen, maakt het ter beschikking stellen door FTD immers niet minder onrechtmatig.

4.7. Hieraan wordt ook niet afgedaan door het gegeven dat FTD het auteursrechtelijk beschermd materiaal niet zelf onder haar hoede heeft. Het materiaal wordt niet door haar geüpload naar de gebruiker die het downloadt. Het materiaal wordt niet als geheel of verdeeld in articles opgeslagen op haar servers. Aan de kwalificatie van FTD als partij die in auteursrechtelijke zin openbaar maakt doet dat niet af. Een vergelijking met de werkwijze van legale sites die na betaling content ter beschikking stellen dringt zich hier op. Voor dat soort sites geldt immers dat zij na betaling een sleutel (code) verstrekken waarmee toegang wordt verkregen tot veelal elders dan op de betaalserver gehoste content. Hoewel deze virtuele gang van zaken voor de gebruiker vrijwel geheel onzichtbaar blijft, is de gang van zaken bij FTD niet wezenlijk anders, behalve dat de toestemming van de auteursrechthebbende ontbreekt. Deze werkwijze blijft dan ook kwalificeren als een directe openbaarmaking.

Inbreuk: 4.8. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat FTD door haar handelwijze het auteursrechtelijk beschermde werk “Komt een vrouw bij de dokter” zonder toestemming van Eyeworks openbaar heeft gemaakt en dat opnieuw dreigt te gaan doen als het op 11 mei gegeven bevel zou worden opgeheven. Er is dan ook geen aanleiding het bevel op te heffen of de beschikking te herzien en de vorderingen van FTD zullen worden afgewezen. Beslissingen in vergelijkbare procedures

Beslissingen in vergelijkbare procedures: 4.9. De rechtbank Utrecht heeft op 26 augustus 2009 in een zaak tussen Stichting Brein en Mininova BV geoordeeld dat de in die procedure ter discussie gestelde handelingen van Mininova moeten worden gekwalificeerd als onrechtmatige daad en niet als auteursrechtinbreuk. De rechtbank achtte daarbij van belang het feit dat Mininova niet direct betrokken was bij het up- en downloaden van de auteursrechtelijk beschermde werken en dus niet op enig moment over die werken heeft beschikt. De handelingen van Mininova zijn tot op zekere hoogte vergelijkbaar met die van FTD. Uit het voorgaande blijkt dat de voorzieningenrechter in deze zaak de handelingen van FTD voorshands als zonder toestemming ter beschikking stellen van auteursrechtelijk beschermd materiaal kwalificeert.

4.10. De voorzieningenrechter zoekt aansluiting bij een recente beslissing van de Engelse rechter. In een uitvoerig gemotiveerd vonnis oordeelt Justice Kitchin dat Newzbin, een onderneming die opereert op een wijze die op belangrijke punten overeenkomt met de handelwijze van FTD, auteursrechtinbreuk pleegt, ondanks de omstandigheid dat op de site van Newzbin geen auteursrechtelijk beschermde werken zijn geplaatst. Net als FTD biedt Newzbin een platform voor de uitwisseling van informatie over onder meer de exacte locatie van auteursrechtelijk beschermde werken op Usenetservers. Daardoor maakt Newzbin het voor haar gebruikers mogelijk die werken (eenvoudiger) te downloaden. inhoudelijke bemoeienis met de door gebruikers geplaatste informatie, onder meer door het categoriseren van die informatie en het – al dan niet op verzoek van gebruikers – verwijderen van onbruikbare spots. Daarenboven waren de activiteiten van Newzbin naar het oordeel van de Engelse rechter gericht op (het mogelijk maken van) grootschalige auteursrechtinbreuk.

Lees het vonnis hier. Engelse vertaling hier.

IEF 8877

Consultatie auteurscontractenrecht gestart

In het voorontwerp worden wijzigingen voorgesteld in de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten met als doel de positie van de natuurlijke maker ten opzichte van de exploitant van zijn werken te versterken. Het consultatiedocument dient ter toelichting op het voorontwerp.

Het voorontwerp heeft gevolgen voor de wijze waarop over de exploitatie van auteursrechtelijk beschermd werk kan worden gecontracteerd en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomsten.

Met de consultatie worden belangstellenden uitgenodigd een reactie te geven. Belangstellenden kunnen het gehele voorontwerp en consultatiedocument in hun reactie betrekken. Reacties worden gepubliceerd nadat de consultatie is gesloten. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn.

Lees hier meer (inclusief voorontwerp).

IEF 8872

De partij die een openbaarmaking feitelijk beheerst.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 mei 2010, KG ZA 10-531, Tele2 Nederland & Online Breedband B.V. tegen UPC Nederland B.V. & Ziggo B.V. (met dank aan Paul Kreijger, Freshfields)

Auteursrecht. Mededinging. Telecommunicatie. Kabelnetwerken en (feitelijke) openbaarmaking. ‘Wederverkoopverplichting’ voor analoge televisie. In het kort: OPTA heeft aan kabelnetwerkexploitanten UPC en Ziggo de verplichting opgelegd om hun eigen analoge standaardpakket rtv-programma’s door te verkopen aan de alternatieve dienstenaanbieders. Alternatieve aanbieders die niet over een eigen kabelnetwerk beschikken  zouden zo kunnen concurreren met het kabelbedrijf door het analoge standaardpakket en de aansluiting in eigen naam aan hun klant te verkopen.

Het is de netwerkexploitanten daarbij toegestaan hun rtv-pakket uitsluitend als geheel te leveren aan de alternatieve aanbieders. De exploitanten stellen echter dat nu alternatieve aanbieders het pakket in eigen naam leveren, het ook deze aanbieders zijn die (mede) openbaar maken en dus zelf afspraken met de omroepen in het analoge pakket moeten maken. Eisers Tele2 en Online stellen dat de auteursrechtelijke licentie-onderhandelingen met de rechthebbenden bij een geheel pakket echter te ingewikkeld zouden zijn  en willen dat gedaagden verplicht mee werken aan zogenaamde ‘third party billing’, waarbij klanten voor de aansluiting en de analoge rtv-signalen weliswaar klant zijn bij Tele2/Online, maar waarbij UPC en Ziggo de zenders uit het analoge standaardpakket leveren aan die consumenten, waardoor de openbaarmaking uitsluitend door UPC en Ziggo zou geschieden. Deze kwestie is eerder door OPTA beoordeeld in een geschilbesluit, waarbij gedaagden inderdaad verplicht werden  tot aanbieden volgens deze constructie, maar, en daar gaat het i.c. om, alleen als de civiele rechter van oordeel zou zijn dat er op deze manier sprake is van een openbaarmaking door uitsluitend UPC en Ziggo.
 
De civiele rechter oordeelt echter anders en de vorderingen worden afgewezen. Ook bij Third Party Billing wordt de openbaarmaking feitelijk beheerst door de alternatieve aanbieders Tele2 en Online  en zijn zij bij uitstek de partij die in auteursrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor openbaarmaking.

4.5. Gelet op het voorgaande kan het betoog van Tele2 en Online dat zij niet openbaar maken omdat zij niet feitelijk betrokken zijn bij de levering van de omroepinhoud, niet slagen. Zij hebben feitelijk immers juist een bepalende rol bij de levering. Voor zover Tele2 en Online hebben bedoeld te betogen dat een partij die de openbaarmaking feitelijk beheerst, maar de technische uitvoering van de openbaarmaking overlaat aan een derde, niet openbaar maakt, treft het evenmin doel. Die opvatting vindt naar voorlopig oordeel geen steun in het recht. Voorshands moet worden aangenomen dat de partij die een openbaarmaking feitelijk beheerst, bij uitstek de partij is die in auteursrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor de openbaarmaking.

Lees het vonnis hier.