Auteursrechtdebat  

IEF 14685

Auteursrechtdebat: Het Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht biedt hoop

Door: Kees Schaepman, freelance journalist. Auteursrechtdebat – thema: Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht. Het heeft even geduurd (elf jaar, om precies te zijn), maar nu ligt er toch een wetsvoorstel auteurscontractenrecht waarvan gehoopt mag worden dat het leidt tot enige rust aan het front. Ik gebruik die term omdat het soms oorlog lijkt tussen makers en de exploitanten van hun werk. Het ontbreken van een heldere, eigentijdse regeling die makers beschermt en verzekert van een redelijke vergoeding voor hun werk, leidde tot onophoudelijke juridische schermutselingen waar alleen de advocatuur profijt van had. Maar het gevuld houden van de vechtkas CBO, en dat ben ik, is een frustrerende bezigheid. Ik keer het geld liever uit aan collega’s.

Ik ben met name blij met de bepaling over ‘onredelijk bezwarende bedingen’ die in het wetvoorstel is opgenomen. Uit eigen ervaring weet ik dat journalisten, scenarioschrijvers en andere makers vaak onder zware, oneigenlijke druk worden gezet om hun auteursrecht af te staan aan exploitanten. Weigeren zij, dan kunnen zij fluiten naar een contract: ‘Voor jou tien anderen’. Het nieuwe voorstel auteurscontractenrecht maakt het hen mogelijk zich tegen een dergelijke chantage te verweren.

Er blijven natuurlijk nog zaken over die geregeld moeten worden. De geschillencommissie waarin wordt voorzien, moet bijvoorbeeld nog vorm krijgen. Maar als maker en bestuurslid van Lira ben ik niet ontevreden met deze billijke bestandsregeling. Al is het maar omdat het hoop biedt op een toekomst waarin ik mij weer op mijn eigenlijke werk (schrijven) en bestuurlijke verantwoordelijkheid (een snelle en adequate repartitie) kan bezighouden.

In de afgelopen maanden werd ook, eindelijk, een overeenkomst bereikt met Rodap. En de rechter velde een verheugend vonnis in de zaak tegen het Regionaal Archief Leiden dat hardnekkig vergat auteurs waarvan het werk gedigitaliseerd werd een vergoeding te bieden [IEF 14487]. Er werd een overeenkomst gesloten met de Media Informatie Groep over betaling van auteurs waar alle partijen tevreden over waren, een stap waar Blendle een voorbeeld aan zou kunnen nemen [red. IEF 14556]. Het lijkt wel lente. Nu maar hopen op een mooie zomer.

Kees Schaepman

IEF 14662

Auteursrechtdebat: Verslag Plenair Debat ‘Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht’

Door Lotte Anemaet, , VU Amsterdam/hoofdredacteur Auteursrechtdebat. Thema: Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht. Ingewikkeld, complex, moeilijk. Dat is de kwestie die vorige week dinsdag in de Tweede Kamer ter tafel lag. Je kan jurist zijn, maar het intellectuele eigendom is toch een vak apart, verzuchtte staatssecretaris Teeven. ‘Er zijn maar weinig wetsvoorstellen die ik op een zondag bekijk om dan op dinsdagavond te besluiten om er nog eens naar te kijken, omdat ik het nog niet helemaal snap.’ Ook mevrouw Helder (PVV) kon dit beamen. Na eerst de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten erbij te hebben gepakt, begon het haar te duizelen, vertrouwde ze de Tweede Kamer toe. Al die wetten gaven haar het gevoel door de bomen het bos niet meer te zien. Of was het nu door het bos de bomen niet meer kunnen zien? Mevrouw Helder concludeerde dan ook dat de makers wel iets beters hebben te doen dan zich bezig te houden met deze juridische haarkloverij1.

Inhoud Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht
Het belang van dit plenair debat was duidelijk: bescherming moet worden geboden aan de maker die het juridisch gezien meestal moet afleggen tegen de machtige exploitant. Zijn positie moet drastisch worden verstevigd. Zoals mevrouw Helder het mooi verwoordde: ‘Je kunt het een beetje vergelijken met de situatie van de goedwillende burger die één keer per jaar de noodzakelijke belastingaangifteformulieren invult. Die is geen partij tegenover de Belastingdienst met al zijn expertise.’ Deze kloof tussen de verschillende machtsposities wil de Tweede Kamer verkleinen met het Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht. Zo krijgt de maker een recht op een billijke vergoeding voor het verlenen van zijn exploitatiebevoegdheid en kan hij een hogere vergoeding krijgen voor zijn werk indien het een onverwacht succes blijkt te zijn (bestsellerbepaling). Ook kan de maker zijn recht terugkrijgen als de exploitant nalaat zijn werk te exploiteren (non-usus-bepaling). Onredelijke bepalingen zijn vernietigbaar en er is een nieuwe regeling voor het filmauteurscontractenrecht in het leven geroepen. Alle makers krijgen een billijke vergoeding van de producent (wegens vermoeden van overdracht); alhoewel drie makers daarnaast nog een extraatje krijgen: de scenarioschrijver, regisseur en de hoofdrolacteurs hebben via hun collectieve beheersorganisatie ook recht op een proportionele, omzetgerelateerde vergoeding van de exploitant waarmee de producent contracteert. Verder biedt de wet een grondslag voor een geschillencommissie waar makers op een laagdrempelige wijze naar toe kunnen stappen ingeval van problemen.

Algemene gang van zaken

Het debat in de Tweede Kamer verliep rustig en de stemming was positief. Een Teeven die de Kamer toevertrouwt dat hij de James Bond film wel zestien keer heeft gekeken en de film nog steeds leuk vindt, pennen die worden geronseld bij de voorzitter, konden de pret niet drukken. Er was bij alle fracties (de CDA was echter afwezig in de Kamer) waardering voor het wetsvoorstel2. Alle partijen waren het erover eens dat er iets moet gebeuren aan de zwakke onderhandelingspositie van de maker. Toch kon de heer Verhoeven (D66) het niet laten te dreigen met zijn recht op amendering en de mogelijkheid de zo felbegeerde deal tussen RODAP (producenten, omroepen en distributeurs) en PAM (rechtenorganisaties voor filmmakers en auteurs) te verstoren. Het bleek uiteindelijk bij die dreiging te blijven. De constructieve houding van alle partijen (dus ook D66) in de tweede termijn was dan ook ontnuchterend te noemen. De fracties waren alom positief en hadden slechts kleine opmerkingen. De vier moties die uiteindelijk werden ingediend, konden allemaal door de staatsecretaris als ondersteuning van zijn beleid worden gezien. Dit blijkt ook uit het vervolg dat aan dit plenair debat is gegeven. De Tweede Kamer heeft namelijk afgelopen donderdag ingestemd met dit wetsvoorstel. Indien de Eerste Kamer tijdig de behandeling van het wetsvoorstel afrondt, kan de wetswijziging al op 1 juli 2015 ingaan. Afgesproken is dat het wetsvoorstel 2,5 jaar na invoering tussentijds zal worden geëvalueerd en 5 jaar na invoering grondig zal worden geëvalueerd en loopt daarmee in de lijn met de looptijd van de overeenkomst tussen RODAP en PAM.

Reikwijdte
De volgende punten kwamen tijdens het plenair debat aan de orde. Natuurlijk werd het radiomodel weer besproken in de Kamer – het favoriete onderwerp van de heer Verhoeven – maar de staatssecretaris Teeven moest concluderen dat zijn idee voor een ‘radiomodel light’ voor films niet echt gaat werken. De Kamer vroeg daarnaast verduidelijking over de reikwijdte van het auteurscontractenrecht. Afgevraagd werd waarom alleen de scenarioschrijver, de regisseur en de hoofdrolacteurs een recht hebben op de proportionele vergoeding, terwijl in een vorige versie van het wetsvoorstel de kring van personen veel groter was. De heer Verhoeven wees er verder op dat hij zich zorgen maakte over het mogelijkerwijs blind volgen van wat de ‘auteursrechtpolder’ voorschrijft. ‘Er zijn namelijk ook groepen mensen die niet zijn aangesloten bij auteursrechtorganisaties. Die zijn echter wel aangesloten bij de democratie van Nederland.’ De staatssecretaris benadrukte dat de keuze vanuit juridisch en praktisch oogpunt is gemaakt. Een uitbreiding van het aantal rechthebbenden op de proportionele vergoeding kan ertoe leiden dat de onderhandelingen helemaal opnieuw moeten worden gevoerd. Dit zou onwenselijk zijn nu er eindelijk een goed akkoord is bereikt tussen RODAP en PAM. Daarnaast moet het wetsvoorstel wel uitvoerbaar blijken. Ook is aangesloten bij artikel 2 Richtlijn 2011/77 en artikel 40 Auteurswet. Verder benadrukte de staatssecretaris dat niet moet worden vergeten dat op een billijke vergoeding wel alle makers recht hebben. De heer Verhoeven verzocht daarom de regering in de afgesproken evaluatie met name ook de niet bij het akkoord betrokken partijen te betrekken, dat door de staatssecretaris was toegezegd. Daarnaast werden vragen gesteld over het fictief makerschap en het niet van toepassing zijn van het wetsvoorstel op overeenkomsten waarop het BVIE van toepassing is (zoals bij een logo) en op overeenkomsten die de verlening van de exploitatiebevoegdheid ten aanzien van het auteursrecht van de maker aan een wederpartij niet tot hoofddoel heeft, zoals het plaatsen van foto’s op Facebook. De staatssecretaris benadrukte dat het uitbreiden van het toepassingbereik in strijd zou zijn met het BVIE. Daarnaast is extra bescherming voor fictieve makers veelal niet nodig, denk aan bijvoorbeeld fictieve makers als Shell. Ook is er geen goed criterium te bedenken welke fictieve makers dan wel in aanmerking zouden moeten komen. De rechter is de geschikte persoon om per concreet geval via reflexwerking de omstandigheden te wegen. Wat betreft de vragen over Facebook moet het onderzoek door het College bescherming persoonsgegevens worden afgewacht.

Geschillencommissie
Een verder aandachtspunt was de totstandkoming van de geschillencommissie. Via twee moties is de staatssecretaris verzocht om ervoor te zorgen dat de geschillencommissie tot stand komt en zo nodig wordt aangewezen. Staatssecretaris Teeven wees erop dat de wet al een aansporing en een grondslag biedt voor het instellen van een geschillencommissie. Nu het Platform Makers en het Platform Creatieve Media Industrie inmiddels concrete stappen hebben gezet in die richting en er bijna uit zijn, heeft de staatssecretaris het vertrouwen dat er ook daadwerkelijk een laagdrempelige geschillencommissie gaat komen.

Vaststelling tarieven billijke vergoeding
Ten slotte vroeg mevrouw Oosenbrug (PvdA) zich af waarom er geen uitzondering op het mededingingsrecht voor tariefafspraken in de wet wordt opgenomen, zoals in Duitsland het geval is. Een dergelijke uitzondering zou echter volgens de staatssecretaris juist tot rechtsonzekerheid leiden voor partijen, omdat deze prijsafspraken mogelijkerwijs in strijd zijn met het Europese mededingingsrecht. Daarnaast is een dergelijke uitzondering helemaal niet nodig om het gestelde doel te bereiken. Tevens is er nog nooit gebruikt gemaakt van deze uitzondering in Duitsland. Daarnaast werd aangekaart dat het erg belangrijk is voor de rechten en de bestaanszekerheid van makers om de tarieven voor de billijke vergoeding vast te stellen. Om dit belang te onderstrepen heeft de heer Van Dijk (SP) ten slotte de regering verzocht te stimuleren dat exploitanten en makers in de verschillende sectoren zo spoedig mogelijk met elkaar in onderhandeling treden ter vaststelling van tarieven.

Conclusie
Ondanks dat het Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht zo ingewikkeld is, is de Tweede Kamer er goed in geslaagd zich door deze materie heen te worstelen. En met resultaat. Na jarenlang getouwtrek ligt een instemming van de Tweede Kamer klaar. Nu alleen nog wachten op de vaststelling in de Eerste Kamer. Of het wetsvoorstel daadwerkelijk de maker in de praktijk gaat helpen, moet nog worden afgewacht. De evaluaties zullen dat moeten uitwijzen.

Lotte Anemaet

1) Dit doet mij enigszins denken aan de slogan ‘Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker’ van de Belastingdienst; deze welbekende slogan kreeg tijdens het jaarlijkse IE-diner een opvallende wending in een van de tafelspeeches die avond d.d. 29 januari 2015. 2) Het amendement Taverne over open access voor wetenschappelijke tijdschriftartikelen kwam nauwelijks aan de orde.

IEF 14638

Auteursrechtdebat: Plenair debat in de Tweede Kamer - Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht

Door Lotte Anemaet, VU Amsterdam/hoofdredacteur Auteursrechtdebat. Thema: Wetsvoorstel auteurscontractenrecht. Plenair debat in de Tweede Kamer: Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht – Livestream debat plenaire zaal (vandaag vanaf 16:15) (video/audio).

“Ik wil echt niet beweren dat alle makers arme sloebers zijn, maar het wordt wel steeds moeilijker om van creatieve arbeid te leven,” zei Jan Boerstoel onlangs in een interview1. Ondanks dat dit niet geheel de bedoeling moet zijn geweest van de wetgever – het auteursrecht is immers ondenkbaar zonder de creatieve uitingen van de maker – heeft het toch meer dan tien jaar moeten duren2 totdat de maker nu daadwerkelijk die felbegeerde steun in de rug gaat krijgen van de wetgever3. Althans dat is de bedoeling. De Tweede Kamer zal zich vanmiddag namelijk buigen over het wetsvoorstel Auteurcontractenrecht (Kamerstukken II, 33 308) dat sinds medio 2012 bij diezelfde Kamer aanhangig is. De meningen over dit wetsvoorstel zijn al jaren verdeeld5. De vraag is echter wat de gevolgen zullen zijn van dit wetsvoorstel. Zal de maker erop vooruit gaan? Is de voorgestelde constructie inderdaad mededingsproof? Gaat het partijen lukken om tot een gezamenlijk gedragen advies tot de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding te komen? Leiden verplicht collectieve beheeroplossingen tot het gewenste resultaat? De praktijk zal moeten uitwijzen of dit wetsvoorstel daadwerkelijk leidt tot een sterkere positie van de maker.

Wat gaat er veranderen?

- Aktevereiste: Uitbreiding aktevereiste op exclusieve licenties (art. 2 lid 3 Aw).
- Billijke vergoeding: Algemeen recht op een billijke vergoeding voor het verlenen van de exploitatiebevoegdheden (art. 25c lid 1 Aw). Deze billijke vergoeding wordt door de Minister OC&W op gezamenlijk verzoek van een vereniging van makers en een exploitant of een vereniging van exploitanten vastgesteld.
- Aanvullende billijke vergoeding voor onbekende exploitatiewijzen (art. 25c lid 6 Aw).
- Bestsellerbepaling: Recht op een aanvullende billijke vergoeding indien de overeengekomen vergoeding gelet op de wederzijdse prestaties een ernstige onevenredigheid vertoont in verhouding tot de opbrengst van de exploitatie van het werk (art. 25d Aw).
- Non-usus-bepaling: Recht op ontbinding wanneer (voldoende) exploitatie van het werk uitblijft (art. 25e lid 1 Aw).
- Vernietigbaarheid knevelcontracten: Bedingen die voor een onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn de exploitatie van toekomstige werken van de maker bepalen (art. 25f lid 1 Aw) en evident onredelijk bezwarende contractsbepalingen (art. 25f lid 2 Aw) worden vernietigbaar verklaard. Deze artikelen zijn echter alleen van toepassing op overdrachten en exclusieve licenties (art. 25b lid 2 Aw).
- Geschillencommissie: Een geschillencommissie kan worden ingesteld door de Minister van V&J voor de beslechting van geschillen tussen een maker en zijn wederpartij of een derde ten aanzien van artikel 25c, eerste en zesde lid, 25d, 25e of 25f Aw.
- Toepassingbereik: Deze nieuwe bepalingen die de positie van de maker moeten gaan ondersteunen, komen terecht in een nieuw hoofdstuk (Ia De exploitatieovereenkomst) in de Auteurswet. Fictieve makers (art. 7 en 8 Aw) zijn uitgezonderd van deze bepalingen. Het hoofdstuk is wel van overeenkomstige toepassing op de erfgenaam en de legataris (art. 25b Aw). De maker kan geen afstand doen van de bepalingen uit dit nieuwe hoofdstuk en omzeiling daarvan door rechtskeuze wordt voorkomen (art. 25h). Dit hoofdstuk is van overeenkomstige toepassing op uitvoerende kunstenaars.
- Filmauteursrecht: Het filmauteursrecht (art. 45d Aw) wordt aangepast. Het vermoeden van overdracht aan de producent, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, blijft ongewijzigd. Producenten moeten evenwel een billijke vergoeding aan makers betalen voor de overdracht van deze exploitatierechten en de exploitatie van het filmwerk. Van dit recht kan geen afstand worden gedaan (art. 45d lid 1 Aw). Daarnaast is de exploitant die een filmwerk uitzendt of doet uitzenden of op andere wijze mededeelt aan het publiek, een proportionele billijke vergoeding verschuldigd aan de hoofdregisseur, de scenarioschrijver en de hoofdrolspelers (via schakelbepaling art. 4 WNR) van het filmwerk die deze rechten aan de producent hebben overgedragen. Dit recht dient collectief te worden uitgeoefend (art. 45d lid 3 Aw). Vormen van online beschikbaar stellen waarbij de kijker zelf bepaalt wanneer en waar hij de content bekijkt (video-on-demand), vallen niet onder de verplicht collectief beheer vergoedingsaanspraak. Uitgezonderd van deze proportionele billijke vergoeding zijn makers van een filmwerk waarvan de exploitatie als zodanig niet als hoofddoel is, zoals makers van commercials (art. 45d lid 6 Aw). Van het recht op een proportionele billijke vergoeding kan geen afstand worden gedaan.

Samengevat
De belangrijkste filmmakers hebben krachtens het vernieuwde artikel 45d Aw recht (mits het exploitatierecht is overgedragen aan de auteur) op wel liefst drie vergoedingen, namelijk het honorarium voor de bijdragen (alhoewel de billijke vergoeding ook inbegrepen kan zijn), een vergoeding voor de overdracht van de exploitatierechten en een proportionele vergoeding voor de exploitatie. Ook genieten zij alle rechten die voortvloeien uit art. 25c, tweede tot en met het zesde lid, art. 25d en art. 25e en 25g Aw, zoals een aanvullende billijke vergoeding voor onvoorziene werken, bestsellerbepaling, non-usus-bepaling en de mogelijkheid om het geschil aan een geschillencommissie voor te leggen.

Lotte Anemaet

1) Jan Boerstoel, “Het wordt straks de kip met de blikken eieren”, in: W. de Jonge (red.), Makers aan het woord, Platform Makers: Amsterdam 2014, p. 37, IEF 14358. Zie ook: Wat er speelt. De positie van makers en uitvoerende kunstenaars in de digitale omgeving. SEO Economisch Onderzoek, maart 2011.
2) Zie P.B. Hugenholtz en L. Guibault, Auteurscontractenrecht: naar een wettelijke regeling? Onderzoek in opdracht van het WODC (Ministerie van Justitie), IvIR.nl augustus 2004.
3) Kamerstukken II, 2012-2013, 33 308, nr. 6, p. 2: ‘De bepalingen dienen als steun in de rug voor de maker’.
4) Zie bijvoorbeeld: D.J.G. Visser, ‘De kabeldoorgiftevergoeding is dood; leve de kabeldoorgiftevergoeding! Het arrest Norma/NLkabel en de voorgestelde wijziging van het Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht’, AMI 2014/3, p. 82-84; D.J.G. Visser en P.J. Kreijger, ‘Billijke vergoeding video-on-demand verplicht collectief?’, AMI 2015/1, p. 9-11; B.J. Lenselink, ‘Auteurscontractenrecht 2.0. Het wetsvoorstel inzake het auteurscontractenrecht’, AMI 2013/1, p. 1-11; J.J.C. Kabel, ‘Voorbaat of vermoeden? De rol van artikel 45d Auteurswet. Kanttekeningen bij het arrest Norma/NLkabel’, AMI 2014/3, p. 73-77; J.P. Poort en J.J.M. Theewes, ‘Prova d’Orchestra. Een economische analyse van het voorontwerp auteurscontractenrecht’, AMI 2010/5, p. 137-145; Commissie Auteursrecht, Advies aan de Minister van Justitie over het voorontwerp van wet inzake het auteurscontractenrecht, 14 oktober 2010; W. de Jonge (red.), Makers aan het woord, Platform Makers: Amsterdam 2014, IEF 14358.

IEF 14565

Auteursrechtdebat: IE-advocaat gezocht

Door Anthon Keuchenius, Freelance journalist. Auteursrechtdebat – thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Toen ik een jaar of vijftien geleden begon als journalist wilde ik lid worden van vakvereniging NVJ. Ik kreeg een brief: dat kon helaas niet, want ik verdiende te weinig geld met mijn stukjes. Daarop schreef ik een stukje getiteld Catch NVJ, met als argumentatie dat ik te weinig geld verdien, omdat ik te weinig geld verdien. Kort na publicatie in het NVJ-blad kreeg ik bericht dat ik alsnog lid mocht worden. Ik mocht de uitzondering op de regel worden.

Ik moest daar aan denken toen ik me onlangs voor rechtsbijstand wendde tot de Lira, een stichting voor auteursrechten, waarvan ik tegenwoordig lid ben via freelancersorganisatie FLA. Ik had de Lira nodig omdat de website van Distrifood - een blad van Reed/Elsevier - een stukkie van mij integraal had overgenomen, zonder te vragen of ervoor te betalen. Gejat dus.

Het ging niet om wereldnieuws, maar om een gemeentebestuur dat geen zin had in de bouw van een nieuwe Aldi. De redacteur van Distrifood had de woorden van het stukje in een enkele zin omgegooid en een twee alinea’s geschrapt, maar verder stonden in alle zinnen precies dezelfde tweehonderdvijfenveertig woorden in precies dezelfde volgorde. Zelfs mijn gebruikelijke tikfout had de redacteur van Distrifood integraal overgenomen. Eenvoudig bewijsbaar- knip en plakwerk.

Ik stuurde daarop een rekening van €80 naar Distrifood. Het was zeker mijn magnum opus niet, maar er zaten wel uren in en zoiets dacht ik er namelijk mee verdiend te hebben als ik het aan het AD had verkocht, de krant waar ik destijds wel vaker mijn regionale stukjes en foto’s sleet. Ergens was ik niet echt verrast dat antwoord van Distrifood uitbleef, ook niet dat ze nul geld overmaakten. Ook na een herinnering, en nog een herinnering: geen geld en geen reactie. Niks

Daarna benaderde ik ook nog een tweetal IE-advocaten, want die gaan over auteursrecht, ook wel: intellectueel eigendom. Beiden gaven me goede kans een rechtszaak te winnen. Alleen moest de ene advocaat wel keihard lachen toen ze hoorde dat het ging om een factuur van €80. Dat lachen moest voldoende duidelijk zijn, verder maakte ze er geen woorden aan vuil: over €80 gaan we niet procederen.

Vrijwel tegelijkertijd kreeg ik antwoord van het rechtsbijstandsfonds van Lira. Ze gingen me niet steunen, want het factuurbedrag stond niet in verhouding tot de mogelijke kosten. Mijn verweer dat de kosten uiteindelijk door de tegenpartij vergoed zouden moeten worden werd door het bestuur verworpen; ze deden het gewoon niet.

Kortom zit ik nu een beetje in hetzelfde schuitje als vijftien jaar geleden. Ik krijg niet betaald, omdat ik te kleine facturen schrijf. Zelfs de organisaties die zijn opgericht om de auteur juridisch bij te staan geven niet thuis. Uiteindelijk komt daardoor een beursgenoteerd bedrijf, dat miljarden omzet, weg met diefstal van een journalist die braaf de stukken leest en de lokale bestuurders een beetje in de gaten houdt.

Ik heb op dit moment nog even geen zin me daarbij neer te leggen, vandaar dit stukje. Misschien dat er iemand is bij Distrifood die dit leest en de redelijkheid van mijn factuur alsnog inziet. Of iemand bij Lira, die zich de doelstelling van de stichting toch nog kan herinneren. En anders is er misschien wel een onbaatzuchtige advocaat die dit leest en wel in is voor een geinig zaakje. Ze kunnen me allemaal bereiken op: abumelle@xs4all.nl

Anthon Keuchenius

 

IEF 14556

Auteursrechtdebat: Een freelancer aan het woord: berusting is onverstandig

Door Kees Schaepman, freelance journalist. Auteursrechtdebat – thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. ‘Berusting lijkt mij verstandig’, schrijft Arno Grunberg [IEF 14510] in zijn bijdrage aan deze site. Teksten van artikelen, columns en boeken worden gejat, maar daar valt niet altijd iets tegen te doen. Ik vrees dat Grunberg gelijk heeft. Maar als er wel iets aan te doen valt, en zeker als anderen geld verdienen dankzij mijn arbeid, blijf ik graag onverstandig. Niet zozeer omdat de grootschalige diefstal van intellectueel eigendom mij geld kost, dat valt in mijn geval nogal mee. Het grootste deel van mijn journalistieke leven was ik in vaste dienst en deed ik daarom afstand van mijn auteursrechten. Maar de schaamteloosheid waarmee de wet wordt genegeerd en het geestelijk eigendom van freelancers wordt geplunderd, krenkt mij. Freelance auteurs worden te vaak behandeld als letterknechten die hun mond dicht moeten houden. Doen ze dat niet, dan dreigt uitsluiting. Ik ken alleen al in mijn directe omgeving vele journalisten, documentairemakers en scenarioschrijvers die door hoofdredacties, omroepbazen en uitgevers onder druk zijn gezet om afstand te doen van hun auteursrechten. ‘Grote mond? Voor jou tien anderen’.

Een paar maanden geleden schreef ik een opiniestuk voor de website Villamedia onder de kop ‘Blendle moet freelancers nu betalen’. Ik betoogde daarin dat de initiatiefnemers van Blendle ‘niet zulke aardige jongens’ zijn omdat zij zich gedragen als ‘negentiende-eeuwse werkgevers’. Waarom? Omdat ze geen cent aan freelancers betalen, ook niet na een investering van drie miljoen euro in hun onderneming door de New York Times en het Axel Springer Verlag. Dat had ik volgens de advocaat van de Blendleboys – Alexander Klöpping en Marten Blankesteijn – niet mogen zeggen. Zij hadden overwogen een eis tot rectificatie in te dienen: ‘De uitlatingen zijn namelijk onjuist, suggestief en onnodig grievend. Het is ook niet onaannemelijk dat de uitlatingen reputatieschade opleveren.’ Om de verhoudingen niet verder te beschadigen, werd uiteindelijk geen sommatie verstuurd. Maar ik moet me voortaan wel koest houden, anders weigert Blendle met de auteursrechtenorganisatie Lira, waarvan ik bestuurslid ben, te overleggen over een fatsoenlijke regeling voor freelancers.

Het is de omgekeerde wereld. Blendle publiceert zonder enig overleg stukken van mij en van mijn collega’s. Na lang, lang aandringen komt nu hopelijk eindelijk een gesprek met Lira op gang waarin die inbreuk op onze rechten hopelijk wordt recht gezet, maar dan moet ik wel braaf zijn en mijn mond dicht houden. ‘Persbreidel’, dacht ik in een eerste opwelling van woede. Maar dat is misschien een iets te sterke term, al komt het wel in de buurt.

De houding van Blendle is typerend voor die van veel opdrachtgevers en distributeurs die geen gezeur van freelancers aan hun kop willen. Ze vinden de bestaande wetgeving verouderd en lastig. Vanuit hun perspectief kan ik me dat tot op zekere hoogte indenken. Er is ook nieuwe wetgeving in de maak. Maar het feit dat die nieuwe wetgeving er nog niet is, houdt geen vrijbrief in om ten eigen voordele inbreuken op de bestaande wetgeving te maken. En het mag helemaal nooit reden zijn om individuele freelancers te intimideren, te bedreigen of monddood te maken. Daardoor voel ik me niet alleen bestolen maar vooral gekrenkt in mijn beroepstrots en onnodig gegriefd.

Kees Schaepman

IEF 14510

Een kerstgroet van Arnon Grunberg - Auteursrechtdebat

Door Arnon Grunberg, schrijver. Auteursrechtdebat - thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Toen ik onlangs aan colleges deelnam op de Freie Universität in Berlijn – ik geloof dat ‘deelnemen’ het juiste woord is; ik was weliswaar geen student, maar hoefde de colleges niet te leiden; enkele van mijn teksten waren door de studenten bestudeerd en als producent van die teksten mocht ik ook wat zeggen, ongeveer zoals het tegenwoordig als een goede zaak wordt gezien om ook slachtoffers van een misdrijf tijdens de rechtszaak nadrukkelijk aan het woord te laten en soms zelfs toe te laten als nevenaanklager – merkte ik op dat literatuurwetenschappers, neerlandici en germanisten vaker gebruik zouden moeten maken van sociologische en economische kennis. Dat economische belangen geen rol zouden spelen bij het tot stand komen en uitgeven van teksten lijkt me een illusie. Toch werd die opmerking gezien, merkte ik, als vloeken in de kerk. De literatuur, de echte, de hoge, staat los of hoort los te staan van welk economisch belang dan ook. Alleen de innerlijke noodzaak telt, die vrome leugen van het literatuurbedrijf. De innerlijke noodzaak is net zo onbewijsbaar als de werking van menig homeopathisch medicijn maar toch zweren veel lezers, critici en schrijvers bij de helende effecten van die innerlijke noodzaak.

De economische aspecten, zeker niet de enige aspecten, zijn echter stukken concreter. Een tekst wordt geschreven en een krant of tijdschrift betaalt mij om die tekst te mogen afdrukken. (We hebben het vooralsnog niet over romans, daar gaat het om voorschotten en royalties.) Indien gewenst kan ik die tekst nog eens verkopen aan tijdschriften en kranten buiten Nederland.

Columns worden ook geplaatst op Blendle, waarvoor de auteur niets krijgt, en een week na het verschijnen zijn onder andere mijn Voetnoten, die dagelijks in de Volkskrant verschijnen, (gratis) te lezen op mijn eigen site. Dus vanuit het perspectief van de schrijver betalen sommige lezers voor een tekst en andere lezers krijgen diezelfde tekst gratis.

Als we naar boeken kijken is een financiële beloning voor de auteur ook niet altijd gegarandeerd. Voor de tweedehands verkoop ontvangt de auteur geen royalties meer. Dat hij voor die verkoop al een keer royalties heeft ontvangen is niet per definitie waar, vaak gaat het om zogenaamde beschadigde exemplaren of recensie-exemplaren. Ook voor gestolen e-books – er wordt behoorlijk wat gestolen in die wereld – ontvangt de schrijver uiteraard geen royalties.

Eerlijk gezegd geloof ik dat hier weinig aan te doen is, berusting lijkt mij verstandig.

Enkele van mijn journalistieke collega’s maken zich erg boos dat bijvoorbeeld Blendle niets betaalt voor het gebruik van hun teksten, maar ik stel mij ook in dezen op het standpunt van Jezus: de verspreiding van het woord, mijn woord uiteraard, is belangrijker dan de contante betaling ervoor. De schrijver die zijn economisch belang te strikt afbakent, is ook in economisch opzicht onverstandig bezig. (Zie hiervoor ook mijn essay ‘Jezus was een econoom’, dat vermoedelijk in 2020 op de markt zal komen.)

Wat niet wil zeggen dat aan het principe van intellectueel eigendom moet worden getornd, want intellectueel eigendom is niet uitsluitend een financiële kwestie; eigendom is nu eenmaal niet alleen een financiële kwestie.

Deze tekst is van mij en iedereen die doet alsof hij deze tekst heeft geschreven of deze verspreidt zonder de auteur te vermelden, is een dief.

Overigens moet ik eerlijk toegeven dat ik voor het schrijven van deze tekst als ik me niet vergis slechts een fles wijn zal krijgen (mij is een fles van circa vijfentwintig euro toegezegd). Wat iets beneden mijn tarief ligt.

Ook meen ik te weten dat de lezer niet voor het lezen van deze tekst heeft betaald. Mijn intellectueel eigendom blijkt in praktijk dikwijls publiek bezit, als een openbaar urinoir. (Ja, menige lezer heeft de behoefte te plassen over het intellectueel eigendom van een ander. Zie hiervoor mijn essay ‘De lezer is een hond’, dat in 2024 zal verschijnen.)

Maar of voor het gebruik van andermans intellectueel eigendom (dat wil zeggen het lezen, en soms ook het verspreiden ervan) altijd contant moet worden afgerekend is dus de vraag. In theorie wel, in praktijk lijkt me dat, zeker in tijden van digitale media, bijzonder lastig. En als een museum een schilderij aanschaft krijgt de schilder toch ook niet betaald voor elke betalende bezoeker? Bovendien is het hoogst onzeker of al die bezoekers dat bewuste schilderij daadwerkelijk bekeken hebben.

Economie bestaat niet alleen uit monetaire transacties. (Zie wederom mijn essay ‘Jezus was een econoom’.) De lezer kan ook betalen met liefde, genegenheid, ontboezemingen, huwelijksaanzoeken, het tot beschikking stellen aan de schrijver van gezins- en familieleden, en andere vormen van gewenste en ongewenste inspiratie.

Ondergetekende ontkent de monetaire kant van het literaire bedrijf geenszins, maar in de beste traditie van de Messias heeft hij zijn hoop gesteld op de niet-monetaire transactie bij de verspreiding van het (zijn) woord.

Ik hoop hiermee een bijdrage te hebben geleverd aan de discussie over auteursrecht en wacht met interesse relevante voorstellen af.

Arnon Grunberg
Miami Beach, 20 december 2014

IEF 14497

Auteursrechtdebat: Blokkeren is niet de oplossing, wel een middel

Door Victor Bouman, Wieringa advocaten. Thema: blokkade. Een maand of twee geleden brak ik op deze plek een lans voor het blokkeren van websites die stelselmatig inbreuken op auteursrechten faciliteren [IEF 14267]. In mijn artikel betoogde ik dat een blokkering van The Pirate Bay wel degelijk effectief kan zijn bij de bestrijding van auteursrechteninbreuk, met name wanneer naast deze – inmiddels zelfs bij de spreekwoordelijke oma van Frank Melis bekende  – site ook concurrerende torrentsites achter een blokkade verdwijnen. Hoewel mijn pleidooi op bijval kon rekenen,  heeft Melis in zijn artikel van 24 oktober 2014 enige kritische kanttekeningen bij mijn stuk geplaatst. Ik zal daar in het onderstaande op ingaan.

In de basis ontlopen de meningen van Melis en mij over de effectiviteit van de blokkering van The Pirate Bay zoals deze tot en met januari 2014 gold elkaar niet zoveel. Ook ik realiseer mij dat een blokkering van alleen The Pirate Bay niet veel zin heeft: er bestaan legio andere sites die eenzelfde functie hebben, denk aan KickAssTorrents, Torrentz en Isohunt. Wellicht zijn deze minder bekend, maar als gevolg van de blokkade hebben zij hun bezoekersaantallen vermoedelijk flink zien stijgen. De strekking van mijn artikel was dan ook niet dat de blokkering van The Pirate Bay sec een goede maatregel is om het auteursrecht te handhaven, maar dat we blokkeren als maatregel niet zomaar ter zijde moeten schuiven op basis van de resultaten van één blokkade, die één site trof.

Dat betekent overigens ook weer niet dat ik met Melis van mening ben dat de blokkering van The Pirate Bay zonder meer ineffectief was. Terecht concludeert het Hof,  onder verwijzing naar het Baywatch-artikel  en het rapport Filesharing 2©12 , dat een deel van de downloaders zegt te zijn gestopt met downloaden, of in ieder geval te hebben geminderd, als gevolg van de blokkade van The Pirate Bay. Dat is een direct effect van de blokkering en reeds op die grond zou je kunnen stellen dat de blokkering zin had.

Bij de beoordeling of een maatregel effectief is, speelt uiteraard de vraag wat effectiviteit exact inhoudt. Wellicht lopen de noties van effectiviteit van Melis en mij sterk uiteen, maar het lijkt mij toch prima vol te houden dat er al sprake is van effectiviteit als een  deel van de gebruikers stopt met downloaden uit illegale bron. Daar staat misschien tegenover dat gedurende de blokkade abonnees die voorheen niet downloadden daarmee zijn begonnen (althans, dat is de verklaring die de auteurs van het Baywatch-artikel geven voor een lichte stijging die optrad na de aanvankelijke daling), maar van hen staat niet vast dat zij zijn gaan downloaden juist vanwege de blokkering.

Wanneer downloaden uit illegale bron écht moeilijker wordt gemaakt, door het blokkeren van alle sites die grote hoeveelheden inbreuken faciliteren, ligt het voor de hand dat de hiervoor genoemde effectiviteit sterk toeneemt. Uiteraard zal het blokkeren van grote torrentsites leiden tot de oprichting van nieuwe, dus is het zaak zo'n site snel te blokkeren  – in ieder geval voordat hij bekend is bij oma. Die snelheid kan wellicht worden bereikt door een commissie in te stellen, die oordeelt over het blokkeren van websites.  Om het draagvlak voor blokkeren te verbreden, zouden rechthebbenden de providers tegemoet moeten komen, bijvoorbeeld door hen facilitair te ondersteunen bij het blokkeren, en de kosten daarvan te compenseren.

Voor alle duidelijkheid: ik ben allerminst van mening dat blokkeren het ultieme middel is om auteursrechten online te handhaven. Blokkeren is hoe dan ook slechts een deel van de oplossing. De vaak genoemde legale alternatieven van de entertainmentindustrie vormen evenmin het ultieme middel, maar maken ongetwijfeld evenzeer deel uit van die oplossing. Juist de combinatie van methoden zal uiteindelijk kunnen leiden tot een aanmerkelijke teruggang van het aantal illegale downloads.

Victor Bouman

pdf-versie

IEF 14451

Auteursrechtdebat: Papieren tijgers terug in hun hok

Door Hendrik Gommer1, Rijksuniversiteit Groningen. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Downloaden uit illegale bron is verboden, zelfs voor thuisgebruik, zo stelt het Hof van Justitie van de Europese Unie2. Met die uitspraak is het Hof weer een deel van haar gezag verloren. Regel één van wetgeving zou ik willen noemen dat de wetgeving voldoende draagvlak heeft en/of afdwingbaar is. Beide voorwaarden ontbreken en dus is het Hof met deze uitspraak gedegradeerd tot een papieren tijger. Terecht dat Neelie Kroes dan roept om herziening van het auteursrecht. Maar in welke richting moet die hervorming plaatsvinden? Hebben de makers van muziek, films, teksten, foto’s genoeg aan een paar echte fans, zoals Ben van de Burg meent?

In 2011 concludeerde ik al eens dat het verbieden van P2P delen een verloren race is [BIE 2011-5, p. 160 e.v. ]. Het gaat te sterk in tegen het biologische mechanisme van delen. Dingen met elkaar delen fungeert als sociaal bindmiddel. Anderzijds moet de maker erkenning krijgen en beloond worden voor zijn innovatie, zodat hij zich blijft inzetten voor de vooruitgang. Eigenlijk gaat het om het aloude biologische principe dat er evenwicht moet zijn tussen het belang van het individu en het belang van de groep waar hij deel van uitmaakt. Als je de kaas van je brood laat eten, zal dat je gezondheid aantasten. Maar als je een ander niets gunt, zal je geïsoleerd raken en nooit meer aan kaas kunnen komen. Houdt rekening met een ander zoals je ook op jezelf past, dat is de biologische basisregel van het hele recht. Het recht zorgt met andere woorden voor een balans tussen het eigen belang en het groepsbelang, opdat ze kunnen samenwerken, groeien en zich verspreiden.

Wat heeft dat uitgangspunt voor gevolgen voor foto’s en teksten op het internet? Als die er vrijwillig zijn opgezet door de maker, zouden die automatisch moeten vallen onder de Creative Commons Licensie. Internet is per definitie een deelmedium. De schrijver of fotograaf die daar gebruik van maakt probeert bekendheid te krijgen door te delen en moet zich dan ook houden aan de regels die bij delen horen. Dus: jullie mogen mijn bijdrage gebruiken, als je er prudent mee omgaat en mijn naam noemt.

Er speelt nog iets anders mee. Door de introductie van internet zijn nieuwe vondsten niet altijd even schaars meer. Voor jouw foto tien andere, voor jouw tekst een andere tekst, voor jouw optreden het optreden van een ander. De waarde van dergelijke creatieve uitingen daalt door de wereldwijde uitwisselingsmogelijkheden. Dan moet je er niet vreemd van opkijken als je nog maar één cent per klik krijgt. Kwestie van marktwerking. Je moet niet je beroep maken van iets dat iedereen kan.

Maar de voorwaarde van erkenning blijft. Erken je de maker niet door zijn naam (opzettelijk) te verzwijgen, dan maak je woede los. Ieder mens wil erkenning voor zijn prestaties, zeker als die bijzonder zijn. Ik kan nog steeds het gevoel naar boven halen dat ontstond toen ik de foto van mijn eigen unieke bouwproject zag op een reclameposter van de Friesland Bank. Ik was ontzettend blij toen de rechtbank mijn auteursrecht erkende, al kreeg ik geen cent schadevergoeding. Ik kan overigens ook niet ontkennen dat het feit dat de bank inmiddels is opgeslokt door de Rabobank mij goed doet… Biologische drives kun je niet negeren.

Het probleem zit hem vooral in het hacken van muziek en films. Het hacken is diefstal. Je breekt binnen en sleept de Nachtwacht uit het atelier van Rembrandt. Dat vervolgens allerlei omstanders het schilderij namaken en die boven hun bank hangen, kun je de omstanders niet kwalijk nemen. Het is de dief die de schade toebrengt en die zal dus de schade moeten compenseren en gestraft moeten worden.

Mijn advies voor de door Kroes gevraagde herziening is daarom: Papieren tijgers moeten terug in hun hok. Een verbod op thuisgebruik valt niet te handhaven. Vrijwillig op internet geplaatste bijdragen vallen standaard onder de Creative Commons Licensie. Hackers worden beschouwd als dieven die moedwillig het goed van een ander vervreemden. Voor hen geldt de aloude natuurwet dat zij zwaar gestraft moet worden. En voor het overige is het aan de makers om een slim verdienmodel te bedenken.

Hendrik Gommer
1) Rechtsbioloog. Binnenkort verschijnt zijn boek ‘Vermenigvuldiging: De biologie van regels en wetten’.
2) HvJ EU 10 april 2014, nr. C-435/12 (ACI Adam e.a.); zie ook Joost Poort, Tijd voor meer legale popcorn, IEF 14277 IE-Forum.nl.

IEF 14449

Auteursrechtdebat: Muziek herovert de wereld

Met streaming is de nieuwe Gouden Eeuw voor muziek aangebroken. Door Bjorn Schipper, Schipper Legal. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. De muziekwereld bevindt zich wereldwijd in een interessante fase. Een fase waarin muziek voor alles en iedereen altijd en overal beschikbaar is. En met elkaar gedeeld kan worden. Muziek was nog nooit zo divers en veelomvattend aanwezig in het leven van mensen als vandaag de dag. De opkomst van het internet en de social media is zo bezien een zegen voor de muziekindustrie.

Na het tijdperk van de downloads krijgt streaming de laatste jaren steeds meer de overhand. Zoals altijd doet iedere nieuwe vorm van muziekexploitatie stof oplaaien. Het verbaast dan ook niet dat streaming onder vuur ligt. Het verbaast wel dat het sentiment rondom streaming op oneigenlijke wijze ingekleurd wordt. De prijs van een stream vergelijken met de prijs van een download – of zo u wilt: de prijs van een CD, LP of cassette – is als appels met peren vergelijken. De marktmechanismen en neveneffecten van het streamen van muziek zijn niet een-op-een te vergelijken met de muziekverkoop via fysieke dragers en downloads.

Streaming afschieten met het argument dat artiesten per gespeelde track ‘maar een paar tienden van een cent’ zouden kunnen ontvangen, maakt blind voor de in mijn optiek veel belangrijkere positieve neveneffecten van streaming. Grote aantallen streams duidt op een grote groep luisteraars/fans en dus serieuze belangstelling in zowel muziek als artiesten. Kunst is dan om deze belangstelling vast te houden en uit te breiden. Tienden van centen per stream omzetten in bijvoorbeeld de aanschaf van concertkaartjes, vinyl (!) en merchandise, vormt voor artiesten de echte uitdaging. Al dan niet met behulp van geïntegreerde social media en verzameling en analyse van Big Data. Muziek als zuiver promotiemiddel van artiesten, is het niet ooit zo bedoeld?

Cureren is een ander belangrijk aspect van de beschikbaarstelling van muziek via streamingdiensten. Het is fijn dat het online muziekaanbod zowat oneindig lijkt, probleem is echter dat haast onbeperkte keuzevrijheid meteen ook keuzestress bij gebruikers veroorzaakt. Waar zoekmachines als Google het gebruik van het internet vergemakkelijken, is cureren van muziek binnen streamingdiensten de sleutel tot succes. De gebruiker moet soms een handje geholpen worden door middel van muziekselecties en slimme koppelingen van specifieke muziek. Bijvoorbeeld binnen een bepaald muziekgenre maar juist ook daarbuiten. Met als gevolg dat ‘nieuwe’ muziek beschikbaar komt voor de individuele gebruiker. Het cureren kan zo tot permanente ontsluiting van oude muziekcatalogi leiden. Smaak zal ook minder afhankelijk worden van de waan van de dag. Haast alle muziek is voor iedereen beschikbaar, obscuur of niet. Het publiek zit online in de muzikale driver's seat.

Afgelopen maand kwam streamingdienst Spotify onder vuur te liggen toen artieste Taylor Swift besloot haar muziek niet meer via Spotify beschikbaar te stellen. Ook Prince heeft besloten zijn muziek van het internet te halen. Taylor Swift wilde naar eigen zeggen niet langer meewerken aan het principe ‘dat muziek geen waarde heeft en gratis zou moeten zijn’. De repliek van Daniel Ek, de CEO van Spotify, loog er vervolgens niet om. Ek stelt dat artiesten – anders dan bijvoorbeeld bij ‘piratensites’ het geval is – met Spotify wel degelijk geld kunnen verdienen, onder meer via advertenties bij gratis abonnementen als ook via de betalende abonnementen. Ek ontrafelt tevens de ‘mythen’ van de reeds genoemde ‘tienden van centen’ (het is inderdaad appels met peren vergelijken; bij Spotify is het aantal plays ontegenzeggelijk groter) en dat Spotify debet zou zijn aan het teruglopen van de markten voor downloads en CD’s (met of zonder Spotify, deze markten zouden toch wel teruglopen). Om eerlijk te zijn vind ik de argumentatie van Ek overtuigender dan die van Taylor Swift: Spotify en andere online streamingdiensten bieden artiesten nieuwe mogelijkheden en kunnen niet verantwoordelijk gehouden worden voor een krimp van de muziekindustrie. Feit is dat met de opkomst van het internet en de bijbehorende digitale mogelijkheden van exploitatie van muziek de traditionele controle op distributie van muziek compleet is veranderd.

Opvallend is dat in publieke discussies als die tussen Spotify en Taylor Swift de platenlabels vrijwel altijd op de achtergrond blijven. Boodschap is dat artiesten het slachtoffer zijn van het verdienmodel van streamingdiensten als Spotify. Dat artiesten in exploitatiecontracten er vaak veel slechter vanaf komen, lijkt geen rol van betekenis te spelen in de kritiek op nieuwe online verdienmodellen. Zuivere discussies over dit onderwerp zouden ook aandacht moeten besteden aan deze blinde vlek.

In deze context is het verfrissend kennis te nemen van de recente keynote speech van Steve Albini tijdens de muziekconferentie Face the Music in Melbourne. Albini is bandlid van rockgroep Shellac en voormalig bandlid van de Amerikaanse bands Big Black en Rapeman, en daarnaast schrijver van het essay The Problem With Music uit 1993. Albini zegt in zijn keynote letterlijk dat internet de problemen van de muziekindustrie heeft opgelost. In zijn ogen was de muziekindustrie van vóór het internet zeer inefficiënt, met name op het gebied van distributie en promotie. Dit heeft vooral de major platenlabels en enkele supersterren geen windeieren gelegd, aldus Albini. Het tijdperk van de CD liet bomen tot in de hemel groeien. Volgens Albini heeft het internet dit 'systeem' overhoop gehaald. Met als gevolg dat de band tussen artiesten en hun fans nog nooit zo direct was als nu het geval is. Deze nieuwe realiteit biedt kansen, vooral voor de artiesten zelf. Albini schetst dat het maken van muziek tegenwoordig niet per definitie duur hoeft te zijn - vooral in de demo fase - en dat artiesten hun muziek wereldwijd sneller en gemakkelijker kunnen delen, zonder belemmeringen. Artiesten hebben daarmee de controle terug over hun exposure. Het publiek kan daarentegen altijd en overal van muziek genieten, komt sneller in aanraking met 'nieuwe' muziek. Onze muzieksmaak wordt breder. Fans vormen online communities en blijken meer dan ooit bereid geld uit te geven aan concertkaartjes en bijzondere producties. Vinyl zit niet voor niets weer in de lift. Online delen en interconnectiviteit zijn Albini's toverwoorden. Albini concludeert onder meer dat het internet de muziekindustrie een stuk efficiënter heeft gemaakt. Dat daarbij tussen diverse actoren een ingrijpende herverdeling van posities en macht plaatsvindt, so be it. Albini heeft een punt, ook al zal niet iedereen blij zijn met deze constatering.

Streaming past naadloos in de ideale wereld van Albini. Focussen op 'tienden van centen' is staren naar de navel. Taylor Swift geeft aan haar collega-artiesten dan ook het verkeerde signaal af. Waar zij als superster kennelijk een terugtrekking kan permitteren, kunnen de meeste andere artiesten dit zeer zeker niet. Zij zullen gebruik moeten maken van de mogelijkheden van streaming om hun exposure te vergroten. Een directe band met fans ligt in het verschiet. Muziek herovert mede dankzij streaming wereldwijd onze harten en alleen dat al zou reden genoeg moeten zijn om de nieuwe Gouden Eeuw aan te kondigen.

Bjorn Schipper

IEF 14440

Auteursrechtdebat: Medelijden is niet nodig. Artiesten verdienen toch al genoeg?

Door Lotte Anemaet, VU Amsterdam/hoofdredacteur Auteursrechtdebat. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Een paar weken geleden verscheen een opmerkelijke column van oud-schaatser Ben van der Burg op BNR Nieuwsradio. Wat zou het toch mooi zijn als je als muzikant niet afhankelijk hoeft te zijn van een platenlabel, producer of liedjesschrijver. En wat zou het toch mooi zijn als je duizend fans weet te vinden die honderd euro aan je willen besteden. Een businessmodel dat echter niet het dominante model is geworden binnen de muziekindustrie, verzucht Ben van der Burg. Streamingdiensten als Spotify hebben in plaats daarvan de overhand genomen [BvdB]. Moeten we daar blij mee zijn? Taylor Swift is dat in ieder geval niet. Bart Wirtz was toch wel verbaasd over de hoogte van het bedrag: ‘Ik vind het medium mooi, ik geloof in streaming. Maar na een telefoontje met auteursrechtorganisatie Buma/Stemra bleek ik voor één van mijn tracks die 200.000 keer gestreamd was 2 euro te ontvangen’ [Bart Wirtz, ‘Streaming (2)’, Ntb 2014, p. 28.]. Ben van der Burg windt er verder geen doekjes om:

Toch hoeven we geen medelijden met artiesten te hebben. Ze doen immers wat ze het mooiste vinden: muziek maken. Dan maakt het niet uit of je speelt in een uitverkocht Ziggo Dome of voor vijf dronken mannen in een vaag café. Dan moet je niet zeuren over een paar tiende centen per gespeeld nummer meer of minder. Je hoeft maar één ding goed te doen: je echte fans gelukkig houden.

Is dat zo? Als we Pierre Bourdieu, een van de grootste sociologen uit de twintigste eeuw*, moeten geloven, dan is de autonome creatieve maker inderdaad vooral op zoek naar erkenning, maar of een liedje spelen voor vijf dronken mannen nu genoeg is om van te leven? Om nog maar te zwijgen over of dit nu de erkenning is waar de individuele maker op zit te wachten. Wat denkt u?

Lotte Anemaet
* P. Bourdieu, Die Regeln der Kunst. Genese und Struktur des literarischen Feldes, Frankfurt/Main: Suhrkamp 1999, p. 344. Zie ook: M.R.F. Senftleben, ‘Copyright and Creators’ Interests – Rights and Remuneration in the Light of Bourdieu’s Analysis of the Field of Literary and Artistic Production, p. 14: ‘As bourgeois authors, autonomous authors have to earn a living. Therefore, it is a matter of fairness and equality to remunerate not only bourgeois authors but also autonomous authors for their creative work.’