Auteursrechtdebat  

IEF 14266

Auteursrechtdebat: Handhaving auteursrechtrechten via een websiteblokkade: de juiste methode?

Thema: Blokkade. Door Lotte Anemaet, VU Amsterdam/hoofdredacteur Auteursrechtdebat. Wat denkt u?
Stelling 1: Blokkeren is gewoon censuur en is dus een weinig democratische oplossing om het auteursrecht te handhaven.
Stelling 2: Tussenpersonen dienen niet te worden opgezadeld met de handhavingsproblemen die auteursrechthebbenden (en dus ook Brein) hebben.
Stelling 3: Individuele gebruikers dienen te worden aangepakt, want zij zijn uiteindelijk degenen die de illegale werken willen gebruiken en het auteursrecht daarvoor schenden.
Stelling 4: Een blokkade is al effectief als het aantal uploaders van auteursrechtelijk beschermde werken is gedaald.

Al ruim vier jaar duurt de juridische oorlog tussen Stichting Brein, Ziggo en XS4ALL voort. Het is een oorlog over een verboden website: The Pirate Bay, ’s werelds grootste index voor audio, video, games, software en boeken en zeer geliefd onder gebruikers. Pogingen om de website voorgoed neer te sabelen, zijn tot nu toe niet gelukt. Vandaar dat de degens gericht zijn op de tussenpersonen, de internet service providers die meer dan anderhalf miljoen Nederlandse gebruikers voorzien in een internetverbinding. De strijd is echter nog niet ten einde: een cassatieberoep staat open.

Eenvoudig is de zaak niet: het gaat namelijk erom verschillende belangen tegen elkaar af te wegen: het auteursrecht van de contentindustrie , de informatievrijheid en privacy van internetusers en de ondernemingsvrijheid van internet service providers, zoals Ziggo en XS4All . Het gaat dus niet om het simpel neerhalen van een website, maar om een gedegen afweging van verschillende grondrechten, zodat een juist evenwicht kan worden verzekerd. Dat het niet eenvoudig was, blijkt uit de gevoerde rechtszaken. Eerst werd een voorlopige voorziening afgewezen , terwijl de Haagse rechtbank evenwel oordeelde dat Ziggo en XS4ALL de toegang van hun klanten tot The Pirate Bay moesten blokkeren. De blokkade was volgens de rechtbank Den Haag effectief, omdat de blokkades in ieder geval een extra barrière betekenden. Het hof Den Haag kwam daarna weer tot een andere conclusie, namelijk dat de blokkade van The Pirate Bay moest worden opgeheven, omdat de maatregel niet proportioneel en juist niet effectief was gebleken.

De uitspraak van het Hof van Justitie EU op 27 maart 2014 in de zaak over het platform kino.to zal echter voor deze juridische discussie weer nieuwe gevolgen kunnen hebben. Het HvJ EU heeft namelijk geoordeeld dat de verschillende grondrechten een websiteblokkade niet in de weg hoeven te staan en dat een websiteblokkade dus mogelijk en geoorloofd kan zijn. Weliswaar beperkt een dergelijk verbod de vrijheid van ondernemerschap, maar raakt het verbod dit grondrecht niet in de kern. De internetprovider is immers vrij om te bepalen welke maatregelen zij neemt om het beoogde resultaat te bereiken (r.o. 52). Een dergelijk bevel geeft daarnaast de provider de mogelijkheid om aan de aansprakelijkheid te ontkomen door aan te tonen dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen (r.o. 53). Daarnaast heeft de ISP de verplichting om het grondrecht vrijheid van meningsuiting van de klant te waarborgen (r.o. 56) en is het noodzakelijk dat de nationale procesregels de internetgebruikers de mogelijkheid bieden hun rechten voor de rechter te laten gelden, nadat de door de internetprovider genomen uitvoeringsmaatregelen bekend zijn (r.o. 57). Wat betreft de effectiviteit van de maatregel, een hekel discussiepunt tussen Brein en XS4ALL en Ziggo, oordeelde het Hof dat er een blokkadeverplichting kan zijn voor de ISP ondanks dat de maatregel slechts een beperkte effectiviteit heeft in de praktijk. Dat de door een ISP te nemen maatregelen mogelijk niet leiden tot volledige beëindiging van inbreuken, zoals dat de blokkade wordt omzeild, staat niet weg aan het toewijzen van een blokkering door de rechter (r.o. 61, 62). De vraag is nu wat de Hoge Raad gaat beslissen.

En wat hiervan te vinden? Is de tussenpersoon nu niet eigenlijk probleemeigenaar geworden van de websiteblokkades? Een wegbeheerder is toch ook niet, krachtens het feit dat hij toegang verschaft tot de openbare weg, aansprakelijk voor alle onrechtmatige daden die er op de openbare weg worden gepleegd? De politieke agenda heeft bijvoorbeeld aangegeven niet de individuele gebruiker aan te pakken. Een bevel is echter wel mogelijk, maar hoe democratisch is een blokkade eigenlijk, is het niet een vorm van censuur? De access provider raakt immers steeds actiever betrokken bij de communicatieve handelingen van eindgebruikers. Is het daarnaast niet veel beter om meer legaal aanbod te creëren? Handhaven alleen is immers dweilen met de kraan open? Maar ook dan zal een vorm van handhaving nodig zijn, tenzij we het auteursrecht door het elektronisch vergiet willen laten wegspoelen.

Lotte Anemaet
hoofdredacteur Auteursrechtdebat
l.anemaet@vu.nl

pdf-versie met voetnoten

IEF 14248

Auteursrechtdebat: De shanzhai-route

Door Alex van Egmond, Freelance schrijver. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Over de jaren heeft China een notoire reputatie opgebouwd als globale kopieermachine. Hoewel het land inmiddels de tweede economie ter wereld genoemd kan worden, is de wettelijke bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten internationaal gezien nog steeds ver onder de maat. Sinds 2010 is innovatie en creativiteit het speerpunt van het Chinese overheidsbeleid om de economie te synchroniseren met de rest van de wereld en de terugvallende export te keren.(1) Met deze achtergrond rijst de vraag of een creatieve markt ook mogelijk is zonder stringente handhaving van intellectueel eigendom en auteursrecht.

De Chinese term voor namaakproducten is 'shanzhai' en refereert naar een versterkt bergdorp waar bandieten zich met hun buit terugtrekken. In het Land van het Midden hoeft men niet ver te gaan om deze 'versterkte bergdorpjes' te ontdekken. Zelfs in de grote steden aan de oostkust vindt men in  winkels kleding van Odidos, Riebok en Kuma. Verder is de Polystation een alternatief van de wereldwijd populaire spelcomputer en ziet de moderne Chinees er goed uit met een iPhone-achtige smartphone waar het bekende logo vervangen is door een peertje. Dit is nog vrij onschuldig en zal de consument niet snel in verwarring brengen, maar shanzhai gaat verder dan alleen het namaken van producten.
Bij dit schrijven heeft Apple zestien officiële verkooppunten in China, maar in het straatbeeld komt men er meer tegen. De inrichting en de producten zijn identiek aan de Apple Store, vaak tot aan de gebruiksaanwijzing en garantie toe. Mijn ervaring is dat Chinezen de namaak Apple Stores niet kunnen onderscheiden van de officiële winkels en wanneer ik als nuchtere kaaskop mijn wantrouwen uitleg wordt dat met ongeloof aangehoord. De producten in de namaakwinkel kunnen authentiek zijn, maar de service is uiteraard niet dezelfde. Consumentenvoorlichting in deze is dus belangrijk. De verwarring beperkt zich echter niet alleen tot de consument als de zaak van de Apple Store in Kunming (juli 2011) wordt aangehaald; zelfs het personeel daar wist niet dat ze in een onofficiële winkel werkten.(2)

Het is kant en klaar dat China een probleem heeft met namaakproducten, namaakwinkels, hotels, fastfood restaurants, koffiebars, enzovoort. De Chinese overheid voert regelmatig campagnes om het tij te keren, en begeeft zich daarbij in een bijna onmogelijke strijd, aangezien de kopieercultuur zo diep geworteld is in elke denkbare industrie. Daarnaast is namaak een lucratieve business die werkgelegenheid verschaft en dus voor stabiliteit zorgt. Het voorkomen van onrust staat hoog op het prioriteitenlijstje van de communistische partij zodat veel door de vingers wordt gezien als het internationaal niet teveel imagoschade oplevert.

Echter met de huidige economische conjunctuur wereldwijd is de rol van China als wereldfabrikant uitgehold en zal er daadwerkelijk iets moeten veranderen in het overheidsbeleid. In 2020 of eerder zal China de nummer 1 economie van de wereld worden. Maar dan wel met 'made in China' en niet zozeer 'created in China'. De fenomenale economische groei is voornamelijk toe te schrijven aan kosteffectief produceren tegen een absurd lage prijs met weinig aandacht voor de arbeidsomstandigheden. Dit is een groeimodel dat inmiddels niet meer werkt. De Chinese romanschrijver Yu Hua(3) refereert in zijn boek 'China in tien woorden' kritisch naar het woord shanzhai. Wanneer namaak blijft prevaleren zullen buitenlandse investeringen terugvallen en zal de economie op de lange termijn schade ondervinden. Immers zonder innovatiecultuur en nadruk op het spiegelen van westerse ideeën creëert China geen producten waar de wereld op zit te wachten. Met andere woorden gebrek aan creativiteit binnen de Chinese maatschappij en cultuur heeft een directe impact op de economische groei.

De Chinese overheid onderkent het gebrek aan creativiteit en heeft haar aandacht gericht op de bescherming van intellectuele eigendomsrechten als oplossing voor de tegenvallende export en groeicijfers. Journalist Sun Xiaochen schreef in de China Daily van april 2014 dat China's copyright-industrie 6.67 procent uitmaakte van de BNP groei in 2011.(4) Wat op zich al een goede stap in de richting is, maar in vergelijking met de Verenigde Staten, waar bijna 12 procent van het BNP toegeschreven is aan de copyright-industrie, is er nog genoeg ruimte voor verbetering. Vooral de Chinese IT-industrie profiteert van strenge handhaving op intellectueel eigendom in haar sector; internetgigant Alibaba, de social media App van WeChat en pc-producent Lenovo zijn zodoende in staat om te innoveren en te concurreren op de wereldmarkt.

Helaas blijven de succesverhalen beperkt tot bovenstaande voorbeelden. Of China in de volgende decennia haar economie daadwerkelijk kan omvormen tot een creatief en innovatief geheel blijft koffiedik kijken. De naleving van intellectuele eigendomsrechten en dus de acceptatie van deze rechten is slechts één aspect van de uitdaging waar China voor staat in deze. Een ander aspect, bijvoorbeeld het rigide onderwijssysteem dat gebaseerd is op repetitie en memoriseren en zodoende geen creativiteit stimuleert, is wellicht een groter knelpunt.

Hoe het ook zij, het voorbeeld van China laat zien dat een creatieve markt waarin intellectuele eigendomsrechten worden gehandhaafd, Chinese producenten op de wereldmarkt verhindert om de makkelijkste weg, de shanzhai-route, te nemen en op de lange termijn zal dat zich vertalen in betere concurrentiepositie. Meer groei dan wat er nu is (7 %) zie ik niet gebeuren. Die wonderjaren zijn voorbij. Aandacht voor de intellectuele eigendom kan wel helpen om de concurrentiepositie op de wereldmarkt te verbeteren en de huidige 7% BNP te behouden.

1) <https://cesifo.oxfordjournals.org/content/58/4/650.full>
2) <https://www.bbc.co.uk/news/technology-14273444>
3) <https://www.amazon.com/China-Ten-Words-Yu-Hua/dp/0307739791>
4) <https://www.chinadaily.com.cn/china/2014-04/20/content_17448091.htm>


(pdf-versie)
IEF 14240

Auteursrechtdebat: Vrijbrief voor het embedden van user generated content na Svensson?

Door Margot Verbaan, De Brauw Blackstone Westbroek. Thema: Hyperlinken & Embedden. Sinds het Svensson-arrest [IEF 13540] kan er geen twijfel meer over bestaan: hyperlinken naar een auteursrechtelijk beschermd werk is toegestaan, tenzij de mededeling een nieuw publiek bereikt. Hetzelfde geldt voor het embedden van een dergelijk werk. Volgens het HvJ EU maakt het immers geen verschil of het werk op een andere website wordt getoond dan waar het oorspronkelijk is geplaatst.

Voor zowel het hyperlinken naar, als het embedden van een werk geldt, dat een nieuw publiek wordt bereikt indien dit publiek bij het plaatsen van het werk niet in aanmerking is genomen. Daarvan is in ieder geval sprake indien het werk niet (meer) vrij toegankelijk is – bijvoorbeeld door beperkingsmaatregelen – of doordat het werk (na verloop van tijd) is verwijderd.

Niet van belang is wat de daadwerkelijke omvang van het publiek is dat met de oorspronkelijke mededeling wordt bereikt. Evenmin of deze vindbaar is voor de gemiddelde internetgebruiker. Van belang is dat de openbaarmaking, vanwege de vrije toegankelijkheid van het werk, ziet op alle mogelijke bezoekers van de website. En een werk dat online vrij toegankelijk beschikbaar is, is in potentie door eenieder te bezoeken en daarmee is een hyperlink naar dat materiaal in beginsel geen nieuwe openbaarmaking.

Het embedden van user generated content ("UGC") door bedrijven wint aan populariteit. Openbare profielen in sociale media worden afgespeurd naar merklogo's, teneinde de gevonden UGC te embedden op de website van de merkhouder. Mond-tot-mond reclame van personen die de consument "kent" is immers één van de meest geloofwaardige manieren van adverteren.

Het embedden van de gevonden UGC is in principe toegestaan, mits geen andere rechten worden geschonden. Een (bekend) persoon die herkenbaar in beeld is kan zich immers beroepen op het portretrecht. En UGC waarbij de bronvermelding ontbreekt kan een schending van de persoonlijkheidsrechten opleveren.

Een andere mogelijkheid voor het embedden van UGC is het vragen van toestemming aan de rechthebbende. Nu achteraf om toestemming vragen niet efficiënt is en tevens onzeker is of deze wel wordt verleend, kunnen hashtags hier uitkomst bieden. In de oproep tot het gebruiken van hashtags worden de voorwaarden vermeld en uitgelegd waarvoor de UGC zal worden gebruikt. Hiermee slaat men twee vliegen in één klap: er is vooraf toestemming gegeven én de UGC kan op eenvoudige wijze worden verzameld. Door middel van hashtags wordt ook het risico ondervangen dat de oorspronkelijke mededeling plotsklaps wordt verwijderd en de juridische grond voor het embedden daardoor wegvalt.

Ondanks het feit dat het Svensson-arrest het embedden van vrij toegankelijke werken toestaat, is het nog even afwachten of het HvJ EU in zijn antwoord op de prejudiciële vraag in Bestwater (IEF 12669, C- 348/13) – of embedden als openbaarmaken te kwalificeren is – toch niet nog een nuance aanbrengt.

Margot Verbaan
De Brauw Blackstone Westbroek

IEF 14227

AUTEURSRECHTDEBAT: Downloadverbod &eacute;n thuiskopieheffing: een opmerkelijke draai van de staatssecretaris

Door Ebo Keuning, post-initiële/post-graduate master IE, Universiteit van Alicante. Thema: Downloadverbod & thuiskopie. “Als downloaden uit evident illegale bron niet langer onder de thuiskopie-exceptie valt, is er geen aanleiding meer voor een stelsel met thuiskopieheffingen. […] Een heffingenstelsel zou dan slechts leiden tot dubbele of onnodige betaling door de consument.”

Zelfs vóór de eerste internaut day betaalden wij al een thuiskopieheffing. Auteursrechthebbenden leden schade doordat de Nederlandse consument films, tv- en radioprogramma’s opnam, en video- en cassettebanden kopieerde – die schade moest worden gecompenseerd. De internetrevolutie maakte piraterij nóg interessanter, zo ontstond de geliefde en gehate downloadcultuur. Nederland greep artikel 5, lid 2, sub b van de Auteursrechtrichtlijn aan voor een polderoplossing waarin de downloadende consument en de gevestigde belangen van de thuiskopieregeling werden gespaard.

Sindsdien benadrukte Nederland consequent en expliciet dat het geen downloadverbod kende. De thuiskopieregeling was succesvol opgerekt van het kopiëren van cassettebandjes naar het downloaden van films via The Pirate Bay. Kopers van vergoedingsplichtige voorwerpen compenseerden collectief de schade van auteursrechthebbenden. Vriend en vijand van downloaden waren het eens dat de thuiskopieheffing daarmee onlosmakelijk was verbonden. Getuige het openingscitaat onderschreef de staatssecretaris dat standpunt nog in 2011.

In april zette het Hof van Justitie een streep door ons downloadbeleid. De staatssecretaris bevestigde direct het downloadverbod, een week later schreef hij de Tweede Kamer dat de thuiskopieheffing in stand blijft. Daarvoor dienen de AMvB te worden herschreven en de SONT-tarieven opnieuw te worden berekend. Zo werd de koppeling tussen downloaden uit ongeoorloofde bron en de thuiskopieheffing wel erg gemakkelijk verbroken. Kennelijk greep het kabinet haar kans om belangenclubs hun downloadverbod te geven én de gevestigde belangen van Stichting de Thuiskopie veilig te stellen.

Dat is opmerkelijk, een pure thuiskopieerheffing wordt steeds moeilijker te rechtvaardigen door het wegvallen van een overtuigend verband tussen het bezit van vergoedingsplichtige voorwerpen en kopiëren zonder toestemming. In tegenstelling tot analoge opslagmedia hebben hedendaagse producten legio legale gebruiksmogelijkheden. Rechthebbenden geven bovendien in hun licentievoorwaarden steeds vaker toestemming voor het maken van eigen kopieën (iTunes legt de verantwoordelijkheid voor het maken van een back-up bij de consument), maken kopieën technisch onmogelijk of maken kopiëren overbodig dankzij streaming. En wat te denken van werken gepubliceerd onder Creative Commons-licenties of de eigen foto’s?

Gezien de groeiende weerstand tegen de uitwassen van het auteursrecht is het nauwelijks denkbaar dat deze gang van zaken maatschappelijk draagvlak geniet. Het downloadverbod leek al langer onvermijdelijk. Maar het in stand houden van de thuiskopieheffing getuigt van miskenning van legitieme bezwaren tegen de regeling en staat haaks op eerder gewekte verwachtingen.

Het Hof van Justitie oordeelde niet alleen over illegaal downloaden, maar gaf ook expliciet te kennen dat de Nederlandse thuiskopieregeling incompatibel is met de Auteursrechtrichtlijn – m.i. voldoende aanleiding de heffing op te schorten en in het politieke debat te pleiten voor afschaffing. De staatssecretaris heeft dit nagelaten en daarmee zijn kans verspeeld om beleid te maken van zijn eerdere standpunt. Het resultaat? Wij betalen fors voor de beperkte schade van enkele private partijen, dat leidt – volgens de staatssecretaris – tot “dubbele of onnodige betaling door de consument.

Ebo Keuning

pdf-versie

IEF 14210

Auteursrechtdebat: Een downloadverbod is zinloos, want het is niet te handhaven

Door Jung-Ming Ng, Masterstudent aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Thema: Downloadverbod & thuiskopie.

Downloaden wordt in de Van Dale als volgt gedefinieerd: ‘Gegevens van internet opslaan op de eigen computer’(1). Sinds ACI/Thuiskopie wordt het downloaden van een illegaal ter beschikking gestelde film niet meer gezien als een thuiskopie voor eigen gebruik. Het downloaden uit illegale bron voor eigen gebruik is derhalve verboden. Stichting Brein heeft reeds aangegeven dat individuele downloaders niet zullen worden vervolgd. Men zou op basis hiervan kunnen concluderen dat deel één van de stelling hout snijdt. Voor de individuele downloader verandert in wezen niks. Dat lijkt slechts zo, door het downloaden uit illegale bron uitdrukkelijk te verbieden, kunnen auteursrechthebbenden in actie komen tegen individuele downloaders.

In de Verenigde Staten, waar downloaden uit illegale bron al enige tijd verboden is, kunnen auteursrechthebbenden jacht maken op downloaders. Zij kunnen zogenaamde ‘copyright alerts’ aan de inbreukmaker verzenden. Hierin wordt bijvoorbeeld de downloader gesommeerd om te stoppen met zijn illegale activiteiten op straffe van internetsnelheidreductie. In de Verenigde Staten staat dit systeem bekend als het ‘copyright alert system’. Dit systeem is vrijwillig tot stand gekomen tussen de vijf grootste aanbieders van internet en auteursrechthebbenden in de Verenigde Staten(2). Tevens kunnen er boetes worden uitgeschreven, zoals ook gebeurt bij onze oosterburen. In Duitsland kunnen auteursrechthebbenden een vergoeding claimen van individuele personen die uit illegale bron downloaden(3). Het uitdrukkelijk verbieden van downloads uit illegale bron geeft auteursrechthebbenden derhalve ‘wapens’ om op te treden tegen onverlaten en is zeker niet zinloos. Legale alternatieven zoals Netflix kunnen door dit verbod floreren indien zij hun aanbod up-to-date kunnen houden.

Het is wel degelijk mogelijk om het downloadverbod te handhaven. Maar dit kan alleen indien men geen rekening houdt met de privacy van de burger. PRISM en NSA zijn begrippen die sinds vorig jaar alom bekend zijn. De overheid dient dan al het internetverkeer in de gaten te houden(4). Een dergelijke dystopische samenleving die doet denken aan het beroemde boek van George Orwell is onwenselijk. Het bovenstaande in ogenschouw nemend, ben ik het oneens met de stelling. Een downloadverbod heeft wel zin, omdat dit de auteursrechthebbenden de ‘wapens’ verschaft om op te treden tegen auteursrechtschenders. Het handhaven van het downloadverbod is mogelijk. Of het wenselijk is om het downloadverbod te handhaven zonder rekening te houden met de privacy van de burger, is weer een andere vraag.

1)  https://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=downloaden&lang=nn.
2)  https://en.wikipedia.org/wiki/Copyright_Alert_System.
3)  https://www.nutech.nl/internet/3749842/alles-moet-weten-downloadverbod.html.
4)  https://www.spitsnieuws.nl/archives/tech/2014/04/downloadverbod-is-nutteloos.


(pdf-versie)
IEF 14208

Auteursrechtdebat: Een andere blik op de thuiskopieheffing

Door: Bas Willemse Master(deeltijd)student rechtsgeleerdheid richting Internet, intellectuele eigendom en ICT en Transnational Legal Studies aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Thema: Downloadverbod & thuiskopie. (pdf-versie met hyperlinks)

Als student zijn er wel eens zaken waar je iets meer over wilt weten. Zo ook over de thuiskopieheffing, die tijdens de collegereeks Intellectuele Eigendom in de digitale samenleving aan bod gekomen is. Er zijn mensen die sinds de uitspraak van het Europees Hof van Justitie vinden dat de thuiskopieheffing moet verdwijnen. Ook de Tweede Kamer wil hierover duidelijkheid van de minister. Afschaffen van de heffing lijkt mij zeker geen goed idee, het aanpassen van de regeling en het invoeren van een nieuwe heffing wel.

Maar ook voor de uitspraak zat ik al met een paar vragen, ondermeer waarom juist voor de betreffende apparatuur en dragers is gekozen. Het systeem op zich is natuurlijk onlogisch, want brave burgers die al nooit iets legaal of illegaal reproduceren betalen deze heffing ook. Maar daarnaast is de keuze voor de verschillende apparaten ook apart. Zo is de tablet wel belast, maar een E-reader niet. Terwijl E-books vaak gereproduceerd schijnen te worden. Daarnaast wordt niet alleen een Personal Computer belast, maar ook een Server. In de praktijk zijn er toch maar weinig consumenten die een Server voor thuisgebruik aanschaffen. Ook bestaan er veel andere type computers, waarmee het mogelijk is beschermd materiaal te reproduceren, zoals de wearable computers die in de nabije toekomst populair gaan worden. Deze apparaten zijn op dit moment niet belast, terwijl ze veelal aangeprezen worden als entertainment apparaten.
Maar ook de mediadragers zoals de dvd en cd zijn nog steeds belast, hoewel het gebruik hiervan drastisch is afgenomen. Wat veel consumenten weer wel gebruiken om muziek en films op bewaren zijn externe geheugenkaartjes. Het belasten van deze kaartjes zou zorgen voor een te grote administratieve last voor de importeurs. Daarnaast worden externe harde schijven belast, maar de USB-sticks weer niet, terwijl tegenwoordig zowat ieder tv toestel de optie heeft om een USB-stick te aan te sluiten. Dit is immers dezelfde aansluiting als gebruikt bij de meeste externe harde schijven. Dan vraag ik mij weer af of 'administratieve lasten' zwaarder wegen dan een eerlijke thuiskopie heffing die over al deze veel gebruikte media is verdeeld. Juist door de variatie in deze producten en de grote hoeveelheid, zou het een goede manier zijn om een lagere heffing op te leggen. Daarnaast zou het rendement hiervan zelfs hoger kunnen zijn dan op de huidige heffing. Vele kleine bedragen maken uiteindelijk een groot bedrag!

Maar terug naar de burgers die nooit iets reproduceren. Deze gebruikers van apparaten en dragers worden indirect bestraft. Waarom lossen we dit dus niet op een veel makkelijkere manier op? Ongeveer tien jaar geleden is het al eens geopperd en om de zoveel tijd wordt dit idee weer eens uit de kast gehaald, de zogenaamde 'download heffing'. Maar niet per software product zoals Kazaa of andere P2P-producten, download programma’s, protocol, of per aansluiting een vast bedrag, maar per de werkelijke hoeveelheid verstookte dataverkeer. Waarom zou zo een heffing op dit moment nu wel gaan werken? Vragen veel mensen zich nu misschien af. Simpel, we zijn er inmiddels al aan gewend, de mobiele providers zijn de afgelopen jaren bezig geweest met deze gewenning, door het invoeren van allerlei datalimieten op mobiele data! Als de limiet wordt overschreden koop je gewoon meer limiet bij. Natuurlijk om de werking van het internet niet te belemmeren bij vaste internet verbindingen, moet dit iets anders worden opgelost. Er zou een reële limiet moeten komen die vrij van heffing verstookt kan worden. Bijvoorbeeld een limiet ergens tussen de 50gb en 100gb dataverkeer per maand, voor iedere volgende 10gb moet de internet provider dan de extra heffing in rekening brengen boven op het maandbedrag. Het bedrag moet niet te hoog zijn, want mensen moeten natuurlijk wel gebruik blijven maken van het internet. Zelf zou ik dan denken aan een redelijk bedrag van één of twee euro per 10gb.

Door het invoeren van een dergelijke 'traffic heffing' komt de last van de heffing bij de juiste personen terecht! Uit ervaring weet ik dat providers toch al bijhouden hoeveel data door hun klanten verstookt wordt en het zou een kleine moeite moeten zijn om klanten daar inzicht in te geven. Ook qua administratieve lasten lijkt mij dit een zeer haalbaar idee. Dit systeem kan namelijk geheel geautomatiseerd worden. Volgens mij is dit een reële en haalbare oplossing om tot een eerlijkere heffing te komen. Zeker als deze heffing gedeeltelijk in de plaats zou komen van de huidige thuiskopieheffing op apparaten.
IEF 14153

Auteursrechtdebat: Thuiskopieregeling onverminderd noodzakelijk

Door Erwin Angad-Gaur; muzikant, componist/tekstschrijver en secretaris/directeur van de Ntb (vakbond voor musici en acteurs) en de VCTN (beroepsvereniging voor muziekauteurs). Thema: Downloadverbod & thuiskopie

De Thuiskopieregeling, een wettelijke uitzondering op het exclusieve recht van auteurs, artiesten en producenten om toestemming te verlenen (of te onthouden) voor vermenigvuldiging van hun werk(en), blijft in Nederland periodiek onderwerp van discussie. Dat is vreemd te noemen, zeker voor wie een blik werpt op de ons omringende landen en vooral voor wie nadenkt over het alternatief.

Begin van dit jaar nam het Europese parlement in grote meerderheid het zgn. Castex-rapport aan, waarin geconcludeerd werd dat thuiskopieregelingen in Europa ook voor de toekomst de best werkende en meest wenselijke optie zijn en blijven. Ook pleitte het rapport nogmaals voor Europese harmonisatie van de verschillende tarieven en systemen in de verschillende lidstaten. Een verstandige keuze.
Vorig jaar bevestigde de Hoge Raad in de procedure die rechtenorganisatie NORMA en muzikantenbonden Ntb en FNV KIEM hadden aangespannen dat de Staat een resultaatverplichting heeft bij een uitzondering voor thuiskopiëren. Kortgezegd: een Europese lidstaat mag zijn burgers toestaan voor eigen gebruik kopieën van rechtendragend materiaal te maken, zolang daar een redelijke vergoeding tegenover staat. Die redelijke vergoeding kan bij consumenten geïncasseerd worden via een heffing op apparaten en dragers, maar bij gebrek aan een daadwerkelijk redelijke vergoeding is de Staat aansprakelijk(1)
Het alternatief is uiteraard afschaffing van de ‘thuiskopie exceptie’ en een verbod op het maken van kopieën voor eigen gebruik: een maatregel die onwerkbaar en onwenselijk zou zijn. Een situatie waarin platenmaatschappijen en filmproducenten bij de mensen thuis moeten gaan controleren of men een kopie heeft gemaakt van een tv-programma, een radio-uitzending of een geleend Cd’tje.

Een algeheel kopieerverbod: even onwerkbaar misschien als het downloadverbod dat vlak voor de vakantie ook voor Nederland bleek te gelden. Het Europese Hof oordeelde dat Europese lidstaten niet gerechtigd zijn de uitzondering voor kopiëren op te rekken tot het maken van kopieën uit ‘evident illegale bron’ op het internet.
Te hopen valt dat ‘Amerikaanse taferelen’ waarbij de jacht op individuele consumenten geopend wordt (zoals inmiddels ook in Duitsland en België) ons bespaard zullen blijven.
Stichting BREIN, de Nederlandse auteursrechtwaakhond van rechthebbenden, heeft aangekondigd zijn beleid zich niet te richten op individuele consumenten ongewijzigd te laten, maar niet uit te sluiten is dat individuele rechthebbenden, producenten of uitgevers dat –zoals in landen om ons heen- wel zullen doen.

De uitspraak van het Europese Hof zou daarom aanleiding moeten zijn de Europese Auteursrecht Richtlijn goed tegen het licht te houden. Het thuiskopiemodel lijkt eerder een recept voor de toekomst dan een schim uit het verleden: zoals het onwenselijk zou zijn ook het thuiskopiëren uit offline bronnen te verbieden en zoals handhaving van een dergelijk verbod in een democratisch land onwenselijk en onwerkbaar zou zijn, is ook individuele handhaving van het verbod op het kopiëren van illegale online bronnen onbegonnen werk, maar meer nog: onwenselijk.
Een modern auteursrecht dient een goed evenwicht te zijn tussen de rechten van auteursrechthebbenden op een redelijke vergoeding voor het gebruik van hun werk en de rechten van consumenten op privacy en toegang tot informatie. Dat is mogelijk, maar vereist politieke moed en bestuurlijk handelen.
Vergoedingssystemen zoals de thuiskopieregeling kunnen model staan voor een werkbaar en modern auteursrecht voor de 21e eeuw.
Het is te hopen dat de nieuwe Europese Commissie hier werk van zal maken, zoals te hopen is dat ook de Nederlandse regering daarop in Europa zal aandringen.

1) Deze maand werd bekend dat de Staat uitvoerend kunstenaars (via Stichting NORMA) 10 miljoen euro zal betalen voor de schade uit het verleden. De schade voor auteurs en producenten moet nog worden vastgesteld. De eerdere uitspraak van het Hof Den Haag was daarnaast aanleiding voor een nieuw en modern thuiskopiestelsel met tarieven, door de SONT gebaseerd op tarieven in de ons omringende landen.

(pdf-versie)
IEF 14152

Auteursrechtdebat: Online grijstinten - Bedreigt Svensson dan toch het &#039;online ecosysteem&#039;?

Door Bjorn Schipper(1), Schipper Legal in Amsterdam. Thema: Hyperlinken & Embedden.

Meteen na het arrest van het Hof van Justitie EU inzake Svensson(2) over de toelaatbaarheid van aanklikbare (embedded) hyperlinks, vielen de verschillende kampen over elkaar heen. Aan de ene kant rechthebbenden die embedded hyperlinken in beginsel aan voorafgaande toestemming willen binden. Aan de andere kant gebruikers van content die menen dat embedded hyperlinken in beginsel vrij moet zijn. Zwart tegen wit(3). Opvallend is dat in deze discussies weinig ruimte voor grijstinten lijkt te bestaan. Naar mijn mening onterecht. Juist een onderwerp als embedded hyperlinken verdient een nuance, gelet op de alsmaar voortschrijdende technologische ontwikkelingen en de impact daarvan op hoe wij als mensen tegenwoordig met content omgaan. Op de ledenvergadering van de Vereniging voor Auteursrecht (VvA) van 12 juni jl. vroeg ik al aandacht voor het grijs in de discussie over embedded hyperlinks. Eerder deed ik dat in het magazine Muziekwereld naar aanleiding van het vonnis inzake de online radioportal Nederland.FM, waarin plaatsing van embedded hyperlinks centraal stond(4).

Svensson: aanklikbare (embedded) hyperlinks
Zo op het eerste gezicht lijkt Svensson goed nieuws in te houden voor contentgebruikers die zich bedienen van embedded hyperlinks. Het Hof van Justitie EU oordeelde kort gezegd dat het plaatsen van aanklikbare hyperlinks in beginsel wel een auteursrechtelijk relevante 'beschikbaarstelling' in de zin van 'mededeling' aan het publiek met zich meebrengt. Echter, ingeval van hyperlinken naar online vrij toegankelijke content wordt volgens het Hof géén 'nieuw publiek' bereikt, omdat de relevante 'beschikbaarstelling' in de zin van 'mededeling' aan het publiek toeziet op alle potentiële gebruikers van de betrokken website. Er is dan géén sprake van een nieuwe openbaarmaking. In Svensson ging het om krantenartikelen die op de website van de krant vrij toegankelijk waren voor een onbepaald en vrij groot aantal gebruikers, namelijk alle internetgebruikers. In zo'n situatie is geen sprake van een 'nieuw publiek' omdat deze artikelen met behulp van aanklikbare hyperlinks elders door andere internetgebruikers zonder beperkingen ingezien kunnen worden. Het Hof overweegt expliciet dat het niet uitmaakt of het om gewone hyperlinks of embedded hyperlinks gaat. Bij een embedded hyperlink wordt het vrij toegankelijke werk eveneens aan hetzelfde publiek ter beschikking gesteld. 

Is (embedded) hyperlinken hiermee dan per definitie 'vrij'? Nee, zo valt ook in Svensson te lezen. Met betrekking tot (embedded) hyperlinks naar online content uitsluitend beschikbaar tegen betaling, kan bijvoorbeeld nog steeds sprake zijn van het bereiken van een 'nieuw publiek' en dus een nieuwe openbaarmaking. Hetzelfde geldt voor content omgeven met (technische) restricties. Ook hyperlinks naar zonder toestemming van de rechthebbenden online geplaatste (illegale) content worden als rechtens relevante directe beschikbaarstelling gezien die niet zomaar vrij is.

Het goede van Svensson
Svensson biedt in situaties waarbij bepaalde content vrij toegankelijk op het internet geplaatst is, méér ruimte aan (embedded) hyperlinks. Hetgeen positief is voor bijvoorbeeld online radiostations en radioportals die willen bereiken dat in potentie alle internetgebruikers naar hun uitzendingen luisteren. Het Hof haalt met de beslissing inzake Svensson in zoverre een streep door de veelbesproken(5) uitkomst in de zaak van Nederland.FM(6). Reden waarom ook Buma/Stemra begin dit jaar haar embedlicentie heeft ingetrokken.

Het gevaar van Svensson

Niettemin schuilt in Svensson ook een gevaar. Door te overwegen dat het plaatsen van aanklikbare (embedded) hyperlinks een auteursrechtelijk relevante 'beschikbaarstelling' in de zin van 'mededeling' aan het publiek is, plaatst het Hof het sec gebruiken van (embedded) hyperlinks binnen handbereik van het auteursrecht. Met als gevolg dat het zwaartepunt van de inhoudelijke discussie over de toelaatbaarheid van (embedded) hyperlinks vooral op de omvang van het oorspronkelijke, potentiële publiek en het eventuele 'nieuwe' publiek komt te liggen. Natuurlijke reflex van bepaalde rechthebbenden is dat men meteen beperkingen gaat stellen aan online toegankelijkheid van content. Dit kan nog wel eens problematisch worden, omdat het internet - zonder hiermee te zeggen dat in een online omgeving alles zomaar 'vrij' is - als medium nu juist bestaat bij de gratie van wereldwijde dekking en het via hyperlinks kunnen verwijzen naar elders online toegankelijke content. Technische of juridische beperkingen aan de toegankelijkheid van online content met de bedoeling om de omvang van het oorspronkelijke internetpubliek te verkleinen, zet het gebruik van (embedded) hyperlinks elders op het internet onder druk.        

Grijstinten: het online 'ecosysteem'
Svensson is in laatstgenoemd opzicht slecht nieuws voor het online ‘ecosysteem’, dat in het geval van online vrij toegankelijke content met behulp van (embedded) hyperlinks in termen van klikken aan de bron de rol van multiplier kan blijven vervullen. Het online 'ecosysteem' stimuleert dat opbrengsten uit auteursrechten en naburige rechten 'aan de bron' kunnen stijgen, mits rechthebbenden met die bronsites goede afspraken hebben gemaakt die óók betrekking hebben op (embedded) hyperlinken. Het online 'ecosysteem' bevordert in een ideale wereld het via (embedded) hyperlinks verwijzen naar content, elders op bronsites beschikbaar gesteld. Muziekrecensies moedigen aan muziek te luisteren. Vergroting online gebruiksgemak kan contentgebruik 'aan de bron' bevorderen, zoals bij radioportals het geval kan zijn. In een tijd waarin nieuwe generaties contentgebruikers opgroeien met een online beeldcultuur en 'delen' het toverwoord op internet en social media is, zou het optimaal kunnen laten functioneren van het 'online ecosysteem' het nieuwe grijs in de discussie over (embedded) hyperlinks moeten zijn.

Ik meen dat een groot aantal individuele makers en de creatieve industrie in het algemeen niet beter zullen worden van een onnodige verstoring van het 'online ecosysteem', waartoe Svensson mogelijk aanleiding zou kunnen geven.

1) Bjorn Schipper is advocaat en oprichter van Schipper Legal in Amsterdam.
2) HvJ EU 13 februari 2014, zaak C-466/12, IEF 13540 (Nils Svensson e.a./Retriever Sverige AB).
3) Zie onder meer J. Spauwen, 'Hof van Justitie EU: linken en embedden geen auteursrechtinbreuk', 13 februari 2014 (mediareport.nl), J. Becker en M. Jansen, 'Het Svensson-arrest; iedere link met het auteursrecht doorbroken?', 1 april 2014, IEF 13705 en H.T.L. Stockmann, 'Svensson: Het internet gered, de rechthebbenden gered', 14 februari 2014, IEF 13543.
4) B.H.M. Schipper, ‘De embedded hyperlink vogelvrij verklaard. Impact vonnis radioportalsite Nederland.FM’, Muziekwereld 2013/2, pp. 42-45.
5) E. Jurjens, “Drie stappen van het Nederland.fm-vonnis: interventie, ander publiek en winstoogmerk”, IEF 12204.2013, T.M. van den Heuvel, “Linke links – Auteursrechtinbreuk, onrechtmatig, of slechts een wegwijzer?”, IEF 12267, M.G.A. Egeler en A.R. Lodder, “Nederland.fm pleegt auteursrechtinbreuk door te hyperlinken naar radiostreams van radiostations”, noot in Computerrecht 2013/83, en A.R. Lodder, “Nederland FM: uitspraak Haagse rechter is niet uit te leggen”, bericht van 14 januari 2013 op www.jurel.nl.
6) Vzr. Rb. Den Haag 8 juli 2011, IEPT20110708 (Buma/Stemra/Nederland.fm) en Rb. Den Haag 19 december 2012, IEF 12159, AMI 2013/2 met noot van D.J.G. Visser (Buma/Stemra/Nederland.fm).

(pdf-versie)
IEF 14151

Auteursrechtdebat: Het Svensson-arrest en copy-pasting, wat is rechtens?

Door Joost Becker & Mark Jansen, Dirkzwager. Thema: Hyperlinken & Embedden. De stelling ‘Embedden en linken leveren nooit auteursrechtinbreuk op’ is natuurlijk onjuist. Het Svensson-arrest ziet immers op links naar rechtmatig online geplaatste artikelen, althans het meedelen van de oorspronkelijke mededeling waarvoor toestemming is verleend. Dit ligt anders bij het hyperlinken naar onrechtmatig online geplaatste werken. Het is lastig vol te houden dat bij een hyperlink naar onrechtmatig online geplaatste werken ook geen nieuw publiek wordt bereikt. De toestemming voor het plaatsen van de oorspronkelijke mededeling ontbreekt immers in dat geval. Een ander belangrijk punt is dat volgens het Hof er met een hyperlink wel wordt geïntervenieerd en wél een nieuw publiek wordt bereikt wanneer ‘beperkingsmaatregelen’ worden omzeild, en is er aldus sprake van een mededeling aan het publiek waarvoor toestemming nodig is. Desalniettemin kan worden afgevraagd of door de wijze waarop het Hof de "nieuw publiek"-eis hanteert, de auteursrechthebbende het risico loopt dat zijn "mededeling aan het publiek"-recht online wordt uitgehold, met name bij het copy-pasten van afbeeldingen.

Want wat is rechtens in gevallen waarbij het werk van de website van de auteursrechthebbende ge-copy-paste – zonder dat sprake is van enige vorm van inline linking of embedded linking – wordt overgenomen op een andere website? Is er in dat geval óók geen sprake van een mededeling aan een nieuw publiek? Indien r.o. 24 e.v. van het Svensson-arrest hierop wordt toegepast, kan de volgende analyse worden gevolgd.

Hoewel van linken in dat geval géén sprake is, kan met toepassing van r.o. 24 uit het Svensson-arrest wél worden gesteld dat de ge-copy-paste overname van het werk ‘hetzelfde’ werk betreft ‘als de oorspronkelijke mededeling’ en ‘net als de oorspronkelijke mededeling via internet en dus op dezelfde technische wijze werd verricht’. Daar komt bij dat het Hof in r.o. 24 van het Svensson-arrest het link-aspect niet expliciet noemt.

De ‘doelgroep’ van de oorspronkelijke mededeling (het ge-copy-paste werk) bestaat uit alle ‘potentiële bezoekers van de betrokken website’ (r.o. 26, eerste zin), thans: 2,75 miljard mensen. Indien er voor de toegang tot de werken op deze website (waarop het werk oorspronkelijk is meegedeeld) ‘geen enkele beperkende maatregel werd gehanteerd’, is deze website ‘vrij toegankelijk voor alle internetgebruikers’ (r.o. 26, tweede zin).

Indien alle gebruikers van de website waarop het de ge-copy-paste overname van het werk staat, ook rechtstreeks toegang hadden tot het ge-copy-paste werk zelf, op de website waarop deze oorspronkelijk werd medegedeeld, zonder beperkende maatregel, dan moeten de gebruikers van de door deze laatste beheerde website dus worden beschouwd als mogelijke ontvangers van de oorspronkelijke mededeling en dus als een onderdeel van het publiek dat door de auteursrechthebbende in aanmerking is genomen toen toestemming is verleend voor de oorspronkelijke mededeling (r.o. 27).

Volgens ons kan dan de conclusie worden getrokken dat omdat er aldus geen nieuw publiek (het is en blijft dezelfde doelgroep die toegang heeft tot internet) wordt aangeboord met de ge-copy-paste overname van het werk, er dan ook geen sprake is van een auteursrechtelijk relevante mededeling aan het publiek. Wij leiden uit het Svensson-arrest af dat indien het laatstgenoemde werk net als de oorspronkelijke mededeling maar via internet en dus op dezelfde technische wijze wordt meegedeeld, en het werk verschijnt ongeacht of het werk daadwerkelijkheid afkomstig is van een andere website, er geen sprake is van een auteursrechtelijk relevante mededeling aan het publiek. Het maakt dan volgens ons ook niet meer uit hóé het specifieke werk technisch wordt getoond op de website die de link aanlegt, bijvoorbeeld via een inline link, via codes ‘achter’ het werk of rechtstreeks via een verwijzing op de eigen website naar bijvoorbeeld het werk, of via een ge-copy-paste overname. Per saldo maakt het dan óók niet meer uit of er wel of niet nog geklikt moet worden of dat het werk direct verschijnt op de website waarop het wordt overgenomen. Immers, volgens het Hof hadden alle potentiële internetgebruikers al rechtstreeks toegang tot de website waarop het werk oorspronkelijk is medegedeeld, en moeten de gebruikers van de website waarop de ge-copy-paste overname staat worden beschouwd als mogelijke ontvangers van de oorspronkelijke mededeling en dus als een onderdeel van het publiek dat door de houders van het auteursrecht in aanmerking werd genomen toen zij toestemming verleenden voor de oorspronkelijke mededeling...

Mocht het link-aspect toch nog een rol spelen, dan kan degene die het werk wil tonen op diens eigen website dit ons inziens omzeilen door een embedded of inline link aan te leggen, waarop al dan niet geklikt kan worden om deze te laten verschijnen, want zelfs indien het werk verschijnt en daarbij de indruk wordt gewekt dat het wordt getoond op de website waar de link zich bevindt - terwijl dit werk in werkelijkheid afkomstig is van een andere website - is er geen sprake van een auteursrechtelijk relevante mededeling aan het publiek. Er komt dan immers ook géén nieuw publiek aan te pas!

Indien onze analyse juist is, dan laat het voorbeeld van de ge-copy-paste overname zien dat het ongelukkig is dat het Hof is gaan werken met de "nieuw publiek"-eis. Wij vragen ons af of het Hof zich heeft gerealiseerd dat dit – in ultimo – betekent dat zeer veel handelingen op het internet niet langer zijn tegen te houden met een beroep op het "mededeling aan het publiek"-recht. Het is ondertussen de vraag of datzelfde geldt voor het reproductierecht.

Het is daarom aan de auteursrechthebbenden de taak, indien dit van belang is, om ongewenst linken naar en overnemen van beschermde werken technisch zoveel mogelijk af te schermen, bijvoorbeeld via technische ingrepen of het treffen van beperkende maatregelen.

Deze bijdrage vormt een bewerking van een eerdere bijdrage op IE-Forum, IEF 13705.
Joost Becker en Mark Jansen

pdf-versie

IEF 14150

Auteursrechtdebat: Enkele gedachten omtrent het nieuwe publiek bij hyperlinks

Door Theo Stockmann, LinkedIn-profiel. Thema: hyperlinken & embedden. Beschikbaarstelling Het Svensson-arrest is al een aantal maanden gewezen. De zaak gaat over een hyperlink naar materiaal dat met toestemming van de auteursrechthebbende is geplaatst op een openbare website. Men moet bij arresten van het Hof altijd voorzichtig zijn om met de overwegingen van het Hof andere gevallen te beoordelen. De redactie gaf mij met het oog op het debat omtrent hyperlinken en embedden een aantal stellingen ter inspiratie. Hieronder volgen twee daarvan.
Stelling 1: Embedden en linken leveren nooit auteursrechtinbreuk op.
Stelling 2: Linken naar illegaal aanbod is altijd toegestaan. 

Het betreffen dus stellingen die niet direct met het Svensson-arrest te beantwoorden zijn, immers omvatten de stellingen ook situaties waarbij er sprake is van een hyperlink naar een werk dat zonder toestemming van de auteursrechthebbende op een website is geplaatst.

Maar toch biedt het Svensson-arrest voldoende mogelijkheden om hyperlinks naar illegaal werk auteursrechtelijk aan te pakken. Zo heeft het HvJEU in het arrest expliciet de hyperlink onder de werking van de Auteursrechtrichtlijn gebracht, namelijk in het kader van het beschikbaarstellingsrecht. In een pre-Svensson bijdrage heb ik al eens uitgebreid beargumenteerd dat een hyperlink onder omstandigheden een relevante beschikbaarstellingshandeling (en dus een mededeling aan het publiek) zou moeten opleveren.

Nieuw publiek
Na Svensson zou men op het eerste gezicht kunnen denken dat voor een auteursrechtinbreuk alleen nog maar een nieuw publiek nodig dient te zijn. Een discussie die momenteel gevoerd wordt, gaat over de vraag of er in het kader van de hyperlink überhaupt wel sprake kan zijn van een nieuw publiek.

Naar mijn mening moeten wij eerst een andere vraag beantwoorden. Geldt er bij een hyperlink naar auteursrechtelijk beschermd materiaal, dat zonder de toestemming van de rechthebbende is geplaatst, überhaupt wel het vereiste van een nieuw publiek?

Het ‘nieuwe publiek’-criterium is ontwikkeld in zaken waarin er sprake was van een eerdere rechtmatige openbaarmaking. Indien een werk zonder toestemming op internet is geplaatst is dat geen eerdere rechtmatige openbaarmaking. Alleen al om die reden kan men twijfelen aan de toepasbaarheid van het criterium. Het HvJEU geeft verder in TVCatchup aan dat het criterium van het nieuwe publiek ‘enkel relevant is in de situaties waarover het Hof zich heeft moeten uitspreken in de zaken die hebben geleid tot de reeds aangehaalde arresten SGAE, Football Association Premier League e.a., alsook Airfield en Canal Digitaal’.

Een ander argument tegen de stelling dat er sprake dient te zijn van een nieuw publiek is dat er wellicht sprake is van een specifieke technische werkwijze die verschilt van de werkwijze van de oorspronkelijke mededeling. Ook dan is er (op grond van het TVCatchup-arrest) geen nieuw publiek nodig. Denk daarbij aan een hyperlink naar een website met een gelekte CD die op het internet is verschenen. Het HvJEU zal daarover iets moeten zeggen. Wie weet zijn die overwegingen namelijk wel beperkt tot het TVCatchup-feitencomplex.

Als er, zo men wil, een ‘nieuw publiek’ nodig is, is vereist dat de rechthebbende geen rekening hield met dit publiek toen hij toestemming gaf voor de mededeling aan het oorspronkelijke publiek. Denk bijvoorbeeld aan de fotograaf die toestemming verleent aan een tijdschrift om de werken daarin op te nemen, maar de werken worden vervolgens ingescand en aangeboden op internet. Naar mijn mening kan er in dat geval vrij eenvoudig een nieuw publiek geconstrueerd worden. Immers hoefde de fotograaf geen rekening te houden met de situatie dat het werk vervolgens op het internet terecht zou komen. Dat er door de hyperlink de facto wellicht geen nieuw publiek wordt aangeboord (immers: het werk staat al op een andere website op het internet), betekent nog niet dat daar de iure geen sprake van kan zijn.
Met Svensson in de hand denk ik dat de rechthebbenden een machtig wapen hebben tegen een hyperlink naar een werk op een website, dat zonder toestemming van de rechthebbende daar terecht is gekomen. Dit aangezien de hyperlink in ieder geval een relevante beschikbaarstellingshandeling kan zijn volgens Svensson.

De hyperlink met de functie van voetnoot of beschikbaarstelling?
Toch is er vervolgens nog een vraagstuk dat mij bezighoudt. Daarvoor is vereist dat wij (voor nu) de horde van het nieuwe publiek nemen. Er is dus sprake van een nieuw publiek of het criterium is in het geheel niet van toepassing.
Als het dan gaat om een hyperlink die ervoor zorgt dat een werk (zonder toestemming van de auteursrechthebbende geplaatst) direct wordt getoond of afgespeeld ben ik groot voorstander van de benadering om de plaatsing van een dergelijke hyperlink als auteursrechtinbreuk te kwalificeren, aangezien de hyperlink een beschikbaarstellende functie heeft.

Moeilijker vind ik de situatie met een hyperlink naar een werk, waarbij het duidelijk is dat men naar een externe website gaat en er vervolgens mogelijk nog enkele muisklikken nodig zijn om het werk te bekijken of af te luisteren. Heeft de hyperlink dan de functie van de voetnoot in plaats van een beschikbaarstellende functie? Ik zou menen van wel. Maar sluipt bij een dergelijke benadering wellicht niet het criterium van verwarringsgevaar het auteursrecht in? En waar ligt de grens? Zomaar enkele vragen waar we het hopelijk in dit Auteursrechtdebat over kunnen gaan hebben.

Theo Stockmann

pdf-versie (incl.verdiepende voetnootverwijzingen)