DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 9638

Vzr. Rechtbank Arnhem 13 april 2011, LJN BQ3855 (eisers tegen ECHOBOOMERS B.V.)

Gemeenschappelijk auteursrecht - beheer anders overeengekomen

Auteursrecht. Contractueel gemeenschappelijk auteursrecht. Software-ontwikkeling (PlanDrive) voor rijscholen.  Ontbinding van samenwerkingsovk en vordering broncode.

Gemeenschappelijk beheer, conform 3:170 lid 2 jo. 3:168 lid 1 BW, tenzij anders overeengekomen. Samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat het vrijstaat het product al niet niet zelfstandig te verveelvoudigen, aan te passen, uit te geven en exploiteren. Verplichting ter beschikking stellen van broncode. Broncode moet door ECHOBOOMERS worden afgegeven aan [eisers]. Samenhang vanDatabase behoeft niet te worden afgegeven: vordering onvoldoende geconcretiseerd. Portretrecht succesvol ingeroepen tegen gebruik van beeltenissen van eiser en familieleden.

4.8.  Derhalve volgt uit de artikelen 6 en 9 van de samenwerkingsovereenkomst, in onderling verband en samenhang gelezen, dat het in artikel 6 van de samenwerkings-overeenkomst geregelde zelfstandig recht van ieder der partijen om de generieke software PlanDrive te verveelvoudigen, aan te passen, uit te geven en te exploiteren, zich ook uitstrekt over de rechtsverhouding tussen partijen na de beëindiging van die samenwerkings¬overeenkomst. Aangenomen moet daarom worden dat beide partijen thans ieder zelfstandig gebruik maken van de in artikel 6 van de samenwerkings¬overeenkomst aan hen toegekende rechten. Het verweer van Echoboomers dat Rijschool [eiser sub 1] c.s. geen belang heeft bij de afgifte van de broncode van de generieke software PlanDrive, omdat voor iedere exploitatiehandeling Rijschool [eiser sub 1] c.s. toestemming nodig heeft van Echoboomers, die Echoboomers niet verleent, faalt dan ook.

4.19.  Echoboomers heeft toegezegd het promotiemateriaal van PlanDrive met de beeltenissen van [eiser sub 1] en zijn familieleden niet meer te gebruiken. Nu Echoboomers zich niet verzet tegen deze vordering, zal deze vordering voor de zekerheid op grond van het portretrecht van [eiser sub 1] en zijn familieleden worden toegewezen.

Lees de uitspraak hier (link en pdf)

Artikel 6 – Intellectueel eigendom
Alle rechten van Intellectueel en Industrieel eigendom die betrekking hebben op de producten (het product) berusten bij alle partijen van deze samenwerkingsovereenkomst. Deze rechten zijn niet-exclusief en overdraagbaar aan derden. Het staat zowel Youngdog BV als Rijschool [eiser sub 1] vrij de producten (het product) al dan niet zelfstandig te verveelvoudigen, aan te passen, uit te geven en te exploiteren. Hiermee vervalt het artikel “Intellectueel en industrieel eigendom” in de overeenkomst tussen Youngdog BV en Rijschool [eiser sub 1], d.d. 6 mei 2008, volledig.

Artikel 8 – Wijze besteding winst (inkomsten)
Een partij dient voor een exclusief (wereldwijde) exploitatierecht van een product (de producten) een afdracht doen plaatsvinden aan het samenwerkingsverband van 25% van de netto-inkomsten van de verkoop van een product (de producten); (…)

Artikel 9 – Looptijd van de overeenkomst en ontbinding
De overeenkomst is van kracht gedurende de looptijd van het project en wordt daarna stilzwijgend verlengd, totdat een van de partijen de overeenkomst beëindigt. Beëindiging kan tussentijds, met onmiddellijke ingang, zonder dat rechterlijke tussenkomst is vereist en zonder dat de ontbindende partij ter zake tot enige vorm van schadevergoeding aan de andere partijen gehouden is, geheel of gedeeltelijk ontbonden worden. Bij beëindiging van de overeenkomst zal Youngdog BV binnen 7 dagen de broncode van de meest recente versie van de producten (het product) aan de samenwerkingspartners leveren.

IEF 9595

Hof 's-Gravenhage 26 april 2011, zaaknr. 200.004.981.01 rolnr. KG ZA 07-1306 (M.J.F.L. van Daelen-Bazelmans h.o.d.n. IDMC tegen Bureau voor Free Publicity c.s.)

Titellijst komt geen auteursrecht toe

Met dank aan Kees Berendsen, CroonDavidovich Voor verzorging van publicaties niet-commerciële voorlichtingsartikelen van overheidsinstellingen in huis-aan-huiskranten met landelijke dekking. Inbreuk auteursrecht voor werkwijze voor het publiceren van z.g. artikelstoppers (red. ter opvulling van lege plekken in kranten). onrechtmatige handeling; oneerlijke concurrentie en/of slaafse nabootsing. Databankrecht. Ook een (doorgehaald) octrooiregistratie aangehaald, maar niet ingeroepen (werkwijze hier uitgelegd).

Titellijst komt geen auteursrecht toe; slechts één combinatie van titels mogelijk voor een landelijke dekking, geen creatieve/subjectieve keuzes (r.o. 8). Niet aannemelijk geworden dat er sprake is van gebruik.

7. Ook als Free Publicity titellijsten zou gebruiken die ((groten)deels) gelijk zouden zijn aan een door IDMC gepubliceerde titellijst, is voorhands niet aannemelijk geworden dat zij inbreukmakend gebruik van een titellijst van IDMC heeft gemaakt om de volgende redenen.

9. (...) niet aannemelijk geworden dat Free Publicity een titellijst heeft opgevraagd of hergebruikt dan wel sprake is van ontlening. Nu partijen dezelfde deinsten aanbieden, ligt voor de hand dat zij voor het plaatsen van artikelen/advertenties in ieder geval deels gebruikmaken van dezelfde huis-aan-huiskrranten en is die omstandigheid onvoldoende om aan te nemen dat Free Publicity lijsten van IDMC heeft ovegenomen. (...) Voor het overige worden in de notitie en de verklaring geen concrete voorbeelden gegeven waaruit zou zijn af te leiden dat een titellijst van IDMC is  overgenomen. Ook in de processtuken van IDMC worden geen concrete voorbeelden gegeven. IDMC spreekt over ongebruikelijke combinaties en wisselende verzameliingen van uitgaven, die niet aan de INP-norm voldoen, maar zijn opgenomen om slaafse nabootsing aan het licht te brengen, zonder deze te concretiseren. In eerste aanleg noemt zij negen " sluik- of schuiladressen" zonder dat duidelijk wordt wat zij daarmee bedoelt.

Lees de uitspraak hier (pdf - let op: 3,6 Mb)

IEF 9415

Voornemens vragen te stellen

Gerechtshof ’s-Gravenhage 15 februari 2011, LJN BP7083, HA ZA 08-300, Innoweb B.V. tegen Wegener ICT Media B.V. c.s.  (met dank aan Joris van Manen, Hoyng Monegier).

Databankenrecht. Hoger beroep gaspedaal.nl-zaak (zie: Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 februari 2009, IEF 7570), waarin de rechtbank oordeelde dat de dedicated meta search engine van Gaspedaal.nl inbreuk maakt op het databankrecht van AutoTrack.nl, een website met advertenties voor te koop aangeboden auto’s. Eerst even kort, met alleen de vragen van uitleg die het hof voornemens is te stellen aan Hof van Justitie EU:

1. Moet artikel 7 lid 1 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat sprake is van hergebruik (ter beschikking stelling) van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van een via een website aangeboden (on line) databank door een derde indien die derde aan het publiek de mogelijkheid biedt via een door hem aangeboden zoekmachine de volledige databank of een substantieel deel daarvan "realtime" te doorzoeken, door een zoekopdracht van een gebruiker "door te voeren" naar het zoekmechanisme van de website waarop de databank wordt aangeboden?

2. Zo nee, is dit anders indien die derde na terugontvangst van de resultaten van de zoekopdracht aan elke gebruiker een zeer klein deel van de inhoud van de databank zendt of toont op en in de opmaak van zijn eigen website?

3. Is het voor de beantwoording van vraag 2 van belang dat die derde deze handelingen voortdurend verricht en in totaal dagelijks honderden duizenden gegevens aan verschillende gebruikers ter beschikking stelt?

4. Moet artikel 7, lid 5 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat niet toegestaan is het herhaaldelijk en systematisch hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van de databank, in strijd met de normale exploitatie of waardoor ongerechtvaardigde schade wordt toegebracht aan de rechtmatige belangen van de fabrikant van de databank of is daarvoor voldoende dat sprake is van herhaaldelijk of systematisch hergebruiken?

5. Indien vereist is dat sprake is van herhaaldelijk en systematisch hergebruiken, wat is de betekenis van systematisch? Is daarvan sprake als het hergebruiken via een geautomatiseerd systeem gebeurt?

6. Moet artikel 7, lid 5 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat het daarin neergelegde verbod niet geldt indien door het cumulatief effect van het herhaald en systematisch hergebruiken van niet-substantiële delen een zeer grote hoeveelheid gegevens uit een door het recht sui generis beschermde databank aan het publiek ter beschikking wordt gesteld, maar niet vaststaat om welke gegevens het gaat en evenmin vaststaat dat het steeds om verschillende gegevens gaat?

7. Is bij de beantwoording van vraag 6 van belang dat niet km worden uitgesloten dat ten minste een substantieel deel ven de inhoud van de databank aan hat publiek ter beschikking wordt gesteld of dat dreigt te gebeuren?

8. Moet artikel 7, lid 5, van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat het daarin neergelegde verbod niet geldt indien herhaaldelijk aan afzonderlijke leden van het publiek slechts niet-substantiële delen van de inhoud van do databank ter beschikking worden gesteld?

9. Zo Ja, geldt dit ook als door het cumulatief effect van het herhaald hergebruiken van die niet-substantiële delen een zeer grote hoeveelheid gegevens uit een door het recht sui generis beschermde databank ter beschikking wordt gesteld van die afzonderlijke leden van het publiek tezamen?

10. Moet artlkel7, lid 5 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat, in geval sprake is van gedragingen waarvoor geen toestemming is gegeven en die ertoe strekken om door het cumulatief effect van het hergebruik, de gehele inhoud of een substantieel deel van de inhoud van een beschermde databank ter beschikking te stellen van liet publiek, voldaan is aan de vereisten van dit artikel of moet ook nog worden gesteld en bewezen dat deze handelingen in strijd zijn met de normale exploitatie van de databank of ongerechtvaardigde schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de producent van de databank?

11. Wordt verondersteld dat ernstige schade wordt toegebracht aan de investering van de samensteller van de databank indien sprake is van voormelde gedragingen?

12. Moet artikel 8 lid 2 van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat daarmee hetzelfde is bedoeld als met artikel 7, lid 5 de richtlijn?

13. Zo neen, welke uitleg moet dan aan artikel 8, lid 2 van de richtlijn worden gegeven?

14. Moet richtlijn 2004/48/EGvan het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (Handhavingsrichtlijn), meer In het bijzonder artikel 14 daarvan, aldus worden uitgelegd dat zij ook van toepassing is bij een vordering op grond van artikel 8, lid 2 van de (databanken)richtlijn?

Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de voorgenomen vragen 1 tot en met 14 aan het Hof van Justitie EU.

Lees het arrest hier en opgeschoond: hier (link en pdf).

IEF 9046

Ten behoeve van kunstmatige inseminatie

Vzr. Rechtbank Groningen, 28 juni 2010, LJN: BN3900, De Stichting Donorkind (Amsterdam) tegen De Stichting Donorkind (Groningen) c.s.

Auteursrecht. Auteursrechtelijke aspecten van hetgeen een vrijwilliger in die hoedanigheid produceert. Databankrecht. Recht op (domein)naam. Donorkind Amsterdam, Donorkind Groningen en [A] richten zich alle op de behartiging van de belangen van mannen die hun sperma op enig moment ten behoeve van kunstmatige inseminatie hebben afgestaan en de belangen van de door middel van kunstmatige inseminatie verwekte personen. Voormalige vrijwilliger van Donorkind Amsterdam richt Donorkind Groningen op en neemt daartoe diverse zaken van Donorkind Amsterdam mee. Auteurs- en databankrecht komt toe aan Donorkind Amsterdam, veroordeling tot aanpassing van naam, statutaire naam, domeinnaam et cetera, overdracht volledige databank aan Donorkind Amsterdam.

Website: 5.7.  Echter, ingevolge artikel 8 Auteurswet wordt een stichting die een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden, als de maker van dat werk wordt aangemerkt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de website van Donorkind Amsterdam vermeld is dat het auteursrecht van de inhoud van die website bij Donorkind Amsterdam berust.
Nu daarin verder geen natuurlijk persoon, bijvoorbeeld [A], is vermeld als maker, is Donorkind Amsterdam aan te merken als de maker van hetgeen op de website is vermeld, zodat de auteursrechtelijke bescherming ter zake toekomt aan Donorkind Amsterdam en niet aan [A].

Databestanden: 5.9.  (…) ook indien moet worden aangenomen dat [A] alle werkzaamheden ter zake heeft verricht en kosten daarvan heeft gedragen, neemt dat niet weg dat hij één en ander op dat moment heeft gedaan ten behoeve van Donorkind Amsterdam en dat hij op die grond geen rechten kan doen gelden op de aan Donorkind Amsterdam toebehorende databestanden.

(…) 5.11.  Voorshands is verder voldoende aannemelijk geworden dat de databestanden zijn verzameld onder verantwoordelijkheid van Donorkind Amsterdam en dat deze als rechtspersoon daarvan het investeringrisico en aansprakelijkheidsrisico draagt. Ook uit hoofde van het databankenrecht kan [A] dan ook geen rechten doen gelden op de ten behoeve van de Donorkind Amsterdam geproduceerde databestanden. (…)

(Domein)naam:  5.12.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in casu sprake van een zodanig geringe afwijking tussen de door de door Donorkind Amsterdam en Donorkind Groningen en [A] publiekelijk gebruikte namen, dat bij het relevante publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat beide stichtingen grotendeels dezelfde activiteiten verrichten en zich richten tot hetzelfde publiek.

5.13.  Bovendien is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat door het gebruik
van een vrijwel identieke naam door Donorkind Groningen en [A] niet denkbeeldig is dat de naam van Donorkind Amsterdam verwatert en haar aantrekkingskracht vermindert.

5.14.  In de gegeven omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat Donorkind Groningen en [A] door het gebruik van de naam “Donorkind Groningen” onrechtmatig jegens Donorkind Amsterdam handelt, waar vaststaat dat Donorkind Amsterdam haar naam eerder voerde dan Donorkind Groningen en [A].Dat de registratie bij de SIDN van de desbetreffende domeinnaam op naam van [A] heeft plaatsgevonden danwel dat [A] de kosten daarvan heeft gedragen, doet daaraan niet af. Nog daargelaten dat Donorkind Amsterdam heeft gesteld dat [A] deze kosten vergoed kreeg.

(…)

7.1.  veroordeelt Donorkind Groningen en [A] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis:
a. haar naam, statutaire naam, domeinnaam en iedere naam waarmee
Donorkind Groningen zich digitaal of anderszins naar buiten presenteert aan te passen
zodanig dat daarin de namen Donorkind en/of Donorkinderen en/of afgeleiden daarvan niet meer voorkomen;
b. over te dragen aan Donorkind Amsterdam de (fysieke) website met de daarbij behorende lay-out en alle onderliggende programmatuur, alsmede de domeinnamen www.donorkind.nl en/of www.donorkinderen.nl en/of afgeleiden daarvan met bevel om het gebruik van deze domeinnamen of afgeleiden daarvan en het gebruik van de Hyves-pagina met URL Donorkind.Hyves.nl of afgeleiden daarvan en/of het gebruik van e-mailadressen met deze namen en/of afgeleiden daarvan te staken en gestaakt te houden;
c. aan Donorkind Amsterdam over te dragen de volledige databank bevattende alle tot heden
bijgewerkte gegevens en actuele bestanden van KID-kinderen en KID-donoren en andere daarmee samenhangende bestanden met de uitdrukkelijke toezegging dat na deugdelijke overdracht van deze databank Donorkind Amsterdam zal beschikken over het enige en unieke exemplaar van deze databank en met bevel aan Donorkind Groningen en [A] om de gegevens uit deze databank niet meer te gebruiken;
d. aan Donorkind Amsterdam een lijst te verstrekken bevattende de volledige (digitale)
gegevens van alle derden die door Donorkind Groningen sedert haar oprichting zijn aangeschreven met bevel aan Donorkind Groningen en [A] om aan al deze derden digitaal danwel fysiek een brief te sturen, waarvan de tekst in onderling overleg zal moeten worden opgesteld en welke brief kort gezegd openheid van zaken zal moeten geven omtrent de situatie rond de beide stichtingen, de rechten op domeinnamen, statutaire en andere namen en bestanden;
e. aan Donorkind Amsterdam terug te geven het volledige e-mailbestand betreffende
correspondentie extern aan en van derden en intern aan en van bestuursleden
en medewerkers van Donorkind Amsterdam;

7.2.  verbiedt Donorkind Groningen en [A] om – anders dan ter voldoening aan het bepaalde in 7.1. onder d. – na betekening van dit kort geding vonnis:
a. op initiatief van Donorkind Groningen en/of [A] communicatie te hebben met personen die geregistreerd staan in de databank van Donorkind Amsterdam;
b. iedere vorm van communicatie te hebben met derden uit naam van Stichting Donorkind of een daarop gelijkende en bij het publiek verwarringwekkende naam en/of in de huisstijl en/of middels gebruikmaking van het logo van Donorkind Amsterdam.

Lees het vonnis hier.

IEF 9013

Vluchtgegevens

Rechtbank Utrecht, 28 juli 2010, LJN: BN2268, Ryanair Limited tegen PR Aviation B.V.

Auteursrecht. Databankenrecht. Samenloop databankenrecht en geschriftenbescherming. Wegelo exploiteert websites waarop consumenten vluchtgegevens kunnen zoeken en prijzen vergelijken kunnen van vluchten van zogenaamde ‘lage kosten luchtvaartmaatschappijen’, waaronder Ryanair. Het beroep van Ryanair op bescherming van haar vluchtgegevens als databank wordt afgewezen: Onduidelijk of is voldaan is aan het vereiste van een ‘substantiële investering.’ Wel inbreuk op de auteursrecht (geschriftenbescherming) van Ryanair met betrekking tot deze vluchtgegevens (een ‘eenvoudige herhaling’ van de gegevens is afdoende) . Ryanair maakt geen misbruik van haar machtspositie door een verbod op het gebruik van haar vluchtgegevens te eisen. Wegolo mag de vluchtgegevens wel blijven gebruiken voor haar prijsvergelijkingssysteem. 

Databankenrecht: 4.26.  De conclusie van het voorgaande is dat Ryanair haar stelling dat sprake is van een substantiële investering in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet onvoldoende heeft onderbouwd. Van haar mocht - in het licht van de hiervoor genoemde arresten van het Hof van Justitie - worden verwacht dat zij bij het opvoeren en onderbouwen van de door haar verrichte investeringen onderscheid maakte:
-  tussen investeringen die betrekking hadden op het creëren van de gegevens (en de controle daarvan in de fase van het creëren) en investeringen die betrekking hebben op het verkrijgen en opnemen van deze gegevens in de databank en het toetsen van deze gegevens aan het bestaande vluchtsysteem;
-  tussen investeringen die zijn gedaan om de databank gegevens te kunnen laten verwerken en investeringen die betrekking hebben op de communicatie met het publiek en het boeken van vluchten;
-  tussen investeringen die betrekking hebben op haar gewone bedrijfsvoering en investeringen in haar gegevensverzameling.
De omschrijvingen van de door haar opgevoerde posten en de gegeven onderbouwing daarvan duiden, zoals hiervoor reeds is overwogen, op vermenging van deze te onderscheiden investeringen.
Dit betekent dat de rechtbank niet in staat is om te beoordelen of, na eliminatie van de kosten die niet onder het begrip ‘investering’ als hiervoor bedoeld vallen, een voldoende substantiële investering in het verkrijgen, controleren en presenteren van de gegevens in de databank resteert om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat voldaan is aan het vereiste van een ‘substantiële investering’ in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet. Deze omstandigheid dient - nu de stelplicht op dit punt op Ryanair rust -voor rekening van Ryanair te komen. De vordering zal dan ook - voor zover deze op de primaire grondslag is gebaseerd - als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.

Auteursrecht: 4.32.  Uit de geciteerde overwegingen uit de wetsgeschiedenis blijkt ondubbelzinnig dat het de bedoeling van de wetgever was om voor gegevens(-verzamelingen) die niet onder de databank definitie vallen en databanken waarbij geen sprake was van substantiële investering, de geschriftenbescherming te handhaven.

4.43.  Door per zoekopdracht alle onder 4.39 bedoelde gegevens uit de gegevensverzameling te halen en aan de klant te presenteren is bij elke zoekopdracht sprake van een eenvoudige herhaling van de gegevensverzameling. De omstandigheid dat telkens alleen de gegevens van één vlucht van Ryanair worden opgevraagd, maakt dat niet anders. Zoals gezegd is overname van de volledige gegevensverzameling niet vereist voor het bestaan van een auteursrechtelijk verboden inbreuk daarop, maar alleen ‘eenvoudige herhaling’ van de gegevens. Bij gebreke van een voldoende onderbouwde stelling als bedoeld onder 4.42 dienen de door PR Aviation uit de gegevensverzameling per vlucht overgenomen gegevens aangemerkt te worden als een eenvoudige herhaling van die gegevens.

4.44.  Voor zover PR Aviation het standpunt inneemt dat door een andere rangschikking van de gegevens en toevoeging van een door haarzelf gehanteerde totaalprijs geen sprake meer is van een eenvoudige herhaling, volgt de rechtbank haar daarin niet. Die wijzigingen of toevoegingen dienen te gelden als ‘wijzigingen van minder ingrijpende aard’ in de zin van de jurisprudentie van de Hoge Raad.

4.45.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat PR Aviation met het overnemen van gegevens uit de gegevensverzameling van Ryanair in het kader van de uitvoering van een zoekopdracht voor haar klanten inbreuk maakt op de aan Ryanair toekomende geschriftenbescherming en daarmee op het aan haar toekomende auteursrecht ex artikel 10 lid 1 Auteurswet. Voor zover de vorderingen op deze grondslag zijn gebaseerd, zijn zij dan ook in beginsel toewijsbaar.

4.62.  Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen om zich te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Ryanair toewijsbaar is, evenwel met dien verstande dat de veroordeling niet geldt - zoals volgt uit het in de loop van deze procedure ingenomen standpunt van Ryanair - voor het commerciële gebruik dat te maken heeft met het uitvoeren van prijsvergelijking.

Lees het vonnis hier, een commentaar hierop IEF 9024.

IEF 8882

Anonimiseringssoftware

Gerechtshof Arnhem,  4 mei 2010, LJN: BM6275, Think Legal B.V. tegen Digistart2001 B.V.
 
Auteursrecht. Databankenrecht. Software. Onrechtmatig wapperen met auteursrechten. Anonimiseringssoftware voor rechterlijke uitspraken (“Jurisource©, wat het hof leest als Jurisource®”). Voormalig zakenpartner stelt dat de intellectuele eigendomsrechten niet zijn overgedragen en dat inbreuk wordt gemaakt op haar rechten. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep: geen overdracht (geen akte). Wapperverbod: Nu het hof voorshands van oordeel is dat Think Legal geen inbreuk maakt op enig recht van intellectuele eigendom, is de uitlating van Digistart 2001 onrechtmatig. Opgave jegens wie gewapperd is. Geen inbreuk op gepretendeerde auteursrechten, maar bij onrechtmatige uitlating geen plaats voor proceskostenveroordeling op grond van 1019h.

5.4  (…)Als het al de bedoeling was daarbij ook de rechten van intellectuele eigendom op “het Product” aan Digistart over te dragen, zoals Digistart beweert met een beroep op een overgelegde verklaring van [Y] (die als onafhankelijk deskundige de beëindiging en afwikkeling van de joint venture begeleidde), dan is aan die bedoeling toch geen uitvoering gegeven. Noch uit de notulen van 15 mei 2007, noch uit enig ander document blijkt iets van die overdracht hoewel voor een dergelijke overdracht rechtens nu eenmaal een akte vereist is. Voor auteursrecht volgt dat uit artikel 2 lid 2 Auteurswet 1912, voor databankrecht uit artikel 2 lid 4 Databankenwet.

(…)

5.6  Ten overvloede overweegt het hof dat, zelfs als de auteursrechten op Jurisource®Identity en Jurisource®Identity Strafrecht op Digistart zouden zijn overgegaan, er nog steeds onvoldoende gronden zijn voor de conclusie dat de door Think Legal aangeboden software, een door haar als Jurisource®Anonimiseren aangeduide applicatie, een inbreuk op die rechten zou vormen. Digistart heeft niet duidelijk gemaakt waarin die inbreuk zou bestaan. Ter gelegenheid van de pleidooien is zij uitgenodigd dit punt toe te lichten en heeft zij verklaard dat de door Think Legal aangeboden software een anonimiseringsapplicatie is en dat zij door Carp ontwikkeld is en dat die beide omstandigheden naar haar mening een inbreuk op haar rechten met zich brengen. Daarmee kan het hof zich niet verenigen. Deze twee omstandigheden zijn onvoldoende om Jurisource®Anonimiseren te kwalificeren als een openbaarmaking of verveelvoudiging, dan wel als een opvragen of hergebruiken van Jurisource®Identity. Dat geldt te meer nu een van Carp afkomstige notitie in het geding is gebracht waarin Carp verklaart dat de destijds voor Jurisource®Identity gebruikte programmacode niet is hergebruikt voor Jurisource®Anonimiseren, dat ook de onderliggende technieken volledig verschillend zijn en er geen direct verband tussen beide is.

5.7  Op grond van het hiervoor onder 5.4 tot en met 5.6 overwogene acht het hof voorshands niet aannemelijk dat Think Legal met de door haar aangeboden applicatie Jurisource®Anonimiseren inbreuk maakt op aan Digistart toekomende rechten van intellectuele eigendom. Digistart had ook volstrekt onvoldoende grond om die inbreuk te vrezen, heeft voor die vrees althans onvoldoende verantwoording gegeven. Door Think Legal er niettemin bij haar potentiële afnemers van te betichten dat zij met de aangeboden software op de rechten van Digistart inbreuk maakte, heeft zij in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en aldus onrechtmatig. De in eerste aanleg door Think Legal gevraagde voorzieningen zijn aldus toewijsbaar.

5.8  Dat geldt ook voor de tweede gevraagde voorziening, te weten tot het doen van opgave van degene aan wie Digistart de gewraakte uitlatingen heeft gedaan. Tevergeefs voert Digistart aan dat er geen bewijs is dat zij die uitlatingen tegenover anderen dan (medewerkers van) de Hoge Raad en de Raad voor de Rechtspraak heeft gedaan. Het feit dat zij zich tegenover deze twee potentiële afnemers van Think Legal aldus heeft uitgelaten, is voldoende reden om rekening te houden met de mogelijkheid dat dat ook tegenover anderen gebeurd kan zijn. Onduidelijk is de strekking van het door Digistart aangevoerde argument dat zij “nimmer aan het bewijzen van iets negatiefs zou kunnen voldoen”. Niet valt in te zien waarom zij niet naar waarheid de gevraagde opgave zou kunnen doen; bewijs van de juistheid daarvan wordt niet van haar gevorderd.

 Lees het arrest hier.

IEF 8667

Ongeoorloofd kopiëren niet aannemelijk

Rechtbank Zutphen, 9 maart 2010, KG ZA 10-19, LJN: BL6854. Autotelex B.V. tegen Autotaxatie.Net B.V.

Auteursrecht. Databankenrecht. Autotelex heeft een databank geproduceerd waarin alle in Nederland toegelaten motorvoertuigen zijn opgenomen en beschuldigt Autotaxatie van het kopiëren van (een groot deel van) haar databank. Onvoldoende aannemelijk geworden dat Autotaxatie gegevens over motorvoertuigen aan de databank van Autotelex heeft ontleend. Vorderingen afgewezen. Geen 1019h proceskosten,  nu het geschil primair voortvloeit uit de tussen partijen gesloten overeenkomst.

“Onvoldoende aannemelijk [is] geworden dat Autotaxatie (een groot deel van de) door Autotelex aan haar ten tijde van de overeenkomst ter beschikking gestelde data (optiebenamingen) heeft gekopieerd naar haar eigen databank. (…)  Vast staat dat Autotaxatie de cd-roms die Autotelex in het kader van de overeenkomst aan Autotaxatie had geleverd heeft teruggestuurd naar Autotelex. Dat zij een kopie van de databank van Autotelex heeft achtergehouden is gezien het voorgaande onvoldoende aannemelijk geworden.

4.2 (...) “Weliswaar heeft Autotaxatie ten aanzien van de optiebenamingen erkend dat zij soms aanduidingen gebruikt die door Autotelex eveneens worden gebruikt, maar gelet op het grote aantal optiebenamingen – gekoppeld aan 90.000 verschillende typen auto’s - dat zich in de databank van Autotelex bevindt kan het overnemen van enkele benamingen, waarvan Autotaxatie gemotiveerd heeft gesteld dat die door diverse aanbieders in de markt worden gebruikt, niet zonder meer tot de conclusie leiden dat Autotaxatie daarmee ten onrechte gebruik maakt van de optiebenamingen van Autotelex, te minder nu onweersproken is dat Autotaxatie ook afwijkende aanduidingen gebruikt in haar databank.
Daar komt bij dat Autotelex onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat Autotaxatie meerdere referentiebronnen heeft op basis waarvan zij haar databank heeft opgebouwd en ook uit de door Autotaxatie overgelegde, door haar voor akkoord getekende, offerte van RDC Datacentrum B.V. afgeleid kan worden dat Autotelex niet de enige bron is waarvan Autotaxatie haar informatie verkreeg, zodat voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat Autotaxatie haar gegevens enkel van Autotelex heeft betrokken.

4.3.   Dat in de databank van Autotaxatie optiebenamingen staan met fouten die identiek zijn aan die welke in de databank van Autotelex zijn opgenomen kan evenmin tot de conclusie leiden dat sprake is van het ongeoorloofd kopiëren van de optiebenamingen van Autotelex, nu uit de door Autotaxatie overgelegde producties blijkt dat met betrekking tot de Porsche cabriolet ook op de websites van Autowereld en Autoweek de – onjuiste – optiebenaming elektrisch bedienbaar dak is opgenomen. Derhalve valt niet uit te sluiten dat Autotaxatie de optiebenaming die voormelde fout bevat van andere bronnen dan Autotelex heeft verkregen. Verder kan uit de foutieve vermelding “inklapbaar” met betrekking tot de buitenspiegels van de Smart For Two coupé evenmin worden geconcludeerd dat Autotaxatie (een groot deel van) de optiebenamingen van de databank van Autotelex heeft gekopieerd, nu die enkele aanduiding gelet op het grote aantal optiebenamingen dat zich in de databank bevindt onvoldoende wordt geacht voor een dergelijke conclusie.

4.4.  Op grond van het vorenstaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat Autotaxatie (een groot deel van de) door Autotelex aan haar ten tijde van de overeenkomst ter beschikking gestelde data (optiebenamingen) heeft gekopieerd naar haar eigen databank. Zonder nader bewijs – waarvoor in deze procedure geen plaats is – kan dan ook niet worden geconcludeerd dat Autotaxatie is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Vast staat dat Autotaxatie de cd-roms die Autotelex in het kader van de overeenkomst aan Autotaxatie had geleverd heeft teruggestuurd naar Autotelex. Dat zij een kopie van de databank van Autotelex heeft achtergehouden is gezien het voorgaande onvoldoende aannemelijk geworden.

4.5.  Nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat Autotaxatie de optiebenamingen van de databank van Autotelex (grotendeels) heeft gekopieerd, is de door Autotelex gestelde inbreuk op haar databankrecht en auteursrecht evenmin aannemelijk geworden. Dat Autotaxatie een substantieel van de databank van Autotelex gebruikt en ter beschikking stelt aan derden is onvoldoende gebleken. Nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van ongeoorloofd kopiëren van de data van Autotelex kan evenmin geconcludeerd worden dat Autotaxatie inbreuk maakt op een aan Autotelex toebehorend auteursrecht op haar databank – nog los van de vraag of de databank van Autotelex auteursrechtelijke bescherming geniet.”

(…) 4.7.  Autotelex zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voor de door Autotaxatie gevraagde vergoeding van de volledige proceskosten op grond van artikel 1019 h Wetboek van Rechtsvordering is geen plaats, nu het geschil primair voortvloeit uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Derhalve worden de gebruikelijke liquidatietarieven gehanteerd.

Lees het vonnis hier.

IEF 8623

Gebruik maken van de content

Vzr. Rechtbank Zutphen, 23 februari 2010, LJN: BL5237, Vemde Travel tegen Tui Nederland N.V
 
Auteursrecht en databankenrecht wordt in stelling gebracht, maar spelen niet mee bij de beslissing van de voorzieningenrechter. Vemde Travel vordert nakoming van de overeenkomst door TUI en het aan haar weer ter beschikking stellen van de content (digitale bestanden van TUI met actuele product-, prijs- en beschikbaarheidsinformatie). In reconventie vordert TUI onder meer nakoming van de overeenkomst door Vemde Travel en het staken van het gebruik door Vemde Travel van de TUI-content op de websites vakantiekaart.nl en tjingo.nl.

De voorzieningenrechter overweegt dat het Vemde Travel op grond van de overeenkomst met TUI niet is toegestaan gebruik te maken van de content van TUI op of via een andere internetdomeinnaam dan die welke met TUI schriftelijk is overeengekomen.

TUI heeft de content beschikbaar gesteld voor gebruik door Vemde Travel op haar websites. Onbestreden is dat de Tjingo-website niet toebehoort aan Vemde Travel maar aan Vakantiekaart B.V., die geen agent is van TUI. Middels de Tjingo-website kunnen echter reizen geboekt worden met gebruikmaking van de door TUI aan Vemde Travel ter beschikking gestelde content. Voldoende aannemelijk is geworden dat Vemde Travel door op die wijze gebruik te maken van de content van TUI in strijd handelt met de overeenkomst. Tjingo is geen door TUI goedgekeurd verkooppunt en Vemde Travel is zonder toestemming van TUI niet gerechtigd om de content van TUI te gebruiken voor het boeken van reizen via de Tjingo-website. De vorderingen in conventie worden afgewezen. Nu voldoende aannemelijk is geworden dat Vemde Travel niet gerechtigd is om de content van TUI te gebruiken voor het boeken van reizen via de Tjingo-website en dat zij daarmee in strijd handelt met de overeenkomst, worden de vorderingen in reconventie toegewezen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 8585

Zogenaamde 'sleepers'

Rechtbank Groningen, 16 december 2009, LJN: BL3206, Ad Hoc Data B.V. tegen [gedaagde], h.o.d.n. Digicom Media,

Auteursrecht. Databankenrecht. Bedrijfsgeheimen. ‘Eiseres stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrecht door data te publiceren op de eigen website. Eiseres stelt bewijs hiervan te kunnen leveren door opzettelijk onjuiste data (zgn. sleepers) aan te wijzen op de site van gedaagde, maar zij wil dat slechts vertrouwelijk ten overstaan van de rechter doen, buiten aanwezigheid van de wederpartij (alleen diens advocaat mag erbij zijn). De rechtbank oordeelt dat art. 27 en art. 29 Rv. een dergelijke gang van zaken niet toestaan. Ook art. 6 Evrm verzet zich hier tegen.

De rechtbank acht het in een civiele procedure de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen - partijen en rechter - dat het geding voortvarend en efficiënt verloopt. Wanneer aan de rechter wordt gevraagd een beslissing te nemen, past het de eisende partij niet om de totstandkoming van die beslissing te bemoeilijken door hem de vereiste gegevens te onthouden, zoals AHD doet. Hoezeer de rechtbank in dit geval ook twijfel heeft bij de wijze waarop gedaagde gebruik heeft gemaakt van de databestanden van AHD, het door AHD beoogde doel van het opleggen van sancties aan gedaagde bereikt zij door haar wijze van procederen thans niet.

Lees het vonnis hier. Zie ook: Ex Parte Beschikking vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2007, IEF 5432.

IEF 8285

Causaal verband

Rechtbank Arnhem, 21 oktober 2009, HA ZA 08-1325, De Roode Roos B.V. tegen Reform- en vitaminecentrum De Rooij B.V. (met dank aan C.J. van Dijk, Van Veen Advocaten).

Auteursrecht. Schadevergoeding, winstafdracht en causaal verband. Eindvonnis na Rechtbank Arnhem, 25 maart 2009, IEF 7743, waarin de rechtbank De Roode Roos in de gelegenheid heeft gesteld om een nadere onderbouwing van de schade te geven.

Schadevergoeding:  3.9, De rechtbank is van oordeel dat De Roode Roos met de door haar overgelegde, niet cijfermatig onderbouwde, grafieken onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat haar omzet tussen april 2007 en april 2008 minder is gestegen dan gebruikelijk. Een onderzoek daarnaar door een registeraccountant, zoals De Roode Roos voorstelt, acht de rechtbank niet nodig omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat een eventuele omzetstagnatie hij de Roode Roos is veroorzaakt door het onrechtmatige overnemen door De Rooij van een deel van de productfoto's en productteksten van De Roode Roos. Indien De Rooij haar eigen afbeeldingen en teksten zou hebben gegenereerd, zou De Rooij in de periode van april 2007 tot april 2008 mogelijk evenveel omzet hebben gedraaid – met wellicht wat meer investeringen - dan zij nu heeft gedaan. (…) Bovendien hebben De Roode Roos en De Rooij veel concurrenten die hun orthomaleculaire voedingssupplementen ook via webwinkels verkopen. Het kan niet worden uitgesloten dat de aanwezigheid daarvan in die periode invloed heeft uitgeoefend up de omzet van De Roode Roos, bijvoorbeeld door acties of speciale aanbiedingen. De aansprakelijkheid van De Rooij voor een eventuele omzetstagnatie bij De Roode Roos in die periode kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld wegens het ontbreken van een causaal verband.

Winstafdracht: De rechtbank volgt niet het betoog van De Roode Roos dat uit het karakter van artikel 27a Aw ct1 6:104 BW volgt dat de gehele toe te rekenen winst voor de bewuste producten moet worden geacht het gevolg te zijn van onrechtmatig handelen en de auteursrechtinbreuk van De Rooij. (…) De uitkomst van de winst per product zegt immers nog niets over de winst die De Rooij met dat product zou hebben gemaakt indien De Rooij daarvoor nier de productomschrijving en afbeelding van De Rooij zou hebben overgenomen.

Schadebegroting: 3.16. Naar schatting heeft De Rooij een bedrag van in totaal ongeveer € 10.000,-  uitgespaard door op onrechtmatige wijze ten behoeve van haar webwinkel een deel van de webwinkel van De Roode Roos over re nemen. Deze kostenbesparing betreft zowel de overgenomen productomschrijvingen als de overgenomen productafbeeldingen. Zij heeft zich hierdoor ten koste van De Roode Roos een concurrentievoorsprong kunnen verschaffen. Voor zover die voorsprong daarnaast betrekking heeft op een voorsprong in tijd, doordat De Rooij zich versneld toegang tot de markt heeft kunnen verschaffen, begroot de rechtbank de schade aan de zijde van De Roode Roos op € 2.000,-.

3.18. (…) Om zich te beveiligen tegen kopiëren van moet De Roode Roos hoe dan ook kosten maken. Deze kosten behoeven naar oordeel van de rechtbank niet voor rekening van De Rooij te komen.

Proceskosten: 4/5 deel liquidatietarief, 1/5 deel 1019h proceskosten.

Lees het vonnis hier of hieronder.