DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 8882

Anonimiseringssoftware

Gerechtshof Arnhem,  4 mei 2010, LJN: BM6275, Think Legal B.V. tegen Digistart2001 B.V.
 
Auteursrecht. Databankenrecht. Software. Onrechtmatig wapperen met auteursrechten. Anonimiseringssoftware voor rechterlijke uitspraken (“Jurisource©, wat het hof leest als Jurisource®”). Voormalig zakenpartner stelt dat de intellectuele eigendomsrechten niet zijn overgedragen en dat inbreuk wordt gemaakt op haar rechten. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep: geen overdracht (geen akte). Wapperverbod: Nu het hof voorshands van oordeel is dat Think Legal geen inbreuk maakt op enig recht van intellectuele eigendom, is de uitlating van Digistart 2001 onrechtmatig. Opgave jegens wie gewapperd is. Geen inbreuk op gepretendeerde auteursrechten, maar bij onrechtmatige uitlating geen plaats voor proceskostenveroordeling op grond van 1019h.

5.4  (…)Als het al de bedoeling was daarbij ook de rechten van intellectuele eigendom op “het Product” aan Digistart over te dragen, zoals Digistart beweert met een beroep op een overgelegde verklaring van [Y] (die als onafhankelijk deskundige de beëindiging en afwikkeling van de joint venture begeleidde), dan is aan die bedoeling toch geen uitvoering gegeven. Noch uit de notulen van 15 mei 2007, noch uit enig ander document blijkt iets van die overdracht hoewel voor een dergelijke overdracht rechtens nu eenmaal een akte vereist is. Voor auteursrecht volgt dat uit artikel 2 lid 2 Auteurswet 1912, voor databankrecht uit artikel 2 lid 4 Databankenwet.

(…)

5.6  Ten overvloede overweegt het hof dat, zelfs als de auteursrechten op Jurisource®Identity en Jurisource®Identity Strafrecht op Digistart zouden zijn overgegaan, er nog steeds onvoldoende gronden zijn voor de conclusie dat de door Think Legal aangeboden software, een door haar als Jurisource®Anonimiseren aangeduide applicatie, een inbreuk op die rechten zou vormen. Digistart heeft niet duidelijk gemaakt waarin die inbreuk zou bestaan. Ter gelegenheid van de pleidooien is zij uitgenodigd dit punt toe te lichten en heeft zij verklaard dat de door Think Legal aangeboden software een anonimiseringsapplicatie is en dat zij door Carp ontwikkeld is en dat die beide omstandigheden naar haar mening een inbreuk op haar rechten met zich brengen. Daarmee kan het hof zich niet verenigen. Deze twee omstandigheden zijn onvoldoende om Jurisource®Anonimiseren te kwalificeren als een openbaarmaking of verveelvoudiging, dan wel als een opvragen of hergebruiken van Jurisource®Identity. Dat geldt te meer nu een van Carp afkomstige notitie in het geding is gebracht waarin Carp verklaart dat de destijds voor Jurisource®Identity gebruikte programmacode niet is hergebruikt voor Jurisource®Anonimiseren, dat ook de onderliggende technieken volledig verschillend zijn en er geen direct verband tussen beide is.

5.7  Op grond van het hiervoor onder 5.4 tot en met 5.6 overwogene acht het hof voorshands niet aannemelijk dat Think Legal met de door haar aangeboden applicatie Jurisource®Anonimiseren inbreuk maakt op aan Digistart toekomende rechten van intellectuele eigendom. Digistart had ook volstrekt onvoldoende grond om die inbreuk te vrezen, heeft voor die vrees althans onvoldoende verantwoording gegeven. Door Think Legal er niettemin bij haar potentiële afnemers van te betichten dat zij met de aangeboden software op de rechten van Digistart inbreuk maakte, heeft zij in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en aldus onrechtmatig. De in eerste aanleg door Think Legal gevraagde voorzieningen zijn aldus toewijsbaar.

5.8  Dat geldt ook voor de tweede gevraagde voorziening, te weten tot het doen van opgave van degene aan wie Digistart de gewraakte uitlatingen heeft gedaan. Tevergeefs voert Digistart aan dat er geen bewijs is dat zij die uitlatingen tegenover anderen dan (medewerkers van) de Hoge Raad en de Raad voor de Rechtspraak heeft gedaan. Het feit dat zij zich tegenover deze twee potentiële afnemers van Think Legal aldus heeft uitgelaten, is voldoende reden om rekening te houden met de mogelijkheid dat dat ook tegenover anderen gebeurd kan zijn. Onduidelijk is de strekking van het door Digistart aangevoerde argument dat zij “nimmer aan het bewijzen van iets negatiefs zou kunnen voldoen”. Niet valt in te zien waarom zij niet naar waarheid de gevraagde opgave zou kunnen doen; bewijs van de juistheid daarvan wordt niet van haar gevorderd.

 Lees het arrest hier.

IEF 8667

Ongeoorloofd kopiëren niet aannemelijk

Rechtbank Zutphen, 9 maart 2010, KG ZA 10-19, LJN: BL6854. Autotelex B.V. tegen Autotaxatie.Net B.V.

Auteursrecht. Databankenrecht. Autotelex heeft een databank geproduceerd waarin alle in Nederland toegelaten motorvoertuigen zijn opgenomen en beschuldigt Autotaxatie van het kopiëren van (een groot deel van) haar databank. Onvoldoende aannemelijk geworden dat Autotaxatie gegevens over motorvoertuigen aan de databank van Autotelex heeft ontleend. Vorderingen afgewezen. Geen 1019h proceskosten,  nu het geschil primair voortvloeit uit de tussen partijen gesloten overeenkomst.

“Onvoldoende aannemelijk [is] geworden dat Autotaxatie (een groot deel van de) door Autotelex aan haar ten tijde van de overeenkomst ter beschikking gestelde data (optiebenamingen) heeft gekopieerd naar haar eigen databank. (…)  Vast staat dat Autotaxatie de cd-roms die Autotelex in het kader van de overeenkomst aan Autotaxatie had geleverd heeft teruggestuurd naar Autotelex. Dat zij een kopie van de databank van Autotelex heeft achtergehouden is gezien het voorgaande onvoldoende aannemelijk geworden.

4.2 (...) “Weliswaar heeft Autotaxatie ten aanzien van de optiebenamingen erkend dat zij soms aanduidingen gebruikt die door Autotelex eveneens worden gebruikt, maar gelet op het grote aantal optiebenamingen – gekoppeld aan 90.000 verschillende typen auto’s - dat zich in de databank van Autotelex bevindt kan het overnemen van enkele benamingen, waarvan Autotaxatie gemotiveerd heeft gesteld dat die door diverse aanbieders in de markt worden gebruikt, niet zonder meer tot de conclusie leiden dat Autotaxatie daarmee ten onrechte gebruik maakt van de optiebenamingen van Autotelex, te minder nu onweersproken is dat Autotaxatie ook afwijkende aanduidingen gebruikt in haar databank.
Daar komt bij dat Autotelex onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat Autotaxatie meerdere referentiebronnen heeft op basis waarvan zij haar databank heeft opgebouwd en ook uit de door Autotaxatie overgelegde, door haar voor akkoord getekende, offerte van RDC Datacentrum B.V. afgeleid kan worden dat Autotelex niet de enige bron is waarvan Autotaxatie haar informatie verkreeg, zodat voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat Autotaxatie haar gegevens enkel van Autotelex heeft betrokken.

4.3.   Dat in de databank van Autotaxatie optiebenamingen staan met fouten die identiek zijn aan die welke in de databank van Autotelex zijn opgenomen kan evenmin tot de conclusie leiden dat sprake is van het ongeoorloofd kopiëren van de optiebenamingen van Autotelex, nu uit de door Autotaxatie overgelegde producties blijkt dat met betrekking tot de Porsche cabriolet ook op de websites van Autowereld en Autoweek de – onjuiste – optiebenaming elektrisch bedienbaar dak is opgenomen. Derhalve valt niet uit te sluiten dat Autotaxatie de optiebenaming die voormelde fout bevat van andere bronnen dan Autotelex heeft verkregen. Verder kan uit de foutieve vermelding “inklapbaar” met betrekking tot de buitenspiegels van de Smart For Two coupé evenmin worden geconcludeerd dat Autotaxatie (een groot deel van) de optiebenamingen van de databank van Autotelex heeft gekopieerd, nu die enkele aanduiding gelet op het grote aantal optiebenamingen dat zich in de databank bevindt onvoldoende wordt geacht voor een dergelijke conclusie.

4.4.  Op grond van het vorenstaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat Autotaxatie (een groot deel van de) door Autotelex aan haar ten tijde van de overeenkomst ter beschikking gestelde data (optiebenamingen) heeft gekopieerd naar haar eigen databank. Zonder nader bewijs – waarvoor in deze procedure geen plaats is – kan dan ook niet worden geconcludeerd dat Autotaxatie is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Vast staat dat Autotaxatie de cd-roms die Autotelex in het kader van de overeenkomst aan Autotaxatie had geleverd heeft teruggestuurd naar Autotelex. Dat zij een kopie van de databank van Autotelex heeft achtergehouden is gezien het voorgaande onvoldoende aannemelijk geworden.

4.5.  Nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat Autotaxatie de optiebenamingen van de databank van Autotelex (grotendeels) heeft gekopieerd, is de door Autotelex gestelde inbreuk op haar databankrecht en auteursrecht evenmin aannemelijk geworden. Dat Autotaxatie een substantieel van de databank van Autotelex gebruikt en ter beschikking stelt aan derden is onvoldoende gebleken. Nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van ongeoorloofd kopiëren van de data van Autotelex kan evenmin geconcludeerd worden dat Autotaxatie inbreuk maakt op een aan Autotelex toebehorend auteursrecht op haar databank – nog los van de vraag of de databank van Autotelex auteursrechtelijke bescherming geniet.”

(…) 4.7.  Autotelex zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voor de door Autotaxatie gevraagde vergoeding van de volledige proceskosten op grond van artikel 1019 h Wetboek van Rechtsvordering is geen plaats, nu het geschil primair voortvloeit uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Derhalve worden de gebruikelijke liquidatietarieven gehanteerd.

Lees het vonnis hier.

IEF 8623

Gebruik maken van de content

Vzr. Rechtbank Zutphen, 23 februari 2010, LJN: BL5237, Vemde Travel tegen Tui Nederland N.V
 
Auteursrecht en databankenrecht wordt in stelling gebracht, maar spelen niet mee bij de beslissing van de voorzieningenrechter. Vemde Travel vordert nakoming van de overeenkomst door TUI en het aan haar weer ter beschikking stellen van de content (digitale bestanden van TUI met actuele product-, prijs- en beschikbaarheidsinformatie). In reconventie vordert TUI onder meer nakoming van de overeenkomst door Vemde Travel en het staken van het gebruik door Vemde Travel van de TUI-content op de websites vakantiekaart.nl en tjingo.nl.

De voorzieningenrechter overweegt dat het Vemde Travel op grond van de overeenkomst met TUI niet is toegestaan gebruik te maken van de content van TUI op of via een andere internetdomeinnaam dan die welke met TUI schriftelijk is overeengekomen.

TUI heeft de content beschikbaar gesteld voor gebruik door Vemde Travel op haar websites. Onbestreden is dat de Tjingo-website niet toebehoort aan Vemde Travel maar aan Vakantiekaart B.V., die geen agent is van TUI. Middels de Tjingo-website kunnen echter reizen geboekt worden met gebruikmaking van de door TUI aan Vemde Travel ter beschikking gestelde content. Voldoende aannemelijk is geworden dat Vemde Travel door op die wijze gebruik te maken van de content van TUI in strijd handelt met de overeenkomst. Tjingo is geen door TUI goedgekeurd verkooppunt en Vemde Travel is zonder toestemming van TUI niet gerechtigd om de content van TUI te gebruiken voor het boeken van reizen via de Tjingo-website. De vorderingen in conventie worden afgewezen. Nu voldoende aannemelijk is geworden dat Vemde Travel niet gerechtigd is om de content van TUI te gebruiken voor het boeken van reizen via de Tjingo-website en dat zij daarmee in strijd handelt met de overeenkomst, worden de vorderingen in reconventie toegewezen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 8585

Zogenaamde 'sleepers'

Rechtbank Groningen, 16 december 2009, LJN: BL3206, Ad Hoc Data B.V. tegen [gedaagde], h.o.d.n. Digicom Media,

Auteursrecht. Databankenrecht. Bedrijfsgeheimen. ‘Eiseres stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrecht door data te publiceren op de eigen website. Eiseres stelt bewijs hiervan te kunnen leveren door opzettelijk onjuiste data (zgn. sleepers) aan te wijzen op de site van gedaagde, maar zij wil dat slechts vertrouwelijk ten overstaan van de rechter doen, buiten aanwezigheid van de wederpartij (alleen diens advocaat mag erbij zijn). De rechtbank oordeelt dat art. 27 en art. 29 Rv. een dergelijke gang van zaken niet toestaan. Ook art. 6 Evrm verzet zich hier tegen.

De rechtbank acht het in een civiele procedure de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen - partijen en rechter - dat het geding voortvarend en efficiënt verloopt. Wanneer aan de rechter wordt gevraagd een beslissing te nemen, past het de eisende partij niet om de totstandkoming van die beslissing te bemoeilijken door hem de vereiste gegevens te onthouden, zoals AHD doet. Hoezeer de rechtbank in dit geval ook twijfel heeft bij de wijze waarop gedaagde gebruik heeft gemaakt van de databestanden van AHD, het door AHD beoogde doel van het opleggen van sancties aan gedaagde bereikt zij door haar wijze van procederen thans niet.

Lees het vonnis hier. Zie ook: Ex Parte Beschikking vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2007, IEF 5432.

IEF 8285

Causaal verband

Rechtbank Arnhem, 21 oktober 2009, HA ZA 08-1325, De Roode Roos B.V. tegen Reform- en vitaminecentrum De Rooij B.V. (met dank aan C.J. van Dijk, Van Veen Advocaten).

Auteursrecht. Schadevergoeding, winstafdracht en causaal verband. Eindvonnis na Rechtbank Arnhem, 25 maart 2009, IEF 7743, waarin de rechtbank De Roode Roos in de gelegenheid heeft gesteld om een nadere onderbouwing van de schade te geven.

Schadevergoeding:  3.9, De rechtbank is van oordeel dat De Roode Roos met de door haar overgelegde, niet cijfermatig onderbouwde, grafieken onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat haar omzet tussen april 2007 en april 2008 minder is gestegen dan gebruikelijk. Een onderzoek daarnaar door een registeraccountant, zoals De Roode Roos voorstelt, acht de rechtbank niet nodig omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat een eventuele omzetstagnatie hij de Roode Roos is veroorzaakt door het onrechtmatige overnemen door De Rooij van een deel van de productfoto's en productteksten van De Roode Roos. Indien De Rooij haar eigen afbeeldingen en teksten zou hebben gegenereerd, zou De Rooij in de periode van april 2007 tot april 2008 mogelijk evenveel omzet hebben gedraaid – met wellicht wat meer investeringen - dan zij nu heeft gedaan. (…) Bovendien hebben De Roode Roos en De Rooij veel concurrenten die hun orthomaleculaire voedingssupplementen ook via webwinkels verkopen. Het kan niet worden uitgesloten dat de aanwezigheid daarvan in die periode invloed heeft uitgeoefend up de omzet van De Roode Roos, bijvoorbeeld door acties of speciale aanbiedingen. De aansprakelijkheid van De Rooij voor een eventuele omzetstagnatie bij De Roode Roos in die periode kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld wegens het ontbreken van een causaal verband.

Winstafdracht: De rechtbank volgt niet het betoog van De Roode Roos dat uit het karakter van artikel 27a Aw ct1 6:104 BW volgt dat de gehele toe te rekenen winst voor de bewuste producten moet worden geacht het gevolg te zijn van onrechtmatig handelen en de auteursrechtinbreuk van De Rooij. (…) De uitkomst van de winst per product zegt immers nog niets over de winst die De Rooij met dat product zou hebben gemaakt indien De Rooij daarvoor nier de productomschrijving en afbeelding van De Rooij zou hebben overgenomen.

Schadebegroting: 3.16. Naar schatting heeft De Rooij een bedrag van in totaal ongeveer € 10.000,-  uitgespaard door op onrechtmatige wijze ten behoeve van haar webwinkel een deel van de webwinkel van De Roode Roos over re nemen. Deze kostenbesparing betreft zowel de overgenomen productomschrijvingen als de overgenomen productafbeeldingen. Zij heeft zich hierdoor ten koste van De Roode Roos een concurrentievoorsprong kunnen verschaffen. Voor zover die voorsprong daarnaast betrekking heeft op een voorsprong in tijd, doordat De Rooij zich versneld toegang tot de markt heeft kunnen verschaffen, begroot de rechtbank de schade aan de zijde van De Roode Roos op € 2.000,-.

3.18. (…) Om zich te beveiligen tegen kopiëren van moet De Roode Roos hoe dan ook kosten maken. Deze kosten behoeven naar oordeel van de rechtbank niet voor rekening van De Rooij te komen.

Proceskosten: 4/5 deel liquidatietarief, 1/5 deel 1019h proceskosten.

Lees het vonnis hier of hieronder.

 

IEF 8235

Onder te brengen in een eigen databank

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 1 oktober 2009, KG ZA 09-1499 Pee/MV, Travelport Global Distribution System B.V. c.s. tegen International Air Transport Association (met dank aan Frank Eijsvogels, Howrey).

Databankenrecht. Eiser exploiteert Databanken met vlucht- en passagiergegevens (GDS-systeem). Travelport verstrekt alle ticketgegevens aan gedaagde IATA, die voor de financiële afhandeling zorgt. Travelport stelt dat IATA inbreuk maakt op haar databankrechten, omdat IATA gegevens zou gebruiken voor een eigen concurrerende databank (PaxIS). De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.  Rechtsmacht alleen voor Nederland. Geen inbreuk. 1019h proceskosten: €100.000 (afspraak partijen).

4.3. De door IATA gevoerde materiële verweren leiden ertoe dat de in dit geding gevraagde voorziening echter op meerdere gronden moet worden geweigerd. Aan dit oordeel liggen de volgende overwegingen ten grondslag:

(1) Er vindt geen dreigende inbreuk in Nederland plaats. Gesteld noch gebleken is dar PaxIS in Nederland wordt aangeboden, dat sprake is van contacten met (mogelijke) klanten die in Nederland zijn gevestigd, dat Nederlandse klanten belangstelling hebben voor PaxIS of dat op Nederland gerichte reclame wordt gemaakt. Dat IATA het product PaxIS wereldwijd (via het Internet) aanbiedt is - zonder verder bijkomende omstandigheden die niet zijn gesteld of gebleken - onvoldoende om te kunnen spreken van een (dreigende) inbreuk in Nederland. Travelport heeft vooralsnog dan ook geen belang bij het treffen van een voorziening die in Nederland geldt.

(2) In dit kort geding, dat zich in tegenstelling tot een bodemprocedure niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten, kan niet zonder meer worden vastgesteld of Travelport substantieel heeft geïnvesteerd in de verkrijging, controle of presentatie van de inhoud van haar databank ais bedoeld in artikel 1 lid 1 sub a Dw.  (…) Niet kan worden uitgesloten dat de beweerde investeringen, althans het overgrote deel daarvan, zijn gedaan ten behoeve van de "hoofdactiviteit" van Travelport, te weten het exploiteren van een GDS-systeem met als doel het genereren van zoveel mogelijk ''booking fees" waarmee elementen worden gecreëerd, die later in de databank van Travelport worden opgenomen.

(3) Voor Travelport GDS, een Nederlandse vennootschap, geldt dat zij - mocht er al sprake zijn van substantiële relevante investeringen als bedoeld in de Databankenwet - slechts aanspraak heeft op die bescherming indien zij de producent is van de databank waarvoor zij zich op bescherming beroept. Hiervoor is volgens artikel 1 lid 1 onder b Dw vereist dat Travelport GDS het risico draagt van de voor de databank te maken investering.

(…) Daarvoor ligt ook een aanwijzing besloten in artikel 8.4 van de Galileo CRS Ownership and License Agreement. Immers, niet goed valt te begrijpen waarom Travelport Nederland bij de beëindiging van die overeenkomst al haar intellectuele eigendomsrechten, waaronder ook haar (sui generis) databankenrechten dienen te worden verstaan, kennelijk zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen, zou moeten overdragen aan Travelport International indien zij het investeringsrisico daarvan heeft gedragen. (…)

(4) Tot slot kan in dit kort geding niet worden vastgesteld dat IATA een substantieel deel van de databank van Travelport opvraagt of hergebruikt in de zin van artikel 2 lid l onder a Dw of dat sprake is van herhaald of systematisch opvragen of hergebruiken van kleinere gedeeltes van die databank. (…) De ticketgegevens die in een RET-flat file door Travelport aan IATA worden gezonden voor gebruik in BSP worden mogelijk wel per ticket systematisch of methodisch door Travelport bij elkaar gebracht, maar dit gebeurt niet om die gegevens te verzamelen in een databank, maar omdat dit het product is dat Travelport op grond van de tussen partijen bestaande overeenkomst(en) aan IATA moet leveren voor gebruik in het BSP, De RET-flat file is niet anders dan een lijst van individuele ticketgegevens die IATA toekomen voor dat gebruik in BSP. In feite krijgt IATA aldus een aantal in hun hoeveelheid onbewerkte gegevens die zo zou kunnen verzamelen om in een databank onder te brengen, zoals ook Travelport diezelfde gegevens heeft ontvangen vanuit de reisbureaus. De databank van Travelport die zij door verzameling van die gegevens van de reisbureaus tot stand heeft gebracht kan wel gelijkenis tonen met de lijst van ticketgegevens die zij aan MTA zendt, maar die lijst is als zodanig geen verzameling in de zin van artikel. 1 Dw, Het staat IATA bij de dit geding bekende feiten vrij die haar toekomende gegevens onder te brengen in een eigen databank.

Lees het vonnis hier.

IEF 7993

Schrapen

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, Ex parte beschikking van 2 juni 2009, KG RK 09-1374, Worldyacht B.V. tegen Bohil Media B.V.

Databankenrecht. Botensite stelt dat andere botensite middels ‘scraping’ de advertenties van botenmakelaars die bij beide partijen betaald adverteren uit de databank van eiser opvraagt en hergebruikt op haar eigen site en in haar tijdschrift. Spoedeisendheid is gelegen in de door het scrapen veroorzaakte overbelasting van de systemen van eiser.

"2.2. Naar voorlopig oordeel maakt Bohil door het opvragen of hergebruiken van een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van de databank van Yachtfocus, zonder dat zij daarvoor van Yachtfocus toestemming heeft verkregen, inbreuk op het databankrecht van Yachtfocus. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift onder randnummer 29 is aangevoerd, is voldoende aannemelijk dat uitstel onherstelbare schade voor Yachtfocus zou kunnen veroorzaken. Het verzoek zal dan ook worden toegestaan en wel op de wijze zoals hierna is verwoord.

(...) De voorzieningenrechter: 3.1. beveelt Bohil binnen drie dagen na de dag van betekening van deze beschikking de in het verzoekschrift bedoelde inbreuken op de databankrechten van Yachtfocus te staken en gestaakt te houden, in het bijzonder door te staken en gestaakt te houden het via internet opvragen en hergebruiken van de databank, al dan niet door tussenkomst van websites en/of databanken van derden, zoals in het verzoekschrift omschreven."

Lees de beschikking hier.

IEF 7959

Een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel

Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 4 juni 2009, KG RK 09-1420, AD Nieuwsmedia B.V. tegen GS Media B.V.
 
Databankenrecht. Het AD maakt succesvol bezwaar tegen publicatie op GeenStijl.nl van een link naar de jaarlijkse AD Misdaadmeter. Het AD had de misdaadmeter wel online gezet, maar nog niet als officiële publicatie (nog geen zichtbare links of aankondigingen op de nieuwspagina). Geen Stijl ontving de URL van een derde, linkte door naar de misdaadmeter en publiceerde, nadat de databank door het AD weer offline was gehaald, een screenshot en een link naar een externe site met  een kopie van de databank.

2.2. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat GS door het plaatsen op haar website van twee categorieën van de databank van AD (namelijk kinderporno en diefstal/inbraak box/garage/schuur/tuinhuis) alsmede van de browser cache waardoor directe integrale toegang wordt verschaft tot 19 categorieën, een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van de databank van AD opvraagt of hergebruikt zonder dat zij daarvoor van AD toestemming heeft verkregen en dat GS zodoende inbreuk maakt op het databankrecht van AD. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift onder randnummers 27 en 29 is aangevoerd, is voldoende aannemelijk dat uitstel onherstelbare schade voor AD zou kunnen veroorzaken. Het verzoek zal dan ook in hoofdzaak worden gehonoreerd.

Lees de beschikking hier.

IEF 7955

De gestileerde rode roos ontbreekt

Vzr. Rechtbank Arnhem, 9 april 2009, LJN: BI6821, Reform- en Vitaminecentrum De Rooy B.V. tegen De Roode Roos B.V.

Auteursrecht. Databankenrecht. Executiegeschil. Geen dwangsommen verbeurd na eerder kortgedingvonnis (inhoudende een algemeen verbod tot gebruik van foto's en teksten die waren ontleend aan een website, zie IEF 7743). Veroordeling tot staking van executie van dat eerdere kortgedingvonnis.

4.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet uitgesloten worden geacht dat De Rooy er tot 5 februari 2009 inderdaad niet van op de hoogte was dat Energetica Natura afbeeldingen van De Roode Roos op haar CD-rom had geplaatst. De foto’s zoals door Energetica Natura op CD-rom aan De Rooy geleverd, bevatten naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen kenmerken die dermate opvallend en oorspronkelijk zijn, dat het De Rooy meteen had moeten opvallen dat het afbeeldingen van De Roode Roos betrof. De kenmerkende afbeelding van een rode roos, zoals De Roode Roos die op haar afbeeldingen op haar website plaatst en de achtergrond ontbraken immers op de afbeeldingen zoals aanwezig op de CD-rom van Energetica Natura. De Rooy heeft onweersproken gesteld dat het in de branche niet ongebruikelijk is dat leveranciers aan distributeurs CD-roms met productfoto’s verstrekken. Van De Rooy hoefde onder die omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet te worden verwacht dat zij alle afbeeldingen van de CD-rom van Energetica Natura zou gaan vergelijken met de afbeeldingen van de website van De Roode Roos.

Nu De Rooy op 10 februari 2009, dus binnen vijf dagen na ontvangst van de brief van Energetica Natura, het gebruik van de in geding zijnde afbeeldingen heeft gestaakt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat De Rooy bewust heeft geprofiteerd van de inspanningen en investeringen van De Roode Roos en dat De Rooy daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in dit geval dus in ernst worden betwijfeld dat het handelen van De Rooy handelen betreft zoals door de voorzieningenrechter verboden in het vonnis van 22 mei 2008. Hierboven onder 4.1 is al overwogen dat het verbod van de voorzieningenrechter restrictief moet worden uitgelegd. Het strekt zich dus niet uit tot voornoemd handelen van De Rooy. Dat brengt met zich mee dat De Rooy onder deze omstandigheden geen dwangsommen heeft verbeurd.

Lees het vonnis hier.

IEF 7858

Toepassing aan de hergebruikregeling

Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak. 29 april 2009, zaaknr  200801985/1, College van burgemeester en wethouders van Amsterdam tegen Landmark Nederland B.V.

Databankenrecht. Wet Openbaarheid Bestuur. Opvraging lijst adressen bodemonderzoek. Databankrichtlijn heeft Rechtstreekse werking. De gegevensverzameling van elementen uit bodemonderzoeken en saneringsplannen is een databank. We substantiële investering, maar College B&W Amsterdam is geen producent van de databank nu zij niet het risico van de investering draagt.

Vaststaat dat het college de adressenlijst zowel in papieren vorm als digitaal aan landmark heeft verstrekt. Het geschil tussen partijen betreft de vraag of het college, met toepassing van de hergebruikregeling, aan het hergebruik van de adressenlijst door landmark een aantal voorwaarden en beperkingen heeft mogen verbinden. De rechtbank heeft de besluiten vernietigd, omdat het college naar haar oordeel aan het hergebruik van de adressenlijst niet de gestelde beperkingen en voorwaarden heeft mogen verbinden. Zij overweegt hiertoe dat het college niet beschikt over het recht bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Databankenwet  omdat ten aanzien daarvan niet is gebleken van een substantiële investering waarvan het college het risico draagt. De Raad van State bevestigt dit oordeel. 

2.6. De Afdeling stelt bij haar beoordeling voorop dat, ingevolge artikel 11a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wob, aan twee voorwaarden moet zijn voldaan wil een overheidsorgaan toepassing kunnen geven aan de hergebruikregeling: er moet sprake zijn van een databank en het overheidsorgaan moet van die databank de producent zijn.

In de geschiedenis van de totstandkoming van de hergebruikregeling heeft de Afdeling voorts geen aanwijzingen gevonden voor de vaststelling dat de wetgever in het kader van de hergebruikregeling aan de begrippen "databank" en "producent van een databank" een andere betekenis heeft willen toekennen dan in de Databankenwet.

Directe werking: 2.6.1. (…) Derhalve kunnen particulieren zich voor de nationale rechter tegenover de staat beroepen op bepalingen van een richtlijn die inhoudelijk gezien onvoorwaardelijk en voldoende precies zijn, in alle gevallen waarin de volledige toepassing van de richtlijn niet daadwerkelijk verzekerd is, dit wil zeggen niet alleen in geval van niet-uitvoering of onjuiste uitvoering van deze richtlijn, maar ook in geval de nationale maatregelen die de betrokken richtlijn naar behoren uitvoeren niet zodanig worden toegepast dat het met de richtlijn beoogde resultaat wordt bereikt (zaak nr. C-62/00, Marks & Spencer, Jur. 2002, blz. I-6325). Dit brengt mee dat de toepasselijke bepalingen uit de Databankenwet moeten worden toegepast en uitgelegd in het licht van de Databankenrichtlijn.

Wel databank, substantiële investering. (…) 2.6.4. Niet in geschil is dat de gegevensverzameling waarvan de adressenlijst deel uitmaakt, is samengesteld uit onder meer bestaande elementen uit bodemonderzoeken en saneringsplannen en dat deze gegevens systematisch geordend en afzonderlijk toegankelijk zijn. Evenmin is in geschil dat het verzamelen, invoeren en controleren van deze elementen een arbeidsintensief en tijdrovend proces is, dat deels door gespecialiseerde medewerkers van de gemeente is uitgevoerd. Naar door het college onweersproken is gesteld, zijn sinds 2003 vier tot vijf medewerkers van de gemeente fulltime bezig geweest met onder meer het digitaliseren, controleren en invoeren van data in de gegevensverzameling. landmark heeft voorts niet bestreden dat het college voor het samenstellen van bedoelde gegevensverzameling aanzienlijke kosten heeft gemaakt, al betwist zij de precieze hoogte hiervan.

Gelet hierop, is de Afdeling - anders dan de rechtbank - van oordeel dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat het een substantiële investering heeft gedaan ter verkrijging van de inhoud van de gegevensverzameling waarvan de adressenlijst deel uitmaakt. Het college heeft aanmerkelijke hoeveelheden tijd, moeite, energie en geld geïnvesteerd en die middelen aangewend om bestaande elementen te verkrijgen, bewerken en controleren en in een gegevensverzameling op te nemen. Die gegevensverzameling dient derhalve als een databank als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Databankenwet te worden aangemerkt.

College geen producent: 2.6.10. Bezien tegen deze interne markt achtergrond van de Databankenrichtlijn, die ook wordt benadrukt in de memorie van toelichting bij de Databankenwet, kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden staande gehouden dat het college in dit geval kan worden aangemerkt als producent van de databank waarvan de adressenlijst deel uitmaakt. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat, zoals door het college zelf uiteengezet, deze databank mede met het oog op het vergemakkelijken van de aan het college opgedragen publieke taak is samengesteld. De databank is geproduceerd op kosten en in opdracht van de gemeente Amsterdam en een aanzienlijk deel van de in de databank geïnvesteerde gelden is, in verband met de van overheidswege aan de gemeente Amsterdam verleende opdracht de plaatselijke bodemverontreiniging in kaart te brengen, door de minister van VROM bij wijze van subsidie ter beschikking gesteld. Onder deze omstandigheden is geen sprake van de situatie dat het college het risico draagt van de voor de databank gedane substantiële investering. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen.

2.6.11. Nu het college niet kan worden aangemerkt als producent van de databank waarvan de adressenlijst deel uitmaakt, heeft het met betrekking tot de aan landmark verstrekte adressenlijst ten onrechte de hergebruikregeling toegepast. Hetgeen het college overigens heeft aangevoerd behoeft geen bespreking.

2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.

Lees de uitspraak hier.