DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 5061

In omgekeerde volgorde

farma.JPGVzr. Rechtbank Amsterdam, 8 november 2007, KG ZA 07-1856 OdC/SK, Novum Pharma B.V. & OJG Consumer Care B.V. tegen Farma Novum (met dank aan Hans Jansen, Steinhauser Hoogenraad).

Eiser Novum Pharma gebruikt sinds 2002 de handelsnaam Novum Pharma en is sinds datzelfde jaar eigenaar van het Benelux-beeldmerk Novum Pharma en het Benelux-woordmerk Novum. De merken worden voornamelijk gebruikt voor zelfverzorggeneesmiddelen. Gedaagde is sinds eind 2006 onder de handelsnaam Farma Novum actief als huisartsenbezoekster. De bezwaren van eiser tegen deze handelsnaam worden gedeeld door de voorzieningenrechter. 

“4.4. Anders dan P. heeft aangevoerd vertonen de merken Novum en Novum Pharma met het teken Farma Novum, globaal beoordeeld naar de totaalindruk, auditief, visueel en begripsmatig zodanige gelijkenis, dat alleen al om deze reden verwarring kan ontstaan bij het publiek over de herkomst van de waren en diensten. De omstandigheid dat P. de woorden Farma en Novum in omgekeerde volgorde heeft geplaatst in vergelijking met de woorden Novum en Pharma, terwijl de eerste (twee) letters van Pharma en Farma verschillend worden geschreven, doet daaraan niet af en is van ondergeschikt belang."

"Novum Pharma verhandelt bepaalde zogenaamde OTC-geneesmiddelen en P.  prijst bij artsen bepaalde UR-(uitsluitend recept)geneesmiddelen aan. Daarmee opereren zij beiden in dezelfde branche, de markt van geneesmiddelen. Dit geldt nog meer nu, zo heeft Novum Phanna B.V. onweersproken gesteld, zowel de OTC- als de UR-geneesmiddelen in dezelfde databank van geregistreerde geneesmiddelen staan opgenomen en deze databank door iedereen kan worden geraadpleegd. De geneesmiddelen zijn eveneens opgenomen in de zogenoemde G-standaard en deze databank wordt gebruikt door artsen, apothekers en farmaceuten. Daarnaast is P. met haar bedrijf Farma Novum werkzaam als artsenbezoeker, terwijl Novum Pharma mede gebruik maakt van artsenbezoekers. Verder is van belang dat artsen niet alleen UR-geneesmiddelen voorschrijven, maar ook (steeds meer) OTCmiddelen.

Het merk en het teken worden dan ook gebruikt voor soortgelijke waren en diensten. In verband met de gelijkenis tussen het merk en het teken, gezien de gelijksoortige activiteiten die partijen ontplooien en de gelijke geneesmiddelenbranche waarin Novum Pharma B.V. en P. actief zijn, is er gevaar voor directe en indirecte verwarring voor het relevante publiek (verkopers en voorschrijvers van geneesmiddelen) te duchten tussen het woordmerk Novum en het teken Farma Novum.

(…) 4.8. De handelsnaam Farma Novum wijkt zo weinig af van het merk van Novum Pharma B.V., zoals hierboven al is overwogen, dat hierdoor gevaar voor verwarring te duchten is bij het relevante publiek -leveranciers en afnemers, onder wie ook toekomstige afnemers, zoals daar met name zijn artsen en apothekers- over de herkomst van de waren en diensten, de verkoop en aanprijzing van geneesmiddelen.

Gedaagde wordt verboden om de handelsnaam Farma Novum te voeren en dient de domeinnaam farmanovum.nl binnen 7 dagen na beteking om te eliden naar de webiste van eiser en binnen 21 dagen over te dragen. Gedaagde dient de proceskosten, €9.265,66, en de nakosten van eiser te voldoen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5015

Goed plan

lease.bmpRechtbank 's-Hertogenbosch 5 november 2007, KG ZA 07-648, Leaseplan tegen Leasepro (Met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof)

Inbreuk op merkrecht, handelsnaamrecht LeasePlan. Onrechtmatig handelen door opmaak website.

Leaseplan houdt zich sinds 1963 bezig met operationele autoleasing in 28 landen en is in die branche wereldmarktleider. Leaseplan heeft zowel een Beneluxregistratie van het woordmerk 'LeasePlan' als een Europese merkregistratie van het hiernaast afgebeelde logo.

LeasePlan vordert LeasePro, een klein bedrijf in dezelfde branche dat gebruik maakt van het hiernaast afgebeelde logo, het gebruik van het merk, de handelsnaam en de website te verbieden. LeasePro betwist onder meer dat er sprake is van een reëel verwarringsgevaar en dat het merk LeasePlan onderscheidend vermogen heeft en een bekend merk is, waaruit zij onrechtvaardig voordeel trekt.

De rechtbank komt tot het oordeel dat het woordelement 'Lease' weliswaar een beschrijvend karakter heeft, maar dat dientengevolge het woordelement 'Plan' dominerend en onderscheidend naar voren komt. Tussen dit woordelement en het woordelement 'Pro' bestaat auditieve en visuele overeenstemming. "Daardoor stemmen de beide woordmerken 'LEASE PLAN' en 'LEASEPRO' in zekere mate met elkaar overeen." Dit geldt eveneens voor de logo's van partijen. Dat de beeldelementen in het logo van LeasePlan niet, zoals het beeldelement in het logo van LeasePro, het silhouet van een auto oproepen, maar meer wiskundig en abstract van aard zijn, en het woordelement "LeasePro" anders dan het woordelement "LeasePlan" niet tussen beeldelementen staat gecentreerd, doet geen noemenswaardige afbreuk aan de overeenstemmende totaalindruk van beide logo's, aldus de rechtbank. Bovendien heeft het woordmerk als het logo van LeasePlan een groot onderscheidend vermogen gekregen door intensief en langdurig gebruik. De vordering slaagt aldus.

Ook de vorderingen ten aanzien van het gebruik van de handelsnaam en de website zijn toewijsbaar. De gevorderde proceskosten komen de rechtbank niet als onredelijk voor, en worden derhalve toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4949

Geen al te strenge eisen

medilease.gifGerechtshof Arnhem, 9 oktober 2007, rolnummer 2007/679 KG. Medi Lease B.V. tegen Econocom Nederland B.V.

Wel gemeld, nog niet besproken. Hoger beroep in kort geding. Handelsnaamrecht. Aan het onderscheidend vermogen van een handelsnaam mogen geen al te strenge eisen worden gesteld. Ook al dan niet originele samenvoegingen van beschrijvende woorden kunnen onderscheidend zijn. €64.354,65 proceskostenveroordeling.

Medi Lease voert sinds 1989 een onderneming die zich bezighoudt met het verhuren en leasen van medische apparatuur. Sinds dat jaar voert Medi Lease de naam Medi Lease als handelsnaam. Sinds 1999 heeft zij de domeinnaam www.medilease.nl geregistreerd. Econocom biedt sedert 2004 onder de naam “Medlease”op de medische markt financiële diensten aan. Ook heeft zij in dat jaar de domeinnaam www.medlease.nl geregistreerd.

In hoger beroep heeft Medi Lease haar vorderingen uitdrukkelijk beperkt tot het handelsnaamrecht. Haar merkenrechtelijke vorderingen heeft zij derhalve laten varen.

Het Hof stelt vast dat de naam “Medlease” zoals die door Econocom wordt gebruikt slechts in zeer geringe mate afwijkt van de handelsnaam “Medi Lease”. Vervolgens overweegt het Hof dat aan het onderscheidend vermogen van een handelsnaam niet al te strenge eisen mogen worden gesteld. Ook al dan niet originele samenvoegingen van beschrijvende woorden kunnen onderscheidend zijn. Naar het voorlopig oordeel van het Hof heeft de handelsnaam “Medi Lease” dan ook – ondanks het enigszins beschrijvende karakter – door het gebruik ervan gedurende bijna 20 jaar in de relatief specialistisch markt en door de markpositie die Medi Lease zich in die periode heeft verworven, voldoende onderscheidend vermogen.

Het Hof oordeelt dat er zich in deze zaak eveneens gevaar voor verwarring voordoe als bedoeld in artikel 5 van de Handelsnaamwet. Reeds de omstandigheid dat de beide handelsnamen slechts in zeer geringe mate van elkaar afwijken, maakt gevaar voor verwarring voorshands voldoende aannemelijk. Voorst kent het Hof gewicht toe aan de grote naamsbekendheid en uniekheid van de naam Medi Lease in de betrokken branche. Ten slotte is volgens het Hof van belang dat beide ondernemingen in Nederland zijn gevestigd, in het hele land actief zijn en zich richten op dezelfde relatief specialistische markt. Dat het publiek in beginsel een speciaal deskundig publiek is doet aan het oordeel van het Hof niets af.

Met toepassing van richtlijnconforme interpretatie van met name artikelen 237 e.v. Rv wordt Econocom veroordeeld in de volledige proceskosten, €64.354,65 incl. BTW.

Lees het arrest hier. Lees eerder bericht + vonnis rechtbank hier.

IEF 4886

Onvoorziene verwarring

aht.gifRechtbank Maastricht, 26 september 2007, HA ZA 06-945, Atlas International Brielle B.V. tegen Atlas 2000 B.V. (met dank aan Michiel van Gastel, Van Gastel en Bal).

Tussenvonnis. Toestemming voor handelsnaam. Toestemming ontbonden vanwege onvoorziene omstandigheden, namelijk de verwarring van het publiek. Verbod na ontbinding toegewezen.

Eiser (‘Atlas’) is in 1989 opgericht en heeft een drietal hotels onder de namen Hotel Atlas Brielle, Hotel Atlas Spijkenisse en Hotel Atlas Valkenburg. De in augustus 2002 overleden heer S. hield een meerderheidsbelang in de aandelen van Atlas. Door gedaagde is op 21 maart 2000 in Valkenburg aan de Geul (waar ook Hotel Atlas Valkenburg B.V. zit) een hotel onder de naam Atlas 2000 B.V. opgericht. De directeur van dat hotel is een schoonzoon van de overleden heer S..

Tussen partijen is eerder al een kort geding gevoerd. Bij vonnis van 30 augustus 2004 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Atlas afgewezen omdat – kort gezegd – niet duidelijk werd in kort geding, of door wijlen de heer S. was verzocht, althans toestemming was verleend, de naam “Atlas 2000” te voeren.

Hangende de bodemprocedure heeft Atlas de aan een eventuele toestemming tot het gebruik van de naam “Atlas “ ten grondslag liggende overeenkomst tussen partijen met onmiddellijke ingang opgezegd, tegen betaling van een redelijke tegemoetkoming in de kosten van omschakeling naar een andere handelsnaam.

In de bodemprocedure vordert Atlas primair een inbreukverbod en subsidiair een ontbinding van de beweerdelijke overeenkomst tot toestemming van gebruik van de handelsnaam.

De inbreukvordering wordt afgewezen, omdat de Rechtbank de toestemming tot gebruik gegeven acht en kennelijk vindt (het vonnis zwijgt op dat punt) dat deze niet is opgezegd:

“Naar het oordeel van de rechtbank is echter genoegzaam komen vast te staan, dat gedaagde toestemming had van wijlen de heer S. om het bestanddeel “Atlas” in haar handelsnaam te voeren. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat hem - naar tussen partijen niet in geschil is - een samenwerking tussen de hotels ‘voor ogen stond, waarbij gezamenlijk werd ingekocht teneinde van de leveranciers hogere kortingen te kunnen realiseren. Dat niet eerder dan bij brief van 22 januari 2004 tegen gedaagdes handelsnaam is geprotesteerd, biedt ook steun aan die toestemming. Los daarvan heeft eiseres die eerder verleende toestemming ook niet echt (gemotiveerd) bestreden. De enkele stelling dat daaromtrent ‘nimmer iets schriftelijk (is) overeen gekomen” is in dat verband onvoldoende.”

De ontbinding acht de Rechtbank gerechtvaardigd, omdat het gaat om een onvoorziene omstandigheid dat er verwarring ontstaat bij het publiek. Ook kwamen klachten over Atlas 2000 bij Atlas terecht: “Eiseres voert daartoe aan - samengevat - dat zij vanwege klachten over gedaagdes hotel, die ten onrechte bij haar (eiseres) terecht komen, schade lijdt aan haar goede naam. Daarom mag gedaagde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongewijzigde voortduring van vorenbedoelde overeenkomst niet verwachten. Volgens eiseres hebben partijen bij het aangaan van die overeenkomst niet voorzien in die grond voor opzegging, oftewel in de mogelijkheid dat gedaagdes handelsnaam verwarring teweeg zou brengen bij het publiek, met voor haar (eiseres) schadelijke gevolgen.
Gedaagde heeft niet betwist dat - toen haar voor het bestanddeel “Atlas” in haar handelsnaam toestemming werd verleend - ter zake verwarringsgevaar bij het publiek en dientengevolge geleden schade aan de zijde van eiseres - geen voorziening is getroffen. Naar de rechtbank - als niet in geschil - aanneemt, is ter zake die toestemming in het geheel geen nadere afspraak gemaakt, danwel nadere voorwaarde gesteld. Aan het in art. 6:258 BW gestelde vereiste dat het moet gaan om een onvoorziene omstandigheid is mitsdien voldaan. (…)  Bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling kan de bevoegdheid tot opzegging van een duurovereenkomst voortvloeien uit de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. In de regel zal daarbij een redelijke opzegtermijn in acht genomen moeten worden. In verband met de aard van de overeenkomst of de concrete omstandigheden van het geval, kan voor opzegging bovendien een voldoende zwaarwegende grond zijn vereist. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat eiseres een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging heeft gesteld. Bovendien is de feitelijke onderbouwing daarvan voldoende. (…) Die ontbinding zal te zijner tijd - als gevorderd - gepaard gaan van een na betekening van het betrokken eindvonnis - op straffe van dwangsommen - onmiddellijk verbod van elk gebruik van de handelsnaam en merknaam Atlas en domeinnaam hotelAtlas2000.nl, met bevel tot onmiddellijke doorhaling van die domeinnaam.”

Partijen krijgen nog de gelegenheid om zich uit te laten over de hoogte van de door Atlas aangeboden vergoeding voor het omzetten van de handelsnaam.

Lees het vonnis hier.

IEF 4856

Eerst even voor jezelf lezen

medlease.gifGerechtshof Arnhem, 9 oktober 2007, rolnummer 2007/679 KG. Medi Lease B.V. tegen Econocom Nederland B.V. (Met dank aan Wim Maas, Howrey)

Het hof gaat in op de vraag of Econocom inbreuk maakt op de handelsnaam van Medi Lease en/of onrechtmatig jegens Medi Lease handelt door het gebruik van de handelsnaam, domeinnaam en/of het teken “Medlease”.

4.5. “(…) Dit betekent echter niet dat het woord “Medi Lease” geen onderscheidend vermogen zou hebben. Aan het onderscheidend vermogen van de handelsnaam mogen immers geen al te strenge eisen worden gesteld. Ook al dan niet originele samenvoegingen van beschrijvende woorden kunnen onderscheidend zijn. Wel geldt dat naarmate een handelsnaam van zichzelf of door gebruik een groter onderscheidend vermogen heeft, deze een ruimere bescherming geniet, en dat naarmate een handelsnaam meer beschrijvend is of bestaat uit afgesleten, veel gebruikte termen, een meer beperkte beschermingsomvang aangewezen is.”

Lees het arrest hier. Lees eerder bericht + vonnis rechtbank hier.

IEF 4771

Bedrijfsmatig in de openbaarheid

frm.gifRechtbank ‘s-Hertogenbosch, 17 september 2007, rolnr. 07-516, Forum Hypotheken & Beleggingen B.V. tegen Lorest B.V. en Assurantiewinkels Bastian & Visser B.V.

Kort geding. Handelsnaamzaak. Aan het onderscheidend vermogen van een handelsnaam worden lage eisen gesteld. Het gebruik van een (‘werkende’) domeinnaam kan  worden aangemerkt als het voeren van een handelsnaam. Handelsnaam Forum Hypotheken komt voor bescherming in aanmerking. De vorderingen van eiseres worden gedeeltelijk toegewezen. Alleen de als handelsnaam gebruikte domeinnaam moet worden overgedragen. Van de andere domeinnamen wordt het gebruik verboden.

Forum en Lorest c.s. drijven blijkens het handelsregister ondernemingen op het gebied van financiële dienstverlening. Forum is sinds augustus 2006 onder de handelsnaam “Forum Hypotheken” ingeschreven in het handelsregister. In augustus 2006 heeft Forum de domeinnaam “forumhypotheken.nl” laten registeren.

Op 5 september 2006 heeft Lorest de domeinnamen “forumhypotheek.info” en “forumhypotheken.info” laten registreren. Op diezelfde datum heeft B&V de domeinnaam “forumhypotheek.nl” laten registreren. In februari 2007 heeft Lorest de KvK verzocht de handelsnamen “Forumhypotheek” en “Forumhypotheek.nl” aan haar inschrijving toe te voegen.

In deze zaak staat de vraag centraal of het gebruik van de handelsnamen en domeinnamen “Forumhypotheek” en “Forumhypotheek.nl” respectievelijk “Forumhypotheken.info” en “Forumhypotheek.nl” door Lorest c.s. strijdig is met artikel 5 Hnw.

De rechtbank stelt voorop dat naar vaste jurisprudentie het gebruik van een domeinnaam als het voeren van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet kan worden aangemerkt. Aangenomen moet worden dat een onderneming die zich bedient van een domeinnaam deze doorgaans gebruikt om zich aldus tot het publiek te richten. De rechtbank overweegt voorts dat Lorest c.s. de domeinnaam forumhypotheek.nl mede als handelsnaam voeren. Ten aanzien van de andere domeinnamen van Lorest c.s. is gesteld noch gebleken dat hieraan een website is gekoppeld. Daardoor valt volgens de rechtbank niet in te zien dat Lorest c.s. met deze domeinnamen bedrijfsmatig in de openbaarheid treden. Dee rechtbank oordeelt dan ook dat deze twee domeinnamen niet als handelsnaam worden gebruikt en derhalve niet onder het in artikel 5 Hnw opgenomen verbod valt.

De rechtbank neemt vervolgens als uitgangspunt dat voor rechtsverkrijgend gebruik van een handelsnaam de handelsregister-inschrijving c.q. de registratie van de als handelsnaam gebruikte domeinnaam niet bepalend is. De Hnw biedt ook al bescherming in het stadium waarin de onderneming onder vermelding van de handelsnaam voorbereidingen treft om tot regelmatige bedrijfsmatige activiteiten te komen (Hoge Raad 19 april 1984, NJ 1985/790). Forum heeft in dit verband mede gewezen op een gespreksverslag waaruit naar voren komt dat zij reeds op 30 september 2005 doende was om ten behoeve van de vestiging van de (nog te gaan voeren) onderneming Forum kantoorruimte te regelen en daarbij ter ondersteuning van de onderneming met de handelsnaam “Forum Hypotheken” naar buiten trad. Gelet daarop valt – volgens de rechtbank – de bespreking aan te merken als een situatie waarin een onderneming onder vermelding van de handelsnaam voorbereidingen treft om tot regelmatige bedrijfsmatige activiteiten te komen. Sinds die tijd is er volgens de rechtbank op rechtsverkrijgende wijze gebruik maakt van de handelsnaam “Forum Hypotheken”. Lorest c.s. is pas na die datum hun met de handelsnaam “Forum Hypotheken” overeenstemmende handelsnaam gaan voeren..

Vervolgens wordt de vraag opgeworpen of de handelsnaam “Forum Hypotheken” wel voldoende onderscheidend is om te kunnen worden gekwalificeerd als handelsnaam in de zin van de Hnw. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt:

“4.4.2.  Kenmerkend voor het handelsnaamrecht is dat aan het onderscheidend vermogen lage eisen worden gesteld en in beginsel iedere aanduiding, ook indien beschrijvend, mits als handelsnaam gevoerd, voor bescherming in aanmerking komt.

4.4.3. Van de woorden “forum” en “hypotheken” is louter het laatste woord
beschrijvend voor de door Forum aangeboden diensten. Het woord “forum” is het Latijnse woord voor markt en verwijst in casu naar de vestigingsplaats van Forum, te weten aan de markt in Valkenswaard. Gelet daarop, alsmede op de volgorde waarin deze woorden zijn geplaatst, bezit de naam “Forum Hypotheken” naar het oordeel van de Voorzieningenrechter voldoende onderscheidend vermogen om te kunnen worden aangemerkt als handelsnaam in de zin van de Hnw. (…)”

De rechtbank oordeelt voorts dat Forum voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er met gebruikmaking van die namen verwarring bij het publiek valt te duchten gelet op het feit dat zowel haar onderneming als de ondernemingen van Lorest c.s. zich (al dan niet onder meer) op financiële dienstverlening toeleggen, in Valkenswaard c.q. dezelfde regio gevestigd zijn en (mede) in dezelfde regio actief zijn.

“Gelet op het vorenoverwogene is het niet onaannemelijk dat een bodemrechter, later oordelend, zal beslissen dat Lorest c.s. door het gebruik van de handelsnamen “Forumhypotheek” en “Forumhypotheek.nl” en van de als handelsnaam gebruikte domeinnaam “Forumhypotheek.nl, het verbod van artikel 5 Hnw hebben geschonden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4736

Eerst even voor jezelf lezen

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 17 september 2007, LJN: BB3761. Forum Hypotheken & Beleggingen B.V. tegen Lorest B.V. c.s.

“Voorop wordt gesteld dat naar vaste jurisprudentie het gebruik van een domeinnaam als het voeren van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet kan worden aangemerkt. Aangenomen moet worden dat een onderneming die zich bedient van een domeinnaam deze doorgaans gebruikt om zich aldus tot het publiek te richten.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Arnhem, 8 augustus 2007, LJN: BB3604, in de zaken Rijnconsult tegen gedaagde en in de zaak Institut [eigennaam] France Europe S.A tegen gedaagde.

“Rijnconsult stelt dat zij met betrekking tot de intellectuele eigendomsrechten (het merkenrecht en het op de vragenlijsten, handboek en ondersteunende teksten rustende auteursrecht) over een exclusieve licentie beschikt voor de Nederlandse markt en dat gedaagde in conventie/eiser in reconventie daarop inbreuk maakt door zich als gecertificeerd in HBDI te presenteren en gebruik te maken van de "officiële HBDI-materialen" en het logo en de diagrammen van HBDI, zulks terwijl gedaagde in conventie/eiser in reconventie niet is gecertificeerd en gelicentieerd in HBDI. “

Lees het vonnis hier.  

IEF 4718

Aangewend ter aanduiding van gerechtigheid

Justitia.gifRechtbank Amsterdam, 18 juli 2007, LJN: BB3934, Intrum Justitia Nederland B.V. tegen Evia Justitia B.V.

Merkenrecht & handelsnaamrecht. Bodemprocedure. Geen inbreuk, de onderscheidingskracht van de term ‘Justitia’ is minmaal, zodat het gebruik van dit woord in een handelsnaam niet door Intrum kan worden gemonopoliseerd. Verwarring is niet gebleken.

Intrum, kort gezegd een incassobedrijf,  gebruikt haar handelsnaam ‘Intrum Justitia’ sinds 1987. Het Zwitserse Intrum Justitia Licensing AG is houder van een gemeenschapsbeeldmerk en het Benelux woordmerk ‘Intrum Justitia’, voor o.a. juridische dienstverlening op het gebied van het innen van schulden. De Zwitserse AG heeft aan de B.V. een volmacht verleend om een gerechtelijke procedure te starten tegen Evia Justitia B.V. wegens merk- en handelsnaaminbreuk.

In kort geding heeft Intrum onder meer gevorderd om Evia te veroordelen het gebruik van haar handelsnaam Evia Justitia te staken en gestaakt te houden. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 31 augustus 2006 heeft de voorzieningenrechter de door Intrum gevraagde voorziening geweigerd. De bodemrechter sluit zich hierbij aan.

Het Europese gemeenschapsmerk laat de rechtbank onbesproken. ‘De rechtbank Amsterdam is immers geen rechtbank voor het gemeenschapsmerk.’ Voor de uitkomst van het geding maakt dat echter niets uit.

“5.6.  Het onderscheidende en dominerende element in de handelsnaam van Intrum Justitia en Evia Justitia is achtereenvolgens het woord Intrum en Evia. Het hoofdaccent van de handelsnamen ligt op die woorden en deze woorden vormen het kenmerkende (hoofd)bestanddeel van de handelsnaam. De uiterlijke en de auditieve vorm van deze woorden vormen in het geheel geen overeenstemming met elkaar. Het overeenstemmende (ondergeschikte) bestanddeel ‘Justitia’ in de handelsnaam van Intrum en Evia maakt dit niet anders. De betekenis van het woord ‘Justitia’ is volgens de Van Dale: “1.  Romeinse godin van de gerechtigheid, voorgesteld als een geblinddoekte vrouw met een weegschaal en een zwaard; 2. de godin van de rechtvaardigheid”, en wordt in de rechtspraktijk en ook in de incassopraktijk veelal aangewend ter aanduiding van rechtvaardigheid en gerechtigheid.

Een en ander wordt onderschreven door de uitdraai van de Kamer van Koophandel overgelegd als productie 4 bij conclusie van antwoord. De onderscheidingskracht van de term ‘Justitia’ is dan ook minimaal, zodat het gebruik van dit woord in de handelsnaam niet door Intrum kan worden gemonopoliseerd.

Voorts is niet gebleken dat in het onderhavige geval bij het publiek verwarring is ontstaan of verwarring te duchten is door het gebruik van de handelsnaam Evia Justitia door Evia. Het enkele feit dat er overeenstemmende of gelijksoortige diensten worden aangeboden doet daar niet aan af, mede gelet op het feit dat de term ‘Justitia’ frequent wordt gebezigd in de incassopraktijk. Omstandigheden die een ander oordeel rechtvaardigen zijn de rechtbank niet gebleken. Het gebruik van de handelsnaam ‘Evia Justitia’ is derhalve niet in strijd met artikel 5 van de Handelsnaamwet.”

5.7.  Het beroep van Intrum op artikel 5a van de Handelsnaamwet en artikel 2.20 van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) slaagt, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, evenmin.

Eiser Intrum wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld (€4.672,82).  Het betoog van Intrum dat deze regeling slechts van toepassing is in het geval van piraterij slaagt niet, omdat deze regeling die voorwaarde niet stelt.

Lees het vonnis hier.

IEF 4639

Koninklijke diamanten

rda.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam 6 september 2007, KG ZA 07-1296. Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij B.V. tegen Royal Diamonds Amsterdam B.V. en Handelsmaatschappij Hagee B.V. (met dank aan Hanneke Holthuis, Höcker).

Handelsnaam- en merkrechtzaak over, kort gezegd, het predikaat koninklijk. Koningin is helaas zelf geen partij, dus of Royal zich Royal mag noemen komt niet ter sprake, element  'Koninklijke'  kan niet door eiser worden gemonopoliseerd. Om element 'Amsterdam' te gebruiken hoef je er niet gevestigd te zijn. Tussen de handelsnamen van partijen is geen verwarring te duchten.

Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij B.V. (“Asscher”) maakt bezwaar tegen het gebruik van de handelsnaam “Royal Diamonds Amsterdam door gedaagden (“Royal Diamonds”). Asscher voert sinds 1980 de handelsnamen Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij, Royal Asscher Diamond Company Ltd. en Royal Asscher Diamonds. Ook beschikt zij over diverse merkregistraties met betrekking tot de namen Royal Asscher Diamonds en Royal Asscher.

Sinds begin 2007 is Royal Diamonds actief onder de handelsnaam Royal Diamonds Amsterdam. Asscher stelt dat zij hiermee inbreuk maakt op haar handels- en merkrechten, maar krijgt ongelijk in deze kort geding procedure.

Volgens de voorzieningenrechter is er geen verwarring bij het publiek te duchten tussen beide ondernemingen. Er is onvoldoende gelijkenis tussen de betreffende handelsnamen, en daar komt nog bij dat de betrokken partijen binnen verschillende segmenten van de diamantbranche actief zijn. De voorzieningenrechter is het wel met Asscher eens dat het door Royal Diamonds in combinatie met een kroontje gehanteerde element ‘Royal’ verwarring zou kunnen wekken, omdat daarmee gedoeld wordt op ‘Koninklijk’, en in de diamantsector alleen Asscher dat predicaat mag voeren. Nu Royal Diamonds echter onderbouwd heeft aangetoond dat zij bezig is met het wijzigen van het kroontje in haar logo in een diamant, zal deze verwarring binnenkort worden weggenomen, aldus de voorzieningenrechter.

Ook de vorderingen gebaseerd op merkinbreuk slagen niet. Het meest dominerende en onderscheidende element in de merken van Asscher is de naam “Asscher”, zo wordt geoordeeld. Dit element komt niet voor in de handelsnaam van Royal Diamonds, waar bovendien nog het afwijkende element “Amsterdam” aan is toegevoegd. Er is dan ook naar mening van de voorzieningenrechter geen gevaar voor verwarring te duchten. Asscher heeft haar stelling dat Royal Diamonds met het gebruik van haar handelsnaam zou suggereren dat zij onderdeel uitmaakt van de onderneming van Asscher onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook is zij er niet in geslaagd aan te tonen dat Royal Diamonds ongerechtvaardigd voordeel trekt uit of afbreuk doet aan de het onderscheidend vermogen en/of reputatie van de merken van Asscher.

Volledige proceskostenveroordelingen van €9.194,15.

Lees het vonnis hier.

IEF 4625

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 september 2007, KG ZA 07-731, Danziger “Dan” Flower Fram tegen Biological Industries Plant Propagation Ltd. c.s.

Kwekersrecht. “In dit kort geding staan de vragen centraal of de Bambino onvoldoende duidelijk te onderscheiden is van de Million Stars of dat de Bambino weliswaar onderscheidbaar is, maar niettemin moet worden beschouwd als een daarvan afgeleid ras in de zin van artikel 13 leden 5 (onder a) en 6 van de Gemeenschapskwekers-rechtverordening.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 6 september 2007, KG ZA 07-1172 P/MV, Stichting Het Greenleaf Centrum Voor Diendend leiderschap In Nederland c.s. tegen Stichting Center for Servant Leadership in Europe c.s. (Met dank aan Marc de Boer, Boekx).

“Onder deze omstandigheden is voorshands voldoende  aannemelijk dat een bodemrechter zal oordelen dat de merkinschrijving te kwader  trouw is geschied, als bedoeld in artikel 2.4f sub 2 BVIE. Weliswaar is de termijn  van vijfjaar (artikel 2.28 lid 3 BVIE) waarbinnen de nietigheid van de  merkinschrijving kan worden ingeroepen verstreken, maar dit neemt niet weg dat  een bodemrechter op grond van de aanvullende werking van artikel 6: 162 BW kan  oordelen dat gedaagden geen beroep meer kunnen doen op de inschrijving.

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 6 september 2007, KG ZA 07-1296 P/BB, Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij B.V. tegen Royal Diamonds Amsterdam B.V. (Met dank aan Hannele Holthuis, Höcker).

“Het is niet aannemelijk gemaakt dat Royal Diamonds Amsterdam C.S. met het gebruik van haar handelsnaam suggereert dat zij onderdeel uitmaakt van de onderneming van Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij en ook niet dat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit en afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen en/of reputatie van de merken van Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 5 september 2007, HA ZA 05-2200, Gallup Inc c.s. tegen TNS Nipo B.V. & Gallup Foundation(met dank aan Diederik Stols, DLA Piper).

“Op grond van de Toronto Resolutie was voor  ieder nieuw land toestemming vereist van Gallup Inc. Onder andere Gallup International,  Nipo en Gallup Inc waren dus gerechtigd tot het gebruik van de naam 'Gallup'. Dat aan dit  recht een einde is gekomen, is naar het oordeel van de rechtbank door Gallup Inc en Gallup  Gmbh onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat Gallup Inc in 1992 haar lidmaatschap  in Gallup International heeft opgezegd is daartoe onvoldoende, aangezien, zoals Gallup Inc  ook zelf stelt, nergens is opgenomen of bedongen dat het recht op gebruik door Gallup  International en haar leden eindigt bij een breuk met Gallup Inc.”

Lees het vonnis hier.