DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 5342

Vrij te gebruiken

sdcom.gifVzr. Rechtbank Breda, 18 december 2007, KG ZA 07-633, Sport Direct B.V. c.s. tegen Sports Direct International B.V. (met dank aan Diederik Stols, DLA Piper).

Al eerder gemeld, maar nog niet besproken. Ongecompliceerde merk- en handelsnaamzaak. Freihaltebedürfnis: 'Sport Direct' kan noch als merk, noch als handelsnaam gemonopoliseerd worden. Door gedaagde gevorderde proceskosten ad € 22.536,- worden redelijk geacht en toegewezen.

Sport Direct B.V. c.s. (SD) handelt via internet in sport- en vrijetijdartikelen en heeft in 2005 voor de Benelux het woordmerk SPORT DIRECT en in 2006 voor de EU het woord/beeldmerk SPORTSDIRECT.COM geregistreerd. Gedaagde Sports Direct International (SDI) handelt sinds begin 2007 onder de naam sportsdirect.com en heeft onder deze naam vier winkels geopend, waarin zij sportartikelen verkoopt. SD stelt dat SDI inbreuk op haar merk- en handelsnaamrechten maakt, maar de Bredase rechter is het hier niet mee eens.

De rechter is van mening dat de combinatie van de beschrijvende woorden SPORT en DIRECT een beschrijvende aanduiding oplevert, die onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. Een beroep op inburgering wordt niet aangenomen:

"4.8. In het onderhavige geval is het woord sport beschrijvend voor de diensten die SD op haar website aanbiedt: het rechtstreeks via internet doen van aankopen in de outletshop van SD zonder inschakeling van een tussenpersoon. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de combinatie SPORT DIRECT niet een indruk wekt die ver genoeg verwijderd is van de indruk die uitgaat van de eenvoudigde aaneenvoeging van de benaming van de bestanddelen, en dat de woorden SPORT DIRECT niet meer zijn dan de som van zijn bestanddelen 'sport' en 'direct'. Er is geen sprake van dat de combinatie van de woorden 'sport' en 'direct' een eigen betekenis heeft gekregen in het normale taalgebruik."

"4.10. De stelling van SD dat het merk SPORT DIRECT in de loop der jaren bekend is geworden, wordt gepasseerd. Ofschoon door inburgering de onderscheidende kracht van een aanvankelijk zwak onderscheidend merk zal toenemen, staat het in het onderhavige geval aan inburgering in de weg dat de woorden "SPORT" en "DIRECT" niet gemonopoliseerd mogen worden.

Ook een beroep op handelsnaamrechten door SDI wordt afgewezen."

"4.12 Kenmerkend voor het handelsnaamrecht is dat aan het onderscheidend vermogen lage eisen worden gesteld en in beginsel iedere aanduiding, ook indien beschrijvend, mits als handelsnaam gevoerd, voor bescherming in aanmerking komt. De grens van de bescherming van beschrijvende handelsnamen wordt echter bereikt als de gevraagde bescherming zou leiden tot monopolisering van algemeen beschwrijvende woorden, zodanig dat anderen die niet meer zouden kunnen gebruiken als aanduiding van hun onderneming. In het onderhavige geval staat het SDI dan ook vrij om de beschrijvende woorden 'SPORTS' en 'DIRECT' te gebruiken."

De door gedaagde gevorderde proceskosten ad € 22.285,- worden toegewezen (waarschijnlijk aangezien eiser zelf ook € 24.644,- had gevorderd).

Lees het vonnis hier.

IEF 5306

Ondertussen in Zijnlem

zijnlem.gifRechtbank Zijnlem, 19 december 2007, rolnummer CV EXPL 06-11615, Verhaagen tegen Stichting Hoger Onderwijs Nederland (met dank aan Wouter Pors, Bird & Bird).

Geen IE, maar toch een van de leukste vonnissen van 2007: In een serie vonnissen met voornamelijk vrouwelijke eiseressen heeft de griffier van de Rechtbank Zijnlem waarschijnlijk in dit vonnis van een mannelijke eiser in Word de opdracht gegeven om overal "haar" door "zijn" te vervangen. Dat leidt tot een geheel nieuwe handelsnaam voor de betreffende rechtbank.

Lees het vonnis hier.

IEF 5299

Abcdefghijklmnopqrstuvwxyz

la.JPGGerechtshof Leeuwarden, 5 november 2007, LJN: BIEF867,Appellant tegen ABC Uitgevers C.V

Het gerechtshof vernietigt gedeeltelijk het vonnis van de voorzieningenrechter, waarin werd bepaald dat appellant zich diende te onthouden van het gebruik van de handelsnamen "ABC-Bedrijvenregister" en/of "ABC Bedrijvengids" alsmede van handelsnamen die identiek zijn aan of slechts in geringe mate afwijken van de handelsnaam ABC Bedrijvengids, onder welke laatstbedoelde categorie moet worden begrepen de naam "AtotZBedrijvenregister".”

In hoger beroep heeft appellant aangegeven te willen afzien van verder gebruik van de handelsnaam ABC-Bedrijvenregister en geen grieven gericht tegen het bevel zich te onthouden van het gebruik van de handelsnaam ABC Bedrijvengids. In beroep gaat het dus nog over het gebruik door appellant van de naam "AtotZBedrijvenregister". Het hof acht dit gebruik in beginsel niet verwarrend.

“Omtrent de laatstbedoelde vraag is het hof voorshands van oordeel dat - uitgaande van het enkele gebruik van de naam AtotZBedrijvenregister, en derhalve zonder enige toevoeging van de woorden "ABC" en/of "de Gids" - deze door appellant ten behoeve van zijn website en in de uitoefening van zijn bedrijfsactiviteiten gebruikte naam in zodanige mate verschilt van de handelsnaam van ABC, dat daarvan geen verwarring bij het publiek is te duchten nu beide namen op enkele essentiële onderdelen van elkaar verschillen.

Daarbij heeft het hof met name het oog op de verschillen tussen de aanduidingen ABC tegenover AtotZ en Gids tegenover Register. Voorts levert het verschil tussen ABC en AtotZ op dat ook de combinatie van de aanduiding AtotZ met het woord bedrijvenregister naar het voorlopig oordeel van het hof niet kan leiden tot verwarring bij het publiek. Ook wordt in de overwegingen betrokken dat het woord "bedrijvenregister" zodanig beschrijvend is dat zulks in de weg staat aan het alleengebruik van dat woord door ABC, welk laatste overigens door ABC in de memorie van antwoord (punt 25) wordt erkend. De omstandigheid dat beide ondernemingen zich met een in zekere mate op elkaar gelijkend product richten tot eenzelfde doelgroep, en in zoverre elkaars concurrenten zijn, kan er niet toe leiden dat appellant door het enkele gebruik van de naam AtotZBedrijvenregister reeds in strijd met de Handelsnaamwet of anderszins onrechtmatig ten opzichte van ABC handelt.

Het voorgaande is slechts anders indien  appellant op enigerlei wijze - electronisch, schriftelijk, telefonisch, mondeling of anderszins - het gebruik van de naam AtotZBedrijvenregister in het economisch verkeer gepaard laat gaan met de aanduidingen "ABC" en/of "de Gids" dan wel "oranje Gids", ongeacht of deze laatstbedoelde aanduidingen van meet af aan of eerst naderhand in het contact met derden aan de orde komen, in welk geval naar het voorlopig oordeel van het hof wel verwarringsgevaar bij het publiek is te duchten alsmede sprake is van onrechtmatig profiteren van het bedrijfsdebiet van ABC.” 

Lees het arrest hier.

IEF 5281

Eerst even voor jezelf lezen

1-Vzr. Rechtbank Breda, 18 december 2007, KG ZA 07-633, Sport Direct B.V. c.s. tegen Sports Direct International B.V.(met dank aan Diederik Stols, DLA Piper).

Merk- en handelsnaamrecht. “De grens van bescherming van beschrijvende handelsnamen wordt echter bereikt als de gevraagde bescherming zou leiden tot monopolisering van alegemeen beschrijvende woorden, zodanig dfat anderen ze niet meer zouden kunnen gebruiken als aanduiding vanhun onderneming. In het onderhavige geval staat het SDI dan ook vrij om de beschrijvende woorden “Sports” en “Direct te gebruiken.”

Lees het vonnis hier.

2-Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, KG ZA 07-1393, Abol B.V. tegen Postelmans Beheer B.V. & De Bandengids B.V.

Handelsnaam/domeinnaamrecht. “4.4. Deze gang van zaken heeft ertoe geleid dat Abol enerzijds en De Bandengids anderzijds een internet-winkel voor banden zijn gaan voeren waarvoor zij als handelsnaam ‘bandenwinkel.nl’, respectievelijk ‘debandenwinkel.nl’ gebruiken. Het verschil in deze handelsnamen is zo gering dat gevaar voor verwarring te duchten is. Het publiek zal immers niet verwachten dat ‘bandenwinkel.nl’ naar een andere onderneming verwijst dan ‘debandenwinkel.nl’. Nu het gebruik door De Bandengids van ‘debandenwinkel.nl’ van latere datum is dan het gebruik van ‘bandenwinkel.nl’ door Abol dient het gebruik door De Bandengids van de jongere, verwarringwekkende, handelsnaam te worden gestaakt.”

Lees het vonnis hier

3-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 06-3850, Nexans Norway A.S. tegen Aker Kvaerner Subsea A.S.

Octrooirecht. "4.1. De rechtbank volhardt bij al hetgeen in het tussenvonnis van 25 juli 2007 is geoordeeld en beslist. Kort gezegd achtte de rechtbank in dat vonnis conclusie 5 (en de daarvan afhankelijke conclusies) nieuw en inventief maar heeft zij partijen verzocht zich nader uit te laten over de geldigheid van conclusies 1 en 8 en de daarvan afhankelijke conclusies. Meer specifiek was een nadere toelichting geïndiceerd omdat Aker Kvaerner zich in het kader van het door Nexans gestelde gebrek aan nieuwheid en uitvindingshoogte van de conclusies heeft beroepen op de maatregel van het geheel opnemen en omgeven van de kanalen/kabels door de langwerpige kanaalelementen (“final enclosure”), welke maatregel, anders dan bij conclusie 5, evenwel niet in conclusies 1 en 8 en daarvan afhankelijke conclusies lijkt te zijn terug te vinden.”

Lees het vonnis hier.

4-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 06-2209, Stichting De Thuiskopie tegen Crios Holding B.V. c.s.

Auteursrecht. “4.4. Daarmee staat vast dat er blanco gegevensdragers zijn verkocht op de stand gehuurd door Crios waarover geen thuiskopievergoeding is afgedragen. Namens Crios is voorts bevestigd dat zij de verkoop verzorgde zodat zij opgaveplichtig is te achten in de zin van artikel 16ga Aw. Bij deze stand van zaken en nu voorts niet op enige manier is opgehelderd voor welke gegevensdragers wel een vergoeding zou zijn afgedragen, dient Crios over haar gehele voorraad zoals door Stichting de Thuiskopie berekend aan de hand van de constatering en de beslaglegging de thuiskopievergoeding te voldoen en daarover rekening en verantwoording af te leggen.”

Lees het vonnis hier.

5-Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 05-681 & HA ZA 06-1589, Fleuren Presspack B.V. tegen V.O.F. Handelsonderneming Ruvo en vice versa

Octrooirecht. “2.5. EP 133 heeft eerder ter toetsing voorgelegen. (…) In die procedure waren de feiten (documenten) en gronden - met uitzondering van een ontvankelijkheidsverweer - dezelfde als in de onderhavige procedures. De procedure tussen Ruvo en Ceres heeft geleid tot een arrest van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 17 augustus 2006 (rolnummer 03/1269). Daarin heeft het hof, onder verwijzing naar JP 59- 191596, conclusie 1 van het Nederlandse deel van EP 133 vernietigd wegens het ontbreken van inventiviteit.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5276

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 december 2007, KG ZA 07-1224, English Heritage Buildings Ltd tegen Heritage Nederland B.V.

“4.8. Het voorgaande leidt, ook na het beperkte onderzoek in deze procedure, tot het oordeel dat zodanig aannemelijk is dat de op het handelsnaamrecht en het auteursrecht gebaseerde vorderingen in een bodemprocedure toewijsbaar geacht zullen worden dat, ondanks het stilzitten van English Heritage, voldoende spoedeisend belang bij toewijzing van die vorderingen in kort geding kan worden aangenomen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5219

Op ongeveer dezelfde wijze uitgesproken

ind.gifVzr. Rechtbank ‘s -Gravenhage, 5 december 2007, KG ZA 07-1179, Schoonheidsinstituut Nefertete B.V. tegen Bogár c.s.

Handelsnaamgeschil, handelsnaamgebruik, onderscheidend vermogen en co-existentie van handelsnamen.

Nefertete exploiteert in winkelcentrum In de Bogaard te Rijswijk een schoonheidssalon / afslankinstituut. In de bedrijfsomschrijving in het handelsregister is opgenomen dat zij een schoonheidssalon heeft waarbij zij (onder meer) handelt onder de naam Beauty Center Bogaard. Bogár exploiteert in hetzelfde winkelcentrum een Tanning en Beautysalon. Nefertete komt onder meer op tegen gebruik van de handelsnaam Bogár op de website met de domeinnaam bogar.nl en tegen gebruik van de naam met grote letters op het bedrijfspand van Bogár.

Uit een searchresult van web.archive.org blijkt dat sinds 22 september 2004 de website van Nefertete met de domeinnaam beautycenterbogaard.nl in de lucht is. Daaruit leidt de Voorzieningenrechter af dat vanaf die datum de ingeschreven handelsnaam Beauty Center Bogaard wordt gebruikt.  Nefertete heeft erkent dat op haar bedrijfspand de gewraakte aanduiding is aangebracht. Dit wordt aangemerkt als handelsnaamgebruik, waarbij de Voorzieningenrechter er vanuit gaat dat het plaatsen op de gevel van deze handelsnaam na het gebruik van de domeinnaam heeft plaatsgevonden.

De Voorzieningenrechter gaat voorts uit van de oudere handelsnaam Beauty Center Bogaard en beoordeelt vervolgens of in hetzelfde winkelcentrum In de Bogaard te Rijswijk Beauty Center Bogár mag worden gebruikt door Bogár. Nefertete heeft desgevraagd bevestigd geen bezwaar te hebben tegen het gebruik van de handelsnaam Bogár door Bogár, dus de discussie ziet op de beschrijvendheid van de in beide handelsnamen voorkomende aanduiding Beauty Center.

“ 4.13. Naar voorlopig oordeel is beauty center een passende beschrijving van de door Bogár gevoerde onderneming. Uit haar website blijkt dat dit meer is dan een klassieke schoonheidssalon, doordat Bogár ook bruiningsfaciliteiten biedt en piercings en tattoo’s plaatst. Hoewel een dergelijke onderneming ook met andere aanduidingen zou kunnen worden beschreven, heeft Bogár voldoende inzichtelijk gemaakt dat de aanduiding beauty center zeer algemeen wordt gebruikt om een onderneming als de hare te beschrijven. Dat recht kan Bogár dan ook niet worden ontzegd.

4.14. Nefertete heeft aangevoerd dat de handelsnamen leiden tot verwarring bij het publiek en dat dat ook daadwerkelijk is gebleken. Bogár heeft dat niet althans onvoldoende betwist. De Voorzieningenrechter zal dan ook uitgaan van het bestaan van verwarring.

4.15. Dit verwarringsgevaar ligt naar voorlopig oordeel echter al besloten in de overeenkomst tussen de delen Bogár en Bogaard. Beide woorden worden op ongeveer dezelfde wijze uitgesproken, zij worden gebruikt voor gelijksoortige ondernemingen die nog eens zijn gevestigd in hetzelfde winkelcentrum met de naam In de Bogaard. Nefertete heeft evenwel de mogelijkheid van coëxistentie van de benamingen Bogár en Bogaard niet ter discussie willen stellen, mogelijk omdat Bogaard als de jonger benaming moet worden aangemerkt.

4.16. Wat daar ook van zij, partijen hebben hun handelsnaam gevormd door aan de (vermeend onderscheidende) delen Bogár en Bogaard, het niet onderscheidende Beauty Center toe te voegen. Het onderscheidend vermogen gaat daardoor (nog verder) verloren zodat er (nog meer) gevaar voor verwarring ontstaat. Onder de omstandigheid dat de verwarring in de basis door partijen in stand is gelaten kan Nefertete zich niet meer op verwarringsgevaar beroepen.”

Lees de uitspraak hier.

Hoger beroep:  IEF 7970. Het Gerechtshof ’s-Gravenhage vernietigt het vonnis waarvan beroep.

IEF 5211

Loket gesloten

Jurlok.gifRechtbank Rotterdam, 29 november 2007, KG ZA 07-944, Stichting het Juridisch Loket tegen de Stichting Paralegal Expertise & Management (met dank aan Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap).

Wel gemeld, nog niet besproken. Handelsnaamrecht. Stichting Juridisch Loket kan zich beroepen op handelsnaamrechten omdat zij een onderneming in de zin van de Handelsnaamwet is. Paralegal kan geen ouder handelsnaamgebruik aantonen. Overdracht domeinnaam juridischloket.info bevolen.

Stichting Het Juridisch Loket is de opvolger van de voormalige Bureaus Rechtshulp en wordt gefinancierd door de Raad voor de Rechtsbijstand. De rechtbank neemt aan dat de naam sinds 1 mei 2004 door de eiser wordt gebruikt. De Stichting maakt bezwaar tegen het gebruik van de naam Juridisch Loket door gedaagde Paralegal. Paralegal stelt echter dat zij reeds vanaf 12 november 2003 de handelsnaam Juridisch Loket gebruikt, aangezien zij de naam op die datum heeft ingeschreven in het handelsregister. Voorts stelt zij op 31 januari 2004 de domeinnaam juridischloket.info in gebruik te hebben.

De Rechtbank gaat eerst in op de vraag of Stichting Het Juridisch Loket een onderneming is in de zin van de Handelsnaamwet en zij zich op handelsnaamrechten kan beroepen:

 

"4.1 Er is sprake van een onderneming in de zin van de Handelsnaamwet indien materieel voordeel wordt nagestreefd. Dit materieel voordeel dient ruim te worden verstaan. Het Juridisch Loket heeft ten doel het realiseren van een effectieve en efficiënte toegang tot een kwalitatief goed stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. In dat kader verstrekt zij gratis juridische informatie en advies aan mindervermogenden. Zij beoogt daarmee onder meer die groep de kosten die aan commerciële juridische dienstverlening zijn verbonden, te besparen. Dit is voorshands aan te merken als een streven naar materieel voordeel in bovengenoemde zin. Ter uitvoering van dit streven begeeft het Juridisch Loket zich op de markt van de juridische dienstverlening. Zij heeft een aandeel in die markt en op grond van haar doelstelling belang bij het behoud en versterking van dat marktaandeel. Een en ander leidt tot het voorlopig oordeel dat het Juridisch Loket een onderneming in de zin van de Handelsnaamwet is."

Paralegal slaagt er niet in aan te tonen dat zij de naam Juridisch Loket eerder gebruikte dan Het Juridisch Loket. Haar stelling dat er geen verwarring tussen beide stichtingen zou zijn, neemt de Rechtbank niet aan:

4.4 Dat het gebruik van de handelsnaam Het Juridisch Loket door het Juridisch Loket van oudere datum is dan het gebruik door Paralegal van de handelsnaam www.juridischloket.info. Dat betekent dat het Juridisch Loket vanaf juni 2004 bescherming toekomst op grond van artikel 5 Handelsnaamwet tegen het gebruik van jongere, op haar handelsnaam gelijkende handelsnamen, voor zover er bij het publiek verwarring van de ondernemingen te duchten is. Dat die verwarring in dit geval te duchten is, is evident. Dat Paralegal “verkeerde bezoekers” altijd doorverwijst naar het Juridisch Loket, wat daar ook van zij, doet daar, anders dan Paralegal lijkt te betogen, niet aan af. Integendeel. Het bevestigt het gevaar van verwarring alleen maar.

Verbodsvordering en vordering tot overdracht domeinnaam juridisch loket.info worden toegewezen, evenals de vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten ad € 19.235,-,

Lees het vonnis hier.

IEF 5179

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Rotterdam, 29 november 2007, KG ZA 07-944, Stichting het Juridisch Loket tegen de Stichting Paralegal Expertise & Management (met dank aan Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap).

 “Dat het gebruik van de handelsnaam Het Juridisch Loket door het Juridisch Loket van oudere datum is dan het gebruik door Paralegal van de handelsnaam www.juridischloket.info. (…) dat die verwarring in dit geval te duchten is, is evident. Dat Paralegal “verkeerde bezoekers” altijd doorverwijst naar het Juridisch Loket, wat daar ook van zij, doet daar, anders dan Paralegal lijkt te betogen, niet aan af. Integendeel. Het bevestigt het gevaar van verwarring alleen maar.””

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Rotterdam, 23 november 2007, LJN: BIEF123, Swedish Match B.V. tegen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Bestuursrecht: “Eiseres is fabrikant van sigaren en heeft op de Country Fair Doorn sigaren uitgestald. Naar het oordeel van de rechtbank moet de wijze waarop door eiseres sigaren op de Country Fair waren uitgestald, gekarakteriseerd worden als een handeling in de economische sfeer met het kennelijke doel de verkoop van tabaksproducten te bevorderen. Reclameverbod levert geen geen kwantiatieve invoerbeperking op. De Minister heeft in redelijkheid een boete kunnen opleggen. Er is geen reden voor matiging van de boete van € 45.000.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 5178

Puntsgewijs

point.gifVzr. Rechtbank Arnhem, 28 november 2007, KG ZA 07-644, Pointer Rijwielen B.V. tegen Point Bike Innovation Benelux B.V.

Uitgebreid gemotiveerd fietsenvonnis. Point maakt inbreuk op merk- en handelsnaamrechten  Pointer. Door voorgebruik geen depot te kwader trouw. Geen rechtsverwerking. Vonnis met afbeeldingen in kleur.

Eiser Pointer produceert als zelfstandige rijwielfabriek al meer dan 20 jaar fietsen. Deze fietsen worden onder de naam ‘Pointer’ verkocht en geleverd aan rijwielhandelaren. Sinds 1983 is Pointer eigenaar van het Benelux woordmerk Pointer en sinds begin 2007 van een gelijknamig (woord) beeldmerk. Gedaagde Point Bike in opgericht in 2006, verhandelt fietsonderdelen en accessoires, is gelieerd aan de Duitse onderneming Point Bike Innovation GmbH en maakt gebruik van het (niet voor de Benelux geregistreerde) beeldmerk van dit bedrijf en van domein- en handelsnamen met de elementen Point en Point Bike. Eiser stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar handelsnaam- en merkrecht.

Gedaagde Point Bike stelt dat de beeldmerkregistratie van Pointer berust op een depot te kwader trouw, aangezien Point Bike-Innovation Gmbh in de jaren negentig fietsonderdelen van het merk Point aan afnemers in de Benelux leverde en Pointer daarvan op de hoogte zou zijn geweest. Volgens de voorzieningenrechter is er echter sprake van Winner taco-voorgebruik, nu Pointer heeft aangetoond dat zij het beeldmerk al in 1988 als logo gebruikte.

Met betrekking tot het woordmerk Pointer oordeelt de voorzieningenrechter dat het merk een relatief zwak onderscheidend vermogen heeft, omdat is aangetoond dat vele andere ondernemingen zijn met het teken Point in de naam en ook de naam Fietspunt als handelsnaam veelvuldig wordt gebruikt. De daarop volgende vaststelling van de voorzieningenrechter “Dat dit woord door intensief gebruik (inburgering) alsnog onderscheidend vermogen heeft verworven (artikel 2.28 lid 2 BVIE), is gesteld noch gebleken”, suggereert na de vaststelling van het zwakke onderscheidend echter dat er geen sprake is van onderscheidend vermogen, mede omdat ook in volgende overwegingen wordt gesteld dat het er bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van overeenstemming om gaat of het door Point Bike gebruikte teken overeenstemt met het woord(beeld)merk van Pointer en daarnaast of er verwarringsgevaar bestaat tussen het woord(beeld)merk ‘Pointer’ en het teken ‘Point’.

Het door Point Bike gebruikte teken en het woord(beeld)merk van Pointer worden aangemerkt als overeenstemmend, mede op grond van de dominerende rode punt. De aangewezen waren, fietsen en fietsonderdelen, zijn complementair. De slotsom is dan ook “dat het gevaar bestaat dat het relevante publiek Pointer zal associëren met Point-producten van Point Bike. Daardoor kan er ook dusdanige verwarring bestaan over de herkomst van de waren van Pointer, dat de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende en gemiddelde consument kan menen dat die waren afkomstig zijn van Point Bike.”

Een laatste verweer van rechtsverwerking wordt gepasseerd, nu Pointer voldoende aannemelijk gemaakt heeft niet van de verhandeling van Point-producten vóór 2006 op de hoogte te zijn geweest.

Ook de handelsnamen van gedaagde en de domeinnaam pointbike.nl worden als inbreukmakend aangemerkt en de vordering van Pointer worden grotendeels toegewezen. Point Bike wordt eveneeens veroordeeld tot betaling van de werkelijke proceskosten van Pointer (€7.728,03).

Lees het vonnis hier.

IEF 5128

Geen Gofkid

simply.gifGerechtshof Amsterdam, 13 november 2007, rolnr. 2007.00438, Simply Colors tegen Simply Small VOF(met dank aan Fleur Folmer, NautaDutilh).

Merken- en handelsnaamarrest met een opvallende overweging: Artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE wordt door het Gerechtshof Amsterdam expliciet niet van toepassing verklaard op het gebruik van een teken voor soortgelijke waren.

Het hof bekrachtigt het,  op bepaalde punten wat curieuze, vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht d.d. 9 februari 2007. Het kledingmerk Simply Small maakt geen inbreuk op zwak onderscheidend kledingmerk Simply Colors. ‘Simply’ is i.c. beschrijvend, ‘colors’ is gebruikelijk en gangbaar (zie: IEF 3473).  

Het Gerechtshof Amsterdam overweegt over artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE: “Hoewel artikel 2.20 lid 1 sub c daarbij een paar keer genoemd wordt, speelt het in deze grieven geen afzonderlijke rol. Het hof stelt voorop dat het in de onderhavige zaak ook niet met succes een zelfstandige rol kan spelen nu deze bepaling gaat over het gebruik van een teken voor waren of diensten die niet soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk is ingeschreven, terwijl tussen partijen vaststaat dat Simply Small het teken gebruikt voor waren die dat wel zijn.”

Het Hof gaat daarmee in tegen de uitspraak van het Europese Hof van Justitie d.d. 9 januari 2003, Davidoff/Gofkid (zaak C-292/00) .

Een procesrechtelijk punt: Het Hof bepaalt dat het niet noodzakelijk is dat in een vonnis met zoveel woorden elke aangedragen relevante omstandigheid (bij de inbreukbeoordeling) genoemd wordt:

“De eerste rechter heeft overwogen dat een globale beoordeling naar de totaalindruk van merk en teken nodig is en dat impliceert dat met alle relevante omstandigheden rekening gehouden moet worden. Dat betekent niet dat elke in aanmerking genomen omstandigheid uitdrukkelijk benoemd moet worden en er doet niet aan af dat bepaalde omstandigheden die Simply Colors c.s. van bijzonder belang achten en graag benadrukt willen zien, ongenoemd zijn gebleven. Het moet ervoor worden gehouden dat de eerste rechter ook die omstandigheden in zijn globale beoordeling meegenomen heeft.”

Voor wat betreft de bekendheid van een merk (in het kader van inburgering) overweegt het Hof dat deze niet hetzelfde is als het commerciële succes van (de onderneming van) de merkhouder:

“Het hof tekent hierbij aan dat het commercieel succes van een onderneming niet hetzelfde is als de bekendheid van het door haar gevoerde merk. Samenhang is er uiteraard wel: waar het commercieel succes voortvloeit uit een groot klantenbestand en een uitgebreid marktaandeel en/of gepaard gaat met uitvoerige marketing- en promotie-activiteit, zal het praktisch ook wel corresponderen met grotere naams- en merkbekendheid. Dat zal echter weer minder het geval zijn als het commercieel succes mede daarin gelegen is dat de onderneming zich in relatief korte tijd heeft weten te ontwikkelen. Voor de bekendheid van het merk is immers niet alleen nodig dat een aanmerkelijk deel van het in aanmerking komende publiek met het merk kennis heeft gemaakt, maar ook dat er voldoende tijd is verstreken om die kennismaking enigszins te laten beklijven.”

In het kader van de (daadwerkelijke) verwarring bij handelsnaaminbreuk overweegt het Hof tenslotte:

“Gevallen van verwarring kunnen zich steeds voordoen en zullen zich onvermijdelijk nu en dan voordoen. Waar het om gaat is of die gevallen van verwarring aan een te gering verschil tussen de handelsnamen toegeschreven kunnen worden. Gelet op het relatief geringe aantal voorbeelden van verwarring, op het feit dat die gevallen zich steeds voordeden bij personen uit het algemene publiek en nergens bij professionele relaties (waarvan een iets grotere oplettendheid verondersteld mag worden ten aanzien van de vraag met wie men te maken heeft) en op het duidelijk meer dan geringe verschil tussen de beide handelsnamen, heeft de eerste rechter dat terecht onaannemelijk geacht.”

Lees het arrest hier.