Handelsnaamrecht  

IEF 7018

Ontvlechtingovereenkomst

Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem,  3 juni 2008, Ferdinand zandbergen B.V. tegen Jan zandbergen B.V.,

Merkenrecht, handelsnaamrecht. Depot te kwader trouw wegens strijd met addendum ontvlechtingovereenkomst, waarin is overeengekomen dat ook Ferdinand zandbergen de handelsnaam Zandbergen in de toekomst mocht blijven gebruiken, zolang deze maar onderscheidend was van de door Jan Zandbergen gebruikte handelsnamen, waaronder de naam Jan zandbergen. Liquidatietarief: werkelijke kosten slechts onderbouwd met kopieën van enkele (niet nader toegelichte) facturen.

 “4.3 Van dit laatste is in het onderhavige geval sprake. Op basis van het addendum moet worden aangenomen dat Ferdinand zandbergen de handelsnaam 'Zandbergen' (zonder meer) niet zou mogen voeren, hetgeen zij in deze procedure ook niet heeft betwist. Dat zij zich vervolgens - ondanks die afspraak en ondanks het gegeven dat partijen expliciet zijn overeengekomen dat het recht op de (bestaande) handelsnaam 'Jan Zandbergen' aan Jan Zandbergen toekwam - wel het woordmerk 'Zandbergen' (zonder meer) zou kunnen toe eigenen door dat als eerste te deponeren, kan niet worden aanvaard.

In de eerste plaats doorkruist Ferdinand Zandbergen daarmee de in het addendum vastgelegde regeling dat zij haar handelsnaam zal moeten kiezen door aan 'zandbergen' iets onderscheidends toe te voegen om het onderscheidend te maken van (onder meer) de handelsnaam Jan Zandbergen. Het depot van het merk 'Zandbergen' (waarmee Ferdinand Zandbergen immers de aan een woordmerk verbonden rechten verwerft) beperkt Jan Zandbergen in de mogelijke uitoefening van de aan haar handelsnaam verbonden rechten, en ontneemt haar aldus een deel van de haar in het addendum toebedeelde rechten.

Daarnaast moet worden aangenomen dat het merk 'zandbergen' overeenstemmend is met de - voorgebruikte handelsnaam 'Jan Zandbergen' nu het kenmerkende deel van die beide aanduidingen - de geslachtsnaam Zandbergen - identiek is, zodat ook zonder de regeling van artikel 1 lid 4 van het addendum moet worden aangenomen dat het (oudere) recht van Jan Zandbergen op haar handelsnaam in de weg staat aan de mogelijkheid van Ferdinand Zandbergen om die naam als merk te deponeren.

 Ten slotte moet worden opgemerkt dat beide partijen zich bezighouden met dezelfde activiteiten (kort gezegd: de groothandel in vleesproducten) en dat zij daarin ook rechtstreeks concurreren. Aldus is het gevaar gecreëerd dat verwarring ontstaat, nu Ferdinand Zandbergen ervoor gekozen heeft juist (en uitsluitend) dat deel van de door partijen gebruikte namen te deponeren dat volledig met elkaar overeenstemt, en dat dus onduidelijk laat of het publiek te maken heeft met onder neming van Ferdinand zandbergen of Jan Zandbergen. Een en ander impliceert dat ook het hof tot het oordeel komt dat het depot te kwader trouw is verricht en dat de eerste grief van Ferdinand Zandbergen derhalve moet worden verworpen. Dat partijen in het addendum geen expliciete afspraak gemaakt hebben over het - op dat moment ook nog niet gedeponeerde - merk 'Zandbergen' leidt niet tot een ander oordeel; de stelling dat ook Jan Zandbergen zich - in strijd met het addendum - als rechthebbende op het woordmerk en/of de domeinnaam 'Zandbergen' beschouwt evenmin, reeds omdat die aanspraken van Jan zandbergen in dit geding niet ter beoordeling staan.”

Lees het vonnis hier (IEPT-versie), .EU arbitrage hier.

IEF 7015

Installatietechnieken

Rechtbank Arnhem, 21 augustus 2008, KG ZA 08-360, EBW Installatietechnieken B.V. tegen EBW Elektrotechniek

Handelsnaamrecht: “1.1. (…)De handelsnamen van eiseres en gedaagde wijken volgens de voorzieningenrechter slechts in geringe mate van elkaar af. Het meest opvallende bestanddeel ‘EBW’ is in beide handelsnamen identiek en de toevoegingen ‘Installatietechnieken’ enerzijds en ‘Elektrotechniek’ anderzijds zijn beschrijvende aanduidingen en daardoor niet of nauwelijks te monopoliseren. Voldoende aannemelijk is dat tussen de economische bedrijvigheid van de beide bedrijven op zijn minst enkele overlappingen bestaan. De door eiseres overgelegde voorbeelden van de reeds ontstane verwarring tussen de beide ondernemingen tonen naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarnaast aan dat de handelsnaam van eiseres al enige beschermingswaardige bekendheid genoot in het geografische gebied waar gedaagde actief is en dat de handelsnaam van eiseres al bekend was bij de toeleveranciers of instanties die hun stukken per ongeluk naar eiseres in plaats van naar gedaagde hebben verzonden. Ten slotte heeft de voorzieningenrechter daarbij in aanmerking genomen dat niet alleen (potentiële) afnemers, maar ook leveranciers en andere bedrijven en instellingen waarmee de beide ondernemingen in aanraking komen, als het relevante publiek moeten worden beschouwd en dat het oordeel van het op normale wijze – dus niet goed – oplettende publiek als maatstaf dient te gelden.

Merkenrecht: “1.2. Daarnaast maakt gedaagde door het voeren van de handelsnaam EBW Elektrotechniek naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter inbreuk op het door eiseres geregistreerde beeldmerk EBW. (…) Eiseres en gedaagde verlenen beiden diensten op het gebied van elektrotechnische installatie en beveiliging. Gedaagde gebruikt haar handelsnaam dus voor soortgelijke diensten. In het onderhavige geval stemt naar het oordeel van de voorzieningenrechter, in het licht van het dominerende bestanddeel ‘EBW’ van het beeldmerk van eiseres, de totaalindruk van het beeldmerk van eiseres zodanig overeen met de totaalindruk van het logo en de handelsnaam van gedaagde, dat er sprake is van gevaar voor verwarring bij het publiek in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Er is sprake van een auditieve en visuele gelijkenis tussen de beide tekens. De verschillen in het gebruik van strepen in het beeldmerk van eiseres enerzijds en het in de handelsnaam van gedaagde anderzijds, doen aan het voorgaande onvoldoende af, omdat uitgegaan moet worden van de vluchtige indruk van het gemiddeld publiek bij snelle waarneming, dus het niet goed oplettende publiek, zoals hierboven ook al ten aanzien van het handelsnaamrecht is overwogen. Eiseres kan zich dus ook op grond van haar beeldmerk verzetten tegen de in geding zijnde handelsnaam van gedaagde. Het verweer van gedaagde dat zij vanwege haar oude handelsnaam Elektrotechnisch Bureau Wille een geldige reden heeft voor het gebruik van de afkorting EBW kan haar niet baten, nu voldaan is aan de criteria voor merkinbreuk ingevolge artikel 2.20 lid 1 sub b, waarin een eventuele geldige reden voor gebruik – wat daarvan ook zij – geen rol speelt.

Domeinnaam: “4.7. “(…) www.ebw.nu overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Deze vorderingen zijn alleen toewijsbaar op grond van de HNW als het gebruik van deze domeinnaam kan worden aangeduid als handelsnaamgebruik in de zin van artikel 1 HNW en niet slechts als digitaal internet ‘adres’. In het onderhavige geval kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden gesproken van handelsnaamgebruik, omdat gedaagde haar onderneming en haar bedrijfsactiviteiten op de inhoud van de website onder de domeinnaam www.ebw.nu aan het publiek presenteert en deze domeinnaam het meest kenmerkende bestanddeel van de handelsnaam van EBW Elektrotechniek bevat.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6584

Bruorrestriid (twa)

Rechtbank Leeuwarden, 6 augustus 2008, LJN: BD9727, [Y] Roggebroodbakkerij Tegen [C], H.O.D.N. De Breabakker & Eurobanket Vof.

“Roggebrea Van Dijk wint saak. De bakkerijen De Breabakker en Eurobanket meie gjin roggebrea mear ferkeapje mei de namme Van Dijk op it etiket. Dat is de útspraak fan de rjochter yn in boaiemproseduere.

De bedriuwen meitsje ynbreuk op de merkknamme en it etiket fan roggebrea fan Van Dijk Roggebroodbakkerij út Sint Jânsgea. As de De Breabakker en Eurobanket har net oan de útspraak hâlde moatte se in boete betelje fan 5000 euro deis. De saak spile tusken de bruorren Hindrik en Theade van Dijk. Oant 2002 hiene sy in bakkerij, mar dêrnei gie Theade van Dijk selsstannich fierder. Hindrik van Dijk hat doe de rjochten Van Dijk Roggebroodbakkerij fan syn broer kocht.“

Lees het vonnis hier. KG-vonnis hier. Bericht bij Omrop Fryslân hier.

IEF 6574

Den Haag Vandaag

ricastor-mercurius.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 6 augustus 2008, KG ZA 08-594, Van Zanten Plants B.V. tegen Hofland B.V.(afbeeldingen met dank aan Hidde Koenraad, Vondst).

Kwekersrecht freesia met de rasbenaming “Ricastor” (bovenste afbeelding) 4.3. De onder 4.2. genoemde verweren van Hofland gaan voorshands oordelend niet op. Gesteld noch gebleken is dat Van Zanten De Haan toestemming heeft gegeven Beatrix te vermeerderen, te telen of te verkopen. Uit het feit dat Van Zanten richting De Haan kennelijk geen mededelingen heeft gedaan dit niet te doen, mag naar voorlopig oordeel geen impliciete toestemming worden afgeleid. De voorzieningenrechter laat daarbij nog in het midden of Hofland, als wel (impliciet) toestemming zou zijn gegeven, er vervolgens als koper op mocht vertrouwen dat ook zij Beatrix mocht, vermeerderen, telen of verkopen.”

Lees het vonnis hier.

abb.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 6 augustus 2008, KG ZA 08-773, ABB ASEA Brown Boveri Ltd. tegen Camporiondo

Merkenrecht, handelsnaamrecht. “4.4. Voorshands oordelend komen de op het merkenrecht gebaseerde vorderingen de voorzieningenrechter noch onrechtmatig noch ongegrond voor. Het op de websites van Camporiondo en SAI gebruikte teken ABB is gelijk aan het door ABB op 21 november 2003 gedeponeerde en onder 2.2 van dit vonnis afgebeelde Gemeenschapsbeeldmerk. Bovendien wordt dit teken voorshands oordelend gebruikt voor dezelfde diensten (financiële dienstverlening) als waarvoor het bedoelde Gemeenschapsbeeldmerk is ingeschreven. Het gebruik van het bedoelde teken is daarmee in strijd met artikel 9 lid 1 sub a GMVo. Het gevorderde inbreukverbod zal daarom, te versterken met een dwangsom, als nader in het dictum bepaald worden toegewezen”

Lees het vonnis hier.

IEF 6402

Faits divers

Levend begraven. “De eigenaren van het bedrijf Fun Bury in Drenthe zijn boos op Giel Beelen. De presentator laat zich in zijn programma Factor Giel levend begraven, maar: 'dat idee heeft hij van ons gejat! Mensen kunnen zich al sinds 2006 bij ons levend laten begraven. We hebben er zelfs een patent op!”

Lees hier meer (Telegraaf).

Europeans! “You have until MONDAY to contact your MEP and save the EU from a three-strikes copyright rule! Back-room dealings in the European Parliament have resulted in a "three strikes" rule being included in a new telecoms bill -- the rule would force ISPs to kick people who've been thrice accused of copyright infringement off the Internet.”

Lees hier meer (Boingboing).

Protestzangers. “Over 220 Artists and Creators Appeal to EC President. Benny Anderson, Charles Aznavour, Pedro Almodovar, James Blunt, Miguel Bose, Patrick Doyle, Bryan Ferry, Robin Gibb, David Gilmour , Julio Iglesias, Maurice Jarre, Mark Knopfler, Michel Legrand, Paco de Lucia, Sir Paul McCartney, Enio Morricone, Nicoal Piovani, Sade, Alejandro Sanz, Caetano Veloso, Gabriel Yared are among the numerous artists and creators who recently appealed to the European Commission President José Manuel Barroso to express their deep concerns about a possible unfavourable decision on pan-European licensing of music.

Lees hier meer (ECSA).

Op de Schop. “De markt voor octrooi- en merkenbureaus gaat de komende vier à vijf jaar stevig op de schop. De internationalisering, de komst van private equity bedrijven en het samenvoegen van octrooi- en merkenrechtbureaus zullen zorgen voor schaalvergroting. (…)
Volgens Kist is het gedaan met de relatieve rust op de markt van merkenbureaus. Eén van de oorzaken is de internationalisering, of beter: Europeanisering, van het merkenrecht. "Een Amerikaan die zijn merk hier gaat registreren, wil meteen zaken doen voor heel Europa, en niet alleen Nederland of de Benelux. Wij werken alleen nog met Europese regels."Een tweede ontwikkeling is komst van private equity-bedrijven.”

Lees hier meer (Advocatie).

BBIE-bol. “Ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van het Atomium en de Benelux pronkt één bol van het Atomium met de kleuren van de Benelux tijdens het weekend. (…) In één van de bollen van het Atomium informeren een kiosk van het algemeen secretariaat en drie stands (Benelux-bureau voor de Intellectuele Eigendom, Eurocontrole Route en grensoverschrijdend natuurpark De-Zoom-Kalmthouts-Heide) de bezoekers over de activiteiten van de Benelux.”

Lees hier meer (Knack).

Pekingploeg. “Wie betaalt, bepaalt, luidt het gezegde. NOC*NSF, dat vanmiddag in Almere officieel de verantwoordelijkheid voor de olympische ploeg voor Peking op zich neemt, denkt er ook zo over en laat olympische sporters de 'Overeenkomst Olympische Spelen Beijing 2008' tekenen. Dat is een 23 pagina's tellend document, te downloaden op sport.nl (…) Kummer denkt dat de huidige overeenkomst zijn langste tijd heeft gehad, vooral vanwege de commerciële paragrafen. Steeds meer olympische sporters verdienen hun inkomen met hun bekendheid, maar juist het gebruik van dat portretrecht wordt exclusief door NOC*NSF geclaimd tijdens de Spelen. Er staat geen vergoeding tegenover.''Dit is de laatste keer dat het zo gebeurt. Steeds meer atleten hebben er belang bij hun succes zelf te exploiteren.''

Lees hier meer (Parool).

Geen heksenjacht. “NVPI sust: geen 'heksenjacht' op downloaders. De Nederlandse platenbranche belooft coulance bij de aanpak van downloaders nadat een rechter deze week het downloaden van auteursrechtelijk beschermd werk illegaal verklaarde. De brancheorganisatie van de Nederlandse entertainmentsector NVPI zal zich bij de bestrijding van schending van auteursrechten richten op de aanbieders en faciliteerders, schrijft de NVPI op zijn website. Daarnaast wil de organisatie via BREIN optreden tegen het 'aanprijzen en faciliteren' van illegale downloads.”

Lees hier meer (Webwereld).

Octrooiveiling. “Ruim acht miljoen euro verwisselt bij de eerste octrooiveiling van Nederland van eigenaar. In de zaal blijft het rustig.De zevende kavel op de eerste Nederlandse octrooiveiling, het patent op een nieuwe internetzoekmethode, schudt de zaal in het Amsterdamse Krasnapolsky Hotel wakker. (…) Toch lijkt het erop dat het merendeel van de aanwezige advocaten, handelaren, uitvinders en bedrijfsvertegenwoordigers in stemmige donkere pakken uit nieuwsgierigheid naar de Krasnapolskyzaal is gekomen.”

Lees hier meer (Volkskrant). 

Omslag. “Het gesprek tussen De Bezige Bij en het Rotterdamse designbureau Shop Around! over het omslag van de nieuwe Leon de Winter heeft nog niet plaatsgevonden. Een onderhoud is wel noodzakelijk wat Mark Bode betreft: ‘Bij ons berust het auteursrecht; derden mogen geen aanpassingen aanbrengen in het artwork.' (…) Bode vindt een gesprek wel nodig. Shop Around! is onder meer niet blij met het gegeven dat de uitgeverij het onaffe omslag publiceerde zonder hen daarvan op de hoogte te stellen en dat ze zonder overleg wijzigingen aanbracht in het ontwerp. (…) Francien Schuursma, hoofd publiciteit van De Bezige Bij zei daarover vorige week dat een ‘merkwaardige weergave' te vinden. ‘Wij hebben het omslag bedacht; Shop Around heeft een uitvoerende taak. Wij hebben voor de laatste aanbieding inderdaad nog wat wijzigingen voor de aangeboden catalogus aangebracht, maar wij zijn de opdrachtgever.'

Lees hier meer (Boekblad).

Twee verkopers. “Toen Bertine van Duijvenbode, eigenaar van de Katwijkse boekwinkel 't Boektiekje, haar boekhandelsnaam googelde, ontdekte ze dat haar handelsnaam gelinkt was aan Bol.com. Achter dezelfde naam bleek een aanbieder van tweedehands boeken te zitten. (…) ‘De Wet op de handelsnaam is beschermend voor de ondernemer, zeker omdat het om dezelfde handel gaat', weet Van Duijvenbode inmiddels, ‘maar omdat deze aanbieder een particulier zou zijn, heb ik daar niets aan.' (…) Bol.com antwoordde haar dat het verkopers vrijstaat een naam te gebruiken om boeken te verkopen via Bol.com. “

Lees hier meer (Boekblad).

Boekenprijs. Aan Sdu Uitgevers is desgevraagd het bestuurlijk rechtsoordeel meegedeeld dat de uitgave 'Verzameling Nederlandse Wetgeving' moet worden aangemerkt als een uitgave waarvoor de vaste boekenprijs niet geldt.

Lees hier meer (CvdM).

Tips kunnen worden gemaild aan redactie@IEForum.nl

IEF 6379

The Sun Company Benelux tegen Sol de Mallorca

Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 juni 2008, HA ZA 06-3533.

Merkenrecht, handelsnaamrecht, auteursrecht huisstijl. Het 6e vonnis in dit zonnestudiofranchisegeschil.

“4.41. Sol de Mallorca c.s. (…) vorderen daarom in reconventie primair een verklaring voor recht dat zij binnen twee weken na de betekening van voormeld vonnis het gebruik van de handelsnaam, het merk en de huisstijl van Sun hebben gestaakt en gestaakt hebben gehouden.
(…) 4.44. Hierboven onder 4.8 heeft de rechtbank al overwogen dat de kwestie van de inbreuk in 2006 juist door Sol de Mallorca c.s. in reconventie aan de orde is gesteld. Sun kan zich daaraan niet onttrekken door te stellen dat zij dat debat gaarne in een andere door haar nog te initiëren procedure had gevoerd. Het dient dan ook voor rekening van Sun te komen dat zij geen of summier verweer heeft gevoerd in reconventie.
4.45. Zodanig verweer lag in het bijzonder op de weg van Sun nu de voorzieningenrechter al het voorlopig oordeel had gegeven dat de verbeurde dwangsommen hooguit zouden kunnen zien op een tweetal cadeaubonnen met het beeldmerk. In het licht van hetgeen hierboven met betrekking tot het beeldmerk is overwogen ligt het niet in de rede deze bonnen als inbreukmakend, dat wil zeggen inbreukmakend op enig recht van Sun, aan te merken.
4.46. Bij gebreke aan onderbouwd verweer zal dan ook de primair gevoerde verklaring
voor recht worden gegeven.”

Lees hier meer

IEF 6341

ACI / Thuiskopie - Solatube / Atlas - Sun Company / Sol - Izumi / Philips

Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 juni 2008,  HA ZA 05-2233, ACI Adam B.V. c.s. (20 eisers) tegen Stichting De Thuiskopie c.s.

Auteursrecht. “4.4.3. De rechtbank stelt voorop dat het maken van een privé-kopie van illegaal materiaal een illegale handeling is. Deze handeling valt niet onder de werkingssfeer van artikel 16c Aw. In de parlementaire geschiedenis zijn weliswaar aanknopingspunten te vinden voor een andere uitleg, maar de door de minister voorgestane en door de regering onderschreven uitleg, waarbij ervan wordt uitgegaan dat een privé-kopie van een illegale bron legaal is, is in strijd met de drie-stappen-toets van artikel 5 lid 5 van de Richtlijn."

Lees het vonnis hier.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 juni 2008, KG ZA 08-492, Solatube International Inc. tegen Atlas-Acomfa B.V.

Merkenrecht, vergelijkende reclame, onrechtmatige mededelingen. Daglichtsystemen.

“4.9. Atlas-Acomfa kan zich niet beroepen op de in artikel 12 lid 1 sub b GMeVo genoemde beperking van de aan het Gemeenschapsmerk verbonden rechtsgevolgen, alleen al omdat voorshands aannemelijk is dat geen sprake is van gebruik volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Het teken wordt immers primair aangewend om potentiële klanten van Solatube, die bij het invoeren van het merk in een zoekmachine een kennelijke verschrijving hebben gemaakt, naar de website van Atlas-Acomfa te leiden. Deze intentie blijkt uit de oorspronkelijke tekst: “De naam Solartube, die bestaat niet. Maar uw ‘tikfoutje’ heeft u toch mooi op het spoor gezet van Solarspot”. Het feit dat deze zinnen inmiddels zijn verwijderd, verandert niets aan de intentie van Atlas-Acomfa.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 juni 2008, HA ZA 06-3533, The Sun Company Benelux B.V. tegen Sol de Mallorca B.V.

Merkenrecht, handelsnaamrecht, auteursrecht huisstijl. Zo te zien het 6e vonnis in dit zonnestudiofranchisegeschil.

“4.41. Sol de Mallorca c.s. (…) vorderen daarom in reconventie primair een verklaring voor recht dat zij binnen twee weken na de betekening van voormeld vonnis het gebruik van de handelsnaam, het merk en de huisstijl van Sun hebben gestaakt en gestaakt hebben gehouden.

(…) 4.44. Hierboven onder 4.8 heeft de rechtbank al overwogen dat de kwestie van de inbreuk in 2006 juist door Sol de Mallorca c.s. in reconventie aan de orde is gesteld. Sun kan zich daaraan niet onttrekken door te stellen dat zij dat debat gaarne in een andere door haar nog te initiëren procedure had gevoerd. Het dient dan ook voor rekening van Sun te komen dat zij geen of summier verweer heeft gevoerd in reconventie.

4.45. Zodanig verweer lag in het bijzonder op de weg van Sun nu de voorzieningenrechter al het voorlopig oordeel had gegeven dat de verbeurde dwangsommen hooguit zouden kunnen zien op een tweetal cadeaubonnen met het beeldmerk. In het licht van hetgeen hierboven met betrekking tot het beeldmerk is overwogen ligt het niet in de rede deze bonnen als inbreukmakend, dat wil zeggen inbreukmakend op enig recht van Sun, aan te merken.

4.46. Bij gebreke aan onderbouwd verweer zal dan ook de primair gevoerde verklaring
voor recht worden gegeven.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 juni 2008, HA ZA 05-447, Izumi Products Company tegen Philips Electronis N.V. c.s.

Octrooirecht. EP elektrisch scheerapparaat. ‘Verjongde messen’. GAT/LuK, Roche /Primus.

“4.3. Het feit dat Philips de nietigheid inroept van EP 043 brengt, ondanks het gegeven dat de buitenlandse rechter op grond van artikel 22 lid 4 EEX-Vo exclusief bevoegd is tot kennisneming van geschillen betreffende de geldigheid van de buitenlandse delen van EP 043 (HvJ EG 13 juli 2007, C04-03, Jur. 2006 I-06509, GAT/LuK), niet mee dat de Nederlandse rechter zijn voornoemde grensoverschrijdende bevoegdheid verliest (HR 30 november 2007, LJN BA9608, Roche-Primus).

4.4. Aanhouding van het oordeel over de inbreuk op de buitenlandse delen van EP 043 totdat de bevoegde buitenlandse rechter over het nietigheidsverweer heeft geoordeeld, is in deze zaak ook niet nodig. Zoals hierna zal blijken, kan de Nederlandse rechter in dit geval namelijk over de vorderingen van Izumi beslissen zonder te hoeven oordelen over de geldigheid van EP 043.

4.5. De Nederlandse rechter heeft geen rechtsmacht ten aanzien van gedaagden 4, 5, 7 en 8. Deze gedaagden zijn niet in Nederland gevestigd.

(…) 4.16. Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de scheerapparaten van Philips waarin verjongde messen zijn aangebracht, niet alle elementen van conclusie 1 van EP 043 bevatten, en daarmee evenmin van de van die conclusie afhankelijke volgconclusies 2 en 3.

4.17. De scheerapparaten van Philips kunnen ook niet worden beschouwd als equivalenten. Voor zover met de verjongde messen van Philips al hetzelfde resultaat kan worden bereikt als het resultaat dat de uitvinding beoogt, te weten de vermindering van de ophoping van scheerafval, wordt dat resultaat in ieder geval niet bereikt door een equivalente maatregel. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, is volgens het octrooischrift de specifieke wijze van aanbrenging van de uitsparing immers wezenlijk voor de uitvinding. Een op die wijze aangebrachte uitsparing ontbreekt in de verjongde messen van Philips. Sterker nog, het octrooischrift leert de vakman dat met een uitsparing zoals die is aangebracht in de verjongde messen van Philips, het beoogde resultaat juist niet wordt bereikt. Gelet daarop kan niet worden volgehouden dat de uitsparing in de verjongde messen van Philips in wezen dezelfde functie vervult op in wezen dezelfde wijze.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6315

Het merk waarop een ander recht heeft

Hoge Raad , 24 juni 2008, LJN: BD2745, Strafzaak.

 “1. Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft (…) de verdachte ter zake van (…) "opzettelijk waren, die zelf valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft in voorraad hebben, meermalen gepleegd"  (...) veroordeeld tot vierentwintig maanden gevangenisstraf, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met verbeurdverklaring, teruggave en bewaring van de inbeslaggenomen voorwerpen.

De Hoge Raad verwerpt het beroep. “Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen.”

Lees het arrest hier.

IEF 6306

De niet-tijdige effectuering van het opheffen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 juni 2008, Van-Den Heuvel tegen Van den Heuvel

Executiegeschil handelsnaamrecht. Vader-zoongeschil over de gezamenlijke achternaam. In de eerdere procedure waren tal van kwesties aan de orde, waaronder de vraag of gedaagde de handelsnaam VDH Bouw mocht gebruiken naast het (oudere) gebruik van de handelsnaam Van den Heuvel- Bouw. De kantonrechter heeft het gebruik door gedaagde van de naam VDH Bouw als inbreuk op het handelsnaamrecht van Van den Heuvel-Bouw gekwalificeerd en te dien aanzien een verbod tot het gebruik van de handelsnaam VDH Bouw opgelegd. Gedaagde heeft berust in dat vonnis, maar zou de website vdhbouw.nl, met daarop een vermelding van de handelsnaam VDH Bouw niet snel genoeg van het internet verwijderd hebben en zo dwangsommen hebben verbeurd. De rechtbank wijst de vorderingen af.

“4.8. In redelijkheid kan de niet tijdige effectuering niet aan Remco worden toegerekend. Het gaat hier enerzijds om een omstandigheid die buiten zijn macht ligt. Anderzijds heeft Van den Heuvel-Bouw niet inzichtelijk gemaakt dat Remco de wetenschap had dat de provider geruime tijd nodig zou hebben voor opheffing van de website en dat Remco daar op had moeten inspelen door ruim voor de afloop van de termijn de opheffing te verzoeken. Wat Van den Heuvel hierover aanvoert is allemaal met the benefit of hindsight.

Niet aannemelijk is geworden dat in de procedure bij de kantonrechter door één van partijen aan het bestaan van de website is gedacht. Het vonnis van de kantonrechter leert dat dit ook niet onder de aandacht van de kantonrechter is gekomen. Ook na de betekening heeft Van den Heuvel-Bouw geen aanleiding gezien de aandacht te vestigen op de tijdige opheffing van de site. Kennelijk kwam een en ander pas voor het eerst onder haar aandacht op 6 januari 2007, op welke datum voor het eerst werd vastgesteld dat de site nog in de lucht was. Voor haar was het belang van onmiddellijke beëindiging kennelijk niet zo groot dat zij de noodzaak zag Remco hiervan te verwittigen. Zij heeft het bedrag van (in haar ogen) verbeurde dwangsommen laten oplopen tot 19 januari 2007. Van den Heuvel- Bouw heeft geen enkele handeling harerzijds gesteld waaruit zou kunnen blijken dat opheffing van de website haar ernst was. Het zakelijk belang van de website voor Van den Heuvel-Bouw en voor Remco is ook als zeer gering aan te merken. Dat de website op enigerlei wijze opdrachten aandroeg aan Remco, laat staan opdrachtgevers aftrok van Van den Heuvel-Bouw is niet gebleken. Ook in dat licht dient het belang van Van den Heuvel-Bouw als gering te worden aangemerkt.

4.9. Naar het oordeel van de rechtbank betreft de niet-tijdige effectuering van het opheffen van de website dan ook een zeer ondergeschikt verzuim dat onder de beschreven omstandigheden het verbeuren van dwangsommen niet kan rechtvaardigen.

4.10. De rechtbank zal de vorderingen van Van den Heuvel-Bouw afwijzen en Van den Heuvel-Bouw als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen. Omdat deze zaak de executie van het handelsnaamrechtelijk deel van een vonnis betreft zijn de proceskosten te bepalen aan de hand van artikel 1019h Rv. Partijen hebben over en weer gespecificeerde opgaven van de proceskosten overgelegd. Remco vordert het bedrag van € 14.379,60. De rechtbank merkt op dat dit een bedrag inclusief BTW is en dat de gemaakte kosten mede zien op de procedure bij de kantonrechter en in het executie kort geding. In die zaken is reeds op de proceskosten beslist. De rechtbank zal daarom alleen de kosten gemaakt na betekening van de dagvaarding in deze zaak voor vergoeding in aanmerking nemen. Omdat partijen ondernemers zijn komen slechts bedragen exclusief BTW voor vergoeding in aanmerking. Van den Heuvel zal daarom worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 2.499,88.

Lees het vonnis hier.

IEF 6204

En nog meer rechtspraak

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht,  28 mei 2008, AWB 06/8641 OCT95 en AWB 07/3972 OCT95, Aventis tegen Octrooicentrum Nederland.

“25. De stelling van eiseres, dat zij recht heeft op verlenging van de beschermingsduur van het octrooi gelet op alle tijd en inspanningen die besteed zijn aan de uitvinding en het op de markt brengen van het middel, kan niet worden gevolgd. Het gaat er om of wordt voldaan aan de in de Verordening gestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor een aanvullend beschermingscertificaat. Alleen onder die omstandigheden komt eiseres voor een ABC in aanmerking. Zoals hiervoor reeds is overwogen voldoet eiseres niet aan alle voorwaarden. Daarom moest het ABC worden geweigerd. Voor een belangenafweging als door eiseres gewenst biedt de Verordening geen ruimte.”

Lees de uitspraak hier.

2- Hof van beroep te Brussel, 27 mei 2008, JTEKT Corporation Ltd tegen Jacobs Trading N.V. & Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Het Hof adieert het Benelux-Gerechtshof prejudicieel met het oog op de beantwoording van volgende vragen:

l. staat het onderwerp van de rechtspleging in geval van een beroep tegen een beslissing van het Bureau bij oppositie eraan in de weg dat de BOIE en/of het Bureau aanwezig is in deze rechtspleging?

2. is regel 1.16, eerste lid d. van het Uitvoeringsreglement verzoenbaar met artikel 2.16, eerste lid, derde lid en vierde lid, waar het bepaalt dat hetBureau een oppositie kan 'buiten beschouwing laten'?

3. indien het antwoord op de tweede vraag bevestigend luidt, is regel 1.16, eerste lid d. dan verzoenbaar met de verdragsbepalingen in zoverre het 'buiten beschouwing laten' instelt als sanctie wegens niet meedelen van argumenten en stukken ter ondersteuning van de oppositie, terwijl de verdragsbepalingen geen verplichting tot motivering van de oppositie oplegt?

4. ongeacht of het antwoord op de tweede vraag bevestigend of ontkennend luidt, dient het 'buiten beschouwing laten' dan beschouwd te worden als een eindbeslissing waartegen beroep kan worden ingesteld volgens artikel 2.17 BVIE, wanneer vast staat dat het Bureau de oppositie niet alsnog nader in aanmerking zal nemen?

5. staat artikel 2.17 van het BVIE eraan in de weg dat de vordering tot vernietiging van de beslissing van het Bureau wordt ingeleid bij een andere akte dan een verzoekschrift en indien het antwoord op deze vraag ontkennend luidt, kan de regelmatigheid van de inleidende akte dan worden beoordeeld volgens de voorschriften van het nationaal gerechtelijk privaatrecht?

6. dient artikel 2.17, eerste lid BVIE aldus te worden uitgelegd dat het hof bij de vordering tot vernietiging van de beslissing van het Bureau over oppositie deze enkel heroverweegt in volle omvang, maar zonder een beslissing over de oppositie in de plaats te stellen van deze van het Bureau in geval van vernietiging, of dient het hof integendeel na eventuele vernietiging de oppositie zelf af te doen ?

Schorst de rechtspleging tot op de dag waarop de beslissing van het Benelux-Gerechtshof inkomt op de griffie van het hof van beroep te Brussel en houdt iedere nadere beslissing aan.

Lees het arrest hier.

3- Rechtbank Rotterdam, 22 mei 2008, KG ZA 08-290, Beekman tegen Van den Berg(met dank aan Bjorn Schipper, Bousie).

Merkenrecht, handelsnaamrecht. “4.5. (…) Voor een geslaagd beroep op artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE in elk geval vereist dat merk en teken met elkaar overeenstemmen. Daarvan is sprake indien - mede gelet op de bijzonderheden van het gegeven geval en met name de onderscheidende kracht van het merk en teken, elk in zijn geheel en in onderling verband beschouwd, auditief, visueel of begripsmatig zodanige gelijkenis vertonen dat reeds daardoor de mogelijkheid bestaat dat bij het publiek dat met het teken wordt geconfronteerd een verband tussen teken en merk wordt gelegd. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook het verwarringsgevaar. Naar voorlopig oordeel is hiervan in het onderhavige geval echter geen sprake. Voor dat oordeel is redengevend dat de merken auditief en visueel voldoende van elkaar verschillen.

Beekman maakt gebruik van open letters met de nadruk op de T en Van den Berg hanteert strakke simpel uitgevoerde letters met uitzondering van de nadrukkelijk weergegeven eerste letter Q. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat uitvoering, lettertype en silhouet van het door Beekman gevoerde beeldmerk duidelijk overeenstemmend is met het door Van den Berg gevoerde teken. Nu de totaalindruk van het door Beekrnan gevoerde beeldmerk zozeer verschilt van het door Van den Berg gevoerde teken, is ondanks de begripsmatige gelijkenis tussen het beeldmerk van Beeknian en het teken van Van den Berg, geen sprake van onderscheidend vermogen.

Voorts is van belang dat Beekman de verwarring niet aannemelijk heeft gemaakt, hetgeen in de rede had gelegen gelet op het feit dat Beekman en Van den Berg al gedurende enige jaren in dezelfde branche werkzaam zijn en (respectievelijk) het beeldmerk en het teken naast elkaar gebruiken. De daartoe door Beekman overgelegde producties 8 en 9, die door Van den Berg worden betwist, zijn ter onderbouwing van het verwarringsgevaar onvoldoende. Tenslotte weegt bij de beoordeling van het verwarringsgevaar mee - hetgeen door Van den Berg aannemelijk is gemaakt - dat partijen zich bewegen in een markt met een specifiek publiek, dat zich vooral laat leiden door de soort van muziek die gepresenteerd wordt.”

Lees het vonnis hier.

4- Gerechtshof ’s-Gravenhage, 28 februari 2008, rolnr. 07/272, Warner-Lambert Company tegen Ranbaxy U.K. Ltd c.s.

Octrooirecht. Hof bekrachtigt vonnis van de rechtank ’s-Gravenhage (IEF 2617). “12 (…) Indien het individuele species “letterlijk” bekend is - zoals bijvoorbeeld als in het document een voorbeeld op het species is gericht of als het in de beschrijving wordt vermeld met fysische gegevens waaruit blijkt dat men het species echt “in handen heeft gehad” - kan geen octrooi worden verleend wegens gebrek aan nieuwheid.”

Lees het arrest hier.