Handelsnaamrecht  

IEF 4771

Bedrijfsmatig in de openbaarheid

frm.gifRechtbank ‘s-Hertogenbosch, 17 september 2007, rolnr. 07-516, Forum Hypotheken & Beleggingen B.V. tegen Lorest B.V. en Assurantiewinkels Bastian & Visser B.V.

Kort geding. Handelsnaamzaak. Aan het onderscheidend vermogen van een handelsnaam worden lage eisen gesteld. Het gebruik van een (‘werkende’) domeinnaam kan  worden aangemerkt als het voeren van een handelsnaam. Handelsnaam Forum Hypotheken komt voor bescherming in aanmerking. De vorderingen van eiseres worden gedeeltelijk toegewezen. Alleen de als handelsnaam gebruikte domeinnaam moet worden overgedragen. Van de andere domeinnamen wordt het gebruik verboden.

Forum en Lorest c.s. drijven blijkens het handelsregister ondernemingen op het gebied van financiële dienstverlening. Forum is sinds augustus 2006 onder de handelsnaam “Forum Hypotheken” ingeschreven in het handelsregister. In augustus 2006 heeft Forum de domeinnaam “forumhypotheken.nl” laten registeren.

Op 5 september 2006 heeft Lorest de domeinnamen “forumhypotheek.info” en “forumhypotheken.info” laten registreren. Op diezelfde datum heeft B&V de domeinnaam “forumhypotheek.nl” laten registreren. In februari 2007 heeft Lorest de KvK verzocht de handelsnamen “Forumhypotheek” en “Forumhypotheek.nl” aan haar inschrijving toe te voegen.

In deze zaak staat de vraag centraal of het gebruik van de handelsnamen en domeinnamen “Forumhypotheek” en “Forumhypotheek.nl” respectievelijk “Forumhypotheken.info” en “Forumhypotheek.nl” door Lorest c.s. strijdig is met artikel 5 Hnw.

De rechtbank stelt voorop dat naar vaste jurisprudentie het gebruik van een domeinnaam als het voeren van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet kan worden aangemerkt. Aangenomen moet worden dat een onderneming die zich bedient van een domeinnaam deze doorgaans gebruikt om zich aldus tot het publiek te richten. De rechtbank overweegt voorts dat Lorest c.s. de domeinnaam forumhypotheek.nl mede als handelsnaam voeren. Ten aanzien van de andere domeinnamen van Lorest c.s. is gesteld noch gebleken dat hieraan een website is gekoppeld. Daardoor valt volgens de rechtbank niet in te zien dat Lorest c.s. met deze domeinnamen bedrijfsmatig in de openbaarheid treden. Dee rechtbank oordeelt dan ook dat deze twee domeinnamen niet als handelsnaam worden gebruikt en derhalve niet onder het in artikel 5 Hnw opgenomen verbod valt.

De rechtbank neemt vervolgens als uitgangspunt dat voor rechtsverkrijgend gebruik van een handelsnaam de handelsregister-inschrijving c.q. de registratie van de als handelsnaam gebruikte domeinnaam niet bepalend is. De Hnw biedt ook al bescherming in het stadium waarin de onderneming onder vermelding van de handelsnaam voorbereidingen treft om tot regelmatige bedrijfsmatige activiteiten te komen (Hoge Raad 19 april 1984, NJ 1985/790). Forum heeft in dit verband mede gewezen op een gespreksverslag waaruit naar voren komt dat zij reeds op 30 september 2005 doende was om ten behoeve van de vestiging van de (nog te gaan voeren) onderneming Forum kantoorruimte te regelen en daarbij ter ondersteuning van de onderneming met de handelsnaam “Forum Hypotheken” naar buiten trad. Gelet daarop valt – volgens de rechtbank – de bespreking aan te merken als een situatie waarin een onderneming onder vermelding van de handelsnaam voorbereidingen treft om tot regelmatige bedrijfsmatige activiteiten te komen. Sinds die tijd is er volgens de rechtbank op rechtsverkrijgende wijze gebruik maakt van de handelsnaam “Forum Hypotheken”. Lorest c.s. is pas na die datum hun met de handelsnaam “Forum Hypotheken” overeenstemmende handelsnaam gaan voeren..

Vervolgens wordt de vraag opgeworpen of de handelsnaam “Forum Hypotheken” wel voldoende onderscheidend is om te kunnen worden gekwalificeerd als handelsnaam in de zin van de Hnw. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt:

“4.4.2.  Kenmerkend voor het handelsnaamrecht is dat aan het onderscheidend vermogen lage eisen worden gesteld en in beginsel iedere aanduiding, ook indien beschrijvend, mits als handelsnaam gevoerd, voor bescherming in aanmerking komt.

4.4.3. Van de woorden “forum” en “hypotheken” is louter het laatste woord
beschrijvend voor de door Forum aangeboden diensten. Het woord “forum” is het Latijnse woord voor markt en verwijst in casu naar de vestigingsplaats van Forum, te weten aan de markt in Valkenswaard. Gelet daarop, alsmede op de volgorde waarin deze woorden zijn geplaatst, bezit de naam “Forum Hypotheken” naar het oordeel van de Voorzieningenrechter voldoende onderscheidend vermogen om te kunnen worden aangemerkt als handelsnaam in de zin van de Hnw. (…)”

De rechtbank oordeelt voorts dat Forum voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er met gebruikmaking van die namen verwarring bij het publiek valt te duchten gelet op het feit dat zowel haar onderneming als de ondernemingen van Lorest c.s. zich (al dan niet onder meer) op financiële dienstverlening toeleggen, in Valkenswaard c.q. dezelfde regio gevestigd zijn en (mede) in dezelfde regio actief zijn.

“Gelet op het vorenoverwogene is het niet onaannemelijk dat een bodemrechter, later oordelend, zal beslissen dat Lorest c.s. door het gebruik van de handelsnamen “Forumhypotheek” en “Forumhypotheek.nl” en van de als handelsnaam gebruikte domeinnaam “Forumhypotheek.nl, het verbod van artikel 5 Hnw hebben geschonden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4736

Eerst even voor jezelf lezen

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 17 september 2007, LJN: BB3761. Forum Hypotheken & Beleggingen B.V. tegen Lorest B.V. c.s.

“Voorop wordt gesteld dat naar vaste jurisprudentie het gebruik van een domeinnaam als het voeren van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet kan worden aangemerkt. Aangenomen moet worden dat een onderneming die zich bedient van een domeinnaam deze doorgaans gebruikt om zich aldus tot het publiek te richten.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Arnhem, 8 augustus 2007, LJN: BB3604, in de zaken Rijnconsult tegen gedaagde en in de zaak Institut [eigennaam] France Europe S.A tegen gedaagde.

“Rijnconsult stelt dat zij met betrekking tot de intellectuele eigendomsrechten (het merkenrecht en het op de vragenlijsten, handboek en ondersteunende teksten rustende auteursrecht) over een exclusieve licentie beschikt voor de Nederlandse markt en dat gedaagde in conventie/eiser in reconventie daarop inbreuk maakt door zich als gecertificeerd in HBDI te presenteren en gebruik te maken van de "officiële HBDI-materialen" en het logo en de diagrammen van HBDI, zulks terwijl gedaagde in conventie/eiser in reconventie niet is gecertificeerd en gelicentieerd in HBDI. “

Lees het vonnis hier.  

IEF 4718

Aangewend ter aanduiding van gerechtigheid

Justitia.gifRechtbank Amsterdam, 18 juli 2007, LJN: BB3934, Intrum Justitia Nederland B.V. tegen Evia Justitia B.V.

Merkenrecht & handelsnaamrecht. Bodemprocedure. Geen inbreuk, de onderscheidingskracht van de term ‘Justitia’ is minmaal, zodat het gebruik van dit woord in een handelsnaam niet door Intrum kan worden gemonopoliseerd. Verwarring is niet gebleken.

Intrum, kort gezegd een incassobedrijf,  gebruikt haar handelsnaam ‘Intrum Justitia’ sinds 1987. Het Zwitserse Intrum Justitia Licensing AG is houder van een gemeenschapsbeeldmerk en het Benelux woordmerk ‘Intrum Justitia’, voor o.a. juridische dienstverlening op het gebied van het innen van schulden. De Zwitserse AG heeft aan de B.V. een volmacht verleend om een gerechtelijke procedure te starten tegen Evia Justitia B.V. wegens merk- en handelsnaaminbreuk.

In kort geding heeft Intrum onder meer gevorderd om Evia te veroordelen het gebruik van haar handelsnaam Evia Justitia te staken en gestaakt te houden. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 31 augustus 2006 heeft de voorzieningenrechter de door Intrum gevraagde voorziening geweigerd. De bodemrechter sluit zich hierbij aan.

Het Europese gemeenschapsmerk laat de rechtbank onbesproken. ‘De rechtbank Amsterdam is immers geen rechtbank voor het gemeenschapsmerk.’ Voor de uitkomst van het geding maakt dat echter niets uit.

“5.6.  Het onderscheidende en dominerende element in de handelsnaam van Intrum Justitia en Evia Justitia is achtereenvolgens het woord Intrum en Evia. Het hoofdaccent van de handelsnamen ligt op die woorden en deze woorden vormen het kenmerkende (hoofd)bestanddeel van de handelsnaam. De uiterlijke en de auditieve vorm van deze woorden vormen in het geheel geen overeenstemming met elkaar. Het overeenstemmende (ondergeschikte) bestanddeel ‘Justitia’ in de handelsnaam van Intrum en Evia maakt dit niet anders. De betekenis van het woord ‘Justitia’ is volgens de Van Dale: “1.  Romeinse godin van de gerechtigheid, voorgesteld als een geblinddoekte vrouw met een weegschaal en een zwaard; 2. de godin van de rechtvaardigheid”, en wordt in de rechtspraktijk en ook in de incassopraktijk veelal aangewend ter aanduiding van rechtvaardigheid en gerechtigheid.

Een en ander wordt onderschreven door de uitdraai van de Kamer van Koophandel overgelegd als productie 4 bij conclusie van antwoord. De onderscheidingskracht van de term ‘Justitia’ is dan ook minimaal, zodat het gebruik van dit woord in de handelsnaam niet door Intrum kan worden gemonopoliseerd.

Voorts is niet gebleken dat in het onderhavige geval bij het publiek verwarring is ontstaan of verwarring te duchten is door het gebruik van de handelsnaam Evia Justitia door Evia. Het enkele feit dat er overeenstemmende of gelijksoortige diensten worden aangeboden doet daar niet aan af, mede gelet op het feit dat de term ‘Justitia’ frequent wordt gebezigd in de incassopraktijk. Omstandigheden die een ander oordeel rechtvaardigen zijn de rechtbank niet gebleken. Het gebruik van de handelsnaam ‘Evia Justitia’ is derhalve niet in strijd met artikel 5 van de Handelsnaamwet.”

5.7.  Het beroep van Intrum op artikel 5a van de Handelsnaamwet en artikel 2.20 van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) slaagt, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, evenmin.

Eiser Intrum wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld (€4.672,82).  Het betoog van Intrum dat deze regeling slechts van toepassing is in het geval van piraterij slaagt niet, omdat deze regeling die voorwaarde niet stelt.

Lees het vonnis hier.

IEF 4639

Koninklijke diamanten

rda.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam 6 september 2007, KG ZA 07-1296. Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij B.V. tegen Royal Diamonds Amsterdam B.V. en Handelsmaatschappij Hagee B.V. (met dank aan Hanneke Holthuis, Höcker).

Handelsnaam- en merkrechtzaak over, kort gezegd, het predikaat koninklijk. Koningin is helaas zelf geen partij, dus of Royal zich Royal mag noemen komt niet ter sprake, element  'Koninklijke'  kan niet door eiser worden gemonopoliseerd. Om element 'Amsterdam' te gebruiken hoef je er niet gevestigd te zijn. Tussen de handelsnamen van partijen is geen verwarring te duchten.

Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij B.V. (“Asscher”) maakt bezwaar tegen het gebruik van de handelsnaam “Royal Diamonds Amsterdam door gedaagden (“Royal Diamonds”). Asscher voert sinds 1980 de handelsnamen Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij, Royal Asscher Diamond Company Ltd. en Royal Asscher Diamonds. Ook beschikt zij over diverse merkregistraties met betrekking tot de namen Royal Asscher Diamonds en Royal Asscher.

Sinds begin 2007 is Royal Diamonds actief onder de handelsnaam Royal Diamonds Amsterdam. Asscher stelt dat zij hiermee inbreuk maakt op haar handels- en merkrechten, maar krijgt ongelijk in deze kort geding procedure.

Volgens de voorzieningenrechter is er geen verwarring bij het publiek te duchten tussen beide ondernemingen. Er is onvoldoende gelijkenis tussen de betreffende handelsnamen, en daar komt nog bij dat de betrokken partijen binnen verschillende segmenten van de diamantbranche actief zijn. De voorzieningenrechter is het wel met Asscher eens dat het door Royal Diamonds in combinatie met een kroontje gehanteerde element ‘Royal’ verwarring zou kunnen wekken, omdat daarmee gedoeld wordt op ‘Koninklijk’, en in de diamantsector alleen Asscher dat predicaat mag voeren. Nu Royal Diamonds echter onderbouwd heeft aangetoond dat zij bezig is met het wijzigen van het kroontje in haar logo in een diamant, zal deze verwarring binnenkort worden weggenomen, aldus de voorzieningenrechter.

Ook de vorderingen gebaseerd op merkinbreuk slagen niet. Het meest dominerende en onderscheidende element in de merken van Asscher is de naam “Asscher”, zo wordt geoordeeld. Dit element komt niet voor in de handelsnaam van Royal Diamonds, waar bovendien nog het afwijkende element “Amsterdam” aan is toegevoegd. Er is dan ook naar mening van de voorzieningenrechter geen gevaar voor verwarring te duchten. Asscher heeft haar stelling dat Royal Diamonds met het gebruik van haar handelsnaam zou suggereren dat zij onderdeel uitmaakt van de onderneming van Asscher onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook is zij er niet in geslaagd aan te tonen dat Royal Diamonds ongerechtvaardigd voordeel trekt uit of afbreuk doet aan de het onderscheidend vermogen en/of reputatie van de merken van Asscher.

Volledige proceskostenveroordelingen van €9.194,15.

Lees het vonnis hier.

IEF 4625

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 september 2007, KG ZA 07-731, Danziger “Dan” Flower Fram tegen Biological Industries Plant Propagation Ltd. c.s.

Kwekersrecht. “In dit kort geding staan de vragen centraal of de Bambino onvoldoende duidelijk te onderscheiden is van de Million Stars of dat de Bambino weliswaar onderscheidbaar is, maar niettemin moet worden beschouwd als een daarvan afgeleid ras in de zin van artikel 13 leden 5 (onder a) en 6 van de Gemeenschapskwekers-rechtverordening.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 6 september 2007, KG ZA 07-1172 P/MV, Stichting Het Greenleaf Centrum Voor Diendend leiderschap In Nederland c.s. tegen Stichting Center for Servant Leadership in Europe c.s. (Met dank aan Marc de Boer, Boekx).

“Onder deze omstandigheden is voorshands voldoende  aannemelijk dat een bodemrechter zal oordelen dat de merkinschrijving te kwader  trouw is geschied, als bedoeld in artikel 2.4f sub 2 BVIE. Weliswaar is de termijn  van vijfjaar (artikel 2.28 lid 3 BVIE) waarbinnen de nietigheid van de  merkinschrijving kan worden ingeroepen verstreken, maar dit neemt niet weg dat  een bodemrechter op grond van de aanvullende werking van artikel 6: 162 BW kan  oordelen dat gedaagden geen beroep meer kunnen doen op de inschrijving.

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 6 september 2007, KG ZA 07-1296 P/BB, Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij B.V. tegen Royal Diamonds Amsterdam B.V. (Met dank aan Hannele Holthuis, Höcker).

“Het is niet aannemelijk gemaakt dat Royal Diamonds Amsterdam C.S. met het gebruik van haar handelsnaam suggereert dat zij onderdeel uitmaakt van de onderneming van Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij en ook niet dat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit en afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen en/of reputatie van de merken van Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 5 september 2007, HA ZA 05-2200, Gallup Inc c.s. tegen TNS Nipo B.V. & Gallup Foundation(met dank aan Diederik Stols, DLA Piper).

“Op grond van de Toronto Resolutie was voor  ieder nieuw land toestemming vereist van Gallup Inc. Onder andere Gallup International,  Nipo en Gallup Inc waren dus gerechtigd tot het gebruik van de naam 'Gallup'. Dat aan dit  recht een einde is gekomen, is naar het oordeel van de rechtbank door Gallup Inc en Gallup  Gmbh onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat Gallup Inc in 1992 haar lidmaatschap  in Gallup International heeft opgezegd is daartoe onvoldoende, aangezien, zoals Gallup Inc  ook zelf stelt, nergens is opgenomen of bedongen dat het recht op gebruik door Gallup  International en haar leden eindigt bij een breuk met Gallup Inc.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4624

Verwarrend

vest.gifRechtbank Almelo, 31 augustus 2007, KG ZA 07-166, Stichting Vestia Groep tegen Stichting Vestion Wonen (Met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Handelsnaamrecht of merkenrecht? Wellicht vooruitlopend op de plannen van sommige IE-juristen, behandelt de Rechtbank Almelo de handelsnaamrechtelijke en merkenrechtelijke vordering zonder onderscheid en met verwarringsgevaar als criterium, inclusief gemiddelde consumenten, onderscheidend vermogen en regio’s.

Eiseres Vestia is evenals Vestion een woningcorporatie. Vestia beschikt over een aantal Benelux Merkinschrijvingen, welke in “overwegende mate betrekking hebben op het beeldmerk Vestia”. Op grond van haar merken en handelsnaam maakt Vestia bezwaar tegen het gebruik van de naam Vestia door gedaagde. De rechtbank wijst de vordering af, onder andere omdat de tekens “afgezien van de eerste vijf letters van Vestion en Vestia” geen gelijkenis vertonen, en hanteert daarbij, zonder op het merken- of handelsnaamrecht in te gaan, de volgende criteria:

“5.1. De vorderingen van Vestia dienen te worden afgewezen. Naar het oordeel van de Voorzieningenrecht is er voorshands bij het grote publiek en de gemiddelde consument geen gevaar voor verwarring te duchten ten aanzien van de namen Vestia en Vestion. Dit verwarringsgevaar dient te worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval, welke de voorzieningenrechter als volgt samenvat:

- Vestion is ten opzichte van Vestia een kleine speler op de markt van woningcorporaties en beperkt zich vrijwel uitsluitend tot de plaatsen Vroomshoop en Den Ham, terwijl Vestia zich hoofdzakelijk concentreert op het westen en het zuiden van het land. Dat Vestia plannen heeft om ook in het oostelijk deel van het land activiteiten te gaan ontplooien, doet hieraan niet af;

- In tegenstelling tot Vestia ontplooit Vestion slechts activiteiten op het gebied van de zogeheten sociale woninghuur, dat wil zeggen: in het portfolio van Vestion bevinden zich vrijwel uitsluitend woningen onder de huursubsidiegrens; - de naam van Vestia luidt voluit Stichting Vestia Groep, terwijl de naam Vestion voluit Vestion Wonen luidt en Vestion zich uitsluitend met de toevoeging Wonen profileert naar de buitenwereld;

- Er zijn talloze ondernemingen die in meer of mindere mate overeenstemming vertonen met de naam Vestia, waardoor het onderscheidend vermogen van in ieder geval de eerste vijf letters gering moet worden geacht;

- Er zijn zoals ter zitting desgevraagd namens Vestia verklaard, tot nog toe geen gevallen van verwarring bekend en dergelijke gevallen zijn ook niet eenvoudig denkbaar gebleken, zodat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog vanuit moet worden gegaan dat de schade die Vestia lijdt in ieder geval op dit moment nihil of zeer gering is. - De tekens waarvan partijen zich bedienen verschillen wezenlijk van elkaar en vertonen, afgezien van de eerste vijf letters van Vestion en Vestia, geen gelijkenis.

5.2. Al deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leiden er toe dat de voorzieningenrechter voorshands het gevaar voor verwarring vrijwel uitsluit en in ieder geval (mocht hel al bestaan) te gering om tot toewijzing val de vordering te komen.”  Eiseres Vestia wordt veroordeeld in de werkelijke proceskosten. “Het verweer van Vestia dat Vestion onnodig kosten heeft gemaakt, treft geen doel. Vestion heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat een onderzoeknaar depot te kwader trouw nodig is geweest in het kader van een verdediging tegen de door Vestia ingestede vorderingen.” €15.265,75

Lees het vonnis hier.

IEF 4622

Gouden merken

goumak.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 6 september 2007, KG ZA 07-793. De Gouden Makelaar c.s. tegen Korff De Gidts Makelaardij B.V.

“Nu naar voorlopig oordeel sprake is van inbreuk op het door eiseressen gebruikte merk dient Korff de Gidts Makelaardij het gebruik van haar teken te staken. De vordering hiertoe zal dus worden toegewezen. Dit leidt ertoe dat Korff de Gidts Makelaardij op grond van artikel 5a van de Handelsnaamwet (Hnw) ook het gebruik van de handelsnaam ‘(De) Goudenjaren Makelaar’ dient te staken.

Een beoordeling op basis van artikel 5 Hnw is daarmee niet nodig, zodat niet van belang is dat partijen in verschillende regio’s actief zouden zijn, zoals Korff de Gidts Makelaardij nog heeft gesteld. In verband met het voorgaande zal voorts de vordering tot het staken van het gebruik en het overdragen van de domeinnamen worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering met betrekking tot het uitschrijven van de handelsnaam bij de Kamer van Koophandel. De bevoegdheid van de kantonrechter ex artikel 6 Hnw laat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in deze overigens onverlet.”

Leees het vonnis hier.

IEF 4621

Geen Bankgarantie

Onopgemerkte en ongepubliceerde oude zaak via de nieuwsbrief van Domjur.nl:

- College van Beroep voor het bedrijfsleven, 26 juni 2007, Zaaknummer / rolnummer: AWB 06/888, Bankgarantie tegen De Nederlandsche Bank

- Rechtbank Rotterdam, 25 oktober 2006, LJN: AZ7251, Bankgarantie tegen De Nederlandsche Bank

“In geschil is het antwoord op de vraag of eiser door het gebruik van het woord 'bank' in de handels- en internet domeinnamen 'De Bankgarantieshop', 'Nationale Bankgarantie', en 'Bankgarantienet' het verbod van art. 83 Wtk overtreedt en of DNB in redelijkheid heeft kunnen weigeren eiser hiervan ontheffing te verlenen."

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft het door DNB ten aanzien van art. 83 Wtk gevoerde beleid bestendigd en geoordeeld dat DNB in redelijkheid de beleidslijn heeft kunnen ontwikkelen dat slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden een ontheffing wordt verleend.

Volgens de rechtbank kan niet worden gezegd dat verweerster, na afweging van alle belangen, niet in redelijkheid tot toepassing van het beleid ten aanzien van eiser heeft kunnen komen. Ter zitting is overigens nog gebleken dat bij het zoeken op internet op het trefwoord 'bankgaranties', ook, en niet als laatste, ondernemingen worden gevonden die een zelfde product aanbieden als eiser, maar die niet het woord 'bank' of vormen daarvan in hun naam voeren. Voor de rechtbank is dan ook niet aannemelijk geworden dat eiser door het verbod van artikel 83, eerste lid, van de Wtk 1992 en het weigeren door verweerster van het verlenen van ontheffing op grond van artikel 83, vierde lid, van de Wtk 1992 in de onmogelijkheid komt te verkeren zijn activiteiten voor te zetten.

Lees hier en hier  (Domjur.nl) of hier (Rechtspraak.nl) meer.

IEF 4610

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Almelo, 31 augustus 2007, KG ZA 07-166, Stichting Vestia Groep tegen Stichting Vestion Wonen (Met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Handelsnaamrecht of merkenrecht? “De vorderingen van Vestia dienen te worden afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechters is er voorshands bij het grote publiek en de gemiddelde consument geen gevaar voor verwarring te duchten ten aanzien van de namen Vestia en Vestion. Dit verwarringsgevaar dient te worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Zutphen, KG ZA 07-231, Doornewaard tegen Air Force Ltd & Gerechtshof ’s-Gravenhage, 24 mei 2007, Rolnr. 03/650, Air Force Ltd. Tegen Smillie Beheer B.V. & Silic Nova B.V.  (Beide uitspraken met dank aan  Marleen van den Horst, BarentsKrans).

Vonnis in de eerder gesignaleerde Zutphense octrooizaak (IEF 4566) en het in hetzelfde artikel genoemde arrest van het hof Den Haag.

“Aangezien de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht slechts kan blijken uit een beoordeling van de vraag over de geldigheid en handhaving van octrooien, is krachtens het bepaalde in artikel 80 lid 2 aanhef en onder a. van de Rijksoctrooiwet 1995 de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage in kort geding in Nederland bij uitsluiting bevoegd van de vordering tot opheffing van het onderhavige beslag kennis te nemen.”

Lees het vonnis hier en het arrest hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 30 augustus 2007, Rolnr. 05/436, Nuova Firm SpA tegen Badotherm Procesinstrumentatie B.V. (Met dank aan Michiel Rijsdijk, Van der Steenhoven).

“Uit de stellingen van Nuova Fima begrijpt het hof dat zij Badotherm verwijt al sedert 1993 of eerder drukmeters te verkopen die door derden zijn gefabriceerd en die aan de buitenkant exacte kopieën lijken van, althans sterke gelijkenis vertonen met de drukmeters van Nuova Fima.”

Lees het arrest hier.

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, 31 augustus 2007, A.R. 326/03-H.220/06, &-Eleven Inc. Tegen Laprior(Met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Antillenzaak over normaal gebruik. “De omstandigheid dat sinds 1988 op één van de eilanden van de Nederlandse Antillen een kleine supermarkt wordt gedreven onder de naam 7-Alive (Grocery) met een op 7- Eleven gelijkend beeldmerk, kan niet worden aangemerkt als "geldige reden" om geen normaal gebruik te maken van het merk.”

Lees het arrest hier.

IEF 4581

Iets anders is niet anders genoeg

ietsanders.JPGRechtbank Almelo, sector kanton, beschikking van 8 juni 2007, 237933 EJ verz 79-07. Bult tegen Kir Royal B.V. (Met dank aan Paul Nij Bijvank, KienhuisHoving)

Twents handelsnaamgeschil. Handelsnaam Iets Anders is niet anders genoeg om verwarring te voorkomen met Iets Anders. Het beschrijvende gedeelte van de handelsnamen doet ook mee in de vergelijking. Volledige proceskostenveroordeling.

Horecaonderneming Iets Anders eten en drinken maakt bezwaar tegen de handelsnaam van de 15 à 20 kilometer verderop gelegen Iets Anders Barbecue-Bar-Bistro. Naar het oordeel van de kantoorrechter is dit terecht. Door de handelsnaam kan wel verwarring ontstaan, althans is deze te duchten bij het publiek.

“ 4. (…) Het kenmerkende gedeelte “Iets Anders” identificeert de onderneming, maar juist omdat het beschrijvende gedeelte enigszins verschilt bij beide handelsnamen, maar wel betrekking heeft op horeca-gelegenheden waar zowel een maaltijd als een vloeibare consumptie genoten kan worden, is te duchten dat bij het publiek verwarring ontstaat dat het vestigingen betreft van één onderneming Iets Anders, waar de accenten van hetgeen daar genuttigd kan worden anders liggen, temeer daar beide ondernemingen op betrekkelijk korte afstand van elkaar, niet meer dan 20 kilometer, in dezelfde regio Twente gevestigd zijn.”

Het eerste feitelijke gebruik komt toe aan eiser, hoewel de begindata zo dicht bij elkaar liggen dat de kantonrechter niet uitsluit dat bij het KvK-onderzoek door gedaagde de naam van eiser niet naar voren is gekomen omdat die nog niet administratief verwerkt was.

Gedaagde moet de handelsnaam binnen twee weken wijzigen en, gelet op de uitgebreide advertentiecampagne, deze wijziging ook publiceren in de zaterdageditie van de Twentse Courant/Tubantia. Gedaagde moet eveneens de, niet gematigde, proceskosten van eiser betalen: € 11.822,59. Tegen de beschikking is geen hoger beroep ingesteld.

Lees de beschikking hier.