Handelsnaamrecht  

IEF 4139

Hebbedingen

wanna.gifRechtbank Utrecht, 8 juni 2007, KG ZA 07-387. Wannahaves B.V. tegen Wannahaves Support Breukelen B.V. (met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).

Merken- en handelsnaamrecht. Wannahaves Support maakt inbreuk op merk- en handelsnaamrechten van Wannahaves. Verwarring door verband met bekend merk: inbreuk sub b. Matiging proceskosten.

In het vonnis wordt niet aangegeven waarvoor de merken van eiseres en gedaagde zijn ingeschreven, de voorzieningenrechter geeft alleen aan waar de merken voor worden gebruikt. Wannahaves is houdster van het Benelux woordmerk WANNAHAVES. Zij gebruikt het merk ter ontwikkeling van een multimedia lifestyle concept voor mannen tussen de 18 en 34 jaar, en onder meer kort gezegd voor het aanprijzen van gadgets en maakt daartoe onder meer gebruik van het televisieprogramma met de naam “Wannahaves”, een tijdschrift, internet en mobiele diensten. Gedaagde heeft een woord- en een beeldmerk (zie onderste afbeelding) en gebruikt de merken WANNAHAVES SUPPORT en DE WANNAHEBBIES voor het verkopen van op CD’s ingesproken kinderverhalen, met bijbehorende kartonnen kaarten.

De rechter leidt daar uit af dat zowel de aard als de bestemming van de producten nogal van elkaar afwijken. Maar omdat het merk WANNAHAVES een bekend merk is, nu dit niet door gedaagde betwist is, overweegt de rechter: “In het licht hiervan en van het feit dat eiseres haar merk gebruikt voor zeer uiteenlopende zaken (van gadgets tot reizen) en het merk begripsmatig gezien geen beperking kent ten aanzien van hetgeen daaronder kan worden aangeboden (Het betekent letterlijk: hebbeding), staan deze afwijkingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in de weg aan het aannemen van een zekere, weliswaar geringe, mate van soortgelijkheid.”(4.6)

Het verweer dat Wannahaves als gewoon zelfstandig naamwoord moet worden beschouwd gaat volgens de voorzieningenrechter niet op gelet op de inburgering van het merk. Ook is niet gesteld of gebleken dat Wannahaves ten tijde van het deponeren van het merk door Wannahaves reeds een bestaand (Engelstalig) zelfstandig naamwoord was.

De gelijkenissen in de auditieve, visuele en begripsmatige zin tussen de merken van partijen (ook tussen WANNAHAVES en WANNAHEBBIES) acht de voorzieningenrechter groot.

“De conclusie van het voorafgaande is dat door het gebruik van de merken van gedaagde bij het publiek verwarring kan ontstaan in die zin dat het publiek een verband kan veronderstellen tussen de merken van partijen. Dit betekent dat de vordering van eiseres voor zover deze strekt tot het verbieden van het gebruik van deze merken en andere met het merk van eiseres overeenstemmende tekens, op grond van een bepaalde in artikel 2.20 lid 1 sub b voor toewijzing in aanmerking komt.”(4.14)

De handelsnaam Wannahaves komt voor bescherming van de Handelsnaamwet in aanmerking, nu het woord niet louter beschrijvend van aard is en de bescherming van de handelsnaam niet leidt tot monopolisering van de taal. Het dominerende bestanddeel van de handelsnamen van gedaagde is Wannahaves. Er is volgens de voorzieningenrechter sprake van gevaar voor verwarring. De voorzieningenrechter acht het billijk om de werkelijke proceskosten met éénderde deel te verminderen omdat het gebruik van het merk door gedaagde beperkt is gebleven en zij direct na de sommatiebrief het gebruik van de domeinnaam heeft gestaakt en gestaakt heeft gehouden.

Lees het vonnis hier.

IEF 4135

Coöperatieve inbreuk

sbr.gifRechtbank Amsterdam 23 mei 2007, LJN: BA6820: Subaru c.s. tegen Coöperatie Cosis.

Uitleg van tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Gebruik handelsnaam, beeld- en woordmerken in strijd met overeenkomst. Auteursrechtinbreuk door plaatsen van foto’s van Subaru’s personenauto’s op website.

Cosis, een coöperatie die wordt gevormd door diverse leden, waaronder ex-dealers van Subaru, presenteert zich als zijnde gespecialiseerd in Subaru. Op 4 juli 2003 is er een vaststellingovereenkomst tussen partijen gesloten. Subaru vordert onder meer een verklaring voor recht dat Cosis door gebruik van de naam ‘Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru’ en de Subaru-merken de vaststellingovereenkomst overtreedt en maakt aanspraak op contractuele boetes.

Het hanteren van de aanduiding ‘Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru’ wordt aangemerkt als handelsnaamgebruik: ‘Op het moment dat de aanduiding “Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru” zowel in het briefhoofd staat vermeld, direct gevolgd door adres en internetgegevens, als onderaan de prijslijst, eveneens direct gevolgd door adresgegevens, zal de gemiddelde geadresseerde dit als handelsnaamgebruik opvatten en niet slechts als beschrijving van de (handels)activiteiten/werkelijke hoedanigheid van de leden van Cosis. Dat de brief is ondertekend met Coöperatie Cosis zonder toevoeging “Specialisten in Subaru” doet hieraan geen afbreuk. Evenmin als de verdere inhoud van de brief en/of het persbericht.’ (r.o. 4.8). Cosis is jegens Subaru tekortgeschoten in de nakoming van artikel 1 van de vaststellingovereenkomst.

Voor wat betreft de daardoor verschuldigde boete oordeelt de Rechtbank dat het aantal overtredingen niet afhankelijk is van het aantal verzonden brieven waaruit een mailing bestaat (50 verzonden brieven). In dit geval is volgens de Rechtbank sprake van twee overtredingen omdat de naam Cooperatie Cosis Specialisten in Subaru twee keer in de mailing voorkomt (r.o. 4.10).

Met betrekking tot een onder Subaru-rijders door Cosis verspreide brochure waarin beeld- en woordmerken van Subaru worden gebruikt, oordeelt de Rechtbank (verwijzend naar BMW/Deenik) dat het de vraag is of de brochure de ongeoorloofde indruk heeft gewekt dat er een commerciële band bestaat tussen Cosis en Subaru. Daarvoor acht de Rechtbank de volgende omstandigheden van belang:

‘a. Cosis maakt in de brochure zowel gebruik van het beeldmerk van Subaru c.s. (ovaal met zes sterren) als van het woordmerk SUBARU. In het algemeen zal beeldmerkgebruik naast woordmerkgebruik tot het oordeel leiden dat de indruk wordt gewekt van het bestaan van een commerciële band.

b. Cosis maakt in de brochure reclame voor nieuw op de markt gebrachte auto's en spreekt over een introductieshow. In zijn algemeenheid worden nieuw geïntroduceerde automodellen van een bepaald merk veeleer bij officiële dealers aangeboden. Dit brengt mee dat bij potentiële klanten sneller de indruk wordt gewekt dat de brochure afkomstig is van Subaru c.s. of van aan haar gelieerde ondernemingen.

c. In de brochure is een lijst met namen, adresgegevens en telefoonnummers van Cosis-leden opgenomen. Mede nu het als onvoldoende betwist ervoor moet worden gehouden dat een groot aantal van de in deze lijst vermelde leden vroeger wel officiële Subaru-dealers zijn geweest en sommige leden ook officiële dealers zijn van andere merkauto's, kan deze lijst een indruk wekken van een landelijk dealernetwerk, en kunnen potentiële klanten eerder in de veronderstelling komen te verkeren dat de brochure afkomstig is van een aan Subaru c.s. gelieerd aantal dealers.

d. In de brochure is gebruik gemaakt van de kleurencombinatie blauw/geel. Door Cosis is niet betwist dat deze kleuren tot medio 2003 kenmerkend zijn geweest voor de Subaru-dealerorganisatie. Dat dit mogelijk niet van begin af aan het geval is geweest, doet hieraan niet af Dat de kleurencombinatie blauw/geel verder niet als merk is gedeponeerd doet niet eraan af dat het gebruik maken van deze kleurencombinantie één van de elementen kan zijn die meebrengen dat bij het publiek de indruk kan ontstaan dat zij van doen heeft met een aan Subaru c.s. gelieerde onderneming.’

De Rechtbank komt tot het oordeel dat Cosis met de brochure de indruk kan wekken dat er een commerciële band bestaat. Aldus handelt Cosis in strijd met artikel 4 van de vaststellingovereenkomst (r.o. 4.17).

Met betrekking tot de gestelde auteursrechtinbreuk oordeelt de Rechtbank dat de foto’s, waarop diverse Subaru personenauto’s al rijdend en in een landschappelijke omgeving zijn te zien, auteursrechtelijk beschermd zijn. ‘De auto’s zijn niet op een gebruikelijke wijze maar op een originele manier vanuit een specifiek gekozen perspectief gefotografeerd waarbij door de maker van de foto’s keuzes zijn gemaakt ten aanzien van bijvoorbeeld de setting waarin de foto’s zijn geplaatst en de belichting.’ Nu als onbetwist vaststaat dat Cosis deze foto’s zonder toestemming van Subaru op haar website heeft geplaatst en openbaar gemaakt, maakt Cosis inbreuk op de auteursrechten van Subaru (4.25).

Volgt forfaitaire kostenveroordeling (de zaak is aangebracht vóór de handhavingsrichtlijn).

Lees het vonnis hier

IEF 4112

Pauliana

Rechtbank Utrecht 23 maart 2007, LJN: BA6272. Curator tegen PK Beheer B.V.

Paulianeuze handeling door verkoop van intellectuele eigendomsrechten. Curator vernietigt met succes verkoopovereenkomst. Gedaagde schadeplichtig.

PK Beheer houdt de meerderheid van de aandelen in uitgeverij Het Autoblad. Het Autoblad verkoopt op 6 juni 2005 aan PK Beheer ‘de intellectuele eigendomsrechten en handelsnamen, goodwill, klantenbestand, telefoon- en faxnummers’ voor € 17.255 incl. BTW. Op 28 december 2005 zijn de ‘beeld- en merkrechten van de uitgeverij inclusief de internetdomeinnaam’ getaxeerd op een bedrag van € 39.865 incl. BTW. PK beheer onderhandelt medio december 2005 over de doorverkoop met Trader Media, waarbij bedragen van € 100.000 en € 250.000 voor de overdracht zijn genoemd. PK Beheer verkoopt uiteindelijk op 20 januari 2006 de activa door aan Becedef voor de getaxeerde waarde. Op 25 januari 2006 wordt Het Autoblad in staat van faillissement verklaard.

De curator vordert betaling van € 250.000 van PK Beheer. Hij legt daaraan ten grondslag dat de rechthandeling waarbij Het Autoblad aan PK Beheer de activa heeft verkocht een paulianeuze transactie betreft, waarvan hij ook de nietigheid heeft ingeroepen.

De Rechtbank oordeelt dat hiervan sprake is. Het enkele feit dat in het tweede kwartaal van 2005 niemand geïnteresseerd was in de overname van de activa, is onvoldoende om het wettelijke vermoeden van wetenschap van behandeling te weerleggen.

 

De taxatie nadien is hierbij van ook belang. De Rechtbank oordeelt dat PK Beheer hiervan heeft afgezien bij de verkoop van 6 juni 2005, maar dat daartoe in december 2005 wel opdracht is gegeven. PK Beheer heeft derhalve willens en wetens het risico genomen dat van een te lage waarde zou worden uitgegaan en dat met deze transactie crediteuren zouden worden benadeeld, aldus de Rechtbank. Voorts is de koopprijs van 6 juni 2005 de helft van het bedrag van taxatie, waartegen de rechten uiteindelijk op 20 januari 2006 aan Becedef zijn verkocht.

De hoogte van de schade is volgens de Rechtbank niet € 100.000 of € 250.000, omdat uit de stukken en hetgeen is gesteld onvoldoende kan worden afgeleid dat Trader Media die bedragen wilde betalen. De hoogte van de schadevergoeding wordt door de Rechtbank gesteld op de getaxeerde waarde van de activa, nl. € 39.865 incl. BTW.

Lees de uitspraak hier.

IEF 4061

Anti-Vandaal-Coating

grc.gifRechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. APP All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V., h.o.d.n. AZS Nederland Regio Zuid-Oost en Royal Floor Care B.V., h.o.d.n. Stone International. Eisers (door tussenkomst) in incident: Polysaccharide Industries AB en PSS Interservice AG (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)  

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na vervallen merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Eiser in incident Polysaccharide Industries (hierna: PSI) geeft de exclusieve Europese distributierechten op het product PSS20 (een coating waarmee gebouwen kunnen worden beschermd tegen o.a. graffiti) aan PSS Interservice AG (hierna: PSSI). Deze verleent de rechten voor de Benelux weer aan eiser (in conventie) APP All Remove (hierna: APP). De overeenkomst tussen PSSI en PSS wordt echter beëindigd, en daarmee verliest ook APP haar exclusieve distributierechten voor de Benelux. Deze rechten worden door PSSI gegeven aan gedaagde (in conventie) AZS.

Eerder had PSI het woordmerk PSS 20 al geregistreerd, welk merk echter inmiddels is vervallen. APP heeft voor de Benelux het woordmerk Anti-Vandaal-Coating “PSS 20” geregistreerd. Dit merk is nog wel geldig.

APP vordert, kort gezegd, dat AZS en Stone International wordt verboden uitlatingen te doen, waarbij onjuistheden of onwaarheden over haar worden verspreid. Zij doelt hiermee op de vermelding van referentieprojecten op de website van AZS, waarbij de indruk zou worden gewekt dat AZS deze projecten heeft uitgevoerd, terwijl deze in werkelijkheid zijn verricht door APP. Verder vordert APP het staken en gestaakt houden van het gebruik van (delen van) de merknaam en/of handelsnaam Anti-Vandaal-Coating PSS 20 door AZS. Zij doelt hiermee in wezen enkel op het gebruik van de naam PSS 20 door AZS.

In reconventie vorderen, kort gezegd, AZS en Stone International een verbod op het onrechtmatig inroepen van het merk Anti-Vandaal-Coating PSS 20 door APP. Het depot van APP zou te kwader trouw zijn verricht.

De rechtbank oordeelt dat met de geplaatste referentielijsten, alsmede een met e-mail die door AZS aan klanten is gestuurd, inderdaad onjuiste voorstellingen zijn gewekt bij de gemiddelde lezer, welke onrechtmatig moeten worden geacht jegens APP.

Voor wat betreft de vordering in reconventie oordeelt de rechtbank: “Iedere belanghebbende kan de nietigheid van de inschrijving van een merk, waarvan het depot te kwader trouw is verricht, inroepen binnen een termijn van vijf jaar (…). Nu de genoemde termijn ongebruikt is verstreken, is er sprake van een geldige inschrijving van het merk Anti-Vandaal-Coating PSS 20. (…) Aan het inroepen van een depot wegens te kwader trouw is door de Benelux-wetgever de beperking gesteld dat dit binnen een bepaalde periode dient te geschieden. Daarmee is niet verenigbaar dat dezelfde gedragingen die binnen die periode kwader trouw zouden hebben opgeleverd, na het verstrijken van die periode naar nationaal recht als onrechtmatige daad zouden kunnen worden aangemerkt met hetzelfde feitelijke gevolg, te weten dat de merkhouder de bescherming van het merk niet kan inroepen. Dat zou aan de beperking haar betekenis ontnemen.”

“Het gebruik van een merk dat door het verstrijken van de termijn niet meer kan worden nietig verklaard, kan wel nog worden verboden wegens strijd met andere rechten. Dergelijke rechten zijn gesteld noch gebleken.”

Aangezien APP een volledige proceskostenveroordeling heeft gevorderd, wordt het vonnis afgesloten met een niet-richtlijnconforme overweging: “Deze titel is evenwel van toepassing op procedures waarin de dagvaarding na 1 mei 1007 is uitgebracht. Nu in de onderhavige procedure de dagvaarding op 16 april 2007 is uitgebracht, zal de vordering tot een volledige kostenveroordeling worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.

IEF 4056

Om het lichaam te bedekken

Dept.jpgRechtbank Arnhem, 25 mei 2007, KG ZA 07-181. Dept B.V. en Thomas Johannes Maria Netten tegen Intres B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof).

Woordmerk DEPT beschikt niet of nauwelijks over onderscheidend vermogen en is niet ingeburgerd. Zwaartepunt ligt bij visuele gelijkenis. Geen handelsnaaminbreuk of onrechtmatig aanhaken. Moeders kopen kinderkleding.

Eisers zijn respectievelijk licentienemer en houder van het woordbeeldmerk DEPT, geregistreerd voor klasse 25: kledingstukken. Gedaagde, Intres, is houder van het (jongere) woordmerk GS DEPT. Dept verkoop onder de naam DEPT dameskleding. Intres brengt als retail service organisatie kinderkleding op de markt onder de naam GS DEPT, hetgeen volgens Dept inbreuk maakt op haar merk- en handelsnaamrechten. Bovendien zou Intres onrechtmatig aanhaken bij het succes van DEPT.

Soortgelijkheid waren

Intres bestrijdt dat de waren waarvoor DEPT is geregistreerd is (dameskleding) niet-soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk GS DEPT is geregistreerd (kinderkleding). De rechtbank is van mening dat de waren niet concurrerend, niet complementair en voor elkaar niet relevant zijn, maar toch "in enige mate soortgelijk zijn","omdat dameskleding en kinderkleding worden gebruikt om het lichaam te bedekken" en omdat "De bestemming - het doelpunbliek- vrouwen resp. ouders, voor een groot deel overlappend is, omdat kinderkleding in het algemeen door vmoeders wordt gekocht."

Overeenstemming tekens

Ter zitting is gebleken dat het woord “dept” (Engelse afkorting voor: “departement store”) in zwang is geraakt als opdruk van kleding. Voordat Dept in 1997 haar beeldmerk DEPT registreerde, was er  echter al een aantal kledingmerken ingeschreven met daarin het woord “dept” en bovendien heeft Intres een groot aantal voorbeelden getoond, waarin het woord “dept” als opdruk (...) is geplaatst, of als label, zonder dat hieraan een merk ten grondslag ligt. Dit betekent dat het woord “dept” als woord voor kleding niet of nauwelijks onderscheidend vermogen heeft. Tevens is er onvoldoende intensief gebruik van het woord DEPT gemaakt om te kunnen spreken van verkregen onderscheidend vermogen door inburgering.

“Fonetisch en begripsmatig is er gelijkenis tussen met woord “dept” in merk ten teken, maar dat weegt niet zwaar in de totaalindruk, omdat hiervoor is overwogen dat aan dit woord niet of nauwelijks onderscheidend vermogen toekomt. Het zwaartepunt ligt daarom bij de toets naar de mate van visuele gelijkenis. Die gelijkenis is er onvoldoende, omdat het woordbeeldmerk DEPT in de grafische vorm zoals ingeschreven, zo afwijkt van het teken GS DEPT, geschreven in de voor de inschrijving gebruikte neutrale letter, dat het in aanmerking komende publiek, gegevens de beperkte makte van soortgelijkheid van de waren, niet in verwarring wordt gebracht omtrent de herkomst van de verschillende waren. (...) Een en ander leidt tot de conclusie dat Intres geen merkinbreuk heeft gepleegd op het woordbeeldmerk DEPT.”

Handelsnaam

DEPT is beschrijvend en "op kleding reeds gemeengoed", waardoor het gebruik van het woord in de handelsnaam (thans) geen beschermende werking (meer) biedt. Onrechtmatig aanhaken wordt niet aangenomen, waarbij de rechtbank wederom verwijst naar het gemis aan onderscheidend vermogen van het woord DEPT.

Lees het vonnis hier.

IEF 3934

Visitekaartje

wcm.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 8 mei 2007, \KG ZA 07-302. Wacom Civiel Technisch Ingenieursbureau B.V. tegen Omtzigt (Hodn Wacom Wegenbouwkundig Adviesbureau).

Rechtsverwerking in handelsnaamgeschil. 

Gedaagde Omtzigt is in 1993 wegenbouwkundig advieswerk gaan verrichten onder de naam Wacom wegenbouwkundig adviesbureau. In 1999 is Omtzigt in dienst getreden van Van der Werff Wegenbouw, een onderneming die gelieerd is aan eiser Wacom CTI. In 2006 is Omzigt uit dienst getreden en sindsdien is Omtzigt werkzaam onder de naam Wacom Civieltechnisch Adviesbureau (Wacom CTA). In dit kader gebruikt hij de domeinnaam www.wacom-cta.nl.

Wacom CTI  beroept zich op artikel 5 Hnw en vordert staking van het gebruik van de handelsnaam en de domeinnaam. De voorzieningenrechter kan zich vinden in deze eis.

“Vast staat dat Omtzigt volledig op de hoogte was van de door Wacom CTI in 2002 nieuw gekozen handelsnaam Wacom civieltechnisch ingenieursbureau (Wacom CTI). In dit verband is veelzeggend dat Omtzigt gebruik maakte van visitekaartjes, waarop zijn naam en de handelsnaam van Wacom CTI was vermeld, en er dus aan meewerkte dat Wacom CTI onder die handelsnaam aan het handelsverkeer deelnam. Dat Omtzigt zich tegen het gebruik van de handelsnaam heeft verzet, blijkt uit niets. De voorzieningenrechter vindt het daarom aannemelijk dat het gebruik heeft plaatsgevonden met toestemming van Omtzigt. Onder die omstandigheden moet vooralsnog worden geoordeeld dat Omtzigt het recht heeft verwerkt zich jegens Wacom CTI op zijn oudere handelsnaam te beroepen. Nu voorts aannemelijk is dat de handelsnamen tot verwarring van de ondernemingen van partijen bij het publiek kunnen leiden, dient de vordering van Wacom CTI tot staking van het gebruik van de handelsnaam en de domeinnaam te worden toegewezen.” (4.5)

Lees het vonnis hier.

IEF 3896

Implementatie handhavingsrichtlijn

Let op: Vandaag treedt in werking de Wet van 8 maart 2007 tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankenwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaaden plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195).

Lees alle wijzigingen hier nog eens na in Stb 2007, 108.

IEF 3880

Met ABS (HB)

ABS.gifGerechtshof Amsterdam, 19 april 2007. B.V. International Business Seminars tegen de Universiteit van Amsterdam (met dank aan Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan).

Beschikking in hoger beroep op artikel 6 Hnw-verzoek. Geen handelsnaam nu de UvA de Amsterdam Business School als dienst  aanbiedt. Richtlijnconforme proceskostenveroordeling van het Hof Amsterdam in een verzoekschriftprocedure.

De UvA handhaaft in hoger beroep haar verweer dat zij de woorden Amsterdam Business School niet gebruikt als handelsnaam, maar gebruikt ter onderscheiding van bepaalde onderwijsdiensten. Het Hof volgt het oordeel van de kantonrechter dat Amsterdam Business School als dienst wordt aangeboden door de UvA. Nu IBS een verzoek heeft ingesteld tot wijziging van een handelsnaam en er van de zijde van UvA dus geen sprake is van een handelsnaam, is het verzoek volgens het Hof gedoemd te stranden.

Interessant is de tweede grief die de UvA heeft gericht tegen de door de kantonrechter uitgesproken proceskostenveroordeling. Het gerechtshof verklaart artikel 14 van de handhavingsrichtlijn onder andere van toepassing op procedures krachtens artikel 5 van de Handelsnaamwet. Het is bovendien van oordeel dat een richtlijn conforme interpretatie met zich meebrengt dat in de onderhavige zaak IBS in beginsel in de volledige proceskosten van UvA dient te worden veroordeeld. Een dergelijke interpretatie is niet contra legem. Het Hof verklaart dat artikel 14 Handhavingsrichtlijn geen onderscheid maakt tussen een verliezende of een winnende eiser, evenmin tussen een dagvaardings- of een verzoekschriftprocedure.

Het hof bekrachtigt  de beschikking van de kantonrechter met uitzondering van de gedeeltelijke afwijzing terzake van proceskosten, welke gedeeltelijke afwijzing wordt vernietigd. Het Hof veroordeelt IBS in de resterende kosten van de procedure in eerste aanleg en de volledige kosten van de procedure in hoger beroep.

Lees de beschikking van het hof hier. Eerder bericht + beschikking kantonrechter: IEF 2993 (1 december 2006).

IEF 3841

Eigen risico

drkrvr.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Groningen , 20 april 2007, LJN: BA3456. Steve Sweet Holding B.V. (Darkraver) tegen Gedaagde.

Registratie van de domeinnaam maakt inbreuk op het handelsnaamrecht en de merkrechten van (DJ) Darkraver oplevert. Dat de domeinnaam in het onderhavige geval ouder is dan het woord- en beeldmerk doet hier niet aan af

Eiser Darkraver is sinds 1994 (internationaal) actief als DJ, heeft een eenmanszaak onder de naam Darkraver en heeft verschillende cd’s uitgebracht.  Darkraver is licentiehouder van het Benelux  woordmerk '200% THE DARKRAVER' uit 1997. Gedaagde heeft in juni 2006 de domeinnaam 'darkraver.eu' geregistreerd en biedt deze te koop aan. Darkraver heeft in 2007 het Benelux woordmerk en het Benelux beeldmerk  'DARKRAVER'  geregistreerd.De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van inbreuk.

“Immers, nu gedaagde zich op het internet onder de domeinnaam 'darkraver.eu' tot het publiek wendt kan daardoor verwarring worden veroorzaakt bij personen en organisaties die in Darkraver geinteresseerd zijn en informatie over Darkraver op het internet zoeken. Dit klemt te meer nu de domeinnaam als extensie '.eu' heeft en Darkraver met zijn optredens ook internationaal actief is. Nu gedaagde inbreuk maakt op voornoemde handelsnaam is er sprake van onrechtmatig handelen jegens Darkraver.”(6.3)

“De door gedaagde in 2006 geregistreerde domeinnaam is eveneens identiek aan het woordmerk van Darkraver, als ook aan het woord in zijn beeldmerk. De voorzieningenrechter is van oordeel dat gedaagde de bewuste domeinnaam zonder geldige reden (in het economische verkeer) gebruikt. Zo heeft gedaagde geen onderneming of product met een dergelijke naam en is hij -zo is ter zitting gebleken- ook niet voornemens een onderneming onder die naam te gaan voeren. Dit verklaart naar zeggen van gedaagde ook de reden dat hij de domeinnaam 'darkraver.eu' via internet te koop heeft aangeboden.

Daarentegen wordt Darkraver door de onderhavige domeinregistratie belemmerd in haar bedrijfsvoering, omdat zij daardoor niet in staat is haar handelsnaam en woordmerk als domeinnaam te laten registreren, althans niet met de extensie 'eu'. Ook hier geldt dat personen en organisaties na het intypen van het woordmerk van Darkraver de website van gedaagde te zien krijgen, waardoor verwarring kan ontstaan omdat zij in de veronderstelling verkeren dat de bewuste website van Darkraver is.

Het voorgaande betekent dat gedaagde door registratie van de domeinnaam 'darkraver.eu' tevens inbreuk maakt op de merkrechten van Darkraver als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 onder c en d Beneluxverdrag intellectuele eigendom. Dat de domeinnaam in het onderhavige geval ouder is dan het woord- en beeldmerk doet hier niet aan af. Daartoe wordt overwogen dat gedaagde voorafgaande aan het depot van deze merken niet daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de bewuste domeinnaam. Ook van de op de website vermelde 'future usage' door gedaagde is het niet gekomen.

Het feit dat gedaagde geen (daadwerkelijk) gebruik van de domeinnaam heeft gemaakt maakt evenmin uit: reeds de enkele registratie en het te koop aanbieden van de domeinnaam is gebruik in het economisch verkeer, welk gebruik inbreuk op merkrecht kan opleveren. Dat gedaagde ten tijde van de domeinregistratie en tot deze procedure niet bekend was met het feit dat er al een onderneming onder die naam gedreven werd komt voor zijn risico.” (6.4)

De voorzieningenrechter acht het ongeloofwaardig dat gedaagde geen enkel verzoek tot overdracht van de domeinnaam van de zijde van Darkraver zou hebben ontvangen, waardoor het uiteindelijk tot dit kort geding is gekomen, en veroordeelt de gedaagde de domeinnaam over te dragen en, richtlijnconform, de gespecificeerde proceskosten van eiser te betalen.   

Lees het vonnis hier.