Verhoogde kostenfactor publieke radiozenders in Nationaal Luisteronderzoek
Rechtbank Amsterdam 29 oktober 2014, IEF 14626 (E-Power en Omroep Reclame Nederland c.s. tegen Stichting Radio Advies Bureau)
Uitspraak ingezonden door Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen. Als randvermelding. E-Power is de landelijke advertentieverkooporganisatie van regionale commerciële radiozenders, ORN van publieke radiozenders. Stichting RAB coördineert al jaren het Nationaal Luister Onderzoek. ORN vordert vernietigbaarheid van de besluitvorming van de vergadering van deelnemers voor zover daardoor op ORN een factor 2,5 respectievelijk 2 moet bijdragen in de kosten van NLO. De vordering wordt afgewezen.
4.5. RAB c.s. heeft aangevoerd dat deze kostenverdeling niet is gebaseerd op het uitgangspunt 'de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten' maar op liet principe van een gelijke verdeling van de kosten over de radiozenders. Een grote landelijke zender als Radio 3 FM betaalt dus dezelfde vaste basisbijdrage als een kleinere zender zoals Radio 6. Zij stelt dat de kostenverdelingsstructuur al vanaf de start van het NLO hetzelfde is en dat daarin alleen wijziging is gebracht doordat bij het besluit een variabel deel van de bijdrage is geïntroduceerd, gebaseerd op luisterdichtheid. RAB cs, wijst erop dat, op verzoek van de regionale zenders, de luistercijfers worden gemeten in negen gewesten. Deze verdeling in gewesten is voor landelijke omroepen niet noodzakelijk omdat zij slechts geïnteresseerd zijn in een landelijk representatief cijfer zodat het niet nodig is om voor elk gewest afzonderlijk een representatieve onderzoeksgroep te formeren (ten behoeve van het verkrijgen van representatieve regionale cijfers). (...)
4.6. De rechtbank is van oordeel dat ORN c.s., tegenover de gemotiveerde betwisting door RAB c.s. onvoldoende heeft aangevoerd om te kunnen oordelen dat de krachtens het besluit geldende kostenverdeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het enkele feit dat het gebied waarin de luistercijfers worden gemeten bij een landelijke verkooporganisatie van regionale omroepen globaal even groot is als dat van een landelijke zender, is daartoe niet voldoende. Daarmee miskennen E-Power en ORN immers dat voor de uitvoering van het onderzoek (en de daarmee verbonden kosten) een landelijke verkooporganisatie van 14 respectievelijk 13 regionale zenders, die in totaal in 40 respectievelijk 49 gewesten worden gemeten, niet gelijk kan worden gesteld met één landelijke zender die in 9 gewesten wordt gemeten. Weliswaar is het gebied waarbinnen de luistercijfers worden gemeten globaal even groot bij een landelijke verkooporganisatie van regionale omroepen als bij een landelijke zender (namelijk heel Nederland) maar het onderzoek zelf (meting in 40 gewesten versus meting in 9 gewesten) is niet hetzelfde ORN c.s. neemt - m de woorden van RAB c.s. - meer gegevens af dan een landelijke zender. (...)
4.8. ORN cs. heeft onbetwist gesteld dat er geen (door adverteerder geaccepteerd) alternatief is voor het NLO, en dat zij - als zij wilde blijven deelnemen aan het NLO - wel moest overgaan tot ondertekening van de Participatieovereenkomst. Verder staat vast dat RAB c.s. ten tijde Van de ondertekening van de Participatieovereenkomst op de hoogte was van het feit dat ORN cs. een andere kostenverdeling voorstond. Dit een en ander maakt evenwel nog niet dat sprake is van misbruik van omstandigheden. Voor vernietiging is immers slechts plaats indien er misbruik wordt gemaakt van de afhankelijke positie van de wederpartij. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, aangezien de kostenverdeling bij rechtsgeldig besluit is vastgesteld, en niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.