Geen causaliteit tussen uitlatingen over erotisch feest en schade
Vzr. Rechtbank Den Haag, 8 april 2015, IEF 14926; ECLI:NL:RBDHA:2015:5325 (Erotische feesten)
Mediarecht. Onrechtmatige publicaties. Zowel gedaagde als eisers organiseren in april een erotisch feest. Gedaagde heeft zich via een emailbericht uitgelaten over (het feest van) eisers. De vordering van eisers tot rectificatie wordt afgewezen. Bij een aantal uitlatingen is geen sprake van causaliteit tussen de uitlatingen en de gestelde (dreigende) schade (minder bezoekers). Niet wordt ingezien waarom de andere uitlatingen onrechtmatig zouden zijn en ook een nadere onderbouwing van de schade ontbreekt.
3.2. Eisers hebben ter zitting het – volgens hen ongewenste – gedrag van gedaagde beschreven met name inhoudende het dwingen van mensen tot zaken die zij niet willen, het uiten van bedreigingen en het zwart maken van mensen. Nu gedaagde de stellingen van eisers heeft betwist, kan niet van de juistheid hiervan worden uitgegaan. Om hun betoog te onderbouwen, hebben eisers namelijk verwezen naar diverse producties met emailwisselingen, maar het is de voorzieningenrechter niet duidelijk tussen welke personen de berichten worden gewisseld, over wie en waarover de gesprekken gaan en wat met de inhoud van de tekst wordt bedoeld. Overigens ontgaat de voorzieningenrechter ook de relevantie hiervan voor het gevorderde, te weten rectificatie van een viertal specifieke uitlatingen in het bericht van 2 maart 2015.
3.3. Daaromtrent wordt voorop gesteld dat bij twee uitlatingen is gesteld noch gebleken dat er sprake is van causaliteit tussen deze uitlatingen en de door eisers gestelde (dreigende) schade, te weten minder bezoekers op het door hen georganiseerde feest. Op de eerste plaats wordt niet ingezien wat de uitlatingen over de recensies over park 118 van doen hebben met het door eisers georganiseerde feest. Ditzelfde geldt voor de uitlatingen over de Mayfair, nu blijkens de aankondiging het feest op een andere locatie plaatsvindt. Overigens stellen eisers slechts dat de uitlatingen daarover niet juist zijn, maar hebben zij nagelaten om te concretiseren wat er onjuist is aan de feitelijke beschrijving van de indeling van de locatie. Dit kan derhalve niet worden beoordeeld, nog daargelaten of een onjuiste mededeling hieromtrent zonder meer als onrechtmatig jegens eisers kan worden aangemerkt. Verder is de opmerking dat een locatie ergens niet geschikt voor is, geen feitelijke vaststelling die juist of onjuist kan zijn, maar een mening. Het uiten daarvan kan, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet als onrechtmatig jegens eisers worden aangemerkt.
3.4. Wat betreft de overige uitlatingen wordt overwogen dat er volgens eisers sprake is van onrechtmatigheid omdat de uitlatingen onwaar zijn en zij hiermee zwart worden gemaakt. Zij motiveren dit echter door te verwijzen naar wat gedaagde volgens hen met zijn stellingen impliceert en welke suggestie hij ermee wekt. De voorzieningenrechter begrijpt dat eisers menen dat in het bericht van 2 maart 2015 de indruk wordt gewekt dat zij Sexy Susi (onder druk) hebben beïnvloed om niet op het feest van gedaagde te verschijnen. De tekst over de advertenties op de website sexjobs.nl suggereert volgens eisers dat zij oneigenlijk gebruik hiervan zouden maken en dat zij mensen misleiden. Dit is echter niet wat in het bericht staat vermeld. Hierin staat dat eiser sub 1 Sexy Susi naar hem heeft over gehaald en gezien de tekst van de aankondiging van het feest moet vastgesteld worden dat eiser sub 1 Sexy Susi inderdaad bereid heeft gevonden om op 22 april op het feest van eisers te verschijnen. Verder wordt vermeld dat gedaagde eiser sub 1 ervan verdenkt (advertenties van) anderen op de website sexjobs.nl omhoog te plaatsen. Uit hetgeen door beide partijen is gesteld, blijkt echter dat op de website sexjobs.nl eenieder advertenties omhoog kan plaatsen, nu deze site daar de mogelijkheid voor biedt. Wat daar oneigenlijk of misleidend aan zou zijn, is niet nader toegelicht, zodat niet wordt ingezien waarom de uitlating hierover onrechtmatig zou zijn.
3.5. Eisers hebben gezien het vorenstaande onvoldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. Daar komt nog bij dat enige nadere onderbouwing van de schade die volgens eisers dreigt te ontstaan ontbreekt, zoals gedaagde terecht heeft opgemerkt. Het gevorderde is derhalve niet voor toewijzing vatbaar. De overige weren van gedaagde kunnen dan ook onbesproken blijven.