DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 12551

Geen rode zool in Nederland

B. Kist, 'Geen rode zool in Nederland', NRC 10 april 2013.

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever BV.

Sarah Jessica Parker en Scarlett Johansson dragen ze, om maar een paar sterren te noemen. De schoenen met de rode zool van ontwerper Christian Louboutin zijn populair. Althans bij vrouwen die zich kunnen veroorloven om 500 tot 4.000 euro neer te tellen voor een paar hoge hakken.

Waarom niet een graantje meepikken, vroeg de Nederlandse schoenenwinkel Van Haren zich af,en introduceerde een pump met rode zool. Niet met de exclusieve uitstraling van een Louboutin, maar wat  wil je voor €39,90!

De nieuwe ‘Van Haren’ is het modehuis niet ontgaan.Op 28 maart spande Louboutin een rechtszaak aan tegen de schoenenketen. Daarbij beriep het bedrijf zich op eenopvallende merkregistratie; een claim op het gegeven ‘rode zool onderschoen met hoge hak’. In 2012 gebruikte Louboutin dit merk al in de VS tegen Yves Saint Laurent, die ook schoenen met rode zolen verkocht. De Amerikaanse rechter bepaalde toen echter dat de merkenclaim van Louboutin zich beperkt tot pumps waarbij de kleur van de schoen contrasteert met de rode zool [red. zie eerder op IE-Forum.nl]. Dus tegen de totaal rode schoenen van YSL kon Louboutin niets ondernemen. Maar bij de zwarte en blauwe schoenen van Van Haren is dat contrast er wel. De uitspraak wordt verwacht op 18 april.

Bas Kist

IEF 12543

Algemeen Overleg Tabaksproductenrichtlijn en plain packaging

Verslag van het AO EU-Voorstel: Richtlijn Tabaksproducten COM (2012)788, Kamerstukken II, 2012/13, 33 522, nr. 4.

吸煙引致肺癌 Smoking causes lung cancer / SML.20120928.IP3Merkenrecht. Plain packaging. Consensus over tabaksontmoedigingsbeleid: reclameverbod, prijsbeleid via accijnsheffing, ondersteuning bij het stoppen met roken, voorlichting aan jongeren en hun ouders en een rookverbod in openbare ruimten.

Rutte: Met de richtlijn wordt ook een heel ernstige inbreuk op het merkenrecht gedaan. Dat leidt tot een ongekend precedent. Welke ongezonde producten zijn hierna aan de beurt? Ik denk aan wijn, aan frituurvet. Ik ga nog even door. De enge plaatjes worden verplicht omdat ze in sommige landen al verplicht zijn. Die redenering is wat ons betreft fout. Wij hebben hierbij immers te maken met een richtlijn, niet met een verordening. In een richtlijn gaat het om het minimumniveau. Er zullen dus verschillen mogelijk blijven. Als wij deze redenering zouden volgen, zou deze richtlijn ertoe leiden dat over vijf jaar verplicht alsnog plain packaging wordt ingevoerd. Dat lijkt ons geen goede zaak. In de richtlijn worden verder onacceptabel hoge eisen gesteld aan «track and trace»-systemen. Gelukkig heeft de staatssecretaris dat zelf ook al gesteld. Wij vrezen dat industrie, handel en overheid nodeloos op kosten worden gejaagd.

Staatssecretaris Van Rijn: We mogen constateren dat er veel consensus is over de beweegredenen voor het tabaksontmoedigingsbeleid. Roken is ongezond. Tabak is een schadelijk product en werkt verslavend, en dat geldt zeker voor jongeren. Hoe jonger iemand begint met roken, hoe moeilijker het is om ermee te stoppen. De meeste rokers beginnen jong. Uit Europees onderzoek blijkt dat 70% van de rokers met roken begint voor het bereiken van het 18de levensjaar en 94% voor het bereiken van het 25ste levensjaar. Los van alle emoties rondom het roken, die er ook moeten zijn, moeten wij ook onze zegeningen tellen: er is breed consensus over nut en noodzaak van een tabaksontmoedigingsbeleid. Dat beleid bestaat uit verschillende elementen: reclameverbod, prijsbeleid via accijnsheffing, ondersteuning bij het stoppen met roken, voorlichting aan jongeren en hun ouders en een rookverbod in openbare ruimten. Natuurlijk kun je verschillend denken over het tempo dat hierbij moet worden betracht en over de wetgeving op dit gebied. Laten wij elkaar daarbij respecteren, maar laten wij ook onze zegeningen tellen. Het grote doel van het tabakontmoedigingsbeleid is namelijk om te proberen jongeren te stimuleren tot het stoppen met roken en er in ieder geval niet aan te beginnen. Dat is in Nederland een belangrijk gegeven, waar wij trots op moeten zijn.

(...)

Ik noem als eerste een verdergaande harmonisatie van verpakkingen. In Europa zullen naast tekstuele waarschuwingen ook waarschuwingen door middel van foto's op de verpakking worden gezet. Ik heb bekeken hoe het in andere landen werkt. Laten we vaststellen dat het geen prettige foto's zijn. Als je die foto's ziet, vraag je je af of het wel nodig is dat die op producten worden geplaatst: wat is daar nou het effect van? Tegelijkertijd is het ongemakkelijke gevoel dat je bij die foto's hebt, misschien wel precies de beoogde werking ervan.

(...)

Mevrouw Hilkens vroeg ook naar plain packaging. Er zijn aanwijzingen dat generieke verpakkingen het product minder aantrekkelijk maken, zeker als dit wordt gecombineerd met de waarschuwingsfoto. Misschien vallen die foto's dan nog meer op. Tegelijkertijd moet je ook bij deze maatregel een afweging maken tussen het voordeel van het een en het nadeel van het ander. Het lijkt mij best goed dat er ook ruimte is om zaken zoals het merk en de inhoud te laten zien. Ook moeten er voor de douane aanwijzingen op de verpakkingen staan die tracking and tracing mogelijk maken. Ik meen dat er nu een compromis is gevonden: 30% ruimte. Er is dan voldoende ruimte voor de foto's. Nu wordt nog niet helemaal overgestoken naar de combinatie van foto's en plain packaging. Ook dat moeten wij in de komende periode gaan volgen om te bezien of dat nog effectiever kan zijn. We weten er nu nog te weinig van om dat maar meteen te combineren. Ik zal die ontwikkelingen op de voet volgen.

(...)

Het reclameverbod is geregeld. Als de transacties via het internet toenemen, zullen we opnieuw moeten bekijken hoe wij het reclameverbod ook voor het internet kunnen realiseren. Het is echter verankerd in wet- en regelgeving en het geldt dus ook voor reclames op het internet. Al eerder is afgesproken om nog een keer met de Kamer te spreken over de boetebedingen die met het roken te maken hebben. Daarover ontvangt de Kamer van mij voorstellen.

IEF 12516

Listig behoud van ‘Het Achterhuis’

Bas Kist, 'Listig behoud van 'Het Achterhuis', NRC 29 maart 2013.

anne frank (2)

Kun je van een boektitel een merk maken? Het fonds dat de rechten op het dagboek van Anne Frank bezit, probeert het.

Het duurt niet zo heel lang meer en dan is het gedaan met de auteursrechten op Het Achterhuis, het dagboek van Anne Frank. Volgens de Nederlandse Auteurswet eindigen auteursrechten op de eerste januari na de 70ste sterfdag van de maker. Voor Het Achterhuis betekent dit dat de rechten op 1 januari 2016 aflopen. Vanaf die dag staat het iedereen vrij het werk op welke manier dan ook openbaar te maken of te publiceren.

Dat gaat ons niet gebeuren, moet het in Zwitserland gevestigde Anne Frank Fonds gedacht hebben. Het fonds, dat de rechten op Het Achterhuis bezit, ligt al jaren in de clinch met de Anne Frank Stichting, de Nederlandse beheerder van het Anne Frank Huis. De partijen ruziën voornamelijk over de Anne Frank-archieven en -rechten. Het moet voor de Zwitsers geen prettig idee zijn dat de Nederlandse tegenspeler straks ook Het Achterhuis kan exploiteren.

En dus verzon het fonds een list. Vooruitlopend op de dag dat Het Achterhuis definitief in het publieke domein zal vallen, deponeerde het fonds de naam ‘Het Achterhuis’ in juli 2011 als merk in het Benelux Merkenregister voor onder andere boeken, films en dvd’s. Een interessante zet, want anders dan het auteursrecht is een recht op een merk niet eindig. Wie zijn merkrechten elke 10 jaar netjes verlengt, heeft in principe een eeuwigdurend recht.

Het Anne Frank Fonds is niet de bedenker van deze kunstgreep. Dat is vermoedelijk uitgeverij Kluitman uit Alkmaar. Kluitman was jarenlang de uitgever van de kinderboekenserie Dik Trom van schrijver C. Joh. Kieviet. Toen de rechten op Dik Trom in 1982 na veel succesvolle jaren in het publieke domein vielen, begon Kluitman wild omzich heen te slaan en voerde hij verschillende juridische procedures [red. Arr. Rb. Haarlem 25 januari 1983] tegen de ‘nieuwe’ uitgevers van Dik Trom. Na een verloren zaak in maart 1982, maakte Kluitman zijn laatste troef bekend: hij had – al in 1978 – de naam Dik Trom als merk [red. voorbeeld] geregistreerd en liet nu onderzoeken of hij daarmee nieuwe Dik Trom-boeken kon verbieden.

Na berichten in de media ging de Tweede Kamer zich ermee bemoeien. Kamerleden vroegen of op deze manier niet een belangrijk kenmerk van het auteursrecht – de tijdelijkheid – werd gefrustreerd. En kan je überhaupt merkrechten krijgen op titels van boeken of namen van hoofdpersonen van werken die in het publieke domein zijn gevallen? Het antwoord van de verantwoordelijke minister in 1982 kwam erop neer dat dit aan een rechter voorgelegd moest worden [red. Aanhangsel van de Handelingen II, 1981/82, nr. 198, p. 391-392.]. Omdat Kluitman de zaak niet verder op de spits dreef, bleven de vragen onbeantwoord.

Maar misschien komt er binnenkort duidelijkheid over dit soort pogingen tot kunstmatige verlenging van rechten op boektitels. Het blijkt namelijk dat de merkregistratie van Het Achterhuis onlangs is geweigerd. Volgens het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom BBIE kan de titel van een boek geen merk zijn en dat geldt zeker voor zo’n wereldberoemde titel als Het Achterhuis.

De titel is niet meer dan een beschrijving van de inhoud van het boek en heeft geen onderscheidend vermogen, aldus het BBIE.Het Zwitserse fonds legt zich hier niet bij neer en is in beroep gegaan bij het Gerechtshof in Brussel. Daar wordt de zaak half mei behandeld.

IEF 12487

...en Bud en wij zijn weer een stukje Weiser

R. Chalmers Hoynck van Papendrecht, '...en Bud en wij zijn weer een stukje Weiser', in Waar & Wet maart 2013, p. 7-11.

Een bijdrage van Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD Advocaten & Notarissen.

Dankzij de Europese regelgeving op het gebied van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen is de juridische positie van de belanghebbende bij een dergelijke naamsbescherming aanzienlijk verstevigd. In het merkenrecht is namelijk inmiddels een plaats ingeruimd voor dergelijke beschermde aanduidingen en benamingen. Daarin is nu bepaald dat “geweigerd wordt, de inschrijving van merken die een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding bevatten”. Dat deze wijziging relevant is, volgt wel uit het arrest dat het Gerecht van de Europese Unie onlangs wees.

(...) Dat deze wijziging – de bepaling bestond nog niet onder de voorganger van de Uniemerkenverordening (Gemeenschapsmerkenverordening) – een wijziging met relevantie is, volgt wel uit het arrest dat het Gerecht van het Hof van Justitie (het Gerecht) wees op 22 januari jl. Op deze datum werd uitspraak gedaan in de vete tussen bierbrouwer Anheuser-Busch en het Tsjechische Budejovický Budvar (Budvar) waar geen einde aan leek te komen.

Leeswijzer:
Regelgeving
Wel beschermd, maar geen merk
Uniemerkenverordening
De uitspraak van het Hof van Justitie
De vete
De weg naar het recente arrest
- Oppositie van Budvar
- Oppositieafdeling BHIM 16 juli 2004, 23 december 2004,
26 januari 2005
- Kamer van beroep BHIM 14 juni, 28 juni en 1 september 2006
- Gerecht van eerste aanleg 16 december 2008, T-225/06
- HvJ EU 29 maart 2011, C-96/09 P [red. IEF 9505]
- Gerecht 22 januari 2013, T-225/06 [red. IEF 7415]
Kanttekeningen
- Eis van minimumgebruik
- Met de regelgeving van nu..
- Oorsprongsbenaming of geografische aanduiding vs. merk-
aanvraag
- Oorsprongsbenamingen beter beschermd

[artikel is ingekort]

Oorsprongsbenaming of geografische aanduiding vs. merkaanvraag Artikel 14 van Verordening 1151/2012 is in hoge mate gelijk aan artikel 7, lid 1, onder k Uniemerkenverordening in die zin dat het bepaalt dat een merkaanvraag wordt geweigerd indien de aanvraag wordt gedaan in de omstandigheid dat reeds een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is geregistreerd, en het gebruik van het aangevraagde merk zou indruisen tegen artikel 13, lid 1. Artikel 14 is, in tegenstelling tot artikel 7, lid 1, onder k van de Uniemerkenverordening (zie het Arrest genoemd in voetnoot 16 hiervoor), overigens niet beperkt tot aanvragen voor gemeenschapsmerken. Nu Europese verordeningen rechtstreeks doorwerken in het nationale recht, zou ook een Benelux-merkaanvraag in principe moeten worden geweigerd op basis van artikel 14 en 13, lid 1 van Verordening (EU) 1151/2012.

Oorsprongsbenamingen beter beschermd
Gelet op de bewijsproblemen waarmee Budvar in de in deze bijdrage besproken oppositieprocedure werd opgezadeld,
vormt de wetsaanpassing voor de belanghebbende op een oorsprongsbenaming geen overbodige luxe. In casu zou
Budvar nog slechts hoeven aan te tonen dat Anheuser-Busch haar bieren niet produceert op de wijze zoals in het productdossier van de oorsprongsbenaming is beschreven. Helaas voor Budvar komt dit voor haar te laat.

Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht

IEF 12471

Censuur door de politie?

Een redactionele bijdrage van Christien Wildeman, Kennedy Van der Laan.

Afgelopen week waande ik me even in Noord-Korea. In de media [red. IEF 12439] verschenen berichten over de nieuwe regels die de politie hanteert voor het gebruik van de ‘politiehuisstijl’ in film- en televisieproducties. Zo kreeg de producent van de televisieserie Dokter Tinus te horen dat voor het volgende seizoen het politielogo en dus het officiële politie-uniform niet meer mag worden gebruikt. In die serie speelt Tygo Gernandt namelijk een klunzige agent en de politie ‘herkent zich niet in dat beeld dat van de politie wordt neergezet’. De woordvoerder van de Nationale Politie verklaarde tegenover NRC: “De beroepsgroep moet beschermd worden als deze op een onrealistische manier in beeld wordt gebracht. Het is niet de bedoeling dat wij in producties onderuit worden gehaald. We zijn te vergelijken met een A-merk.”

De politie beroept zich op haar merk- en auteursrechten op het politielogo en de zogenaamde ‘politiestriping’ (de strepen op de politie-auto’s). Op grond daarvan vindt de politie dat zij kan bepalen in welke producties wel en in welke producties geen gebruik mag worden gemaakt van officiële politie-uniformen, auto’s etc. In het persbericht dat de Nationale Politie hierover afgelopen vrijdag naar buiten bracht, staat dat men toestemming voor het gewenste gebruik kan vragen als “de verhaallijn, het script of andere informatie over de productie, met de nadruk op het aandeel van de politie in de productie’’ vooraf worden voorgelegd. Of de politie vervolgens toestemming verleent hangt af van de volgende vragen: “worden haar taak en bevoegdheden waarheidsgetrouw in beeld gebracht?” en “draagt de productie bij aan het imago van de politie?”. Oftewel, alleen als de politie positief in beeld wordt gebracht, kan men toestemming krijgen.

In normaal Nederlands heet dat censuur. De politie kan zich daarom ook helemaal niet met succes op haar intellectuele eigendomsrechten (merk- en auteursrechten) beroepen. Film- en televisiemakers hebben namelijk recht op vrijheid van meningsuiting, neergelegd in artikel 10 EVRM, waar ook artistieke uitingsvrijheid onder valt. Dat recht omvat zowel de vrijheid te parodiëren (de klunzige agent) als de vrijheid de werkelijkheid na te spelen met beelden uit die werkelijkheid, inclusief politie-uniformen en auto’s.

Dat in een kwestie zoals deze intellectuele eigendomsrechten moeten wijken voor de uitingsvrijheid is niet nieuw. In januari van dit jaar heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Ashby Donald tegen Frankrijk nog bevestigd dat de handhaving van auteursrechten in strijd kan zijn met het recht op vrijheid van meningsuiting. Nederlandse rechters oordeelden al vaker in die zin: in 2011 kon Louis Vuitton zich niet met succes verzetten tegen het gebruik van een look-a-like tas in een schilderij door de Deense kunstenares Nadia Plesner [red. IEF 9614], in 2006 oordeelde de rechter dat Greenpeace voor een eigen campagne een logo van de Staat mocht gebruiken, en in 2003 deed Scientology tevergeefs een beroep op het auteursrecht in een zaak over een kritisch artikel van publiciste Karin Spaink.

Dat een overijverige politieambtenaar op het onzalige idee voor dit nieuwe beleid is gekomen, is nog tot daaraan toe. Maar dat ook hoger in de boom niet tijdig een alarmbel is gaan rinkelen, is wel zorgwekkend. In een democratische rechtsstaat schrijft de Staat de creatieve industrie niet voor hoe ze de politie in producties moet neerzetten. Toch is het zover gekomen dat dit beleid nu actief wordt uitgedragen en gehandhaafd. Voor je het weet verschijnen er in Nederland alleen nog producties à la de jaren-70-slogan “De politie is je beste vriend”. Het is hoog tijd dat de politie bij zinnen komt en het nieuwe beleid in de prullenbak verdwijnt.

Christien Wildeman

IEF 12469

De troonswisseling: Die Kroon past ons allemaal

Th.W. van Leeuwen, Die Kroon past ons allemaal, Abcor.nl.

Een verkorte redactionele bijdrage van Theo-Willem van Leeuwen, Abcor merkenbureau.

30 April is het zover. Koningin Beatrix treedt dan af en Nederland krijgt nu een Koning. Het Koninklijk Huis is in Nederland nog steeds mateloos populair dus de inhuldiging is voor het bedrijfsleven hét moment om hierop in te haken. Er zijn inmiddels al speciale vlaggen, T-shirts, mokken en misschien komt er zelfs een Koningssoep. Maar daar zal het zeker niet bij blijven. De vraag is natuurlijk wel; mag iedereen in zijn communicatie de namen en portretten van leden van het Koninklijk Huis zo maar vrijelijk gebruiken? Mag en kan het bedrijfsleven de namen van de leden van het Koninklijk huis gewoon als merk registreren? Wat mag nu eigenlijk wel of niet? (De complete nieuwsbrief Kroningsspecial is te vinden onder de button: nieuwsbrief-Abcor ABC-tje-nieuwsbrief 17).

Onderwerpen: Merkenrecht, Reclame, De Reclame Code Commissie (RCC), Kunst, Satire/parodie, Sociale Media en Do's and dont's

Merkenrecht
In de Benelux kunnen namen van leden van het Koninklijk Huis gewoon als merk geregistreerd worden. In de rechtspraak is al eerder bepaald, dat merkgebruik niet de indruk mag wekken dat het product of de dienst van rijkswege wordt bevorderd, gesteund of erkend. De autoriteiten zullen namen goedkeuren, zolang het teken niet een negatieve lading heeft. Zo werd bijvoorbeeld het merk TRIX IS NIX geweigerd door de autoriteiten omdat dit denigrerend was voor de koningin.

Reclame
De dag na de toespraak van Koningin Beatrix stonden de bladen vol met inhakende campagnes. Van “Dag Beatrix, Hallo Alex” (Jumbo) tot “… eindelijk écht Hofleverancier” (Heineken). De grote vraag is natuurlijk, mag dit allemaal zo maar? De RVD hanteert het standpunt dat je alleen het Koninklijk Huis mag feliciteren of geluk wensen. Een commerciële link is niet toegestaan, maar dat is in de praktijk een rekbaar begrip. Het is duidelijk dat je niet een lid iets mag laten aanprijzen, zonder zijn toestemming.

De Reclame Code Commissie (RCC)
Er is weinig rechtspraak over het gebruik van foto’s en namen van leden van het Koninklijk huis in reclame. Eigenlijk is dit wel logisch want als de staat een actie start, genereert dit direct veel publiciteit en kan dit gezien worden als een politiek statement. Wel zijn er de nodige uitspraken over het gebruik van politici in reclame. Vaak met een verbod als uitspraak omdat de afbeelding in strijd is met de goede zeden, onnodig denigrerend is of de suggestie wekt dat er wordt meegewerkt etc. Kwesties met het Koninklijk Huis spelen daarom vrijwel uitsluitend af bij de RCC. In het algemeen is de RCC wat strenger bij dit soort uitingen. De reden hiervan is, dat de RCC er van uitgaat dat het Koninklijk Huis zich minder goed kan verweren tegen een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer (gezien hun staatkundige positie). Zo vond de RCC de foto van een weglopende dame na de troonrede en de tekst “Oke, oke ik ga wel naar de VSB”, in strijd met het fatsoen. Maar niet iedere uiting lijkt tegenwoordig de RCC te halen. Er kwam geen protest van de RVD tegen de uiting van het Kruidvat waar de koningin de folder leest als troonrede (logisch want het mag duidelijk zijn dat de Koningin niet meegewerkt heeft aan deze uiting).

Kunst
Het Koninklijk Huis en de RVD voeren een veel minder streng beleid met betrekking tot kunstuitingen. Afbeeldingen van de koningin komen in menig kunstwerk voor. Zolang de producten maar niet commercieel geëxploiteerd worden, lijkt er veel te mogen.

Satire/parodie
Majesteitsschennis is in ons wetboek nog altijd strafbaar (art 111/112) Str. Een wet uit 1811. De ratio ervan is, dat de vorst een personificatie is van de staat, en een aanval op de vorst is een indirecte aanval op de staat. Het beledigen van de koning wordt gestraft met een geldboete of een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar. De vrijheid van meningsuiting is tegenwoordig een zwaarwegend goed , waarbij het duidelijk is dat het om satire gaat. Zo zorgde het filmpje van Lucky TV over het vermeende staatsbezoek van onze koningin, Willem-Alexander en Maxima aan Papoea Nieuw Guinea wel voor veel ophef. Het hoofd van de koningin, Willem-Alexander en Maxima werden op naakte lichamen geplakt. Ook dit keer bleef een officiële waarschuwing uit.

Social Media
Het aanvragen van een Twitteraccount met andermans naam in Nederland is niet strafbaar. Twitter (maar ook andere social media, zoals Facebook) geeft namelijk de identiteit en persoonsgegevens van de aanvrager (om privacy redenen) niet vrij. Een bekende parodie is die van onze koningin, te vinden op Twitter via Koningin_NL (met bijna 150.000 volgers). Gezien de hype rond dit account is het een gemiste kans dat de RVD het Twitteraccount Koningsdag niet bij voorbaat heeft geclaimd.

Do’s and don’ts
Inhaken is nooit risicoloos, dus anticipeer:
- maak een insteker op actualiteit
- niet een hele campagne
- houd het netjes/ fatsoenlijk
- zorg voor een knipoog (wordt niet grof)
- voorkom directe aanprijzing
- suggereer niet dat de persoon werkelijk heeft meegewerkt aan de campagne
- vooral: zorg voor humor!

IEF 12449

Gelekte documenten geven inzicht in de herziening van het Europees merkenrecht

Max Planck Institute - As a follow-up contribution to the Study the Max Planck Institute has produced synopses of the Trade Mark Directive (Synopsis TMD) and the Community Trade Mark Regulation (Synopsis CTMR). These synopses of the current legal texts and the proposed amendments present the implementation of the Study proposals. They are published here for the first time. A summary of the Study with the most important results and proposals refers to amendments laid down in the synopses.

World Trademark Review - Drilling down, the proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council amending the Community Trademark Regulation (207/2009) outlines five specific aims:

  • adapting terminology to the Lisbon Treaty and provisions to the Common Approach on decentralised agencies;
  • streamlining procedures to apply for and register a Community trademark;
  • increasing legal security by clarifying provisions and removing ambiguities;
  • establishing an appropriate framework for cooperation between OHIM and national offices for the promoting of convergence of practices and developing common; and
  • aligning the framework to Article 290 of the Treaty on the Functioning of the European Union.

De Brauw Legal Alert; Overhaul of EU Trademark System imminent: draft legislation leaked
Draft legislation by the European Commission ('Commission') concerning the European Trademark System was recently leaked. The available version of this draft legislation is unofficial and the final amendments may differ. Marques has reported on these documents, and since the potential impact is quite significant, we deem it useful to highlight a few of the expected changes.

Leeswijzer:

Community Trademarks and OHIM
Terminology
CTM filing practice
Graphical representation dropped, non-traditional trademarks welcomed
Customs procedure, shifting the burden of proof to the importer
Preventive action – labels and packaging in itself will be infringing
Bad faith
Use of class headings in older registrations
Foreign descriptive terms banned

National Law
Extension of territories where absolute grounds apply
Revocation and invalidity in administrative procedures
Third party observations allowed
Genuine use period defined

IEF 12446

Meten is weten - Waar op te letten bij het gebruik van marktonderzoeken in merkenzaken voor het BHIM?

Robbert Sjoerdsma, 'Meten is weten', BMM Bulletin 2012-1, p.15-21.

Een bijdrage van Robbert Sjoerdsma, met deze bijdrage in BMM Bulletin (gedeelde) winnaar VIE-Prijs 2013.

Op de kop af elf jaar geleden heeft de BMM een themanummer besteed aan marktonderzoeken. Nu is het weer zover. Waarom deze aandacht voor dit onderwerp kan men zich afvragen. Het antwoord ligt voor de hand; bij beslissingen die de rechter op het gebied van het intellectuele eigendomsrecht moet nemen, figureert het publiek dikwijls als voorname en onmisbare toetssteen. De belangrijkste rol voor publieksopvattingen is weggelegd in het merkenrecht [IEF 7370]. Alhoewel er in de literatuur verschillend wordt gedacht over de vraag of die publieksopvattingen beter door middel van een normatieve beoordeling door de rechter of beter door middel van empirisch (d.w.z. markt- of opinie-)onderzoek kunnen worden vastgesteld, is men het er wel over eens dat marktonderzoeken nuttig kunnen zijn.

In de praktijk wordt er in merkenzaken voor de Nederlandse rechterlijke colleges in ieder geval steeds vaker gebruik gemaakt van marktonderzoeken, en hetzelfde geldt voor merkenzaken voor het Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne Markt (Merken, Tekeningen en Modellen) te Alicante (BHIM). Over de waarde die het BHIM hecht aan marktonderzoeken in merkenzaken en de kansen en uitdagingen die op dat gebied spelen, is in de Nederlandse literatuur nog niet veel geschreven. Ziedaar de reden voor deze bescheiden bijdrage. Maar eerst iets over wat voor merkenzaken bij het BHIM terecht kunnen komen en een korte schets van het juridisch kader.

Leeswijzer:
Merkenzaken voor het BHIM
Juridisch kader
Waarde van marktonderzoeken en kansen en valkuilen bij het gebruik daarvan
- Verkregen onderscheidend vermogen (inburgering)
- Bekendheid & voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan
- Verwarringsgevaar
De eisen die het BHIM aan marktonderzoeken stelt en de (on)zin daarvan
- Representativiteit
- Gesloten vragen ≠ leidende vragen
Marktonderzoeken in de praktijk
Conclusie

IEF 12443

Nationaal dreigingsbeeld voor merkfraude

Boerman e.a., Nationaal dreigingsbeeld 2012 georganiseerde criminaliteit, KLPD-IPOL Zoetermeer, bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 29 991, nr. 17.

Onderdeel 2.2 Acquisitiefraude; onderdeel 2.8 merkfraude; 2.9 Telecomfraude.

2.8.2 Empirie - gevolgen
Er kan een viertal soorten gevolgen van merkfraude onderscheiden worden. In de eerste plaats is dat het verlies van afzetmarkt. Het bedrijf of concern waarvan de producten nagemaakt worden, verliest afzetmogelijkheden. Nu kan niet beweerd worden dat voor elk gekocht namaakproduct het echte op de plank blijft liggen. Het is evident dat in ieder geval een deel van de namaakartikelen niet in plaats van echte merkartikelen wordt gekocht. De namaakproducten zijn immers zo populair omdat ze vele malen goedkoper zijn. De precieze omvang van dit omzetverlies is niet bekend en wellicht ook helemaal niet te berekenen.
Ten tweede wordt afbreuk gedaan aan het originele merk. Doordat de kwaliteit van de namaakartikelen vaak beduidend slechter is dan van de echte, kan grootschalige verkoop ervan afbreuk doen aan de kracht en het imago van het merk. Tegelijkertijd zorgt de verkoop van namaakproducten gratis voor een bredere naamsbekendheid, een van de belangrijkste doelstellingen van reclame.

Ook ontstaan risico's voor de consument. Namaakproducten worden niet onderworpen aan de strenge eisen en tests waaraan de merkproducten wel moeten voldoen. De consument is vooral slachtoffer omdat het aangekochte namaakproduct van inferieure kwaliteit kan zijn.
Ten slotte zijn er gederfde belastinginkomsten. Zoals hierboven beschreven werd, is eigenlijk alleen van de in beslag genomen valse merksigaretten bekend dat er tientallen miljoenen euro's mee gemoeid zijn.

2.8.3 Verwachtingen en kwalificatie
Er is een aantal factoren dat invloed heeft op de toekomstige ontwikkeling van merkfraude. De ene factor werkt bevorderend en de andere remmend. Wat het overblijvende saldo zal zijn, valt niet te voorspellen.

IEF 12439

Gebruik politielogo en politiestriping

Vrijdagmiddagbericht, uit't persbericht: Sinds 1992 zijn de politiestriping en het politielogo onderdelen van de politiehuisstijl, waarmee de Nederlandse politie optimale herkenbaarheid creeert. Gelet op de bijzondere taken en bevoegdheden van de politie is het van groot belang dat het publiek in een oogopslag weet dat het  met een uiting van de politie van doen heeft. Net als bij andere, door de overheid aangewezen hulpdiensten zoals brandweer en ambulance, zijn het logo en de striping van de politie auteursrechtelijk beschermd en als merk gedeponeerd [red. zie bijvoorbeeld IEF 11032]. Dit is met de komst van de nationale politie niet veranderd.

Handhaving door Instituut Fysieke veiligheid
Het is voor het werk van de politie van groot belang dat de politie direct herkend. Daarom kan het politielogo en de politiestriping niet voor elk doeleinde gebruikt worden en moet eerst toestemming gevraagd worden. Het handhaven van het auteurs- en merkenrecht op de logo's en striping van de hulpverleningsdiensten is door de Staat neergelegd bij de afdeling Materieel en Logistiek van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Eerst lag dit auteursrecht bij de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding, dat nu onderdeel is van het IFV.

Alle logo- en stripingverzoeken getoetst
Jaarlijks krijgt de politie via het IFV veel verzoeken om het politielogo en/of de striping te mogen gebruiken. Het gaat dan bijvoorbeeld om borden die gebruikt worden bij bouwplaatsen, om folders, congressen, documentaires, theaterproducties of tv- en filmproducties. In sommige gevallen betreft het puur het gebruik van het logo, in andere gevallen werkt de politie mee aan de betreffende productie. De meeste verzoeken worden goedgekeurd.

Toestemming aanvragen
Om toestemming te krijgen voor het gebruik van het politielogo en/of de politiestriping kunt u terecht bij het IFV. Het IFV vraagt vervolgens aan de Directie Communicatie van de politie advies over het wel of niet instemmen met het verzoek. Hierbij kijkt de politie naar drie aspecten:
* worden haar taak en bevoegdheden waarheidsgetrouw in beeld gebracht?
* draagt de productie bij aan het imago van de politie?
* bestaat er risico voor de veiligheid van de burger?

De politie geeft advies, het IFV geeft de toestemming.
(...red. dit bericht is ingekort ...)