Merkenrecht  

IEF 106

Godin van het Merk

Schrijfster Heleen van Royen verlaat haar uitgeverij Vassalucci en wordt een merknaam bij de Foreign Media Group.
Onder de merknaam Heleen van Royen verschijnen straks boeken van haar hand, maar ook films en cd’s, meldt De Telegraaf. De commerciële uitgever brengt onder meer klassieke muziek tegen bodemprijzen aan de man bij drogisterijketen Kruidvat.
IEF 105

Waar rook(worst) is... is vuur

Unilever daagt Albert Heijn voor de rechter. Het supermarktbedrijf zou met zijn huismerk bewust merkproducten van Unilever imiteren. Unilever wil in kort gedind eisen dat AH de verpakkingen aanpast en de betreffende huismerkartikelen tot die tijd uit de schappen haalt. Het gaat om producten als ijsthee, pindakaas en margarine. Volgens Unilever lijken de producten wel erg op haar merken Lipton, Calvé en Becel.

Unilever beschuldigt AH ervan ‘kleuren, letters, verpakkingen en teksten’ te gebruiken die ‘hetzelfde of bijna precies hetzelfde’ zijn. Albert Heijn zou ook de verpakking Unilever-rookworst imiteren. De Unox-baas was naar verluidt onaangenaam verrast toen zijn vrouw ’s avonds een AH-rookworst opdiende, in plaats van zijn eigen product. AH had naast de imitatieverpakking ook nog eens de eigen rookworst op de plek gelegd waar normaal altijd het Unox-product ligt. Albert Heijn zegt in gesprek te zijn met Unilever over de kwestie, maar wil over de inhoud ervan niets kwijt.

IEF 104

Ik wil...

Striptekenaar Marten Toonder heeft het logo van Bolletje, het lachende bakkertje met een brood in zijn hand, ontworpen. Dit is één van de onthullingen in het boek 'Doordouwers en verhalenbouwers - Merken gesterkt in Twente' dat eind mei in de boekhandel verschijnt.

In de verhalen over de historie, het heden en de toekomst van de tien Twentse bedrijven klinken Twentse waarden door als nuchterheid, bescheidenheid en ,,doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg''. Ilustratief is volgens de auteur Bolletje die pas afgelopen jaar de merknaam op al hun producten plakte. En het bedrijf heeft tot dusver nog steeds geen website.

IEF 101

En 1 vonnis

Rechtbank Amsterdam, 17 maart 2005, zaak 309195 / KG 05-270 SR, LJN: AT1087, Kimberly-Clark tegen  Riedel Drinks. Een zaak over  'advertisement property' en 'brand icons.' Kort geding tegen  over het gebruik van een 'page'-puppy in een reclameboodschapvan Dubbelfrisss.

"Om inbreuk op het merkenrecht te kunnen aannemen is het uitgangspunt het merk zoals dat is gedeponeerd. Het door K-C gedeponeerde teken betreft een foto en een (gestileerde) tekening van een stilzittend hondje. Het in de Dubbelfriss reclame voorkomende hondje is echter een levend hondje dat bewegend ten tonele verschijnt. Deze Dubbelfrisss-puppy vertoont, zoals gedaagden terecht hebben aangevoerd, onvoldoende verwantschap met het door K-C gedeponeerde teken om inbreuk op haar merkenrechten te kunnen aannemen. Alleen al hierom is de op het merkenrecht gebaseerde vordering van K-C niet toewijsbaar.

Daarnaast hebben gedaagden terecht aangevoerd dat het deponeren van de PAGE-puppy als merk niet meebrengt dat K-C het gebruik van een puppy in advertentiecampagnes kan monopoliseren.

Naast inbreuk op haar merkenrecht heeft K-C onrechtmatig handelen door gedaagden aan haar vordering ten grondslag gelegd. Gedaagden hebben, ondanks het vermelde onder 1 f, op een zeker moment het standpunt ingenomen dat de gelijkenis van het hondje in de Dubbelfrisss reclame met de PAGE-puppy op louter toeval berust. In dit geding wordt er niettemin vanuit gegaan dat de Dubbelfrisss-puppy, met name nu ook hij met toiletpapier in de weer is, en gelet op het onder 1 e en f vermelde, op zijn minst geïnspireerd is op en aldus in zekere mate een nabootsing is van de PAGE-puppy. Nabootsing is echter in zijn algemeenheid niet steeds onrechtmatig en rechtvaardigt evenmin zonder meer toewijzing van de vorderingen van K-C. Van slaafse nabootsing is geen sprake nu de pup in de Dubbelfrisss reclame iets geheel anders met toiletpapier doet dan de PAGE-puppy"  Lees vonnis

IEF 100

Nog 2 arresten

Gerechtshof Arnhem, 8 maart 2005, zaak 2003/1139, LJN: AS9895, VRB tegen Allfitt. Hoger beroep. Verwarringsgevaar merken Airpress en Airpro,  voor persluchtgereedschap, wordt niet aanwezig geacht. 

"Vervolgens komt de niet door de rechtbank behandelde vraag aan de orde of VRB zich met succes kan beroepen op de stelling dat Allfitt door het gebruik van haar merk AIRPRO ongerechtvaardigd voordeel wil trekken van het onderscheidend vermogen of de reputatie van het bekende merk AIRPRESS van VRB. Een dergelijk beroep komt VRB slechts toe, indien haar merk AIRPRESS een bekend merk is. Dat hiervan sprake zou zijn, is onvoldoende aangetoond. Het hof ziet geen aanleiding om VRB tot bewijslevering toe te laten, omdat in hoger beroep geen daartoe strekkend bewijsaanbod is gedaan. Het bewijsaanbod dat namens VRB is gedaan tijdens het pleidooi in hoger beroep was beperkt tot het doen uitvoeren van een marktonderzoek voor het geval het hof zou oordelen dat een marktonderzoek vereist was om bekendheid te kunnen aannemen. Naar het oordeel van het hof is een marktonderzoek daartoe op zichzelf niet vereist." Lees arrest

Gerechtshof Arnhem, 8 maart 2005, zaak 2004/1197 LJN: AS9897,  Hoger beroep. In dit geding staat de vraag centraal wie van partijen de rechthebbende is in de Benelux ten aanzien van het merk FREAKS voor en auteursrecht op kledingstukken (klasse 25). Kan allemaal niet goed worden vastgesteld. Lees arrest

IEF 99

De bal is rond

Actuele doch hele obscure merkinformatie uit de registers: was AZ vroeger eigendom van Wastora, nu is Wastora eigendom van AZ.

IEF 98

Dagverse rechtspraak

HvJ EG, arrest  17 maart 2005, zaak C-228/03, antwoord op Finse prejudiciële vragen. The Gillette Company, Gillette Group Finland Oy tegen LA-Laboratories Ltd Oy. HVJ verklaart voor recht:

De geoorloofdheid van het gebruik van het merk krachtens de MR hangt af van het antwoord op de vraag of dit gebruik nodig is om de bestemming van een product aan te geven.

Het gebruik van het merk door een derde die niet de houder van het merk is, is nodig om de bestemming van een door deze derde in de handel gebracht product aan te geven, wanneer een dergelijk gebruik in de praktijk het enige middel is om het publiek begrijpelijke en volledige informatie te verstrekken over deze bestemming teneinde het stelsel van onvervalste mededinging op de markt van dit product te vrijwaren.

Het staat aan de verwijzende rechter, na te gaan of in het hoofdgeding een dergelijk gebruik nodig is, rekening houdend met de aard van het publiek waarvoor het door de betrokken derde in de handel gebrachte product is bestemd.

Aangezien artikel 6, lid 1, sub c, van de MR geen enkel onderscheid maakt tussen de mogelijke bestemmingen van de producten voor de beoordeling van de geoorloofdheid van het gebruik van het merk, verschillen de criteria ter beoordeling van de geoorloofdheid van het gebruik van het merk, met name met betrekking tot accessoires of onderdelen, dus niet van de criteria die voor de andere categorieën van mogelijke bestemmingen van de producten gelden.

De voorwaarde van een „eerlijk gebruik” in de zin van artikel 6, lid 1, sub c van de MR brengt in wezen een loyaliteitsverplichting tegenover de legitieme belangen van de merkhouder tot uitdrukking.

Het gebruik van het merk is met name dan niet in overeenstemming met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel wanneer: het merk aldus wordt gebruikt dat de indruk kan ontstaan dat er een commerciële band tussen de derde en de merkhouder bestaat;

dit gebruik de waarde van het merk aantast doordat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie ervan; de goede naam van dit merk wordt geschaad of kleinerende uitlatingen over dit merk worden gedaan, of de derde zijn product voorstelt als een imitatie of namaak van het product voorzien van het merk waarvan hij niet de houder is.

Het feit dat een derde het merk waarvan hij niet de houder is, gebruikt om de bestemming van het door hem in de handel gebrachte product aan te geven, betekent niet noodzakelijk dat hij dit product voorstelt als een product van dezelfde kwaliteit als of met kenmerken die gelijkwaardig zijn aan die van het van dit merk voorziene product. Een dergelijke voorstelling hangt af van de feiten van het concrete geval en het staat aan de verwijzende rechter, dit te beoordelen aan de hand van de omstandigheden van het hoofdgeding.

Of het door de derde in de handel gebrachte product wordt voorgesteld alsof het van dezelfde kwaliteit is als of kenmerken heeft die gelijkwaardig zijn aan die van het product voorzien van het gebruikte merk, is een element dat de verwijzende rechter in aanmerking moet nemen wanneer hij nagaat of dit gebruik in overeenstemming is met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

Wanneer een derde gebruikmaakt van een merk waarvan hij niet de houder is, en niet alleen een onderdeel of accessoire in de handel brengt, maar ook het product zelf waarmee het onderdeel of de accessoire dient te worden gebruikt, valt een dergelijk gebruik binnen de werkingssfeer van artikel 6, lid 1, sub c, van richtlijn 89/104 voorzover het nodig is om de bestemming van het door de derde in de handel gebrachte product aan te geven en in overeenstemming is met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

IEF 97

Niet meer zo heel verse rechtspraak

 

GvEA, T-33/03, 9 maart 2005. Osotspa / OHMI - Distribution & Marketing (Hai vs. Shark) Oppositieprocedure – Ouder nationaal en ouder communautair beeldmerk SHARK Interveniënte is, anders dan verzoekster, van mening dat de betrokken consumenten het woord „Hai" niet alleen zullen opvatten als de Duitse of Nederlandse aanduiding van een roofvis, maar ook als de verbastering van het Engelse woord „high" in de zin van hoog, voornaam, goed, edel, enzovoort.

GvEA T-32/03, 8 maart 2005. Leder & Schuh / OHMI - Schuhpark Fascies (JELLO SCHUHPARK)„Gemeinschaftsmarke – Widerspruchsverfahren – Ältere nationale Wortmarke ‚Schuhpark‘ – Anmeldung des Wortzeichens ‚JELLO SCHUHPARK‘ als Gemeinschaftsmarke – Relatives Eintragungshindernis – Teilweise Zurückweisung der Anmeldung – Artikel 8 Absatz 1 Buchstabe b der Verordnung (EG) Nr. 40/94". Nog geen Nederlandse vertaling)

Arrest Gerechtshof 's-Gravenhage, 24 februari 2005, nr. R04/343LJN: AS8357, eerste aanleg - meervoudig 'E.ON voert - kort gezegd en voorzover relevant - aan dat de tekens NEUE ENERGIE, NEW ENERGY en NIEUWE ENERGIE niet uitsluitend beschrijvend zijn voor de betrokken diensten, dat de tekens door het gebruik daarvan als merk onderscheidend vermogen hebben verkregen en dat het Benelux-Merkenbureau op onjuiste althans onvolledige wijze heeft onderzocht of de desbetreffende tekens zijn ingeburgerd.

Vonnis vzngr Rechtbank Arnhem, 03 maart 2005, nr. 119974, LJN: AS8572, kort geding. Bakkerij ’t Stoepje' (pré DBBW, nieuwe zaak vandaag gewonnen door JH & JvM, vonnis volgt) Franchiseovereenkomst; Mededingingsrecht; Merkenrecht; Onrechtmatige daad,  Natte Keek.

Vonnis Rechtbank Leeuwarden, 04-03-2005, nr. 54409 / HA ZA 02-0674, LJN: AS8738 Benelux merkenrecht. Green Smiles, Fair Smiles, Eco Miles. Rangorde en nietigverklaring. Kwade trouw. Eind- en tussenvonnis.

IEF 89

Overlijden gemachtigde geen reden voor uitstel oppositietermijn

In de zaak DA Paloma Santaolalla Martínez v Steyerberger Bekleidungswerk GmbH heeft de Kamer van Beroep van het OHIM geoordeeld dat de termijn voor het indienen van een oppositie ingevolge de Gemeenschapsverordening alleen terzijde kan worden geschoven als er hiervoor 'compelling reasons' zijn. In casu blijkt dat het overlijden van de merkengemachtigde van de opposant niet kan worden gezien als 'compelling reason'.

Ironisch is dat het in casu het gemeenschapsmerk NICE DAY betrof dat werd aangevochten door het Spaanse bedrijf DA Paloma Santaolalla Martínez op basis van het oudere, identieke merk NICE DAY.

Met dank aan: Philippe de Jong, Altius, Brussel