Rechtspraak  

IEF 7421

Partijen hebben ieder hun eigen tafel meegenomen

V.l.n.r. Long Legs, MaduraVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 december 2008, KG ZA 08-1526, Trendhopper Holding B.V. c.s. tegen Trenité Bakker & Arp Design

Opheffings-kort geding. Ex Parte bevel in d ‘Long Legs’-zaak (IEF 7172, ook opgenomen in dit kg-vonnis) wordt vernietigd. De tafels blijken in het echt en vanuit een ander perspectief toch een andere algemene indruk te maken op de voorzieningenrechter dan de afbeeldingen in het eerdere verzoekschrift. Geen inbreuk op het auteursrecht en gemeenschapsmodellenrecht van de eiser in ex parte. Geen beroep op indicatietarief, 1019h proceskosten gedaagde: €13.582,60. Een uurtarief van €425 is niet onredelijk of onevenredig.

“4.23. Naar voorlopig oordeel is er onvoldoende reden om de Madura als inbreukmakend aan te merken. Het onderstel van de Madura is immers in zijn hoofdvorm gebaseerd op een ander constructieve uitgangspunt, welk tot gevolg heeft dat tegenover elkaar staande pootdelen in hetzelfde vlak liggen, waardoor een andere algemene indruk ontstaat. Er ontstaat bij de Madura de visuele suggestie dat de poten in langsrichting en in dwarsrichting bestaan uit doorlopende “planken”. De creatieve en oorspronkelijke keuzes, die hierboven wat betreft de Long Legs zijn verondersteld, worden in de Madura dan ook niet gemaakt. In feite is de Madura een ogenschijnlijk banale uitvoering van de onder 4.18 getoonde tafel.

(…) 4.27. Voorshands onderkent de voorzieningenrechter dat bij beide tafels sprake is van een versmalling van de pootdelen naar het midden toe, maar dat die versmalling op verschillende wijze is toegepast. Omdat de versmalling wordt toegepast tegen de achtergrond van verschillende constructieve uitgangspunten voert dat ook visueel tot een verder uiteenlopend beeld.

(…) 4.34. Trendhopper is aan te merken als de in het gelijk gestelde partij, Arp Design zal in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Trendhopper heeft kosten gevorderd en gespecificeerd ten bedrage van € 13.582,60. Arp Design betwist deze kosten opgave, met name omdat het uurtarief, € 425 p/u, te hoog zou zijn. 

4.35. Het tarief is inderdaad hoog maar niet te hoog, althans naar oordeel van de voorzieningenrechter niet onredelijk of onevenredig. Hierbij is in aanmerking genomen dat bij toetsing aan het indicatietarief voor IEzaken – waarop door Arp Design geen beroep is gedaan – het gevorderde ligt beneden de bovengrens, € 15.000, van de toepasselijke zaakscategorie. Het gevorderde bedrag zal worden toegewezen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 7399

Een zogenaamde duowerkplek

Kembo SEQ - Presto DuoRechtbank Assen, 11 december 2008, KG ZA 08-236, Kembo B.V tegen Drentea Kantoormeubelen (met dank aan Harry Smeltekop, Plas Bossinade).

Eerst even voor jezelf lezen. Niet-geregistreerd gemeenschapsmodellenrecht, auteursrecht, slaafse nabootsing. Vormgeving kantoor- en projectmeubilair. Deskundigenrapporten spreken elkaar tegen. Geen inbreuk. Proceskosten volgens indicatietarieven: €10.000,-. Advocaatkosten en €2500,- deskundigenkosten. Klik op afbeelding voor vergroting.

“4.8 (…) Op grond van genoemde verschillen op de meest kenmerkende punten, die naar het oordeel van de voorzieningenrechter door Kembo onvoldoende (onderbouwd) zijn weersproken, staat onvoldoende vast dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat er sprake is van een inbreuk op het Gemeenschapsmodellenrecht of het auteursrecht, dan wel slaafse nabootsing. Met betrekking tot punt a. (dubbele werkplek met twee onafhankelijke in hoogte verstelbare werkbladen die op één onderstel steunen) heeft Drentea geen opmerking gemaakt, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat het hierbij gaat om uiterlijke kenmerken die uitsluitend door de technische functie worden bepaald en niet voor bescherming op grond van de ingeroepen rechten in aanmerking komen. Ten aanzien van punt g. (de mogelijkheid van een scheidingswand) is de voorzieningenrechter van oordeel, - ook gelet op de overgelegde foto's van duowerkplekken van andere fabrikanten - dat dit een gebruikelijk onderdeel is bij duowerkplekken. De toepassing van kunststof voor het blad (punt i) ziet de voorzieningenrechter niet als een origineel kenmerk, nu het om een gangbaar materiaal gaat, zodat ook hiervoor geen bescherming op grond van de ingeroepen rechten kan worden verkregen. De vorderingen van Kembo zullen reeds om deze redenen worden afgewezen, zodat de overige stellingen en verweren geen verdere bespreking behoeven.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7388

Reflectie

Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 20 oktober 2008, KG RK 08/1745, Motoport Europe Holding B.V. tegen IGM Trading B.V.

Ex parte. Modellenrecht. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel reflectievest. Pan-Europees inbreukverbod.

“Gelet op de gelijkenissen tussen de voorkant van het KUSHITANI reflectievest en de voorkant van het Stretch Zipper Vest, oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat het Stretch Zipper Vest bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel KUSHITANI reflectievest en dat het gebruik van het Stretch Zipper Vest moet worden gekwalificeerd als voortvloeiende uit het namaken van het KUSHITANI reflectievest.”

Lees de beschikking hier,

IEF 7284

Dit specifieke, enigszins a-typische geval

CrocsVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 november 2008, KG ZA 08-1296, Crocs Inc. c.s. tegen X Holding B.V.

Crocs-zaak. Merkenrecht. Modellenrecht. Auteursrecht. Geen spoedeisend belang. Uit strafzaak tegen gedaagde kan niet worden afgeleid dat gedaagde ‘thans nog steeds het vermeend inbreukmakend schoeisel vermarkt’. Ook weigering om onthoudingsverklaring te ondertekenen levert in dit geval geen spoedeisend belang op. Proceskosten zijn voor eiser Crocs: €5.779,75.

“4.5. Zij [eiser] stelt dat het haar pas tijdens de strafzitting van 22 juli 2008 jegens bedoelde derde duidelijk is geworden dat X (of een van diens vennootschappen) door het leveren van vermeend inbreukmakend schoeisel aan deze derde nog steeds inbreuk op haar auteurs- en Gemeenschapsmodelrechten maakt. De voorzieningenrechter kan Crocs niet in haar stelling volgen. Onbetwist staat vast dat het proces-verbaal in het strafrechtelijke onderzoek jegens meerbedoelde derde op 30 november 2007 is gesloten, zodat de strafzaak slechts betrekking heeft op feiten van voor die datum en daaraan derhalve niet de conclusie kan worden verbonden dat X (of een van diens vennootschappen) thans nog steeds het vermeend inbreukmakend schoeisel vermarkt. Bovendien stelt Crocs dat deze verdachte ter zitting zou hebben gesteld dat X hem zou hebben beleverd, welke uiting van deze verdachte in een strafzaak door X ter zitting in de onderhavige procedure uitdrukkelijk is betwist.

Bij gebreke van verdere concrete aanwijzingen wordt voorshands niet aannemelijk geacht dat X (of een van diens vennootschappen) deze derde voorafgaand aan november 2007 zou hebben beleverd. Daarenboven is het gelet op de verklaring van X tijdens de mondelinge behandeling van de onderhavige zaak, welke verklaring door Crocs niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist, voldoende aannemelijk dat X en de door hem gecontroleerde vennootschappen op zijn laatst na de inbeslagname door de FIOD-ECD op 25 februari 2008 zijn gestopt met de vermeende inbreuk op de auteurs- en Gemeenschapsmodelrechten van Crocs en is er geen enkele andere concrete aanwijzing aannemelijk gemaakt dat verdere inbreuk dreigt.

4.6. De enkele weigering door de Holding om de door Crocs voorgelegde onthoudingsverklaring te ondertekenen – die naar de stellingen van X allerlei ‘wurgbepalingen’ bevat, terwijl bovendien als onbetwist gesteld aannemelijk is dat de Holding geen andere activiteiten ontplooit dan het houden van aandelen en derhalve geen inbreuk kan plegen – is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden van dit specifieke, enigszins a-typische geval onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen bij de gevraagde voorlopige voorzieningen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7220

De kwaliteit van het aangeleverde fotografische beeldmateriaal

Bodum PavinaRechtbank ’s-Gravenhage, beschikking van 30 september 2008, KG RK 08/1601, Bodum  AG c.s tegen 57 gerekwestreerden (Kaldi).

Ex parte bevel, met ingekopieerde afbeeldingen en  verzoekschrift. Gemeenschapsmodellenrecht. Gedeeltelijk toegewezen. Glaswerk gerekwestreerden maakt geen andere algemene indruk dan gemeenschapsmodel verzoekster

“2.2. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat het door gerekwestreerden aangeboden dubbelwandig glaswerk met uitzondering van de cafetière (type Romano) bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan de ingeschreven Gemeenschapsmodellen en dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat uit stel onherstelbare schade voor de modelhouders zal veroorzaken. De voorzieningenrechter ziet derhalve voldoende aanleiding voor toewijzing van het verzoek.

2.3. Gelet op de slechte kwaliteit van het aangeleverde fotografische beeldmateriaal, wordt het verzoek voor zover het betrekking heeft op de modelrechten op de cafetière afgewezen omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van de gestelde inbreuk daarop.

2.4. De stellingen van verzoeksters dat er sprake is van schending van het hen toebehorende auteursrecht behoeft niet te worden onderzocht, omdat het terzake gevorderde reeds op grond van inbreuk op de Gemeenschapsmodelrechten zal worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7196

Geen vast omlijnde vormentaal

Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 oktober 2008, HA ZA 07-1225, Howe A/S c.s. tegen Casala Meubelen Nederland B.V.

Even kort, voor wie niet kan wachten op de pdf van de rechtbank zelf: Inbreuk op auteursrecht en ongeregistreerd gemeenschapsmodellenrecht. Bodemprocedure in stoelenzaak. (vonnis in kort geding, met goede afbeeldingen: IEF 2765). Poging tot Prior Art slaagt ook hier niet. Indicatietarieven voor zaken met repliek, dupliek en pleidooi.

 4.15. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hiervoor overwogen, komt zij tot het oordeel dat de Tutor in de periode van 19 oktober 2004 tot en met 18 oktober 2007 bescherming genoot als niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel. De Tutor was nieuw en had een eigen karakter. De Curvy-tafel maakte daarop inbreuk, nu deze geen andere algemene indruk wekt. Gelet op de grote mate van overeenstemming is bovendien sprake van ontlening. Hetgeen Casala heeft gesteld, kan - gelijk hiervoor onder 4.10 tot en met 4.12. is overwogen - niet leiden tot een ander oordeel. De op het niet-ingeschreven Gemeenschapsrnodel gebaseerde vorderingen zullen daarom als nader in het dictum bepaald worden toegewezen. Dat is niet het geval voor zover dit de vordering tot schadevergoeding betreft, nu deze reeds op grond van de auteursrechtinbreuk wordt toegewezen. Ook het gevorderde gebod om elke inbreuk op de modelrechten van Howe te staken en gestaakt te houden zal worden afgewezen. De beschermingsduur van het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel is immers verstreken.

(…) 4.18. De rechtbank stelt voorop dat de indicatietarieven IE-zaken een indicatie geven van het maximale bedrag aan proceskosten dat door de bank genomen nog als redelijk en en evenredig kan worden aangemerkt in zaken als de onderhavige. Voor een eenvoudige bodemzaak met repliek, dupliek en pleidooi wordt maximaal f 10.000.00 redelijk en evenredig geacht. Voor overige zaken met repliek, dupliek en pleidooi is dat maximaal E 25.000,00. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een eenvoudige IE-zaak, waarvoor het genoemde bedrag van E 10.000.00 als indicatie geldt. Omdat de vordering niet is betwist tot het hogere bedrag van E 15.000,00 zullen de gevorderde kosten evenwel tot dat bedrag worden toegewezen. Omdat de helft daarvan wordt toegerekend aan de reconventie, zal in conventie een bedrag van € 7.500,00 worden toegewezen.”

Lee het vonnis hier. (en hier inmiddels ook de copy-pastable pdf van de rechtbank zelf)

IEF 7179

Het Franse honingpotje

DM 024 442Gerechtshof ’s-Hertogenbosch,  14 oktober 2008, HD 103.003.078, Famille Michaud Apicultures S.A. tegen Graham Packaging Company B.V. (Met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh).

Auteursrecht. Modellenrecht. Tweede tussenarrest in honingpotjeszaak. Parallele procedures in Frankrijk en Nederland. Recht dat de inbreuk beheerst en recht dat het houderschap beheerst. Model is nietig, maar honingpotje van eiser is wel beschermd op grond van het auteursrecht. Deskundigenrapport is daarbij van doorslaggevende betekenis.

Het hof oordeelt dat de uitkomst van een parallelle Franse procedure over dezelfde potjes niet van doorslaggevende betekenis is voor de procedure in Nederland. Het verdient weliswaar de voorkeur dat verschillende nationale uitspraken met elkaar in overeenstemming zijn, maar auteurs- en het modelrecht zijn toch een nationale aangelegenheid en aanhouding is niet nodig. Ook een ‘central attack’ is niet mogelijk. De nietigheid van het (internationale) model in Frankrijk heeft geen gevolgen voor hetzelfde (internationale) model in Nederland.

De vraag of een depot nietig is omdat de kenmerkende eigenschappen van een model er niet voldoende uit blijken is naar het oordeel van het hof daarnaast niet een kwestie van formaliteiten of administratieve vereisten (kleurenfoto of zwart/wit?), waarvoor het Reglement bepalend is, maar een kwestie van rechtskracht en beschermingsomvang die door het nationale recht wordt beheerst. I.c. betekent dit dat onderzocht dient te worden of de kenmerkende eigenschappen van het model voldoende blijken uit het thans overgelegde afschrift van de modelregistratie.

“7.16 Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat in dit afschrift de relatief grote donkergele dop een in het oog springende plaats inneemt terwijl de aanspraken van Michaud nu juist geen betrekking hebben op de dop, maar uitsluitend op het potje zonder die dop. De dop moet bij de beoordeling van het depot als het ware worden weggedacht. Wat dan resteert, is naar de eigen waarneming van het hof niet meer dan de tamelijk vage contouren van een enigermate bol flesje of potje. Volgens Michaud is uit de afbeelding zonder meer het honingpotje af te leiden zoals dat in de praktijk wordt gebezigd, maar het hof kan zich in dit standpunt bepaald niet vinden. De afbeelding van het potje (zonder dop) kan tot vele uiteenlopende vormen leiden, zoals door Owens bij het pleidooi aangetoond, en niet specifiek tot de bepaalde vorm die Michaud beoogd heeft te deponeren. De omschrijving van het model is daarbij zeer globaal, zodat ook daarin geen aanknopingspunt is te vinden voor een nadere bepaling van de kenmerkende eigenschappen van het model.

7.17 Een en ander brengt mee dat het hof tot dezelfde conclusie komt als de rechtbank, namelijk dat depot nietig is en aan het honingpotje in de Benelux geen modelrechtelijke bescherming toekomt.”

Het honigpotje van eiser Michaud is echter wel beschermd op grond van het auteursrecht. Het door eiser overgelegde deskundigenrapport blijkt daarbij van doorslaggevende betekenis.

“7.20 Het rapport van prof. Jacobs is opgesteld door een door één der partijen ingeschakelde deskundige. Dergelijke rapporten dienen in het algemeen met enige terughoudendheid bezien te worden. Ook wanneer dat in aanmerking wordt genomen, stelt het bof vast dat het rapport een deugdelijke onderbouwing van het standpunt van Michaud inhoudt terwijl de inhoudelijke betwisting ervan door Owens niet voldoende gemotiveerd is en in feite neerkomt op een herhaling van eerdere, door prof. Jacobs reeds weerlegde stellingen.

7.21 Het hof gaat er op grond van deze overwegingen van uit dat het honingpotje niet is ontleend aan enig ander werk en wel het persoonlijk stempel van de maker draagt, zodat het in beginsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.”

Over het makerschap en het huidige houderschap van het auteursrecht (op de vaststelling waarvan Frans recht van toepassing is) is nog enige onduidelijkheid Het hof acht de stelling van Michaud dat Barrault, die vervolgens zijn rechten aan Michault zou hebben overgedragen, als ontwerper van het honingpotje heeft te gelden voorshands bewezen, behoudens tegenbewijs van de kant van Owens. Het hof laat Owens overeenkomstig haar bewijsaanbod toe tot dit tegenbewijs en houdt iedere beslissing aan.

Lees het arrest hier. Eerder tussenarrest hier.

 

IEF 7174

Geen inbreukverbod gevorderd

Model voortentRechtbank ’s-Gravenhage, 15 oktober 2008, HA ZA 07-280, X, totaal recreatie B.V. tegen Van Bergen Sports International B.V.

Modellenrecht. Curieuze vordering. Een eerder kort geding tussen partijen  is, na mislukte besprekingen, door eiser ingetrokken. De onderhavige bodemprocedure is door kantonrechter Rb. Utrecht verwezen naar Den Haag. Eiser X stelt i.c. dat gedaagde met de voortent ‘Malta’ inbreuk maakt op eisers Gemeenschapsmodel voor “tenten (deel van -)”, maar vordert alleen vergoeding van de kosten van de rechtsmaatregelen die eiser genoodzaakt was te nemen, aangezien gedaagde weigerde te erkennen dat zij inbreuk maakte. Dat loopt niet goed af.

“4.2 (…) De rechtbank leidt daaruit af dat X kennelijk heeft bedoeld een beroep te doen op vergoeding van proceskosten uit hoofde van artikel 1019h Rv, dan wel directe toepassing van artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn. Deze richtlijn had uiterlijk op 29 april 2006 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd moeten zijn. Dit is echter eerst op 1 mei 2007 gebeurd. In zaken waarin op of na 30 april 2006 de dagvaarding is betekend heeft de rechtbank directe werking toegekend aan artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn, in die zin dat de volledige (proces)kosten, indien gevorderd en mits redelijk, voor vergoeding in aanmerking kwamen.

4.3 In onderhavige zaak heeft X geen inbreukverbod gevorderd en evenmin een verklaring voor recht dat de Malta voortent inbreuk maakt op het gedeponeerde model. X vordert uitsluitend vergoeding van handhavingskosten. Artikel 1019h Rv biedt evenwel geen zelfstandige grondslag voor het verkrijgen van vergoeding van de kosten van handhaving van een intellectueel eigendomsrecht. Dat artikel geeft een regeling voor de kosten die de in het ongelijk gestelde partij dient te vergoeden aan de in het gelijk gestelde partij in een procedure waarin een maatregel is gevorderd betreffende de handhaving van rechten van intellectuele eigendom. Nu in onderhavige procedure door X geen maatregelen gericht op de handhaving van zijn modelrechten worden gevorderd is er dus ook geen grondslag voor toewijzing van proces- en andere kosten uit hoofde van artikel 1019h Rv. De vordering van X zal daarom worden afgewezen.”

In reconventie voert gedaagde aan dat het door X gedeponeerde model nietig dient te worden verklaard, aangezien het niet nieuw is en geen eigen karakter heeft. Ook die vordering wordt afgewezen.

 "4.5 De rechtbank is met Van Bergen Sports van oordeel dat de ellipsvorm van het model technisch is bepaald, nu deze vorm ook volgens de stellingen van X het gevolg is van de gebruikte constructie, te weten een tunneltent die aan de voorzijde wordt gesteund/gespannen door een enkele aluminium boogstok die (aan de bovenzijde) schuin naar voren staat en waarbij het tentdoek (aan de onderzijde) eveneens schuin naar voren staat, waardoor het gebruik van scheerlijnen overbodig is. Deze elementen dienen derhalve bij de beoordeling van de nieuwheid en het eigen karakter buiten beschouwing te blijven. De uiterlijke kenmerken van het model worden echter niet alleen bepaald door het gebruik van bedoelde boogstok, maar ook door de vormgeving, plaatsing en indeling van de diverse vlakken en ramen.

4.9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het door Van Bergen Sport aangevoerde ‘umfeld’ is de rechtbank van oordeel dat het onderhavige Gemeenschapsmodel nieuw is te achten en een eigen karakter heeft. Voor dit oordeel kan steun worden gevonden in een door X overgelegde publicatie van de ANWB (Kampeer- en Caravan Kampioen, mei 2005). Daarin wordt de voortent Unico Bologna van X besproken, welke voortent onmiskenbaar is gemodelleerd naar het hier aan de orde zijnde geregistreerde model van X. In het artikel is vermeld: De Unico Bolgna is een geslaagde poging de voortenten een nieuw gezicht te geven. Een voortent met dit uiterlijk …was er nog niet. Uit een en ander vloeit voort dat de stelling van Van Bergen Sports dat het model uitsluitend bestaat uit een combinatie van reeds bestaande en gebruikelijke elementen - welke stelling zij niet verder heeft onderbouwd anders dan door verwijzing naar de hiervoor besproken voortenten - dient te worden verworpen. De slotsom is dat de reconventionele vordering van Van Bergen Sports zal worden afgewezen.”

Aangezien beide partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, bepaalt de rechtbank dat iedere partij zijn eigen proceskosten dient te dragen.

Het ‘procureursprobleem’ lijkt opgelost door de ‘procureur’ als advocaat te vermelden en de ‘echte advocaat’ te noemen na ‘behandeld door’.

Lees het vonnis hier. Zie ook hier: Rb Den Haag, 20 februari 2007, (Bax /Fortex)

IEF 7172

De tafel uit Studio Sport

Trendhopper Madura, klik voor vergrotingRechtbank ’s-Gravenhage, 14 oktober 2008, KG RK 08/1702, Trenité & Arp Design B.V. tegen Trendhopper Holding B.V. (met dank aan Katelijn van Voorst, Certa Legal).

Ex parte. Gemeenschapsmodellenrecht. Bevel aan Trendhopper om inbreuk, middels de eettafel Madura, op het ongeregistreerd-gemeenschapsmodelrecht m.b.t. de Long Legs tafel van Arp / Trenité te staken. Verbod strekt zich uit, zoals gevorderd, tot de lidstaten van de Benelux. Afbeeldingen in de beschikking.

Lees de beschikking hier.

IEF 7140

Vrijwel tot in detail

Inter Tyre BMVV 5 serie 18 inchVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 oktober 2008, KG ZA 08-885, Bayerische Motoren Werke Aktiengesellschaft tegen Inter-Tyre Holland B.V.

Modellenrecht. Merkenrecht. BMW maakt succesvol bezwaar tegen het aanbieden door gedaagde, op haar website, van velgen die, zoals de rechtbank stelt, ‘vrijwel tot in detail lijken te zijn nagemaakt’ van de modellen van BMW. Nu niet is gesteld dat de modellen van BMW nietig zouden zijn, is een verwijzing naar de rest van de markt niet relevant.

Op een eerdere sommatie van BMW heeft gedaagde de aanduiding bij de velgen gewijzigd van BMW in BMVV (BVIE zou misschien ook een aardige vervanger zijn geweest). De rechtbank oordeelt dat dit inbreukmakend merkgebruik is en geen toegestane aanduiding om de bestemming van de waar, met name als accessoire of onderdeel, aan te geven. Afbeeldingen in het vonnis.

Proceskosten: In geval van betwisting dient aansluiting te worden gezocht bij de indicatietarieven. Beide partijen hebben aangegeven dat de omvang van de procedure naar hun mening die van een eenvoudig krot geding ontstijgt en ‘daarvan uitgaande’ worden de kosten begroot op €15.000,- .

Nietigheid: 4.3. Inter-Tyre stelt dat er zeer veel verschillende velgen op de markt zijn, die bovendien noodzakelijk veel op elkaar lijken. Desgevraagd heeft Inter-Tyre ter zitting verklaard zich in deze procedure niet op het standpunt te stellen dat de modellen van BMW nietig zouden zijn omdat de nieuwheid of het eigen karakter van de modellen zou ontbreken. Ook is door Inter-Tyre niet gesteld dat en gemotiveerd waarom de gestelde omstandigheid van invloed zou moeten zijn op de beschermingsomvang van de modellen. Vooralsnog is dan niet in te zien dat het gestelde voor beoordeling van het geschil relevant is. In ieder geval kan Inter-Tyre niet worden gevolgd in haar opvatting dat het inbreuk op de modelrechten van BMW zou kunnen rechtvaardigen.

(…) 4.5. Voorshands bestaat geen reden te twijfelen aan de geldigheid van het internationale model. Niet is in te zien dat de inschrijving onvoldoende duidelijk zou zijn. Een nadere beschrijving van de afbeeldingen, zoals Inter-Tyre kennelijk verlangt, is niet dwingend voorgeschreven.”

4.6. (…)  Indien Inter-Tyre meent dat er reden is voor nietigverklaring van (één van) de Gemeenschapsmodellen van BMW, dient zij, zoals zij ter zitting heeft aangekondigd, bij het in de verordening bedoelde Bureau een vordering tot nietigverklaring in te stellen. Zolang dat niet is gebeurd, brengt het vermoeden van geldigheid in beginsel mee dat in deze procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen.”

Inbreuk modelrechten. “4.8. Voorshands wordt geoordeeld dat de door Inter-Tyre aangeboden velgen bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekken dan de ingeschreven Gemeenschapsmodellen. De voorzieningenrechter merkt in dit verband op dat de Gemeenschapsmodellen vrijwel tot in detail lijken te zijn nagemaakt. BMW heeft ter illustratie terecht gewezen op onder meer een gefreesde rechthoekige figuur in één van de velgen (zie de hieronder opgenomen afbeelding). Dat de velgen van Inter-Tyre qua maatvoering zouden afwijken is niet te zien, omdat uit de modellen geen andere maten zijn af te leiden dan de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende delen van de velgen. Voor zover de modellen kleur en textuur vertonen zijn geen significante verschillen met de door Inter-Tyre verhandelde velgen waarneembaar. Voorshands moet dan ook worden geoordeeld dat Inter-Tyre inbreuk maakt op de Gemeenschapsmodellen van BMW. Met toepassing van de in artikel 3.16 lid 1 BVIE gegeven maatstaf geldt voor het internationale model hetzelfde.”

Inbreuk merkrechten:   “4.10. (…) Het beroep van Inter- Tyre op deze bepaling slaagt echter niet omdat, zie de hiervoor onder rechtsoverweging 2.6. weergegeven afbeelding, Inter-Tyre het merk niet slechts gebruikt om aan te geven dat de velg geschikt is voor auto’s van het merk BMW. Uit de afbeelding wordt immers niet duidelijk dat de velgen weliswaar geschikt zijn voor auto’s van het merk BMW maar niet van BMW afkomstig zijn. Het publiek zal er daarom vanuit kunnen gaan dat het gaat om velgen die afkomstig zijn van de merkhouder BMW, hetgeen als ongeoorloofd gebruik van het merk door Inter-Tyre moet worden aangemerkt. Nu het merk gebruikt wordt voor dezelfde waren, als waarvoor het merk is ingeschreven, kan BMW op grond van artikel 9 lid 1 onder a GMVo dit gebruik in het economisch verkeer verbieden.
 
Proceskosten: “4.16. Voor vonnissen gewezen na 1 augustus 2008 dient voor de hoogte van de proceskosten in het geval van betwisting aansluiting te worden gezocht bij de per die datum in werking getreden regeling Indicatietarieven in IE-zaken (raadpleegbaar op www.rechtspraak.nl). Het door BMW in rekening gebrachte bedrag is aanzienlijk hoger dan het daarin vermelde indicatietarief voor een niet eenvoudig kort geding. De door BMW in rekening gebrachte kosten dienen daarom in beginsel als niet redelijk en evenredig te worden aangemerkt. De door BMW gegeven verklaring voor de omvangrijke kosten overtuigen niet. De aard van de kort geding procedure brengt met zich dat niet zelden moet worden ingespeeld op niet op voorhand bekende stellingen en verweren van de wederpartij. Desgevraagd heeft Inter-Tyre aangegeven dat ook naar haar mening de omvang van deze procedure die van een eenvoudig kort geding overstijgt. Daarvan uitgaande worden de kosten aan de zijde van Inter-Tyre begroot op € 15.000, vermeerderd met € 254 aan vast recht en € 85,44 aan explootkosten.”

Lees het vonnis hier.