Rechtspraak  

IEF 7172

De tafel uit Studio Sport

Trendhopper Madura, klik voor vergrotingRechtbank ’s-Gravenhage, 14 oktober 2008, KG RK 08/1702, Trenité & Arp Design B.V. tegen Trendhopper Holding B.V. (met dank aan Katelijn van Voorst, Certa Legal).

Ex parte. Gemeenschapsmodellenrecht. Bevel aan Trendhopper om inbreuk, middels de eettafel Madura, op het ongeregistreerd-gemeenschapsmodelrecht m.b.t. de Long Legs tafel van Arp / Trenité te staken. Verbod strekt zich uit, zoals gevorderd, tot de lidstaten van de Benelux. Afbeeldingen in de beschikking.

Lees de beschikking hier.

IEF 7140

Vrijwel tot in detail

Inter Tyre BMVV 5 serie 18 inchVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 oktober 2008, KG ZA 08-885, Bayerische Motoren Werke Aktiengesellschaft tegen Inter-Tyre Holland B.V.

Modellenrecht. Merkenrecht. BMW maakt succesvol bezwaar tegen het aanbieden door gedaagde, op haar website, van velgen die, zoals de rechtbank stelt, ‘vrijwel tot in detail lijken te zijn nagemaakt’ van de modellen van BMW. Nu niet is gesteld dat de modellen van BMW nietig zouden zijn, is een verwijzing naar de rest van de markt niet relevant.

Op een eerdere sommatie van BMW heeft gedaagde de aanduiding bij de velgen gewijzigd van BMW in BMVV (BVIE zou misschien ook een aardige vervanger zijn geweest). De rechtbank oordeelt dat dit inbreukmakend merkgebruik is en geen toegestane aanduiding om de bestemming van de waar, met name als accessoire of onderdeel, aan te geven. Afbeeldingen in het vonnis.

Proceskosten: In geval van betwisting dient aansluiting te worden gezocht bij de indicatietarieven. Beide partijen hebben aangegeven dat de omvang van de procedure naar hun mening die van een eenvoudig krot geding ontstijgt en ‘daarvan uitgaande’ worden de kosten begroot op €15.000,- .

Nietigheid: 4.3. Inter-Tyre stelt dat er zeer veel verschillende velgen op de markt zijn, die bovendien noodzakelijk veel op elkaar lijken. Desgevraagd heeft Inter-Tyre ter zitting verklaard zich in deze procedure niet op het standpunt te stellen dat de modellen van BMW nietig zouden zijn omdat de nieuwheid of het eigen karakter van de modellen zou ontbreken. Ook is door Inter-Tyre niet gesteld dat en gemotiveerd waarom de gestelde omstandigheid van invloed zou moeten zijn op de beschermingsomvang van de modellen. Vooralsnog is dan niet in te zien dat het gestelde voor beoordeling van het geschil relevant is. In ieder geval kan Inter-Tyre niet worden gevolgd in haar opvatting dat het inbreuk op de modelrechten van BMW zou kunnen rechtvaardigen.

(…) 4.5. Voorshands bestaat geen reden te twijfelen aan de geldigheid van het internationale model. Niet is in te zien dat de inschrijving onvoldoende duidelijk zou zijn. Een nadere beschrijving van de afbeeldingen, zoals Inter-Tyre kennelijk verlangt, is niet dwingend voorgeschreven.”

4.6. (…)  Indien Inter-Tyre meent dat er reden is voor nietigverklaring van (één van) de Gemeenschapsmodellen van BMW, dient zij, zoals zij ter zitting heeft aangekondigd, bij het in de verordening bedoelde Bureau een vordering tot nietigverklaring in te stellen. Zolang dat niet is gebeurd, brengt het vermoeden van geldigheid in beginsel mee dat in deze procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmodellen.”

Inbreuk modelrechten. “4.8. Voorshands wordt geoordeeld dat de door Inter-Tyre aangeboden velgen bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekken dan de ingeschreven Gemeenschapsmodellen. De voorzieningenrechter merkt in dit verband op dat de Gemeenschapsmodellen vrijwel tot in detail lijken te zijn nagemaakt. BMW heeft ter illustratie terecht gewezen op onder meer een gefreesde rechthoekige figuur in één van de velgen (zie de hieronder opgenomen afbeelding). Dat de velgen van Inter-Tyre qua maatvoering zouden afwijken is niet te zien, omdat uit de modellen geen andere maten zijn af te leiden dan de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende delen van de velgen. Voor zover de modellen kleur en textuur vertonen zijn geen significante verschillen met de door Inter-Tyre verhandelde velgen waarneembaar. Voorshands moet dan ook worden geoordeeld dat Inter-Tyre inbreuk maakt op de Gemeenschapsmodellen van BMW. Met toepassing van de in artikel 3.16 lid 1 BVIE gegeven maatstaf geldt voor het internationale model hetzelfde.”

Inbreuk merkrechten:   “4.10. (…) Het beroep van Inter- Tyre op deze bepaling slaagt echter niet omdat, zie de hiervoor onder rechtsoverweging 2.6. weergegeven afbeelding, Inter-Tyre het merk niet slechts gebruikt om aan te geven dat de velg geschikt is voor auto’s van het merk BMW. Uit de afbeelding wordt immers niet duidelijk dat de velgen weliswaar geschikt zijn voor auto’s van het merk BMW maar niet van BMW afkomstig zijn. Het publiek zal er daarom vanuit kunnen gaan dat het gaat om velgen die afkomstig zijn van de merkhouder BMW, hetgeen als ongeoorloofd gebruik van het merk door Inter-Tyre moet worden aangemerkt. Nu het merk gebruikt wordt voor dezelfde waren, als waarvoor het merk is ingeschreven, kan BMW op grond van artikel 9 lid 1 onder a GMVo dit gebruik in het economisch verkeer verbieden.
 
Proceskosten: “4.16. Voor vonnissen gewezen na 1 augustus 2008 dient voor de hoogte van de proceskosten in het geval van betwisting aansluiting te worden gezocht bij de per die datum in werking getreden regeling Indicatietarieven in IE-zaken (raadpleegbaar op www.rechtspraak.nl). Het door BMW in rekening gebrachte bedrag is aanzienlijk hoger dan het daarin vermelde indicatietarief voor een niet eenvoudig kort geding. De door BMW in rekening gebrachte kosten dienen daarom in beginsel als niet redelijk en evenredig te worden aangemerkt. De door BMW gegeven verklaring voor de omvangrijke kosten overtuigen niet. De aard van de kort geding procedure brengt met zich dat niet zelden moet worden ingespeeld op niet op voorhand bekende stellingen en verweren van de wederpartij. Desgevraagd heeft Inter-Tyre aangegeven dat ook naar haar mening de omvang van deze procedure die van een eenvoudig kort geding overstijgt. Daarvan uitgaande worden de kosten aan de zijde van Inter-Tyre begroot op € 15.000, vermeerderd met € 254 aan vast recht en € 85,44 aan explootkosten.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7130

Om in de terminologie van partijen te blijven

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 1 oktober 2008, KG ZA 08-1068, Honcoop & $D Path B.V. tegen Holding De Bie Venray B.V.

(Benelux-)modellenrecht. Model ‘bekerdrager’. Rechten niet weersproken. ‘De rest van de markt’ weerlegt gestelde technische bepaaldheid, te dragen producten zijn niet relevant. Geen andere algemene indruk: inbreuk aangenomen. € 9.285,80 niet-betwiste proceskosten.

 “4.6. De Bie Venray heeft daarnaast betoogd dat de bierwaaier een ander uiterlijk heeft dan het Benelux-model. Zij meent dat het model zoals ingeschreven de vorm heeft van een ‘gasmasker’ of ‘alien’, terwijl haar product een ‘hart-vorm’ zou hebben. Ook dat verweer wordt verworpen. Naar voorlopig oordeel wekt de bierwaaier bij de geïnformeerde gebruiker, rekening houdend met de mate van vrijheid van ontwerp bij de ontwikkeling van het model, geen andere algemene indruk dan het Benelux-model. Ook de bierwaaier heeft de vorm van een – om in de terminologie van partijen te blijven – gasmasker. De insnedes in de ronde uitsparingen voor glazen doen aan de algemene indruk niet af. Datzelfde geldt voor de glooiende, v-vormige lijn aan de bovenzijde van de afzonderlijke houders.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7129

Uitingen van een stijl/een modetrend

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 1 oktober 2008, HA ZA 07-2131, Hansgrohe AG tegen Tiger Nederland B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. (Gemeenschaps-)modellenrecht en auteursrecht op douchekop. Model is geldig, maar heeft beperkte beschermingsomvang en is gedeeltelijk technisch bepaald. Geen inbreuk, andere algemene indruk Auteursrecht niet betwist, maar geen inbreuk. € 61.684,19 niet-betwiste proceskosten.

“4.3. Dat sprake is van een geldig Gemeenschapsmodel laat onverlet dat het eigen karakter van dat Gemeenschapsmodel niet geacht kan worden te zijn gelegen in die elementen die een uiting zijn van een bepaalde stijl of mode. Het enkel volgen van een bepaalde stijl of mode zal er immers niet toe leiden dat bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wordt gewekt. Daarnaast is van belang dat een recht op een Gemeenschapsmodel niet geldt voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie worden bepaald (art. 8 lid 1 GModVo). De rechtbank wijst voorts op art. 10 lid 2 GModVo, waarin is bepaald dat bij de beoordeling van de draagwijdte van de bescherming van een model rekening dient te worden gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.

4.4. De rechtbank is, indachtig hetgeen onder 4.3. is overwogen, van oordeel dat de beschermingsomvang van het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe beperkt is. Verschillende aspecten zijn daarbij van belang. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat zijdens Hansgrohe ter zitting desgevraagd is bevestigd dat de afgeronde (organische) vormen en de chroom-uitvoering van haar Gemeenschapsmodel uitingen zijn van een stijl/een modetrend die ook vóór het depot van haar Gemeenschapsmodel bestond. (…).

4.5. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de grootte van de douchekop in verhouding tot de lengte van de handgreep technisch is bepaald. (…) Hoe korter de handgreep, des te groter kan de douchekop worden uitgevoerd. (…) De lengte van de handgreep zal om die reden niet korter worden uitgevoerd dan de breedte van een gemiddelde hand.

4.6. Uitgaande van de beperkte beschermingsomvang van het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, is de rechtbank van oordeel dat dit Gemeenschapsmodel en de Niagara bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekken. Hierbij is van belang dat de algemene indruk van het Gemeenschapsmodel in grote mate wordt beïnvloed door de grote douchekop en de in verhouding tot die douchekop korte handgreep, door het gebruik van chromen/verchroomde ronde vormen en het overlopen van de handgreep in de douchekop. De ontwerper die binnen de heersende stijl/modetrend tot een ontwerp van een wellnesshanddouche wil komen, wordt juist op die punten beperkt in zijn vrijheid. (…) De ontwerper had uiteraard een andere technische oplossing kunnen kiezen om dit doorknikken tegen te gaan - hetgeen zou hebben geleid tot een aanmerkelijk andere vormgeving - maar juist omdat de korte greep niets anders is dan een technische oplossing van een technisch probleem, welke vrijelijk mag worden toegepast nu niet is gebleken van enigerlei andere bescherming van de korte greep, is de ontwerper niet gehouden de weg van een andere techniek in te slaan. Daarbij valt op dat de handgreep van de Niagara, indien deze wordt vergeleken met het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, bovendien slanker (en daarmee langer) oogt. De vrijheid die de ontwerper van een wellness-handdouche heeft, is door de ontwerper van de Niagara voorts anders benut dan door de ontwerper van het Gemeenschapsmodel. Zo is de voor het Gemeenschapsmodel (eveneens) kenmerkende platte douchekop bij de Niagara aan de bovenzijde veel boller vormgegeven. Ook het verloop naar de handgreep oogt bij de Niagara veel ronder. Daar komt bij dat de handgreep bij het Gemeenschapsmodel als het ware één is met de douchekop doordat handgreep en douchekop vloeiend in elkaar overlopen. Bij de Niagara wordt door de ‘driehoekconstructie’ bovenop de douchekop veeleer de indruk gewekt dat de douchekop onder de handgreep is komen te hangen.

4.7. Ook op andere (voor de algemene indruk van minder belang zijnde) kenmerken wijkt de Niagara af van het Gemeenschapsmodel. (…)

(…) 4.9. Omdat de Niagara een andere algemene indruk wekt dan het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, is van inbreuk op dat Gemeenschapsmodel geen sprake. De op het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe gebaseerde vorderingen dienen daarom te worden afgewezen.

4.10. Niet betwist is dat de Raindance een auteursrechtelijk beschermd werk is. Voor de beantwoording van de vraag of de Niagara een verveelvoudiging van de Raindance is, moet worden beoordeeld of de Niagara de auteursrechtelijk beschermde trekken van de Raindance vertoont, zodanig dat de totaalindrukken overeenkomen. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank onder 4.4. tot en met 4.8. heeft overwogen inzake de voor het modelrecht van belang zijnde beschermingsomvang en de algemene indruk, stelt zij vast dat (ook) de totaalindruk van de Niagara en die van de Raindance verschillen. Ook de op het auteursrecht gebaseerde vorderingen zullen daarom worden afgewezen.

4.11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Hansgrohe in de kosten worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van Tiger begroot op € 61.684,19, zijnde de door Tiger verantwoordde en door Hansgrohe niet betwiste kosten. “

Lees het vonnis hier.

IEF 7117

Voor haar geen waarde heeft

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18 december 2007, 2 september 2008, LJN: BE9566, Hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rb. Rotterdam  ten aanzien van Stichting [X] te [Z].

Aardig om te vermelden, maar veel meer ook niet. IE-argument in belastingzaak. Partijen zijn verdeeld over de waarde die op de waardepeildatum aan de onroerende zaak, De Kunsthal, dient te worden toegekend. 

.“6.1  Het primaire standpunt van belanghebbende houdt in dat de onroerende zaak in economische zin voor haar geen waarde heeft, omdat deze voor haar geen nut oplevert. Het Hof zal belanghebbende niet volgen in deze stelling. Het Hof acht aannemelijk dat de onroerende zaak is ontworpen en gebouwd als museum. Het gebouw wordt ook als zodanig door belanghebbende overeenkomstig haar doelstelling gebruikt. Niet kan worden gezegd dat de onroerende zaak voor belanghebbende geen ander nut oplevert dan dat deze blijft voortbestaan als architectonisch belangwekkend gebouw. De omstandigheid dat aan het gebouwde gedurende de periode dat de intellectuele eigendom van het ontwerp bij de architect berust, geen wijzigingen kunnen worden aangebracht en het ook overigens dient te blijven bestaan, brengt hierin geen verandering.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7078

Het kruis tussen de poten ontbreekt

Het Anker: CleopatraRechtbank Arnhem, 27 augustus 2008, HA ZA 07-1380, Montis Design B.V. tegen B.V. Meubelindustrie Het Anker Druten (Met dank aan Titia Deurvorst, Brainich Advocaten). 

Eerst even voor jezelf lezen. Auteursrecht. Tussenvonnis in stoelenzaak. Rechtsverwerking m.b.t. bepaalde modellen. Vaststellingsovereenkomst. Treffen van een dading heeft geen relevantie voor het beroep op rechtsverwerking. Bewijslevering (niet ondertekende) vaststellingsovereenkomst.

“4.4. Met inachtneming van het hierboven genoemde uitgangspunt komt de rechtbank tot het oordeel dat het verweer van Het Anker dat sprake is van rechtsverwerking doel treft. De volgende omstandigheden zijn bij die beoordeling doorslaggevend.
Eind 2003 is Het Anker in kort geding gedagvaard door een meubelfabriek in Oisterwijk (OSP), die stelde dat Het Anker met de productie van de Armada, Twist, Bingo en Cleopatra inbreuk maakte op zijn auteurs/ en modelrechten.
Niet in geschil is dat Het Anker met oog op het door haar in die procedure te voeren verweer enige vorm van bijstand heeft verzocht aan Montis. Montis erkent dat Het Anker haar in ieder geval heeft gevraagd om een modelinschrijving. Voorts staat vast dat de heer P. Van der Aa, directeur van Het Anker Montis in het kader van dit verzoek om bijstand heeft bezocht en dat de toenmalige directeur van Montis, de heer H Van Straaten eveneens minimaal tweemaal een bezoek heeft gebracht aan de showroom van Het Anker. Het Anker heeft onweersproken aangevoerd dat Van Straaten de vier op dat moment, in de procedure van OSP tegen Het Anker, in het geding zijnde stoelen, evenals de hierboven genoemde Rio, uitvoerig heeft bestudeerd en dat hij ook in die stoel heeft gezeten.
Hoewel Montis betwist dat Van Straaten Het Anker op dat moment heeft toegezegd dat de stoelen van Van (sic) Anker geen inbreuk maken op de Charly en de Chaplin, staat onweersproken vast dat Montis na het bekijken van de stoelen evenmin bezwaren, van welke aard ook, heeft geuit tegen één van die stoelen. Van Straaten zou in de showroom hebben geconstateerd dat de Bingo wel veel leek op de Charly en de Chaplin, zo verklaart Montis onweersproken, maar tevens heeft hij volgens het Anker hardop vastgesteld dat het kruis tussen de poten bij de stoelen van Het Anker ontbreekt.
Vast staat ten slotte dat Montis korte tijd later het procesdossier van Het Anker van de procedure tegen OSP – waarin zich ook foto’s van de vier stoelen bevonden – heeft meegenomen. Bij retournering van het dossier heeft Montis opnieuw geen bezwaren geuit.” 

Lees het vonnis hier.

IEF 7067

De onderbouwing van een ingrijpende maatregel

Crocs - BlokkerRechtbank ’s-Gravenhage, 6 augustus 2008, KG RK 08/1319, Crocs inc. tegen Blokker B.V.

Ex parte beschikking. Modellenrecht, auteursrecht. Modellenrechtelijek vordering afgewezen, omdat de voor de beslissing van belang zijnde feiten niet volledig en naar waarheid zijn aangevoerd. Auteursrechtelijke vordering toegewezen. Verbod op ‘schoeisel dat vrijwel identiek is aan het schoeisel van Crocs’.

“2.2. Krachtens artikel 21 Rv zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Verzoeksters hebben in strijd met deze bepaling verzuimd in het verzoekschrift melding te maken van een bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt aanhangige nietigheidsprocedure met betrekking tot het Gemeenschapsmodelrecht met registratienummer 000257001-0001. Reeds om die reden dient het verzoek, voor zover het is gebaseerd op dit Gemeenschapsmodelrecht, te worden geweigerd. Overigens dient dat verzoek ook te worden geweigerd, omdat het gelet op de nietigheidsprocedure niet in overeenstemming wordt geacht met de aan de onderbouwing van een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van de geldigheid van het Gemeenschapsmodelrecht dat aan het verzoek ten grondslag is gelegd.

2.3. Het voorgaande laat onverlet dat verzoeksters een beroep kunnen doen op het auteursrecht. Voorshands uitgaande van de auteursrechtelijke bescherming op het schoeisel Crocs Cayman en gelet op de grote mate van overeenstemming tussen dit schoeisel en de door gerekwestreerden aangeboden kunststof zomerschoen, ziet de voorzieningenrechter, gezien de onherstelbare schade die verzoeksters thans stellen te lijden, voldoende aanleiding voor toewijzing van het op het auteursrecht gebaseerde verzoek op de wijze als hierna vermeld.

2.4. Het verzoek om te bepalen dat het bevel zich uitstrekt over alle lidstaten van de Europese Gemeenschap zal worden geweigerd, reeds omdat verzoeksters niet, althans onvoldoende gemotiveerd hebben gesteld dat gerekwestreerden in al die landen inbreuk maken op het auteursrecht. De enkele stelling dat Blokker ook buiten Nederland winkels heeft, volstaat daartoe niet.

Lees de beschikking hier.

IEF 7066

De indruk van een stilistische bloem

Glazen kandelaarsRechtbank ’s-Gravenhage, 1 augustus 2008,  KG RK 08/1292, Cleybergh tegen Van Roon B.V.

Ex parte beschikking. Modellenrecht. Verbod op inbreukmakende glazen kandelaar (klik op afbeeldingen voor vergroting).

 “13. Van Roon biedt de Inbreukmakende Kandelaar aan via het internet aan klanten die zowel binnen als buiten de Benelux gevestigd zijn en die de producten middels de webcatalogus kunnen bestellen. Daarnaast presenteert zij haar producten op verschillende internationale beurzen.

(…) 16. De enige manier om aan deze internationale verhandeling van Inbreukmakende Kandelaar op korte termijn een einde te kunnen maken, is door snel op te treden en door zo spoedig mogelijk de verhandeling van de Inbreukmakende Kandelaar te doen staken. De Nederlandse kort geding praktijk toont aan dat zelfs die procedure in het algemeen al te lang duurt om de verhandeling van dit soort inbreukmakende producten effectief te kunnen stoppen. Tegen de tijd dat in zo’n procedure een verbod is gewezen en betekend, is het vaak al te laat en zijn alle inbreukmakende producten al verkocht. Aangezien de inbreukmaker in die procedure al weet dat hij kan worden geconfronteerd met een verbodvordering, blijkt in de praktijk dat de nog aanwezige inbreukmakende producten nog voor het wijzen van het vonnis ofwel tegen nog lagere prijzen worden uitverkocht ofwel snel worden doorverhandeld naar verbonden of bevriende ondernemingen, al dan niet in het buitenland. Gezien de internationale clientèle van Van Roon, zal dit ertoe leiden dat de Inbreukmakende Kandelaar ook buiten Nederland op grote schaal verkrijgbaar zal zijn.”

“2.2. Gelet op de grote mate van overeenstemming tussen de kandelaar Josephine en het gedeponeerde Beneluxmodel met registratienummer 33632-00, ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding voor toewijzing van het verbod”

Lees de beschikking hier.

IEF 7040

Exquisite Legging

Vzr. Rechtbank ´s-Gravenhage, 4 september 2008, KG ZA 08-633, Bonnie Doon Europe B.V. tegen Angro Hosiery B.V. c.s. (met dank aan Lars Bakers en Gitta van der Meer, Leidsegracht Advocaten).

Eerst even voor jezelf lezen. Ongeregistreerd gemeenschapsmodel legging, ontlening. Indictietarieven IE: eenvoudige zaak: E.15.000,-

“Nu per 1 september 2008 de functie van procureur is vervallen, zijn in de kop van dit vonnis, bij gebreke van het indienen van een B-formulier (wijziging advocaat) op de voet van artikel 7.3. van het landelijk rolreglement, de bij de rechtbank geregistreerde voormalige procureurs aangemerkt als behandeld advocaat. Tot 1 september 2008 is voor Bonnie Doon mw. mr. G.H. van der Meer, advocaat te Amsterdam opgetreden en voor Angro rnr. A.A.H.M. van der Wijst, advocaat te Boxtel.

5.7. Het verweer dat een presentatie in de showroom van Bonnie Doon waarbij de Exquisite Legging aan een selecte groep afnemers wordt getoond niet kan worden aangemerkt als aan het publiek beschikbaar stellen in de zin van artikel 11 GModVo, wordt verworpen. Die presentatie heeft immers, gelet ook op de hiervoor genoemde bestellingen, onmiskenbaar tot doel gehad het ter verkoop aanbieden van de Exquisite Legging, een handeling die kwalificeert als het n de handel brengen van het betrokken model aan ingewijden in de sector als bedoeld in artikel 11 GModVo. Voor zover uit de stellingen van Angro in dit verband voorts nog moet worden begrepen dat zij stelt dat het tonen van ontwerptekeningen / afbeeldingen niet kan worden aangemerkt als het beschikbaar stellen aan het publiek, wordt Angro daarin niet gevolgd omdat dit niet anders is dan het afbeelden van een tweedimensionaal model in een publicatie zoals een catalogus, een handeling waarvan Angro in ieder geval vindt dat dat een beschikbaarstelling is. De toets is uiteindelijk of de ingewijden in de betrokken sector kennis hebben kunnen nemen van het model, hetgeen in deze zaak voorshands bevestigend wordt beantwoord.

(…) 5.9. Nu Bonnie Doon naar voorlopig oordeel haar Exquisite Legging als eerste aan het publiek beschikbaar heeft gesteld, wordt voldaan aan het nieuwheidsvereiste van artikel 5 GModVo. Tussen partijen is verder niet in geschil dat de Exquisite Legging, ervan uitgaande dat deze voor het eerst aan het publiek beschikbaar is gesteld, een eigen karakter heeft in de zin van artikel 4 OModVo (vgl. pleitnota mr. Van der Wijst, positum 30), zodat de Exquisite Legging van Bonnie Doon voldoet aan de in artikel 4 GModVo genoemde beschermingsvoorwaarden. Dat betekent dat Bonnie Doon zich ut hoofde van haar niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht in beginsel kan verzetten tegen het gebruik daarvan door Angro, mits dat gebruik voortvloeit uit het namaken van het beschermde model.

5.10. Gelet op het feit dat de Exquisite Legging eerder dan de Angro Legging aan het publiek beschikbaar is gesteld en deze laatste legging een nagenoeg klakkeloze kopie betreft van de Exquisite Legging, wordt voorshands aangenomen dat van ontlening sprake is. Hetgeen Angro daartegen heeft ingebracht maakt dit niet anders (…)”

Lees het vonnis hier (inmiddels de doorzoekbare versie van de Rechtbank Den Haag).

IEF 6590

Romina, Samira, Christy, Melissa, Isabella, Irena en Naomi

Rechtbank Rotterdam, 21 mei 2008, LJN BD8858, Meubelco BVBA tegen Sefa Meubel

Wel gemeld, nog niet samengevat. Meubellijnen. Modellenrecht, auteursrecht. “De enkele beschikbaarstelling van de meubelen aan derden doet aan de nieuwheid niet af, nu zeker niet ondenkbaar is dat deze aankopen zijn geschied ten gevolge van misbruik jegens ontwerper Meubelco. Advertentie is geen bewijs voor verkoop.

Meubelco vordert onder meer een verbod op de verhandeling van meubels uit de lijnen ‘Romina’, ‘Samira’, ‘Christy’, ‘Melissa’ en ‘Naomi’. In deze procedure stelt eiser Meubelco dat haar het model- en/of auteursrecht toekomt op de door haar onder de namen ‘Romina’ en ‘Samira’ gevoerde meubellijnen en daarnaast het auteursrecht op de door haar onder de namen ‘Christy’, ‘Melissa’ en ‘Naomi’ gevoerde meubellijnen. De door Sefa Meubel aangeboden meubels maken volgens Meubelco inbreuk op die rechten.

De Voorzieningenrechter beoordeelt eerst de modelrechtelijke vorderingen. Om voor modelregistraties in aanmerking te komen is, zo blijkt uit artikel 3.3 Benelux- verdrag intellectuele eigendom (hierna: BVIE), vereist dat het model nieuw is en dat het over een eigen karakter beschikt.

Allereerst komt de nieuwheid aan bod. Tussen partijen is niet in geschil dat de meubellijnen ‘Romina’ en ‘Samira’ door Meubelco reeds sinds 2005 op de markt zijn gebracht en dat Meubelco de modelrechten op ‘Romina’ en ‘Samira’ heeft doen registreren op respectievelijk 24 april 2007 en 16 mei 2007. Het, op het eerste gezicht wat dubieuze oordeel van de voorzieningenrechter is, dat nu artikel 3.3 BVIE ziet op het vóór de datum van de depotaanvraag op de markt brengen van identieke modellen door een ander dan degene die de aanvraag heeft ingediend, het feit dat Meubelco zelf reeds voor de data van het verkrijgen van de modelrechten de meubellijnen ‘Romina’ en ‘Samira’ op de markt heeft gebracht niet af doet aan de geldigheid van de verkregen modelrechten.

Meubelco heeft ter zitting aangevoerd en onderbouwd, dat door haar (dan wel door haar werknemers) de meubellijnen ‘Romina’ en ‘Samira’ zijn ontworpen. Sefa Meubel stelt zelf ook wel eens meubels uit deze lijnen bij Meubelco te hebben gekocht. Vervolgens heeft Meubelco de betreffende meubelen in China laten produceren. De enkele beschikbaarstelling van de meubelen aan derden waar de door Sefa Meubels overgelegde aankoop- facturen op zien - nog daargelaten dat die stukken nog wel enige vragen oproepen - doet aan de nieuwheid niet af, nu zeker niet ondenkbaar is dat, zoals Meubelco ter zitting heeft gesteld, deze aankopen zijn geschied ten gevolge van misbruik door Kar Trading International, Rosella Meubelen en/of (een van) de Chinese ontwerper(s) jegens de ontwerper Meubelco.

De voorzieningenrechter concludeert vervolgens dat is voldaan aan de eis van een eigen karakter. De door Meubelco gevoerde meubellijnen genaamd ‘Romina’ en ‘Samira’ genieten naar voorlopig oordeel dan ook modelrechtelijke bescherming.

Met betrekking tot de vraag of er inbreuk wordt gemaakt op het modelrechten op ‘Romina’ en ‘Samira’ door de verkoop door Sefa Meubels van ‘Isabella’ en ‘Irena’ stelt de rechter dat een advertentie in een krant waarin die laatstgenoemde meubels zijn afgebeeld niet voldoende bewijst dat die meubels ook daadwerkelijk verkocht worden. Het zou gaan om een vergissing: Dat de gepubliceerde advertenties in ‘Merhaba’ onder de namen ‘Isabella’en ‘Irena’ de meubels van de lijnen ‘Romina’ en ‘Samira’ weergeven is op zichzelf erkend, maar Sefa Meubels stelt dat het hier een vergissing betreft. Hoewel die stelling op zichzelf niet zeer aannemelijk is kan, gelet op de excuusbrief d.d. 3 maart 2008 (zie onder 2.7) aangaande de in de krant ‘Merhaba’ verschenen advertenties aangaande de meubelen ‘Isabella’en ‘Irena’ binnen dit kort geding, waar voor verdere bewijsvoering geen plaats is, niet het - voorshands - bewijs worden ontleend dat Sefa Meubels de in de advertentie afgebeelde meubelen ook werkelijk heeft verkocht.

Op basis van ander bewijsmateriaal oordeelt de Voorzieningenrechter dat het bed van de door Sefa Meubels gevoerde slaapkamermeubellijn ‘Isabella’ naar voorlopig oordeel inbreuk maakt op het modelrecht van het door Meubelco gevoerde modelrecht op het tweepersoonsbed van de door haar gevoerde meubellijn ‘Romina’.  Daarnaast is er voor zover het het tweepersoonsbed uit de slaapkamerlijn ‘Isabella’ betreft sprake van onrechtmatig handelen door Sefa Meubel, nu uit voornoemd feitenbestand blijkt dat sprake is van een slaafse nabootsing.

Een inbreuk op de modelrechtelijke bescherming, dan wel onrechtmatig handelen door Sefa Meubel, van de overige meubels uit de lijn ‘Romina’ (een kaptafel, een garderobekast en een nachtkastje) en de meubellijn ‘Samira’ is voorshands binnen dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden.

Voorts heeft Meubelco aangevoerd, hetgeen door Sefa Meubels wordt betwist, dat Sefa Meubels inbreuk maakt op haar auteursrechten aangaande de door haar gevoerde meubellijnen onder de namen ‘Christy’, ‘Melissa’ en ‘Naomi’.

Voor het auteursrecht is van belang of de door Meubelco gevoerde modellijnen ‘Christy’, ‘Melissa’ en ‘Naomi’ voldoen aan de uit het auteursrecht voorvloeiende vereisten van nieuw en oorspronkelijk werk dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Voorshands is binnen dit kort geding door Meubelco niet aannemelijk gemaakt dat de meubels in deze modellijnen als nieuw en oorspronkelijk werk zijn aan te merken. Meubelco heeft ter zitting ook zelf aangegeven dat een gedeelte van dit assortiment door leveranciers al gedurende lange tijd op de markt wordt gebracht. Nu naar voorlopig oordeel door Meubelco niet aannemelijk is gemaakt dat zij op de meubellijnen ‘Christy’, ‘Melissa’ en ‘Naomi’ auteursrecht bezit, zal de vordering voor zover het deze meubellijnen betreft worden afgewezen. Gelet op het voorgaande is er daarnaast geen sprake van onrechtmatig handelen door Sefa Meubels dienaangaande, nu niet is gebleken van slaafse nabootsing(en) welke een vorm van ongeoorloofde mededinging oplevert.

Er wordt onder meer een ruim verbod toegewezen en een kostenveroordeling van € 25.000,--.

Lees het vonnis hier.