Octrooirecht  

IEF 1064

Oorlogscorrespondentie

Naar aanleiding van dit vonnis (met de inmiddels beroemde ‘zwartgeblakerde eenheden’) komt  Miel Timmers in het Eindhovens Dagblad en op Curatoren.nl met een verslag van het kinderfietsenfront: "De keiharde strijd over de kinderfiets Triker tussen Horst en Marcel Oosterveer, uit respectievelijk Waalre en Eindhoven, en de Zeeuwse zakenman Quinten van de Vrie. Rechtszaken stapelen zich op en lopen door elkaar heen. Dat er nog meer volgen staat vast. Aantijgingen op de man worden niet geschuwd."

"Ik doe allang zaken, in binnen- en buitenland, maar zoveel brutaliteit heb ik nog nooit meegemaakt“, stelt Van de Vrie (voor het vonnis - IEF) , die samenwerkt met Van Berlo Studio’s in Eindhoven. „Laat Oosterveer zelf geld investeren en met eigen plannen komen.“ Oosterveer zelf: „Van de Vrie maakt misbruik van anderen. Niet netjes.“Ik wil dat de rechter Oosterveer verbiedt hiermee door te gaan. Ondertussen benadert hij achter mijn rug om mijn leveranciers, importeurs en distribiteurs. Pure piraterij.

Oosterveer wil dat de patenten van Van de Vrie nietig worden verklaard. „Patenten behoor je te verkrijgen als je iets nieuws hebt bedacht en dat heeft Van de Vrie niet. Ikzelf bezit oudere patenten. Die hebben hogere prioriteit. Niettemin verkondigt Van de Vrie wereldwijd dat hij de uitvinder van de Triker is. Deze kwestie zal niet met één rechtszaak zijn afgehandeld. De verdachtmakingen laten Oosterveer koud, zegt hij. „Van de Vrie heeft mij voor de rechter gedaagd. Hij is diegene die met steekhoudende bewijzen moeten komen."

"Deze uitspraak is een geschenk uit de hemel”, jubelt Horst Oosterveer. Van de Vrie is niet onder de indruk van de uitspraak. „Dit is slechts een voorlopig oordeel. We hebben een veldslag verloren, maar de oorlog woedt.” Lees hier en hier meer.

IEF 1053

Lekker kort verslag

Kamerstuk 30 222 (R 1797), nr. 6. Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Verslag, vastgesteld 6 oktober 2005.

"De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek naar bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij steunen de regering in haar voorstel tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 teneinde de positie van de houder van een intellectueel eigendomsrecht te versterken en de procedures duidelijker en eenvormiger te maken. In hoeverre verschilt de voorgestelde rechtsbescherming van een octrooihouder bij inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van soortgelijke rechtsbescherming in de verschillende bij het EOV aangesloten landen die niet lid zijn van de Europese Unie?"

De voorzitter van de commissie, Hofstra
De griffier van de commissie, Tielens-Tripels

IEF 1048

Assens vangnet houdt het niet

Gerechtshof Leeuwarden, 12 oktober 2005, Schneider tegen Cordis. In een octrooigeschil tussen Schneider en Cordis, bedrijven die zich beide bezighouden met het ontwikkelen en op de markt brengen van stents (zeer veel verkochte medische hulpmiddelen voor dotterbehandelingen), werd op 8 juni 2005 door de rechtbank in Den Haag aan Cordis een verbod op octrooiinbreuk opgelegd. Cordis vreesde banenverlies en zelfs noodgedwongen sluiting van haar productiefaciliteiten in Roden als gevolg van de executie van het vonnis door Schneider, en klopte aan bij de voorzieningenrechter in Assen om te vragen om schorsing van de executie hangende de uitkomst van het hoger beroep.

De voorzieningenrechter in Assen oordeelde bij vonnis 23 juni 2005 dat weliswaar geen sprake was van kennelijke misslagen in het vonnis van de Haagse rechtbank, maar dat er toch reden was tot schorsing van de tenuitvoerlegging omdat de gedwongen beëinding door Cordis van de productie in Roden "ernstige en onomkeerbare sociaal-economische gevolgen zal (kunnen) hebben."

Het hof in Leeuwarden is het bepaald niet eens met de voorzieningenrechter in Assen. In zijn arrest van gisteren, 12 oktober, stelt het hof voorop dat geen inhoudelijke beoordeling van het geschil in de hoofdzaak kan plaatsvinden en dat - conform vaste rechtspraak - alleen bij misbruik van de bevoegdheid tot executie ruimte kan bestaan voor staking van de tenuitvoerlegging. Van dergelijk misbruik kan sprake zijn bij een klaarblijkelijke juridische of feitelijk misslag in het vonnis in de hoofdzaak, of indien op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten executie klaarblijkelijk een noodtoestand voor de geëxecuteerde zou doen ontstaan.

Het hof ziet geen klaarblijkelijke misslagen in het vonnis in de hoofdzaak van 8 juni en merkt op dat het niet de taak is van de rechter in een executiegeschil om te onderzoeken of er in het vonnis in de hoofdzaak al dan niet processuele misslagen voorkomen. Alleen bij zodanig vormverzuim dat niet meer gesproken kan worden van een "fair trial" in de zin van art. 6 EVRM zou dan ruimte kunnen bestaan voor een schorsing.

Het hof onderzoekt vervolgens of op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten, executie klaarblijkelijk een noodtoestand voor Cordis zou doen ontstaan. Het hof overweegt dat zij Cordis en Schneider bij het pleidooi in hoger beroep in overweging heeft gegeven om tot een licentie-overeenkomst te komen hangende het hoger beroep in de hoofdzaak, en dat zij daarvoor zelfs het wijzen van arrest met twee weken heeft opgeschort. Op die manier zou het dreigende (mogelijk zelfs algehele) banenverlies bij Cordis kunnen worden afgewend. Schneider had ook laten weten hier niet onwelwillend tegenover te staan. Partijen konden echter niet tot overeenstemming komen en hebben het hof aldus bericht, terwijl volgens het hof niet is gebleken dat de door Schneider aan een licentie verbonden voorwaarden dusdanig belastend waren dat Cordis daaraan redelijkerwijs niet kon of behoefde te voldoen. Onder die omstandigheden meent het hof dat de sluiting van de faciliteiten van Cordis niet zozeer een als gevolg van de executie ontstane noodtoestand is, maar dat "als causa efficiens daarvoor heeft te gelden de daartoe strekkende wilsbesluiten van (de directie) van Cordis."

Ten overvloede merkt het hof nog op dat het beschermen van belangen van derden, zoals werknemers van Cordis, niet behoort te geschieden door middel van het toelaten van inbreuk op het octrooirecht.

Lees hier het arrest van 12 oktober

Lees hier het bericht dat eerder verscheen op IEForum.nl over het vonnis van 23 juni.

IEF 1045

Nog een amendement

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 874 (R 1777), nr. 17. Goedkeuring en uitvoering van de Akte tot herziening van artikel 63 van  het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, het Verdrag inzake octrooirecht, het Verdrag inzake de toepassing van  artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van  Europese octrooien. Amendement van het lid Blom ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 121 Ontvangen 11 oktober 2005.

"Dit amendement voorziet erin dat Nederland het Vertalingenprotocol niet eerder bekrachtigt dan nadat de andere staten dat protocol hebben bekrachtigd. Vanwege de geringe reciprociteit die ondertekening van het protocol met zich meebrengt zal de concurrentiepositie van het octrooihoudende Nederlandse bedrijfsleven bij ondertekening verslechteren. Aangezien ondertekening van het Vertalingenprotocol ook onaantrekkelijk is voor het eigen octrooihoudende bedrijfsleven in potentiële protocollanden neemt de kans af dat deze landen het protocol zullen aannemen en aanwenden om hun taalpolitieke standpunt in het kader van het Gemeenschapsoctrooi te wijzigen."

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Aan artikel I, eerste lid, wordt toegevoegd: met dien verstande dat het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, niet eerder wordt bekrachtigd voor Nederland dan nadat alle staten buiten Nederland die partij zijn bij het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 1992, 47), tevens partij zijn geworden bij het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien.

IEF 1040

Eén uit twee

Rechtbank 's-Gravenhage 11 oktober 2005, Ranbaxy - Warner-Lambert Company. Zaaknummers 248867 en 248868. Beslissingen op verzoekschriften tot een voorlopig deskundigenonderzoek.

Twee verzoeken aan de rechtbank een voorlopig deskundigenonderzoek te bevelen, met benoeming van het Octrooicentrum Nederland als deskundige. Twee antwoorden.

Het eerste verzoekschrift geschiedt ten aanzien van een bij de rechtbank 's-Gravenhage aanhangige procedure waarin het gaat om de vraag of het onderwerp van de conclusies nieuw en inventief is. De rechtbank overweegt dat verzoekster precies die vraag in het kader van een voorlopig deskundigenbericht door deskundigen beantwoord wil zien, die in de bodemzaak door de rechtbank beantwoord dient te worden. Subsidiair verzoekt verweerster het verzoek af te wijzen wegens misbruik van bevoegdheid, strijd met een goede procesorde of op grond van andere zwaarwegende bezwaren.

Zij voert daartoe aan dat verzoeksters met hun verzoek geen legitiem doel nastreven en dat verzoeksters een minitrial binnen de versnelde bodemprocedure creëren en aldus het voor de versnelde bodemprocedure bepaalde tijdschema ten nadele van haar doorkruisen. Voorts meent zij dat toewijzing van het verzoek een ongewenst precedent zal opleveren en ertoe zal leiden dat de aanvraag voor een versnelde bodemprocedure voortaan door de aanlegger zal worden gecombineerd met een verzoek om het Octrooicentrum Nederland over het geschil te laten adviseren.

De rechtbank oordeelt als volgt: "Aldus betreft de vraag niet feiten die met een deskundigenbericht bewezen kunnen worden. In deze vraagstelling ligt immers besloten dat het advies van de deskundigen een oordeel inhoudt dat niet alleen een vaststelling van de feiten omvat en eventueel een deskundig advies omtrent het gewicht dat aan deze feitenvaststelling toekomt maar daarboven (en wellicht vooral) neerkomt op de in beginsel aan de rechter voorbehouden afweging van de relevante feiten en omstandigheden tegen de toepasselijke regelgeving. De ongespecificeerde vraagstelling maakt thans nog geen enkel vraagpunt van feitelijke aard zichtbaar, dat niet door de rechtbank, vanuit eigen deskundigheid of door partijen in de procedure aan te dragen deskundigheid kan worden beantwoord." Het verzoek wordt afgewezen. De rechtbank vindt kennelijk dat er ook binnen een versnelde procedure genoeg ruimte en belang is voor een deskundigenonderzoek. Lees [download:05.670vdoverzoekdeskundigen_copy.pdf:text:hier: de beslissing.

In het tweede verzoekschrift voert Ranbaxy aan dat, ten aanzien van een ander octrooi, bij de rechtbank een procedure aanhangig is waarin het gaat om de vraag of het onderwerp van EP 633 uitsluitend betrekking heeft op 'racematen' en niet ook op 'enantiomeren', alsmede de vraag of de stof 'atorvastatine' genoemd in het aanvullende beschermingscertificaat een enantiomere stof is. Dit verzoek wordt tot deskundigenonderzoek wordt wel toegewezen. Dit omdat voldoende aannemelijk is gemaakt dat een onderzoek door onafhankelijke deskundigen duidelijkheid kan verschaffen omtrent voor de beslissing van het geschil relevante feiten en/of omstandigheden.

Het verweer dat het Octrooicentrum Nederland niet geëigend is om een voorlopig deskundigenrapport uit te brengen, daar zij niet over specifieke deskundigheid zou beschikken, gaat niet op. "Deze stelling is door verweerster onvoldoende duidelijk gemaakt. Mocht echter blijken dat het Octrooicentrum Nederland inderdaad over onvoldoende deskundigheid beschikt om de vragen volledig te kunnen beantwoorden, dan gaat de rechtbank er van uit dat zij dit zelf in haar rapport zal aangeven."
De rechtbank heeft haar huiswerk kennelijk goed gedaan. Ambtshalve voegt zij nog een vraag toe en ziet de rechtbank aanleiding de eerste vraag van verzoeksters te herformuleren, zulks om duidelijk te maken dat de deskundige de rechtbank feitelijke informatie dient te geven vanuit het perspectief van de vakman. Lees hier de beslissing.

IEF 1039

Rechtbank vernietigt ABC

Rechtbank 's-Gravenhage, 12 oktober 2005, rolnr. 04/4233. Merial Ltd tegen Sankyo Lifetech company Ltd. en Virbac S.A. 

Merial komt met succes op tegen het aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (ABC) van Sankyo voor het product: Praziquantel en Ivermectine (een dierengeneesmiddel, met name voor behandeling van wormen bij paarden) Merial vordert nietigverklaring van het ABC  omdat volgens haar de inhoud van het ABC niet wordt gedekt door het onderliggende basisoctrooi. Sankyo vordert in reconventie een inbreukverbod. Het product Equimax waarop het ABC is gebaseerd is een combinatiepreparaat van Prazinquantel en Ivermectine. Merial produceert en verhandelt het product Eqvalan Duo, dat het racemisch mengsel van Praziquantel bevat.

Merial stelt dat uit het ABC niet duidelijk blijkt wat onder "Praziquantel" moet worden verstaan: de I-isomeer, de d-isomeer of het racemisch mengsel. Volgens Merial verwijst het ABC naar het I-isomeer, en maakt haar product geen inbreuk omdat deze het racemisch mengsel bevat. Dit is een andere actieve stof. De rechtbank volgt dit betoog niet en stelt vast dat het ABC betrekking heeft op het racemisch mengsel. Bovendien volgt uit vergunningen die in Groot Brittanie en in Nederland zijn verleend voor het in de handel brengen van het product Equimax dat het racemisch mengsel moet zijn bedoeld.

De rechtbank volgt wel het standpunt van Merial dat het product Equimax niet onder de beschermingsomvang van het basisoctrooi valt. "Naar het oordeel van de rechtbank is het synergetisch effect dan ook wezenlijk voor het octrooi." "De thans te beantwoorden vraag is of met de samenstelling Ivermectine en Praziquantel in het product Equimax, ook het synergetisch effect wordt bereikt." Op basis van door Merial overgelegde studies inzake Equimax komt de rechtbank tot een ontkennend antwoord. Het ABC is nietig, nu Equimax niet het synergetisch effect vertooont dat wezenlijk is voor het octrooi. Lees vonnis

IEF 1037

de bescherming van patenten en auteursrechten

Ook wel eens benieuwd wie de koers van het IE-recht proberen te beïnvloeden? En hoe? Adformatie bericht dat farmaceut Pfizer zich heeft teruggetrokken als sponsor van de Edmund Burke Stichting, een conservatieve denktank. Pfizer zou zich niet alleen hebben teruggetrokken wegens de samenwerking met de nieuwe partij van Geert Wilders,  maar zou volgens het bericht ook meer aandacht geëist hebben voor "de bescherming van patenten en auteursrechten".

Pfizer financierde de stichting de afgelopen jaren met in totaal 470.000 dollar. Het Amerikaanse bedrijf overweegt nu over te stappen naar het European Independent Institute. Aardig gezelschapsspel voor de komende lange winteravonden: raden wie of wat er achter welke kamervraag zit. Lees hier meer.

IEF 1022

Dubbele Octrooiering

Kamerstuk 29 874 (R 1777) Nr. 15. Goedkeuring en uitvoering van de Akte tot herziening van artikel 63 van  het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, het Verdrag inzake octrooirecht, het Verdrag inzake de toepassing van  artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van  Europese octrooien. Gewijzigd amendement van het lid Hessels over het voorkomen van dubbele octrooiering (ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 15. Ontvangen 6 oktober 2005).

Het vierde lid van artikel 4 van de Rijksoctrooiwet 1995 is een zogenoemde collisiebepaling en strekt ertoe om dubbele octrooiering te voorkomen. Ingevolge het thans nog van kracht zijnde artikel 4, vierde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 behoort de inhoud van Europese octrooiaanvragen en van internationale aanvragen tot de stand van de techniek nadat aan twee eisen is voldaan. Uit het voorgestelde artikel 4, vierde lid, (zie artikel II, onderdeel D, onder 1) blijkt dat deze twee eisen zullen vervallen, zonder dat voor de lopende octrooiaanvragen en voor octrooien die voor de inwerkingtreding zijn verleend een overgangsrechtelijke voorziening is getroffen.


De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:


Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

Op een octrooiaanvraag die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze rijkswet is ingediend en waarop nog niet onherroepelijk is beslist, alsmede op een voor dat tijdstip verleend octrooi blijft artikel 4, vierde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 respectievelijk 54, vierde lid, van het Europees Octrooiverdrag van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidde.
  
Toelichting

Het vierde lid van artikel 4 van de Rijksoctrooiwet 1995 is een zogenoemde collisiebepaling en strekt ertoe om dubbele octrooiering te voorkomen. Ingevolge het thans nog van kracht zijnde artikel 4, vierde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 behoort de inhoud van Europese octrooiaanvragen en van internationale aanvragen tot de stand van de techniek nadat aan twee eisen is voldaan, t.w. “(…), mits het Koninkrijk in de gepubliceerde aanvrage is aangewezen en het voor de aanwijzing verschuldigde bedrag is betaald”. Uit het voorgestelde artikel 4, vierde lid, (zie artikel II, onderdeel D, onder 1) blijkt dat deze twee eisen zullen vervallen, zonder dat voor de lopende octrooiaanvragen en voor octrooien die voor de inwerkingtreding zijn verleend een overgangsrechtelijke voorziening is getroffen. De situatie is analoog voor verleende Europese octrooien waarvoor het huidige vierde lid van artikel 54 van het Europees Octrooiverdrag, waarin bepaald was dat een colliderende Europese octrooiaanvraag alleen tot de stand van de techniek behoorde indien “in de latere aanvrage aangewezen Verdragsluitende Staat tevens was aangewezen in de gepubliceerde eerdere aanvrage” komt te vervallen. Om te voorkomen dat op zulke octrooiaanvragen en octrooien het nieuwe regime van artikel 4, vierde lid, van de Rijksoctrooiwet en het nieuwe regime van artikel 54, derde lid, van het Europees Octrooiverdrag bij de inwerkingtreding ervan onmiddellijk van toepassing wordt – onder het nieuwe regime is de stand van de techniek uitgebreider waardoor een uitvinding minder gauw nieuw is dan onder het huidige regime – is het noodzakelijk een overgangsrechtelijke voorziening te treffen. Artikel IIA strekt daartoe. Dit artikel heeft zowel betrekking op lopende rijksoctrooiaanvragen als op reeds verleende rijksoctrooien en Europese octrooien.

Hessels

IEF 1009

de Nederlandse taal te beschermen

Kamerstuk 29 874 (R 1777) Nr. 14. Goedkeuring en uitvoering van de Akte tot herziening van artikel 63 van  het Verdrag inzake de verlening van Europese  octrooien, het Verdrag inzake octrooirecht, het Verdrag inzake de toepassing van  artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening  van Eur. octrooien en de Akte tot herziening  van het Verdrag inzake de verlening van  Eur. octrooien. 

Dit amendement voorziet erin dat het Vertalingenprotocol niet wordt  bekrachtigd. Naast zakelijke overwegingen als de verwachte toename van het aantal buitenlandse octrooien in Nederland en de mogelijke relatieve  verslechtering van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven ondergraaft het Vertalingenprotocol de positie van de Nederlandse  taal in de samenleving, terwijl de overheid juist als taak heeft de Nederlandse taal te beschermen. Indien dit amendement wordt aangenomen, vervalt in het opschrift de  zinsnede «, het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag  inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening  van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 2001, 21)». 

Amendement van de leden Rouvoet en Slob, ontvangen 28 september 2005. “De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:  

I  In de beweegreden vervalt «, het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand  gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag  inzake de verlening van Europese octrooien».  

II  In artikel I, eerste lid, vervalt «, het op 17 oktober 2000 te Londen tot  stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het  Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, waarvan de Engelse  en de Franse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 2001, 21 en de vertaling  in het Nederlands is geplaatst in Tractatenblad 2001, 133».  I

II  Artikel II, onderdeel T, wordt als volgt gewijzigd:  a. Punt 1 komt te luiden:  1. Het eerste lid komt te luiden:  1. Degene aan wie een Europees octrooi is verleend, doet het bureau binnen een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen termijn  een vertaling in het Nederlands toekomen van de tekst waarin het  Europees Octrooibureau besluit dat octrooi te verlenen. Bij de indiening van de vertaling wordt een bedrag betaald, waarvan de hoogte en de  termijn waarbinnen betaling geschiedt, bij algemene maatregel van rijksbestuur worden bepaald.  b. Punt 6 vervalt.  

IV  Artikel II, onderdeel AB, komt te luiden:  AB  Aan artikel 70, derde lid, wordt na «is gewezen» toegevoegd: en, in  geval van een Europees octrooi, aan een verzoek als bedoeld in artikel 52,  negende lid, is voldaan.

IEF 1002

Nakoming toezeggingen

 Wetsvoorstel Rijksoctrooiwet 1995 (TK 29 874). Nakoming toezeggingen. “Op 14 september jl. was het plenaire debat over het wetsvoorstel inzake goedkeuring en uitvoering van drie verdragen in de Rijksoctrooiwet 1995 (TK 29 874). De Kamer stond welwillend tegenover implementatie van de Akte van Herziening bij het Europees Octrooiverdrag en van de Patent Law Treaty; ook het schrappen van de zogenaamde waarmerkverplichting kon rekenen op goedkeuring. Daarnaast was er een aantal partijen dat opmerkingen had over implementatie van het Vertalingenprotocol.
 
Tijdens het debat heb ik de Kamer toegezegd het volgende toe te zenden: 
1. Advies van de ACTAL over de effecten van mijn Nota van Wijziging (nr 8); 
2. Het TNS/NIPO-rapport over het exportgedrag van het innovatieve MKB; 
3. Cijfers inzake de Nederlandse instandhoudingstaksen; 
4. Juridische analyse van het Vertalingenprotocol betreffende de mogelijkheid onderscheid te maken naar herkomst van de octrooihouder; 
5. Evaluatie Rijksoctrooiwet 1995 (eerst begin 2006).  Op bovenstaande punten ga ik hieronder in. Bovendien ga ik in deze brief nader in op enkele in het debat gemaakte opmerkingen en het amendement ingediend door het lid Gerkens.” Lees volledige brief en bijlagen hier