Octrooirecht  

IEF 22579

Tussenarrest in octrooigeschil over sorteertechnologie: Hof Den Haag laat tegenbewijs toe

Hof Den Haag 22 nov 2022, IEF 22579; ECLI:NL:GHDHA:2022:3029 (Mechanisatiebedrijf [appellante] Zeeland B.V tegen [geïntimeerde] Appelscha B.V.), https://ie-forum.nl/artikelen/tussenarrest-in-octrooigeschil-over-sorteertechnologie-hof-den-haag-laat-tegenbewijs-toe

Gerechtshof Den Haag 22 november 2022, IEF 22579; ECLI:NL:GHDHA:2022:3029 (Mechanisatiebedrijf appellante tegen geïntimeerde). Deze zaak gaat over de handhaving van een Nederlands octrooi, dat betrekking heeft op een sorteerinrichting voor bol- en/of knolgewassen. Dit tussenarrest van het hof komt uit 2022 en is pas recentelijk gepubliceerd, tegelijkertijd met de einduitspraak [zie IEF 22527]. Appellante vordert in de procedure een verbod op inbreuk, schadevergoeding en aanvullende maatregelen, stellende dat geïntimeerde met haar Agra Grader en Agra Shaver octrooi-inbreuk maakt. Geïntimeerde betwist dit en stelt in reconventie dat het octrooi op meerdere gronden nietig is. De rechtbank wees de vorderingen van appellante af omdat niet kon worden vastgesteld dat zij de rechthebbende was. Appellante is hiertegen in hoger beroep gegaan. Het hof stelt vast dat appellante inmiddels correct geregistreerd is als octrooihouder en dat ervan moet worden uitgegaan dat zij de houder van het octrooi is.

IEF 22527

Uitspraak ingezonden door Sjoerd Peters en Ricardo Dijkstra, Vondst Advocaten en Franklin Geurts en Bart van Trier, Vriesendorp & Gaade.

Openbaar voorgebruik aangetoond middels getuigenverhoren in octrooizaak tussen Van Dijke en Graafstra

Hof Den Haag 8 okt 2024, IEF 22527; ECLI:NL:GHDHA:2024:2642 (Van Dijke tegen Graafstra), https://ie-forum.nl/artikelen/openbaar-voorgebruik-aangetoond-middels-getuigenverhoren-in-octrooizaak-tussen-van-dijke-en-graafstra

Hof Den Haag 8 oktober 2024, IEF 22527, LSR 2276; ECLI:NL:GHDHA:2024:2642 (Van Dijke tegen Graafstra). Deze zaak gaat over de handhaving van het Nederlandse octrooi NL1031590 (hierna: het octrooi) van Van Dijke voor een sorteerinrichting voor bol- en/of knolgewassen. Graafstra heeft onder andere aangevoerd dat het octrooi op meerdere gronden nietig is. In een tussenarrest heeft het hof overwogen dat ervan uitgegaan kan worden dat [naam 1] de feitelijke uitvinder van het octrooi is. Graafstra mag dit ontkrachten door tegenbewijs te leveren. Daarnaast heeft het hof overwogen dat de kenmerken van het octrooi vóór de prioriteitsdatum openbaar zijn gemaakt. Voor zover deze openbaarmaking heeft plaatsgevonden, zou dit met instemming of medeweten van Van Dijke zijn gebeurd. Ook hiervoor mag Graafstra bewijs leveren. Graafstra heeft hierop getuigen laten horen, waarna Van Dijke in contra-enquête eveneens getuigen heeft laten horen. Het hof concludeert in dit arrest dat het nietigheidsverweer van Graafstra slaagt en dat de vordering van Van Dijke terecht is afgewezen. De voorwaardelijke vordering tot nietigverklaring van het octrooi wordt toegewezen.

IEF 22563

HvJ EU: artikel 24.4 Brussel I bis-Verordening ziet alleen op geldigheid, niet op inbreuk

HvJ EU 25 feb 2025, IEF 22563; ECLI:EU:C:2025:108 (BSH Hausgeräte tegen Electrolux), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-artikel-24-4-brussel-i-bis-verordening-ziet-alleen-op-geldigheid-niet-op-inbreuk

HvJ EU 25 februari 2025, IEF 22563, IEFbe 3877; ECLI:EU:C:2025:108 (BSH Hausgeräte tegen Electrolux). BSH is houder van een Europees octrooi dat een met stofzuigers verband houdende uitvinding beschermt. De geldigverklaring van dit octrooi heeft in verschillende staten waaronder Zweden en Turkije geleid tot verlening van een nationaal octrooi. BSH is een inbreukprocedure tegen Electrolux (gevestigd in Zweden) gestart voor de Zweedse rechter, wegens inbreuk op alle nationale gedeelten van het Europees octrooi. Electrolux heeft vervolgens aangevoerd dat de inbreukvorderingen op andere nationale gedeelten van het Europese octrooi dan het Zweedse gedeelte niet-ontvankelijk waren. De inbreukvordering zou beschouwd moeten worden als een geschil inzake ‘de geldigheid van octrooien’ in de zin van artikel 24.4 Brussel I bis-Verordening. Krachtens deze bepaling zijn de gerechten van de buitenlandse lidstaten waar de octrooien geldig zijn verklaard bevoegd, en voor deze buitenlandse octrooien zou de Zweedse rechter dus onbevoegd zijn. De Zweedse rechter heeft zich op grond van artikel 24.4 en artikel 27 Brussel I bis-Verordening onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen wegens inbreuk op in andere lidstaten dan Zweden geldig verklaarde octrooien. Dit is ook gedaan ten aanzien van het in Turkije geldig verklaarde octrooi.

IEF 22553

Hoge Raad laat arresten over Apixaban in stand zonder motivering, artikel 81 RO

Hoge Raad 14 feb 2025, IEF 22553; ECLI:NL:HR:2025:260, ECLI:NL:HR:2025:262 (Sandoz en Teva tegen BMS), https://ie-forum.nl/artikelen/hoge-raad-laat-arresten-over-apixaban-in-stand-zonder-motivering-artikel-81-ro

HR 14 februari 2025, IEF 22553, LSR 2280; ECLI:NL:HR:2025:260, ECLI:NL:HR:2025:262 (Teva en Sandoz tegen BMS). Deze zaken gaan over geschillen tussen BMS aan de ene kant, en Teva en Sandoz aan de andere kant, over het op de markt brengen van een generiek Apixaban. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter de uitspraak G2/21 verkeerd heeft uitgelegd [zie IEF 21629]. De uitkomst van de Hoge Raad is dat de klachten tegen BMS niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad heeft hierbij niet gemotiveerd waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van de klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, waardoor de Hoge Raad op grond van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie geen nadere toelichting hoeft te geven. Als de in cassatie in het ongelijk gestelde partijen dienen Teva en Sandoz te worden verwezen in de proceskosten. De beoordeling van de Hoge Raad is in lijn met de conclusie van de A-G over deze zaken [zie IEF 22508].

IEF 22548

Rechtbank wijst meeste vorderingen af en kent gedeeltelijke inzage toe in geschil over concurrentie bij schroeffunderingen

Rechtbank Overijssel 22 feb 2023, IEF 22548; ECLI:NL:RBOVE:2023:5383 (partij A B.V., tegen partij B 1 B.V., partij B 2 B.V., partij B 3), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-wijst-meeste-vorderingen-af-en-kent-gedeeltelijke-inzage-toe-in-geschil-over-concurrentie-bij-schroeffunderingen

Rb. Overijssel 22 februari 2023, IEF 22548; ECLI:NL:RBOVE:2023:5383 (partij A tegen partij B). De rechtbank oordeelt over een geschil tussen partij A en partij B, die jarenlang hebben samengewerkt in de verkoop van schroeffunderingen. Partijen hebben meerdere overeenkomsten gesloten. In deze procedure vordert partij A verklaringen voor recht, een verbod op het gebruik van bedrijfsgeheimen en knowhow, afgifte van gegevens over GS-fundamenten en afdracht van winst. Daarnaast vordert partij A inzage in bepaalde stukken, deels op basis van een eerder bewijsbeslag. De rechtbank beoordeelt allereerst de vraag of partij B wanprestatie heeft gepleegd door tijdens de looptijd van de samenwerking een concurrerend product te ontwikkelen en aan te bieden. De samenwerkingsovereenkomst bevat geen expliciet concurrentieverbod en laat nevenactiviteiten toe. De rechtbank overweegt dat uit de overeenkomst niet volgt dat partij B werd verboden om tijdens de looptijd van de overeenkomst concurrerende activiteiten te ontplooien, maar ook dat er geen absoluut concurrentieverbod was overeengekomen. Concurrerende activiteiten leveren daarom niet zonder meer een toerekenbare tekortkoming op.

IEF 22569

UPC overzicht: 11 t/m 17 februari 2025

Unified Patent Court (UPC) , IEF 22569; https://ie-forum.nl/artikelen/upc-overzicht-11-t-m-17-februari-2025

UPC CoA 11 februari 2025, IEF 22569, IEFbe 3881; UPC_CoA_563/2024 (Suinno tegen Microsoft). Suinno is houder van een octrooi op een methode en middelen voor browsen door middel van lopen. Suinno is een inbreukprocedure gestart tegen Microsoft. De rechter-rapporteur heeft op het verzoek van Suinno geoordeeld dat bepaalde documenten vertrouwelijk moeten worden gehouden. Het Gerecht van Eerste Aanleg heeft de beschikking van de rechter-rapporteur vernietigd en het verzoek van Suinno tot vertrouwelijkheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vertegenwoordiger van Suinno, die tevens algemeen directeur en belangrijkste aandeelhouder van Suinno is, aanzienlijke bestuurlijke en financiële bevoegdheden binnen Suinno heeft en daarom niet als onafhankelijk kan worden beschouwd voor de rechtsgeldige vertegenwoordiging van zijn cliënt in procedures voor het UPC. Ook het Hof van Beroep oordeelt dat Suinno niet op geldige wijze is vertegenwoordigd door een vertegenwoordiger in de zin van artikel 48(1), (2) en (5) UPCA. Hoewel het UPCA niet expliciet een “derde persoon”-eis stelt, concludeert het Hof dat een vertegenwoordiger niet nauw verbonden mag zijn met de vertegenwoordigde partij, zoals bij een directeur of grootaandeelhouder het geval is. De vorderingen van Suinno in hoger beroep worden afgewezen.

IEF 22541

Uitspraak ingezonden door Peter Teunissen, Radboud Universiteit.

Inbreukverbod voor aortaklepprothese en afleversysteem van Meril

Rechtbank Den Haag 22 jan 2025, IEF 22541; ECLI:NL:RBDHA:2025:1557 (Edwards tegen Angiocare en Meril), https://ie-forum.nl/artikelen/inbreukverbod-voor-aortaklepprothese-en-afleversysteem-van-meril

Rb. Den Haag 22 januari 2025, IEF 22541, LS&R 2278; ECLI:NL:RBDHA:2025:1557 (Edwards tegen Angiocare en Meril). Edwards is houder van octrooi EP 762 op een prothetische hartklep (de SAPIEN 3) en een afleversysteem dat deze prothese in het lichaam brengt (Commander). Meril heeft oppositie ingesteld tegen EP 762 en de oppositieafdeling van het EOB heeft het octrooi herroepen op meerdere gronden, maar het octrooi in gewijzigde vorm in stand gehouden conform hulpverzoek 21. De technische kamer van het EOB heeft nog geen uitspraak gedaan in hoger beroep. Meril wil deze uitspraak afwachten en onderhavige procedure schorsen, artikel 83 lid 3 of 4 ROW. Edwards stelt dat er gewoon een geldig octrooi is na oppositie en dat deze procedure niet geschorst moet worden.

IEF 22529

UPC overzicht: 4 t/m 10 februari 2025

UPC CFI LD Mannheim 4 februari 2025, IEF 22529, IEFbe 3863; UPC_CFI_218/2023 (Panasonic tegen Xiaomi). Partijen zijn overeengekomen de vordering wegens inbreuk en de vordering tot nietigverklaring in te trekken. Omdat dit verzoek tot intrekking is ingediend voor de afronding van de tussenprocedure, moet in beginsel 40% van de gerechtskosten worden vergoed aan partijen. Gezien de uiterst complexe aard van de procedure inzake octrooi-inbreuk, die wordt gekenmerkt door een vrijwel onoverzichtelijk aantal wederzijdse verzoeken tot geheimhoudingsbescherming en overlegging van stukken, wordt vergoeding van meer dan 40% niet passend geacht. Het verzoek om terugbetaling van 60% in plaats van 40% op grond van Rule 370.9 (e) RoP wordt dus afgewezen.

IEF 22532

UPC overzicht: 28 januari t/m 3 februari 2025

UPC CFI LD Düsseldorf 28 januari 2025, IEF 22532, IEFbe 3865; UPC_CFI_355/2023 (FUJIFILM tegen Kodak). FUJIFILM, eiser in deze procedure, heeft een octrooi op een lithografische drukplaat en methode voor het vervaardigen daarvan. Het octrooi in geding is van kracht in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. In deze procedure voor de Local Division in Düsseldorf vordert eiser dat wordt vastgesteld dat gedaagden inbreuk maken op conclusies 1, 2 en 3 van het octrooi. Daarnaast bestaat de hoofdvordering uit een verbod op inbreukmakende handelingen en een dwangsom bij overtreding. Gedaagden vorderen afwijzing van de vordering en een kostenvergoeding. Daarnaast dienen ze een tegenvordering in waarin ze volledige nietigverklaring vorderen en beperkingen voor de rechtsmacht van de UPC met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk. Volgens gedaagden heeft het UPC geen rechtsmacht over het Verenigd Koninkrijk. Maar het Gerecht van Eerste Aanleg oordeelt dat de UPC wel rechtsmacht heeft om de inbreukzaak te behandelen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk-gedeelte van het octrooi, omdat gedaagde is gevestigd in Duitsland, een verdragsluitende lidstaat. De UPC kan beslissingen nemen met effecten buiten de UPC-lidstaten.

IEF 22508

A-G over de toetsing van inventiviteit en prioriteit in zaken tegen BMS

Hoge Raad 20 dec 2024, IEF 22508; ECLI:NL:PHR:2024:1407 (Sandoz en Teva tegen BMS), https://ie-forum.nl/artikelen/a-g-over-de-toetsing-van-inventiviteit-en-prioriteit-in-zaken-tegen-bms

Parket bij de Hoge Raad 20 december 2024, IEF 22508; ECLI:NL:PHR:2024:1407 (Sandoz en Teva tegen BMS). In onderhavige twee (gecombineerde) zaken procedeert Bristol-Myers Squibb (BMS) tegen generieke fabrikanten Sandoz en Teva over de geldigheid van haar octrooi op apixaban, de werkzame stof in de bloedverdunner Eliquis. De generieke partijen betwisten de geldigheid van octrooi EP 415 en stellen dat het octrooi niet inventief is. De zaak draait om twee vragen: (1) hoe moet een belangrijke uitspraak van het Europees Octrooibureau (G2/21) worden geïnterpreteerd bij de beoordeling of een uitvinding vernieuwend is (de inventiviteitstoets) en (2) is het octrooirecht van BMS geldig, of had het niet verleend mogen worden omdat het prioriteitsrecht niet correct is overgedragen? De voorzieningenrechter had eerder geoordeeld dat het octrooi waarschijnlijk niet inventief was en de vorderingen van BMS afgewezen. Het hof oordeelde echter anders en vond dat BMS zich terecht op haar octrooi kon beroepen [zie IEF 21629]. In cassatie wordt deze beslissing nu aangevochten door de generieke fabrikanten.