Octrooirecht  

IEF 932

In de hoogste versnelling

Een octrooi-inbreuk is reden voor het bedrijf Antonov, ontwerper van automatische versnellingsbakken, om de Japanse autofabrikant Toyota in Duitsland voor de rechter te slepen. Duitsland werd door Antonov als forum gekozen omdat juridische procedures daar volgens het bericht relatief sneller en daardoor goedkoper kunnen worden afgewikkeld.

Volgens Antonov maakt Toyota in een tweetal nieuwe hybride auto’s gebruik van de versnellingsbaktechnologie van Antonov.Er vonden nog onderhandelingen plaats over een mogelijke schikking, maar “Toyota heeft geen toereikend voorstel gedaan”, aldus Antonov-directeur John Moore. De zaak dient daarom deze week voor de rechter in Düsseldorf.

De financiële belangen zijn groot: "Het gaat om honderdduizenden verkochte auto's waarbij je moet denken aan gemiste royalty’s van enkele tientallen dollars per stuk", meldt Moore. Na het naar buiten komen van het persbericht schoot het aandeel Antonov direct met 10 procent omhoog. (Bron: Nu.nl)

IEF 922

Vrijdagmiddagberichten

- Wel een beeldmerk, maar nog geen klankmerk? SoundOfAnImage converts images into music. Sometimes the "music" even sounds like music, especially if you play images with a lot of structure and/or symmetry to them. Lees hier meer.

- Iraqi Trademark Office Resumes Trademark Filing. Tthe expected date to resume filing of trademark applications in Iraq is September 19, 2005. The Trademark Office at the Iraqi Federation of Industries moved to the Ministry of Industry on May 30, 2005. The relocation came pursuant to the decision of the Iraqi Council of Ministers and Order Number 80, stipulating the amendment of the Iraqi Trademarks and Descriptions Law No. 21 of 1957. However, trademark applications at the Trademark Office will be processed according to the old Law No. 21 of 1957, in order to avoid any possible delays, while taking Law No. 80 into consideration. Lees hier iets meer.

- In case you hadn't heard, carb is out, over and done for, and zero is in — or at least it was last year. Those are among the key findings in the 2005 Trends in Trademarks report, an annual project of Philadelphia law firm Dechert LLP and partner Glenn Gundersen that analyzes what is being registered with the United States Patent and Trademark Office. Lees hier meer.

- It's the kind of plot twist that will send some critics screaming into the aisles: Why not let writers patent their screenplay ideas? The U.S. Patent and Trademark Office already approves patents for software, business methods--remember Amazon.com's patent on "one-click" Internet orders?--even role-playing games. So why not let writers patent the intricate plot of the next cyberthriller? Lees hier meer.

- De Letse Nationale Opera heeft de uitvoering opgeschort van het ballet Assepoester van Sergej Prokofjev. De nazaten van de Russische componist hadden bezwaar gemaakt tegen het feit dat de versie van het Letse gezelschap zich afspeelt in een bordeel dat gerund wordt door de stiefmoeder van Assepoester en waar de stiefzussen als prostituées werken. (Politiebonden.nl)

IEF 916

Geen conclusie in octrooidebat

Vandaag in het FD: 'Kamer hikt aan tegen einde octrooivertaling. Staatssecretaris Karien van Gennip krijgt nog niet voldoende steun in de Tweede Kamer voor haar voorstel om de vertaalplicht voor octrooien in Nederland af te schaffen. Behalve oppositiepartijen PvdA en SP bleek ook regeringspartij VVD woensdag bezwaren te hebben. VVD-woordvoerder Fadime Örgü heeft een amendement ingediend, waarin het kabinet wordt verzocht voorlopig niet tot ondertekening over te gaan van een internationale overeenkomst die de afschaffing van de vertaaleis regelt.'

Volgens het artikel verbaasde Van Gennip zich gisteren hogelijk over de opstelling van de VVD, een partij die de administratieve lastenverlichting hoog in het vaandel heeft staan. Volgens VVD-woordvoerder Örgü gaat het echter niet om de de inhoud van het vertalingenprotocol, maar om de procedure. Landen die het verdrag niet ratificeren zouden wel  kunnen wel profiteren van het schrappen van de vertaalplicht in onder andere Nederland. Van Gennip gaf wel aan eventueel te kunnen leven met het behoud van de vertaalplicht voor de octrooiconclusies. Lees hier meer.

Update: Amendement Örgü en Blom, Kamerstukken 29874 (R1777), nr. 12: 'Dit amendement voorziet erin dat Nederland het Vertalingenprotocol niet eerder bekrachtigt dan nadat de andere staten dat protocol hebben bekrachtigd.' Lees Amendement hier.

IEF 902

een zogenoemde collisiebepaling

Kamerstuk 29874, nr. 11. 2e Kamer 2004-2005. Goedkeuring en uitvoering van de Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, het Verdrag inzake octrooirecht, het Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien . Amendement Kamerlid Hessels over het introduceren van een overgangsrechtelijke voorziening.

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel IIA Op onderzoek naar de stand van de techniek met betrekking tot de inhoud van een octrooiaanvraag die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze rijkswet is ingediend en waarop nog niet onherroepelijk is beslist, alsmede op onderzoek naar de stand van de techniek ingevolge artikel 75 van de Rijksoctrooiwet 1995 met betrekking tot de inhoud van een voor dat tijdstip verleend octrooi blijven de artikelen 4 van de Rijksoctrooiwet 1995 en 54 van het Europees Octrooiverdrag van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidden.

Toelichting: Artikel 4 van de Rijksoctrooiwet 1995 is een zogenoemde collisiebepaling en strekt ertoe om dubbele octrooiering te voorkomen. Of er sprake is van collisie tussen ingediende octrooiaanvragen wordt vastgesteld aan de hand van een onderzoek naar de nieuwheid van die octrooien. Ingevolge het thans nog van kracht zijnde artikel 4, vierde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 wordt dat onderzoek verricht nadat aan twee eisen is voldaan, t.w. «(...), mits het Koninkrijk in de gepubliceerde aanvrage is aangewezen en het voor de aanwijzing verschuldigde bedrag is betaald». Uit het voorgestelde artikel 4, vierde lid, (zie artikel II, onderdeel D, onder 1) blijkt dat deze twee eisen zullen vervallen, zonder dat voor de lopende octrooiaanvragen een overgangsrechtelijke voorziening is getroffen. Om te voorkomen dat op zulke octrooiaanvragen het nieuwe regime van artikel 4 bij de inwerkingtreding ervan onmiddellijk van toepassing wordt – onder het nieuwe regime is een octrooi dus minder gauw nieuw dan onder het huidige – is het noodzakelijk een overgangsrechtelijke voorziening te treffen. Artikel IIA strekt daartoe. Dit artikel heeft zowel betrekking op lopende nationale octrooiaanvragen als op Europese octrooiaanvragen en internationale aanvragen in het kader van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien. Bovendien is dit artikel van toepassing op het onderzoek naar de nieuwheid van reeds verleende octrooien.

IEF 898

nawerking van de row 1910

Hoge Raad 9 september 2005, LJN: AT3135, C04/085HR, Navcom tegen Philips. Concurrerende routeplanners voeren de Hoge Raad terug in de tijd.
 
Het betwiste EP octrooi van Navcom betreft  'a vehicle guidance system', een navigatiesysteem voor automobilisten. Philips heeft, ondermeer in Nederland en Duitsland en Nederland, onder de naam 'Carin' een navigatiesysteem geïntroduceerd dat, anders dan dat van Navcom, op GPS is gebaseerd. Philips vordert in deze procedure nietigverklaring van het Nederlandse gedeelte van het octrooi van Navcom wegens gebrek aan inventiviteit, onvoldoende openbaarmaking en ongeoorloofde uitbreiding.

Rechtbank en hof oordeelden eerder tot nietigverklaring van het Nederlandse deel van het octrooi van Navcom, omdat "de gemiddelde vakman niet in staat is de daarin beschreven uitvinding na te werken en het daarom niet strekt tot verkrijging van enige uitkomst op het gebied van de nijverheid, zodat het octrooi niet had behoren te worden verleend." 
Philips voert in het incidentele beroep een uit twee onderdelen bestaand middel aan. Het eerste onderdeel betreft het overgangsrecht, het tweede de uitlegging van de ROW 1910 (het octrooi is in 1983 verleend). Onderdeel 1 strekt ertoe dat, hoewel de wetgeving die gold tijdens de looptijd van het onderhavige octrooi (waarvan de geldigheidsduur is verstreken op 6 januari 1999) niet de mogelijkheid kende tot nietigverklaring of vernietiging van het Nederlandse gedeelte van een Europees octrooi, zulks met ingang van 15 maart 2003 alsnog anders is, op grond van de op die datum van kracht geworden wijziging van art. 103 lid 1 ROW 1995. 
 
Dit betoog is in strijd met het grondbeginsel van overgangsrecht dat wanneer een nieuwe wet van toepassing wordt, dit niet tot gevolg heeft dat alsdan iemand een vermogensrecht verliest dat hij onder het tevoren geldende recht rechtsgeldig had verkregen. Zulks klemt in het onderhavige geval temeer nu die toepasselijkheid zou meebrengen dat een octrooi dat gedurende de gehele looptijd daarvan rechtsgeldig is geweest, alsnog zou worden vernietigd krachtens een bepaling die pas na het verstrijken van de geldigheidsduur van dat octrooi in werking is getreden.  
 
Het tweede onderdeel houdt kort gezegd in dat het hof het octrooi ten onrechte niet heeft nietig verklaard op grond van gebrek aan inventiviteit. Het hof had dit wel behoren te doen, zo betoogt Philips, omdat art. 51 lid 1 ROW 1910, zoals dat vóór 1987 luidde, de eis van inventiviteit stelde, Philips op het ontbreken van inventiviteit een beroep heeft gedaan, en de uitvinding niet zodanig in de oorspronkelijke stukken is beschreven dat de gemiddelde vakman in staat is deze na te werken. Dit onderdeel faalt, aldus de Hoge Raad, "omdat het uitgaat van de onjuiste opvatting dat de eis van inventiviteit besloten ligt in de eis van nawerkbaarheid. De eis van inventiviteit heeft immers blijkens de artikelen 2 en 2A van de ROW 1910 zelfstandige betekenis, ook ten opzichte van de eis van nawerkbaarheid, omdat enerzijds een uitvinding niet-inventief kan zijn maar wel nawerkbaar kan zijn beschreven, terwijl anderzijds een uitvinding die aan de eis van inventiviteit voldoet, in het octrooischrift zodanig kan zijn beschreven, dat zij niet aan de eis van nawerkbaarheid voldoet."
 
Het principale beroep houdt samengevat weergegeven in dat het hof zijn oordeel, dat de onderhavige uitvinding in de oorspronkelijke stukken van het Navcom-octrooi niet zodanig is beschreven dat de gemiddelde vakman in staat is deze na te werken, ten onrechte zonder voorafgaande deskundige voorlichting heeft gevormd.  Als uitgangspunt bij de beoordeling van de onderdelen dient dat het aan het inzicht van de rechter die over de feiten oordeelt, is overgelaten of hij behoefte heeft aan deskundige voorlichting en dat de wijze waarop hij van die vrijheid gebruikmaakt, in cassatie niet kan worden getoetst. De enkele omstandigheid dat de Technische kamer van beroep het octrooi in gewijzigde vorm in stand heeft doen houden, brengt daarin geen wijziging (waarbij valt op te merken dat het Duitse Bundespatentgericht in een tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp in Duitsland aanhangig gemaakte zaak tot hetzelfde oordeel is gekomen als rechtbank en hof in deze zaak). Het hof is daarnaast ook niet in zijn motiveringsplicht tekortgeschoten door te overwegen dat de onderhavige uitvinding in de oorspronkelijke stukken van het Navcom-octrooi niet zodanig is beschreven dat de gemiddelde vakman in staat is deze na te werken.  
 
De Hoge Raad vernietigt het eindarrest van het hof te 's-Gravenhage en verwijst het geding naar dat hof  ter verdere behandeling en beslissing. Lees hier het arrest en de conclusie van AG Huydecoper, die de uitkomst van zijn door de HR overgenomen conclusie zelf ‘als weinig bevredigend’ ervaart.
IEF 896

ter verdere harmonisatie

Kamervragen met antwoord nr. 2322. 2e Kamer 2004-2005.  Eerder bericht hier. Vragen van de leden Kortenhorst en Hessels (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de toepassing van octrooiregels. (Ingezonden 30 juni 2005); Antwoord

Antwoord van staatssecretaris Van Gennip (Economische Zaken). (Ontvangen 6 september 2005) "Ja, ik ken de berichten inzake Cordis. De gerechtelijke procedure tussen Cordis B.V. en Schneider Gmbh is onderdeel van een octrooigeschil tussen hun moederondernemingen, de farmaceutische multinationals Johnson & Johnson en Boston Scientific. Deze ondernemingen zijn sinds 1995 wereldwijd verwikkeld in octrooigeschillen en hebben deze in meerdere landen voor de rechter gebracht.

Ik heb geen informatie of signalen waaruit zou blijken dat de toepassing van octrooiregels in Nederland strenger is dan die in andere landen van de EU. Rechters kunnen overigens in individuele zaken in verschillende landen wel tot een verschillend oordeel komen. Naar huidige inzichten heb ik geen reden om aan te nemen dat het Nederlandse bedrijfsleven in het algemeen als gevolg van de Nederlandse rechtspraak in een ongunstiger positie verkeert dan concurrenten in andere EU-landen. Binnen Europa kennen we (nog) geen gemeenschappelijke rechtsgang voor octrooigeschillen. Als gevolg hiervan zijn het de nationale rechters die zich uitspreken over octrooizaken.

Naar mijn mening zou de consistentie van rechterlijke uitspraken in Europa verbeteren, wanneer bijvoorbeeld de Gemeenschapsoctrooiverordening met de daarin opgenomen centrale rechtsgang voor geschillen over gemeenschapsoctrooien, of de gecentraliseerde rechtsgang van het Europees Octrooiverdrag, zoals neergelegd in de zogenaamde «European Patent Litigation Agreement» (EPLA), tot stand zou komen. Ik zet me nadrukkelijk in voor de totstandkoming van deze verdragen. Tot op heden is over beide nog geen politieke overeenstemming bereikt. Momenteel ligt overigens ter verdere harmonisatie van het octrooirecht in algemene zin het voorstel voor implementatie van drie verdragen (Europees Octrooiverdrag-herziening, Vertalingenprotocol en Verdrag inzake Octrooirecht) in de Rijksoctrooiwet 1995 ter behandeling in de Tweede Kamer."

IEF 890

Eerst even voor jezelf lezen

Hoge Raad, 9 september 2005, LJN: AT3135, Nr. C04/085HR. Vennootschap naar Antilliaans recht Navcom tegen Philips Nederland.  Bespreking volgt. Interessante uitspraak (octrooirecht), onder meer over overgangsrecht en de verschillen tussen de vereisten van nawerkbaarheid, industriële toepasbaarheid en inventiviteit.  Lees arrest hier.

IEF 888

Grensoverschrijdend verstekvonnis

Met dank aan Bird & Bird, Den Haag: Rechtbank Den Haag, 7 september 2005, rol nr 05/2474 Ericsson tegen Sendo (verstekvonnis). Ericsson - verkoper van mobiele systemen - vordert een meervoudig en grensoverschrijdend inbreukverbod o.g.v. haar octrooien met betrekking tot de mede door haar in ETSI-verband ontwikkelde GSM standaard.

Daar tegen gedaagde verstek is verleend wijst de rechtbank direct eindvonnis en wijst al het in de dagvaarding gevorderde (met uitzondering van de provisionele vordering) toe. Het inbreukverbod wordt toegewezen voor alle gedesigneerde landen, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Lees vonnis

IEF 882

Onafhankelijk Rijswijk

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Den Haag, 4 juli 2005.

Hierbij zend ik u op uw verzoek(kenmerk EZ05000206 / EU05000063) mijn reactie op een aan u gerichte brief van de heer D. Jense uit Rijswijk over het Europees Octrooibureau (EOB). De heer D. Jense vraagt in een brief namens de gemeenteraadsfractie Onafhankelijk Rijswijk naar de laatste stand van zaken rond de Rijswijkse vestiging van het EOB. Ik informeer u daarover als volgt.

De Staat der Nederlanden en het EOB zijn al geruime tijd in discussie over aanpassing van de bestaande zetelovereenkomst ten behoeve van het EOB in Rijswijk. Daarin worden de privileges en immuniteiten beschreven die zullen gelden voor de EOB-medewerkers en hun in Nederland verblijvende gezinsleden.  

Enige tijd zijn er door het EOB geen activiteiten meer ondernomen met betrekking tot de voorziene (ver)nieuwbouw voor de Rijswijkse vestiging. Mogelijkerwijs heeft hieraan het uitblijven van een nieuwe zetelovereenkomst aan ten grondslag gelegen. In het voorjaar van 2004 is de voorbereiding van de (ver)nieuwbouw echter door het EOB weer ter hand genomen door middel van een zogenoemde architectencompetitie. 

Dit voorjaar hebben de onderhandelingen tussen de Staat der Nederlanden en het EOB een positieve wending genomen; deze verkeren nu zelfs in een vergevorderd stadium. Het ziet er naar uit dat er op korte termijn overeenstemming kan worden bereikt met het EOB. Daarmee zouden de vele, langjarige inspanningen van de Nederlandse Staat om het EOB te behouden voor Nederland alsnog beloond worden. 

Een besluit over de EOB-(ver)nieuwbouw in Rijswijk is overigens niet alleen afhankelijk van een zetelovereenkomst. Ook is de instemming nodig van de Administrative Council (de Raad van Bestuur) van het EOB (waarin vertegenwoordigers van de 30 lidstaten zitting hebben). Wanneer de Administrative Council tijdens zijn eerstvolgende vergadering in oktober van dit jaar een positief besluit zou nemen, zou zeer snel daarna gestart kunnen worden met de (ver)nieuwbouw.  

In het budgetplan van het EOB zijn daartoe inmiddels voorlopige voorzieningen getroffen; het gaat om een investering van ongeveer € 250 000 000. Ikheb er dus inmiddels het volste vertrouwen in dat het EOB, als gerenommeerde en gerespecteerde internationale kennisorganisatie, voor Nederland behouden blijft.

Staatssecretaris van Economische Zaken,
C. E. G. van Gennip
ez05000464
NDS12590
0405tkndsez05000464 1

IEF 877

tardief voor deze instantie

Rechtbank Den Haag, 7 september 2005, zaak 04/2636, Vlastuin en D-Tec tegen Broshuis. Vlastuin is (na overdracht) houdster van Europees octrooi EP 0 649 772 B1, verleend op 6 maart 1996 voor "Oplegger, in het bijzonder voor vervoer van ISO-norm containers". Broshuis houdt zich onder meer bezig met ontwikkeling en verkoop van containerchassis. Zij brengt onder de aanduiding Broshuis 2 CONNect-combitrailer een gelede oplegger op de markt in Europa. Vlastuin vordert een grensoverschrijdend inbreukverbod. De rechtbank overweegt op dit punt: 

"De bevoegdheid van deze rechtbank jegens Broshuis, gevestigd in Nederland, is volgens vaste rechtspraak in beginsel grensoverschrijdend. Nu echter bij antwoord de geldigheid van het octrooi in de overige gedesigneerde landen uitdrukkelijk is betwist, waarop bij gelegenheid van pleidooi door Vlastuin slechts met de niet met stukken onderbouwde stelling is gereageerd dat van validatie in de betreffende landen wel sprake is, heeft dat te gelden als niet vaststaand en alleen al op die grond wordt elk grensoverschrijdend verbod afgewezen. Het ten pleidooie gedane aanbod van Vlastuin zulks alsnog met stukken te onderbouwen wordt als tardief voor deze instantie verworpen".

Met betrekking tot de geldigheid van het octrooi oordeelt de rechtbank "dat het octrooi (net) voldoende inventief te achten is". De oplegger van Broshuis maakt echter geen inbreuk.

Bij het octrooi van Vlastuin gaat het om een verstelbare koppeling die, eenmaal versteld in een bepaalde stand, vervolgens zelf star en niet flexibel is, met een vrouwelijk, niet uitstekend koppelingselement op het voortse chassis en een mannelijk, wel uitstekend koppelingselement op het achterste chassis.

Uit de stand van de techniek zijn twee koppelingswijzen voor trekkers en trailers en trailers onderling bekend. Naast die in het octooi beschreven, bestaat de koppelingsschotel. Echter, uit geen van de in het geding gebrachte octrooien is sprake van een samenstel zoals omschreven in het octrooi van Vlastuin.

Naar het oordeel van de rechtbank maakt Broshuis geen inbreuk op EP '772. De 2 Connect bevat wel een lengteverstelbaar met elkaar te koppelen chassis uit twee delen, maar de verstelbaarheid zit in een koppelschotel/kingpin constructie. Terecht heeft Broshuis aangevoerd dat zij daarmee de stand van de techniek toepast en niet het octrooi van Vlastuin.

Het beroep van Vlastuin op equivalentie gaat niet op:
In de visie van Vlastuin moet de koppelschotel met schuifraam van Broshuis worden aangemerkt als een female coupling element in de zin van EP '772 en het uitstekende deel met kingpin van het achterchassis als male coupling element, maar dat wordt onjuist geacht. Met accommodating sleeve uit het octrooi is een koker of huls bedoeld en duidelijk geen uit de stand van de techniek (over)bekende koppelschotel, wat een principieel andere wijze van koppelen behelst. Consequentie van de stellingname van Vlastuin is dat het uitstekende deel van het achterste chassis van de 2 Connect, de koppelschotel en het schuifraam tezamen het mannelijk koppelingselement zouden vormen en de schuifgeleiding waarin het schuifraam beweegt het vrouwelijk koppelingselement. Nog ervan afziend dat dan een substantieel deel van het mannelijk koppelingselement niet op het achterchassis, maar op het voorchassis zou zitten, is dit iets waar de gemiddelde vakman niet op behoeft te rekenen. De rechtszekerheid van derden is daarmee bepaald in het geding. Nog daargelaten dat in ieder geval de wijze waarop met de 2-
Connect de chassisdelen gekoppeld worden kenmerkend verschilt, valt hiermee tevens het doek voor het beroep van Vlastuin op bescherming in het equivalentiebereik.

Lees vonnis