Octrooirecht  

IEF 867

Grensoverschrijdende soap

Rechtbank 's-Gravenhage 7 september 2005, zaaknummer 05/2023, Colgate - Unilever. Vonnis in het bevoegdheidsincident.

Colgate vordert in de hoofdzaak een verbod om directe of indirecte inbreuk te maken op haar Europese octrooien voor verpakte zeep (This invention relates to a soap bar that is generally rectangular in shape that is packaged in a substantially transparent package. More particularly, this invention relates to a substantially transparent package where said package provides enhanced functional properties), voor alle gedesigneerde landen met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, totdat per jurisdictie waarvoor het inbreukverbod gevorderd is de rechter in de betreffende jurisdictie (in eerste instantie) de nietigheid van het octrooi waarop het verbod gebaseerd is heeft uitgesproken.

Unilever stelt in dit incident in de eerste plaats op het standpunt dat deze rechtbank geen bevoegdheid toekomt (internationaal noch voor Nederland), omdat Colgate niet zou hebben voldaan aan haar (gesubstantieerde) stelplicht. Colgate wijst er evenwel terecht op dat de Nederlandse rechter (internationale) bevoegdheid toekomt op basis van artikel 2 EEX-verordening (forum rei) respectievelijk artikel 2 Rv, welke bevoegdheid volgens vaste rechtspraak in beginsel bovendien grensoverschrijdend van aard is.

Voorts wijst Colgate er terecht op dat voor de bepaling van de reikwijdte van die (internationale) bevoegdheid niet relevant is de vraag of de vordering naar het toepasselijke recht ook daadwerkelijk toewijsbaar is. Colgate heeft immers wel voldoende gesubstantieerd gesteld dat Unilever onrechtmatig zou handelen door de diverse groepsvennootschappen “aan te sturen” bij hun beweerdelijk inbreukmakende handelen in Nederland en ook daarbuiten. De (materiële) vragen of dit voldoende komt vast te staan en of deze “aansturing” naar het toepasselijke recht als directe of indirecte octrooi-inbreuk danwel anderszins onrechtmatig is te kwalificeren zijn vragen die in de hoofdprocedure dienen te worden beantwoord en niet in het kader van de vraag naar (internationale) bevoegdheid.

Hieraan doet niet af dat het op zich voor Unilever bezwaarlijk zou kunnen zijn zich te verdedigen in een procedure die in haar ogen reeds bij voorbaat kansloos zou zijn omdat voornoemd handelen geen aan de octrooihouder voorbehouden handeling zou zijn noch anderszins onrechtmatig zou zijn te achten. Het Nederlandse procesrecht voorziet nu eenmaal niet in de mogelijkheid om de eventuele “volkomen kansloosheid” van een vordering voorafgaand aan de eigenlijke procedure aan de orde te stellen, bijvoorbeeld bij wege van een incident (zoals volgens Unilever wel het geval zou zijn in het Verenigd Koninkrijk met de “case management conference” of “summary motion to dismiss” en in Duitsland met een “früher erster Termin”). Derhalve kan daarvoor het bevoegdheidsincident geen uitkomst bieden.

De beantwoording van de vragen of artikel 22 lid 4 EEX-verordening (de overeenkomstige artikelen in het EEX- en EVEX-verdrag zijn gelijkluidend) aan de grensoverschrijdende bevoegdheid in de weg staat danwel of de rechtbank in het licht van haar uitspraak inzake Stork/CFS Bakel van 19 januari 2005 (IER 2005, 40) haar beslissing op deze vraag zal aanhouden tot het HvJ EG uitspraak heeft gedaan in de zaak C-4/03 (GAT/LuK), zal om redenen van proceseconomie worden gereserveerd tot de zaak ten principale is bepleit. Hierbij is niet alleen van belang dat eerst dan als vaststaand zal kunnen worden aangenomen dat in de procedure voor deze rechtbank daadwerkelijk een beroep op de nietigheid wordt gedaan, zoals Unilever heeft aangekondigd, doch ook dat het goed mogelijk is dat het HvJ EG in de tussentijd uitspraak zal doen.

De slotsom luidt dat de rechtbank in ieder geval bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van Colgate, voor zover die betrekking heeft op Nederland. Voor het overige zal zij haar eindoordeel betreffende de bevoegdheid aanhouden tot de zaak ten principale is uitgeprocedeerd. Alsdan zal ook over de kosten van dit incident worden beslist.

 Lees hier het vonnis.

IEF 864

General Public Licence v3 (2)

Begin augustus werd bekend dat Richard Stallman van de Free Software Foundation (FSF) werkt aan een nieuwe versie van de General Public License. De filosofie van de FSF is dat software programma's vrij dienen te zijn en aan een ieder ter beschikking moeten zijn. Het verrast niet dat de woordvoerder van de FSF Europe, G. Greve, van mening is dat GPL v3 het gebruik van software octrooien en DRM moet verbieden:

"Software patents are clearly a menace to society and innovation. We like this to be more explicit. The basic idea is that if someone patents software, he loses the right to use free software. It's like a patent retaliation clause," en "We're fundamentally opposed to DRM. We think it's a dead end for society, all software should be free to use and that artists could be paid for their films and music by a general 'taxation' on Internet connections."

IEF 862

Voorstel van Rijkswet (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht over de wijziging Rijksoctrooiwet 1995 in verband met implementatie richtlijn handhaving intellectuele-eigendomsrechten, het vandaag gepubliceerde advies van de Raad van State. Kamerstuk 30222 (R1797), nr. 5: "De Raad vraagt zich af wat de reden is voor deze onvolledige implementatie." Lees kamerstuk hier.

 

IEF 848

Voorstel van Rijkswet

Interessante nieuwe wetgeving: Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. (Wijziging Rijksoctrooiwet 1995 in verband met implementatie richtlijn handhaving intellectuele-eigendomsrechten)

De richtlijn verplicht onder meer om een rechterlijke uitspraak te publiceren, informatie betreffende de inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten makkelijker te vergaren en bepaalde corrigerende maatregelen op te leggen, zoals terugroeping en vernietiging van inbreukmakende goederen.

Voorgesteld wordt de implementatie van de richtlijn grotendeels plaats te laten vinden via een aanvulling van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor procedures betreffende intellectuele eigendom. De regeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal van toepassing zijn op alle regelgeving betreffende intellectuele eigendom. Daarnaast behoeven de specifieke intellectuele eigendomswetten enige aanvulling.

De richtlijn bepaalt ook dat de aan de procedure verbonden kosten en andere kosten door de verliezende partij zullen worden gedragen. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal hiertoe worden aangepast."

Lees 'Voorstel van Rijkswet + MvT' hier
Lees 'Nader rapport(je) inzake het Voorstel van Rijkswet' hier

Ook interessant: Kamerstuk 27428, nr. 65 2e Kamer. Beleidsnota Biotechnologie; Notitie Dwanglicenties in het algemeen belang

"Tenslotte is overwogen of een nadere invulling van het begrip «algemeen belang» in de ROW 1995 wenselijk zou zijn. Bij een beslissing uit 1980 heeft de Minister van EZ in het kader van een verzoek om een dwanglicentie gesteld dat hiertoe alle doelstellingen welke de overheid bij haar beleid nastreeft moeten worden gerekend. De werkgroep is van mening dat het de voorkeur verdient deze benadering te handhaven en af te zien van een nadere invulling. Aldus kan het instrument dwanglicentie in het algemeen belang in de toekomst zonder noodgrepen worden toegepast, ook bij nieuwe ontwikkelingen of veranderende maatschappelijke opvattingen, terwijl tevens recht wordt gedaan op de afweging die per geval aan de hand van de feitelijke situatie dient plaats te vinden."  Lees hier meer.

IEF 844

148 liter koffie per jaar

Voor het feit dat de Senseo uitvinding een succes is, is nu bewijs geleverd. Nu.nl bericht dat de Senseo tot een verhoogde koffie consumptie in Nederland heeft geleid. Uit onderzoek van de Vereniging van Nederlandse Koffiebranders en Theepakkers blijkt dat de gemiddelde consumptie in 2004 met 2 procent is gestegen ten opzichte van 2003. Gemiddeld worden er drie kopjes koffie per dag gedronken.

IEF 839

Eenmaal, andermaal…

Geïnteresseerd in een RSI-vrije muis, de nieuwe generatie golftrolley’s of de merknaam Maxima? Op de Innovatie Veiling in Rotterdam kan op deze en andere uitvindingen en industriële eigendommen worden geboden. De koper zit niet meteen vast aan de uitvinding; er wordt geboden op het recht om eigenaar te worden van octrooien en uitvindingen. Wanneer onderhandelingen over licenties, financiering of aankoop op niets uitlopen kunnen investeerder en uitvinder gewoonweg weer uit elkaar.

IEF 813

Hof spreekt zich niet uit over 'double patenting'

Gerechtshof Den Haag, 18 augustus 2005, Medinol tegen Boston Scientific (16 vennootschappen van de Boston Scientific-groep). Aan de orde is of Boston Scientific inbreuk maakt op drie afgesplitste octrooien (divisionals) van Medinol op stents (medische hulpmiddelen voor de behandeling van bloedvatvernauwingen).

Over (deels) dezelfde octrooien is op 31 maart 2004 vonnis gewezen door de rechtbank Den Haag in Medinol/Cordis (BIE 2005/59) waarin de rechtbank het opmerkelijke standpunt inneemt dat meervoudige octrooiering van hetzelfde voortbrengsel (double patenting) "als strijdig met een fundamenteel beginsel van octrooirecht ware te vermijden" en Medinol derhalve niet tegelijkertijd het moederoctrooi en de divisionals - die volgens de rechtbank precies dezelfde beschermingsomvang hebben als het moederoctrooi - tegen de dezelfde inbreuk kan inzetten. Tegen dit vonnis van de rechtbank is door Medinol hoger beroep ingesteld, welk beroep op dit moment nog aanhangig is.

Alhoewel door Medinol tegen Boston Scientific dezelfde twee divisionals (en nog een derde divisional) eveneens tegelijkertijd worden ingezet, laat het hof zich in het geheel niet uit over double patenting, maar geeft een inhoudelijke beoordeling van de vermeende inbreuk voor elk van de drie divisionals afzonderlijk. Betekent dit dat het hof zich niet tegen meervoudige octrooiering heeft willen uitspreken? Lees het arrestMedinol/Boston Scientific

IEF 809

Over steenwol en bevochtigingsmiddel

Gerechtshof 's-Gravenhage 18 augustus 2005, Rockwool - St. Gobain
Deze langlopende zaak betreft een octrooi voor steenwol voor de sier- en groenteteelt. Bij tussenarrest van 11 mei 1989 heeft het hof geoordeeld, dat slechts dan op St. Gobain de last komt te liggen aannemelijk te maken dat zij de geoctrooieerde werkwijze niet toepast, indien het product Cultilène niet verschilt van een product dat volgens de geoctrooieerde werkwijze kan worden verkregen.

Het hof komt tot de slotsom dat St. Gobain is geslaagd in het leveren van het haar opgedragen tegenbewijs. "Door Rockwool is, tegenover de stelling van St. Gobain, dat bij haar werkwijze de bevochtigingsmiddel bevattende deeltjes weliswaar homogeen verdeeld en fijn verspreid zijn in het product, maar dat niet alle vezels van het product bevochtigingsmiddel bevatten, niet aannemelijk gemaakt dat die stelling niet juist is en dat de verspreiding van het bevochtigingsmiddel bij Cultilène en bij een product verkregen volgens de werkwijze volgens het Rockwool-octrooi niet verschilt", aldus het hof.

Van equivalentie is geen sprake, zo stelt het hof: "Zelfs al het resultaat van de werkwijze van St. Gobain hetzelfde zou zijn als het resultaat van de geoctroieerde werkwijze, hetgeen in deze procedure juist niet is komen vast te staan, kan naar 's hofs oordeel niet gezegd worden dat dat resultaat op in wezen dezelfde wijze met in wezen dezelfde maatregelen wordt bereikt." Het hof vernietigt aldus het vonnis. Lees hier het arrest.

IEF 794

Idee voor het BMB?

"The US Patent and Trademark Office Museum is our opportunity to showcase innovation and the men and women whose creativity have helped foster a strong and prosperous America. The National Inventors Hall of Fame is pleased to bring the story of the USPTO to life. Through the state-of-the-art displays the USPTO hopes that visitors to the museum will take away an understanding of the USPTO’s rich history as well as its exciting future. Visitors to the museum realize, as they view the exhibit, that they experience inventions and trademarks every day without stopping to think of their origins." Lees hier meer.

IEF 771

scharnierbaar bevestigd

Rechtbank 's-Gravenhage, 12 augustus 2005, Laryngeal Mask Company (LMC) - Tyco. Dit kort-geding heeft betrekking op een octrooi voor een luchtweginrichting met laryngaal masker, voor het vergemakkelijken van de ventilatie van de longen van een patiënt. LMC vordert een verbod op inbreuk van het octrooi, niet alleen in Nederland maar ook in de overige gedesigneerde landen.

Kern van het geschil betreft de uitleg van de conclusie door de gemiddelde vakman, meer in het bijzonder het extra staafje in het Laryngaal Masker (LMA) van LMC. Bekend in de stand van de techniek waren LMA's waarbij één of twee staafjes blokkering van de luchttoevoeropening voor de epiglottis (het strottenhoofd) werd voorkomen. Ter voorkoming van het in de weg zitten van het strottenhoofd bij het invoeren van instrumentatie dient het extra staafje dat scharnierbaar is bevestigd.

De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het betoog van Tyco dat het staafje in Tyco's "Laryngoseal" niet  fungeert als een hefboom om het strottenhoofd van de opening weg te tillen noch dat het scharnierend is bevestigd aan het masker en komt tot de slotsom dat de gevorderde inbreuk kan worden toegewezen.

"Tyco heeft verder geen specifiek verweer gevoerd tegen toewijsbaarheid van het verbod voor de overige gedesigneerde landen, anders dan door te stellen dat “rechters in die landen niet overtuigd zijn van de juistheid van de Haagse leer”. Dit moge zo zijn (op welke Haagse leer precies wordt gedoeld is overigens niet duidelijk), doch bij gebreke aan nadere stellingen dat en waarom naar het toepasselijke buitenlandse recht bovenstaand oordeel anders zou moeten luiden, kan op die grond geen afwijzing volgen. Lees vonnis