Verzet tegen hoogte griffierecht in cassatieberoep auteursrechtenzaak ongegrond
Hoge Raad 6 december 2019, IEF 18881; ECLI:NL:HR:2019:1912 (Opposant tegen Griffier) ING bank heeft cassatieberoep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het betreft een springcassatie. Het griffierecht is vastgesteld op 6591,- euro: het tarief voor voor niet-natuurlijke personen voor zaken met een betrekking tot een vordering met een beloop van meer dan 100.000,- euro. Bij verzoekschrift is in verzet gekomen tegen de hoogte van het bedrag. Volgens opposant ziet de vordering waar het in de genoemde cassatieprocedure om gaat enkel op een verklaring voor recht dat ING geen geldig pandrecht heeft gevestigd op auteursrechten ten aanzien van een door gefailleerde ontwikkelde software. Er zou daarom sprake zijn van een vordering van onbepaalde waarde. De procureur-generaal concludeert dat het verzet ongegrond moet worden verklaard. Hij stelt daartoe dat voor de berekening van het griffierecht moet worden aangeknoopt bij de waarde van de vordering waarover de rechter tegen wiens uitspraak het beroep in cassatie is gericht, had te beslissen, ook indien niet de betaling van een geldsom is gevorderd. Het verzet wordt bij beschikking ongegrond verklaard.