Bijna een jaar na de pleidooien (gevolgd door een aktewisseling in juli 2018) wijst de rechtbank Den Haag op 19 juni jl. een vonnis in de pemetrexed zaak [IEF 18534] (Eli Lilly vs Fresenius).
Een paar korte opmerkingen:
1. De rechtbank wijst de vordering van de octrooihouder af en volgt niet het vonnis in kort geding (gewezen door een ervaren senior rechter en bevestigd door een kamer met drie ervaren octrooirechters van het Hof in een zeer uitgebreid gemotiveerd arrest) (Iedereen weet ook dat de behandeling in kort geding in octrooizaken bij het Hof de facto in wezen niet afwijkt van een bodemprocedure).
2. De rechtbank wijkt bovendien af van alle uitspraken die in de parallelle zaken in het buitenland zijn gewezen (waarbij uitspraken van de hoogste rechters in Engeland en Wales, Duitsland en Zwitserland). Aan die uitspraken wordt geen woord vuil gemaakt laat staan uitgelegd waarom die uitspraken onjuist zijn. Er wordt alleen verwezen naar het vonnis (in eerste instantie) van mr. Justice Arnold ter ondersteuning van de stelling van de rechtbank dat wanneer in de verleningsprocedure de octrooihouder zijn conclusie beperkt hij altijd aan (de letter van) die beperking gebonden is (ook dus in een situatie waarbij het voor een derde duidelijk is dat die beperking is opgenomen om aan de formele vereisten (zoals art. 123 lid 2 of 84 EOV) te voldoen en niet omdat de oorspronkelijke conclusie te breed is en derhalve (deels) nietig vanwege gebrek aan nieuwheid en/of inventiviteit). Wat de rechtbank niet vermeld is dat die opvatting van Arnold door het UK Supreme Court is verworpen!