Bron foto: https://jollycontrarian.com/index.php?title=Albert_Haddock; fotograaf onbekend, het lijkt een still uit of persfoto van de BBC film A Negotiable Cow uit 1967.
Het nieuwe schriftelijkheidsvereiste voor de overeenkomst tot overdracht van auteursrecht.
Roland Wigman
Voor de levering [1] van auteursrecht en naburige rechten heeft altijd het zogeheten aktevereiste gegolden. De eis van een akte volgt uit artikel 3:95 BW. In dat artikel is geregeld dat goederen (daaronder vallen ook auteursrechten) waarvoor geen aparte regeling is opgenomen in de artikelen 3:89 tot en met 3:94 BW worden geleverd door een daartoe bestemde akte.
Per 1 januari 2026 zullen naar verwachting de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten worden gewijzigd. Vanaf dat moment zal ook voor de overeenkomst tot overdracht [2] gelden dat die schriftelijk moet worden aangegaan.
Schriftelijk
Wat betekent dat schriftelijkheidsvereiste nu precies? Betekent dat dat de overeenkomst op papier moet zijn vastgelegd. En zo ja, is dan krantenpapier of WC papier ook goed? In 2018 heeft de Procureur Generaal bij de Hoge Raad zich over deze kwestie uitgelaten.[3] In die zaak speelde de vraag wat nu precies een akte is. De Procureur Generaal begon met vast te stellen dat de akte een ‘geschrift’ is. En wat was dan een geschrift? Een geschrift is “iedere drager van verstaanbare leestekens die een gedachte-inhoud vertolken. Op welk materiaal deze leestekens zijn aangebracht is irrelevant, evenals in welke taal dit is gebeurd.” Deze eis zal dus ook gelden voor de ‘schriftelijk aangegane overeenkomst’, die is immers ook een geschrift.
Met “verstaanbaar” zal niet zozeer ‘leesbaar’, maar veeleer ‘begrijpelijk’ zijn bedoeld, maar dat is een interpretatie van schrijver dezes. Interessanter is echter dat de Procureur Generaal aangeeft dat het materiaal irrelevant is. Dat betekent dat ik het auteursrecht kan overdragen (en leveren) bij een overeenkomst geschreven op de kont van een koe.[4][5]