Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 24 februari 2017, IT 2290; IEFbe 2185; C-136/17 (X tegen CNIL) Bescherming persoonsgegevens. Recht op verwijdering koppelingen. De vier verzoekers hebben alle vier bij Google aangeklopt met verzoeken om verwijdering van ongewenste koppelingen van hun namen aan bijvoorbeeld filmpjes op YouTube of krantenartikelen. Als Google weigert wenden zij zich tot de FRA gegevensbeschermingsAut (CNIL) om Google tot actie te dwingen, maar CNIL sluit de klachten zonder actie te ondernemen af. Verzoekers starten daarop een procedure wegens bevoegdheidsoverschrijding. De verwijzende FRA rechter (Raad van State) stelt vast dat de FRA regelgeving (oorspronkelijke wet van 1978) de omzetting bevat van RL 95/46. Het HvJEU heeft in zijn arrest C-131/12 bepaald in welke gevallen informatie uit zoekmachines als ‘verwerking van persoonsgegevens’ moet worden gekwalificeerd. In de FRA wet is opgenomen dat de wet van toepassing is op verwerking van gegevens waarvan de verantwoordelijke op FRA grondgebied is gevestigd [in welke (rechts)vorm dan ook]. Google heeft een dochter in FRA en valt dus onder de werkingssfeer van de FRA wet. Er is ook een bepaling in de wet opgenomen betreffende het ‘recht op het laten verwijderen van koppelingen’ indien aan de voorwaarden daartoe is voldaan. In dat geval is de exploitant van de zoekmachine verplicht tot verwijdering over te gaan. In de punten 10 – 13 zet de rechter nader uiteen om welke te verwijderen koppelingen het in de vier zaken gaat. Hij citeert nogmaals uit arrest C-131/12 waarin het HvJEU voor recht verklaarde dat exploitanten aan de vereisten van RL 95/46 moeten voldoen opdat de daarin vervatte waarborgen hun volle werking kunnen krijgen en een doelmatige en volledige bescherming van betrokkenen, vooral wat betreft eerbieding privéleven, tot stand kunnen brengen en ziet daarin een uitlegprobleem van de RL. Deze vraag (en vervolgvragen) legt hij voor aan het HvJEU: