Lijfsdwang voor (blijvend) grieven, beledigen en bedreigen
Hof Arnhem-Leeuwarden 24 maart 2015, IEF 14811; ECLI:NL:GHARL:2015:2169 (appellant tegen Achmea c.s.)
Mediarecht. Een ziekenhuis, een zorgverzekeraar en enkele van hun werknemers dagvaarden appellant wegens op weblogs en twitter geplaatste berichten die wegens grievend taalgebruik en beledigende en bedreigende kwalificaties onrechtmatig worden geacht. De voorzieningenrechter wijst op straffe van een dwangsom de vorderingen en het verbod in de toekomst toe. De door de voorzieningenrechter opgelegde dwangsommen zijn verbeurd, maar appellant biedt daarvoor geen verhaal en gaat door met onrechtmatig geachte publicaties op het internet. Het hof wijst de gevorderde lijfsdwang toe.
6.1
De slotsom is dat de twee door [appellant] aangedragen grieven niet slagen, zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Voorts wijst het hof de in hoger beroep ingestelde vordering tot het toepassen van lijfsdwang toe.
Het gerechtshof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van 9 november 2012;
en verklaart het vonnis waarvan beroep uitvoerbaar bij lijfsdwang:
- lijfsdwang van een week voor iedere overtreding van het door de voorzieningenrechter onder 5.1. bedoelde bevel;
- lijfsdwang van een week voor iedere overtreding van het door de voorzieningenrechter onder 5.1. bedoelde verbod;
- lijfsdwang van een week voor iedere overtreding van het door de voorzieningenrechter onder 5.2. bedoelde veroordeling;
bepaalt de maximale termijn waarvoor de lijfsdwang ten uitvoer kan worden gelegd op drie maanden;
bepaalt dat de lijfsdwang niet eerder ten uitvoer kan worden gelegd dan na het verstrijken van een periode van drie weken na betekening van dit arrest;
Uitspraak ingezonden door Diederik Donk, 



Octrooirecht. Vraag 5 en 6: Wat is uw mening over de mogelijkheden die fabrikanten hebben om hun marktexclusiviteit te behouden en te verlengen? Op welke manier zou ingegrepen kunnen worden op de door de ACM genoemde drie strategieën van de fabrikanten? Bent u van plan daadwerkelijk in te grijpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en hoe? Welke rol zou het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) naar uw mening kunnen en moeten spelen om evergreening tegen te gaan? Welk instrumentarium zou ingezet kunnen worden tegen evergreening?
Jurist en merkengemachtigde Michiel Haegens is per 26 maart 2015 benoemd tot voorzitter van de Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht (BMM). De BMM is de beroepsvereniging van juridische specialisten uit de Benelux die werkzaam zijn bij octrooi- en/of merkenbureaus, octrooi- en merkenafdelingen van grote bedrijven, de advocatuur en het (universitair) onderwijs. De BMM is de adviseur, belangenbehartiger en opleidingsinstantie van bijna 700 leden, waarvan een gekwalificeerd deel het keurmerk BMM Erkend Merkengemachtigde mag voeren. Haegens is bestuurslid van de BMM sinds 2011 en volgt Thera Adam op wiens voorzitterstermijn is verstreken.
Bijdrage ingezonden door Remy Chavannes, Brinkhof.
Zie eerder
Auteursrecht. Software. Broncode. Art. 7 en 8 Aw. Het hof is voorshands van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat EQM een oorspronkelijk werk is in de zin van de Auteurswet (Aw), zodat daarop auteursrechten rusten. Noad c.s. kan haar rechten niet op art.7 Aw baseren, nu vast staat dat [geïntimeerde sub 6] in 2006 niet bij haar in dienst was als in art. 7 Aw bedoeld. Een management-overeenkomst is geen dienstverband. Het hof ziet aanleiding om de zaak naar de rol te verwijzen voor aktewisseling omtrent de praktische uitvoering. Het meest praktisch is dat een kopie van de broncode van zowel EQM als Platform Manager ter beschikking wordt gesteld aan een deurwaarder, die een daartoe aangezochte hulppersoon (gebonden aan geheimhouding) met kennis op het gebied van (forensische) IT instrueert om, in antwoord op door het hof op voorstel van partijen geformuleerde vragen, te rapporteren over eventuele overeenkomsten tussen de broncode van Platform Manager en die van EQM broncode.