IEF 22237
16 september 2024
Uitspraak

Geen dwangsommen verbeurd door Prestige; executie door Coty is onrechtmatig

 
IEF 22236
13 september 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Levola/Smilde

 
IEF 22234
12 september 2024
Artikel

Hoe kan een merkenaudit uw wereldwijde marktstrategie ondersteunen?

 
IEF 16334

Conclusie AG HvJ EU: 'hotel room tv' is geen mededeling aan het publiek op een plaats waarvoor toegangsprijs betaald wordt

HvJ EU 25 okt 2016, IEF 16334; ECLI:EU:C:2016:795 (Verwertungsgesellschaft Rundfunk tegen Hettegger Hotel Edelweiss), https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-ag-hvj-eu-hotel-room-tv-is-geen-mededeling-aan-het-publiek-op-een-plaats-waarvoor-toegangs

Conclusie AG HvJ EU 25 oktober 2016, IEF 16334; IEFbe 1983; C-641/15; ECLI:EU:C:2016:795 (Verwertungsgesellschaft Rundfunk tegen Hettegger Hotel Edelweiss) Auteursrecht. Uitsluitend recht van omroeporganisaties – Mededeling aan het publiek. In deze zaak werd de vraag gesteld aan HvJ EU over 'betaling van toegangsprijs' via 'hotel room tv.’ Verwertungsgesellschaft Rundfunk, een Oostenrijkse collectieve beheersorganisatie, in een zaak tegen een hotelketen voor de vergoeding voor de uitzending van televisie content op tv's in de hotelkamers. Conclusie AG:

Artikel 8, lid 3 [verhuur/uitleenrichtlijn 2006/115/EG] dient aldus te worden uitgelegd dat het doorgeven van een televisie- of radiosignaal door middel van in hotelkamers geïnstalleerde toestellen geen mededeling van uitzendingen van omroeporganisaties aan het publiek vormt op een plaats die tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk is in de zin van die bepaling.

IEF 16333

Ingezonden door: Jan Pot, Brinkhof

Vordering dat procedure ‘geen enkele kans van slagen heeft’ wordt afgewezen

Rechtbank Noord-Holland 11 okt 2016, IEF 16333; (Arcelormittal S.A. tegen Tata Steel), https://ie-forum.nl/artikelen/vordering-dat-procedure-geen-enkele-kans-van-slagen-heeft-wordt-afgewezen

Rechtbank Noord-Holland 11 oktober 2016, IEF 16333; (Arcelormittal S.A. tegen Tata Steel) Octrooi. Tata Steel is in Luxemburg een opeisingsactie begonnen met betrekking tot een octrooiaanvraag van ArcelorMittal. Tata Steel meent dat zij recht heeft op mede-eigendom van deze aanvragen. Volgens ArcelorMittal maakt Tata Steel misbruik van het recht door de procedure aanhangig te maken, op basis daarvan schorsing van de verleningsprocedure van EP 734 te bewerkstelligen en thans niet vrijwillig mee te werken aan de beëindiging daarvan, omdat zij dit doet met een ander doel dan waarvoor de schorsingsmogelijkheid in het leven is geroepen. Echter, volgens de procedure in Luxemburg heeft ArcelorMittal onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vordering in de Luxemburgse procedure geen enkele kans van slagen heeft en dat Tata Steel die tegen beter weten in voert.

IEF 16331

Uitingsvrijheid van Het Parool weegt zwaarder dan belang van bescherming van eer en goede naam

Rechtbank Amsterdam 19 okt 2016, IEF 16331; ECLI:NL:RBAMS:2016:6395 (eiser tegen Het Paroo), https://ie-forum.nl/artikelen/uitingsvrijheid-van-het-parool-weegt-zwaarder-dan-belang-van-bescherming-van-eer-en-goede-naam

Rechtbank Amsterdam 19 oktober 2016, IEF 16331; ECLI:NL:RBAMS:2016:6395 (eiser tegen Het Parool) OD perspublicatie. Ontploffing van een handgranaat in een kantoorpand in Amsterdam, waar een advocatenkantoor en een vastgoedbedrijf zijn gevestigd. Het Parool speculeert in diverse artikelen over het vastgoedkantoor als het mogelijke doelwit. Achteraf gezien blijkt dat het advocatenkantoor te zijn. De artikelen zijn echter niet onrechtmatig, want ze vinden voldoende steun in het destijds beschikbare feitenmateriaal. In het licht van al deze omstandigheden dient het belang van Het Parool bij uitingsvrijheid in dit geval zwaarder te wegen dan het belang van eiser bij bescherming van hun eer en goede naam. Alle vorderingen van eisers zullen dan ook worden afgewezen.

IEF 16330

Ingezonden door: Gregor Vos, Brinkhof

Handelsnaam ‘studio local affairs’ moet gestaakt worden in verband met verwarringsgevaar

Rechtbank Amsterdam 24 okt 2016, IEF 16330; (Local B.V. tegen Studio Local Affairs B.V.), https://ie-forum.nl/artikelen/handelsnaam-studio-local-affairs-moet-gestaakt-worden-in-verband-met-verwarringsgevaar

Rechtbank Amsterdam 24 oktober 2016, IEF 16330 (Local B.V. tegen Studio Local Affairs B.V.) Handelsnaam. Beeldmerk. Eiseres heeft een beeldmerk gedeponeerd waar ‘local’ in verwerkt is voor klasse 35. Eiseres is op de hoogte geraakt van het gebruik door gedaagde van de handelsnaam ‘local affairs’. Eiseres stelt, terecht, dat het gebruik van de handelsnaam ‘local affairs’ gestaakt moet worden, omdat dit op op verwarringwekkende wijze overeenstemt met de handelsnaam ‘local’ van eiseres. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het woord ‘local’ niet beschrijvend is in die zin dat het een indirecte associatie oproept met een activiteit die behoort tot de bedrijfsvoering van partijen. Het is veeleer een suggestieve naam, een naam die een bepaalde sfeer oproept, namelijk die van plaatselijke betrokkenheid. Het is geen gebruikelijke term in de branche die zich met architectuur of herontwikkeling bezighoudt. Dit betekent dat het standpunt van gedaagde dat deze naam slechts geringe bescherming geniet op grond van de Handelsnaamwet niet wordt gevolgd.

IEF 16328

Lijmloos en nadenvrij laminaatvloersysteem niet inventief

Rechtbank Den Haag 19 okt 2016, IEF 16328; ECLI:NL:RBDHA:2016:12523 (I4F tegen Unilin), https://ie-forum.nl/artikelen/lijmloos-en-nadenvrij-laminaatvloersysteem-niet-inventief

Rechtbank Den Haag 19 oktober 2016, IEF 16328; ECLI:NL:RBDHA:2016:12523 (I4F tegen Unilin) Octrooirecht. Zie eerder IEF 15464. Het octrooi EP 1 026 341 op systeem om laminaatvloeren lijmloos te leggen en nadenvrij te houden is niet inventief. De vakman, die weliswaar een conservatieve basishouding heeft, is altijd gemotiveerd om een oplossing te zoeken voor het objectieve technische probleem. De vakman komt zonder inventieve arbeid tot de oplossing, namelijk het toepassen van deze oplossing in de hem reeds bekende koppeling uit de Batibouw-documenten, ofwel op basis van zijn algemene vakkennis of na raadpleging van US 442. Vordering van I4F om het NL deel EP 341 te vernietigen wordt toegewezen evenals de verklaring voor recht van niet-inbreuk van de buitenlandse delen van EP 341.

IEF 16327

HvJ EU: Beschermingstermijnen Richtlijn niet van toepassing op auteursrechten die aanvankelijk nationaal werden beschermd, maar vóór 1 juli 1995 zijn vervallen

HvJ EU 20 okt 2016, IEF 16327; ECLI:EU:C:2016:790 (Montis tegen Goossens), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-beschermingstermijnen-richtlijn-niet-van-toepassing-op-auteursrechten-die-aanvankelijk-nation

HvJ EU 20 oktober 2016, IEF 16327; IEFbe 1976; C-169/15; ECLI:EU:C:2016:790 (Montis tegen Goossens) Auteursrecht en naburige rechten – Beschermingstermijn – Verval en herleving van het auteursrecht Zie eerder: IEF 14819 en vgl. IEF 14714; Conclusie AG: IEF 15985. Ter beantwoording van de door de Hoge Raad gestelde vragen (ECLI:NL:HR:2013:1881), heeft het Benelux-Gerechtshof zelf vragen aan het HvJ EU gesteld nu zij van mening was dat de beslechting van het geding afhangt van de uitlegging van richtlijn 93/98/EEG aangaande de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten. HvJ EU:

Artikel 10, lid 2, van [Harmonisatierichtlijn 93/98/EEG] gelezen in samenhang met artikel 13, lid 1 moet aldus worden uitgelegd dat de bij deze richtlijn vastgestelde beschermingstermijnen niet van toepassing zijn op auteursrechten die aanvankelijk door een nationale wetgeving werden beschermd, maar vóór 1 juli 1995 zijn vervallen.

IEF 16326

Bijdrage ingezonden door professor Bernt Hugenholtz, Instituut voor Informatierecht te Amsterdam.

Noot Hugenholtz onder Reprobel

HvJ EU Reprobel, NJ 2016/370, p. 4962-4964,m.nt. Hugenholtz. In dit arrest beantwoordt het Hof van Justitie [IEF 15411] vragen van uitleg over het ‘reprorecht’, de auteursrechtelijke beperking en vergoeding voor het fotokopiëren (‘reprograferen’) van werken. In Nederland is het reprorecht geregeld in de art. 16h-16m van de Auteurswet. Op grond van deze bepalingen is de ‘reprografische verveelvoudiging’ van artikelen of kleine gedeelten van boeken (of van gehele boeken indien deze niet meer in de handel zijn) toegestaan, ‘mits voor deze verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald’ ( art. 16h lid 1 Aw). Anders dan de thuiskopieregeling is deze wettelijke beperking van het auteursrecht niet beperkt tot het kopiëren voor privégebruik [zie daarover: noot Hugenholtz onder HR 7 maart 2014 (Staat/NORMA), HvJ EU 10 april 2014 (ACI Adam) en HvJ EU 5 maart 2015 (Copydan Båndkopi), NJ 2016/184-86 ]. In Nederland kan iedere onderneming en overheidsinstelling van deze kopi- eervrijheid gebruik maken, mits aan rechthebben- den een vergoeding wordt betaald. (...)

IEF 16325

Uitspraak ingezonden door Gregor Vos, Kurt Stöpetie en Rutger Stoop, Brinkhof.

Merkinbreuk omdat CHIEF een visueel dominerende plaats inneemt op de sweater

Rechtbank Amsterdam 19 okt 2016, IEF 16325; (Jeans Centre tegen H&M NL-BE), https://ie-forum.nl/artikelen/merkinbreuk-omdat-chief-een-visueel-dominerende-plaats-inneemt-op-de-sweater

Rechtbank Amsterdam 19 oktober 2016, IEF 16325, IEFbe 1974 (Jeans Centre tegen H&M NL-BE) Merkenrecht. Jeans Centre is een retailorganisatie voor vrijtijdskleding en is houder van het woordmerk CHIEF. H&M biedt in haar (web)winkels een sweater aan met het woord CHIEF. Dat woord neemt (naast een indianenopperhoofd en het getal 17) een visueel dominerende plaats in als bovenste teken op de sweater. Het teken "chief" neemt aldus een zelfstandig te onderscheiden plaats in. Niet de afbeelding van het indianenopperhoofd, maar het teken 'chief' neemt een prominente plaats in en zal de aandacht van de gemiddelde consument vangen. Bij de onvolmaakte vergelijking zullen afbeelding en het cijfer als onbeduidende verschillen aan de aandacht van de gemiddelde consument kunnen ontsnappen, te meer nu de consument gewend is dat er vaak een merk met een woord-cijfer of beeldelement wordt gecombineerd. H&M dient merkgebruik ex 2.20 lid 1 sub a te staken en dient opgave te doen onder last van dwangsommen.

 

IEF 16324

Bijdrage ingezonden door professor Bernt Hugenholtz, Instituut voor Informatierecht te Amsterdam.

Noot Hugenholtz onder Deckmyn

HvJ EU Deckmyn, NJ 2016/351, p. 4664 - 4667, m.nt. P.B. Hugenholtz. Prejudiciële vragen gesteld door Hof van Beroep Brussel [IEFbe 395], HvJ EU [IEFbe 968]. De plaats van de parodie in het auteursrecht is van oudsher omstreden. Geen wonder: de parodie — volgens Van Dale een ‘kluchtige, spottende naboot- sing van een (letterkundig) werk waarbij vorm en toon min of meer behouden blijven, maar de stof zo wordt ingekleed dat het effect lachwekkend is’ — staat welhaast per definitie op gespannen voet met het uitsluitende recht van de auteur zijn werk te verveelvoudigen. Daarentegen is het algemene be- lang van de parodie als vorm van meningsuiting en culturele expressie onbetwist. De parodie bevindt zich aldus midden in het spanningsveld tussen au- teursrecht en uitingsvrijheid. Oppenoorth noemde de parodie om deze reden — met enige overdrijving — ‘een tyrannosaurus in het auteursrecht’ [ Auteurs- recht/AMR 1985, p. 3]. Generaties van rechters en rechtsgeleerden hebben hun tanden stuk gebeten op de vraag hoe de parodie in het systeem van het auteursrecht een plaats te geven. Zo ontwikkelde de Duitse rechtsleer en rechtspraak de leer van de ‘an- tithematische Darstellung’: ook al ontleent de paro- die haar vorm aan het werk, er is geen sprake van een inbreukmakende bewerking omdat de parodie aan het werk een geheel eigen betekenis geeft [zie Grosheide, in: Grosheide (red.), Parodie, Den Haag 2006, p. 21]. (...)