Hoogte schadevergoeding voor inbreuk op auteursrecht op een muziekstuk
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 september 2024, IEF 22334, ECLI:NL:RBZWB:2024:6684 (Eisers tegen gedaagde) Gedaagde heeft zonder toestemming een bewerking van het muziekwerk van eisers uitgebracht en openbaar gemaakt. Na sommatie blokkeerde gedaagde de Track op Spotify en droeg haar distributeurs op de Track overal te verwijderen. Gedaagde erkent de inbreuk op het auteursrecht en de persoonlijkheidsrechten van eisers, maar betwist de hoogte van de gevorderde vergoeding. Eisers vorderen primair een licentievergoeding en schadevergoeding voor gemiste royalty’s en waardevermindering van hun intellectuele eigendomsrechten.
Uitspraken ingezonden door Rik Zagers, Hogan Lovells International LLP.
Octrooi en ABC van BMS op apixaban zijn geldig
Rb. Den Haag 30 oktober 2024, IEF 22341, LS&R 2263; ECLI:NL:RBDHA:2024:17665 (Teva tegen BMS) en Rb. Den Haag 30 oktober 2024, IEF 22341, LS&R 2263; ECLI:NL:RBDHA:2024:17666 (BMS tegen Sandoz). BMS is houder van een octrooi op apixaban, een antistollingsmiddel. Zij stelt dat Sandoz, een producent en distributeur van generieke geneesmiddelen, inbreuk maakt op haar octrooi. Sandoz betwist dit niet, maar doet wel een beroep op nietigheid van het octrooi. Teva, een andere producent en distributeur van generieke geneesmiddelen, stelt in een andere procedure onder andere dat het octrooi ten onrechte prioriteit inroept van US 165 en op de indieningsdatum nieuw noch inventief was gelet op WO 131. Het bestaan van een nietigheidsgrond die vernietiging van het octrooi als basisoctrooi gerechtvaardigd zou hebben, brengt de nietigheid van het ABC met zich. Teva vordert daarom ook vernietiging van het Nederlandse deel van het octrooi en nietig verklaring van het ABC.
Verzoek om terugbetaling gerechtskosten afgewezen
UPC CFI CD Parijs 24 oktober 2024, IEF 22340, IEFbe 3817; UPC_CFI_427/2024 (Qualcomm). Qualcomm heeft het UPC gevraagd om een beslissing van het EOB nietig te verklaren, maar voordat het UPC hierover besliste, had het EOB de beslissing zelf al gecorrigeerd. Vervolgens heeft het UPC op grond van Rule 91.2 RoP de zaak gesloten en geoordeeld dat Qualcomm geen gerechtskosten terug krijgt. In deze procedure verzoekt Qualcomm het Gerecht in Eerste Aanleg van het UPC de beslissing te herzien en terugbetaling van de gerechtskosten te gelasten (Rule 91.2 jo. Rule 370.11 RoP). Het Gerecht in Eerste Aanleg oordeelt dat zelfs als Rule 370.11 RoP bepaalt dat een verzoek ook in een later stadium kan worden ingediend, het zo blijft dat het Hof in Eerste Aanleg zijn eerdere beslissing niet kan herzien en op een andere manier kan beslissen, want de beslissing is genomen door een alleensprekende rechter en daartegen kan hoger beroep worden ingesteld. Het verzoek om terugbetaling wordt afgewezen.
Nieuw verschenen bij deLex: Duurzaamheid via IE: nog een wereld te winnen van Charlotte Vrendenbarg
Nu ook beschikbaar via Legal Intelligence en Rechtsorde voor Praktijkgebied IE Plus abonnees
De oratie van Charlotte Vrendenbarg belicht de rol van het intellectuele eigendomsrecht in de noodzakelijke transitie naar een duurzame en circulaire economie. In een tijd waarin de consumptiemaatschappij de planeet uitput, stelt Charlotte kritische vragen over de bijdrage van het IE-recht aan ons huidige lineaire economische model. Het IE-recht stimuleert innovatie en vooruitgang, maar hoe verhoudt dit zich tot duurzaamheidsdoelen? In deze oratie wordt het potentieel van het IE-recht als katalysator voor circulaire innovatie onderzocht, en worden concrete stappen besproken om duurzaamheid centraal te stellen in toekomstige IE-regelgeving.
Voor meer informatie kunt u de deLex shop bezoeken.
Verlening van toegang tot schriftelijke memories en bewijsstukken
UPC CFI CD München 22 oktober 2024, IEF 22338, IEFbe 3816; ACT_459505/2023 (Verzoek van Dehns in procedure Sanofi tegen Amgen). Dehns verzoekt dat de schriftelijke memories en bewijsstukken van de procedure tussen Sanofi en Amgen, die bij het Gerecht zijn neergelegd en door de griffie zijn geregistreerd, beschikbaar worden gesteld aan publiek, overeenkomstig Rule 262.1 (b) RoP. De rechter-rapporteur bij de Central Division in München van het Gerecht in Eerste Aanleg oordeelt dat het verzoek ontvankelijk is. Het verzoek is met redenen omkleed, want in het verzoekschrift staat welke stukken vallen onder het verzoek, het doel van het verzoek en er is toegelicht waarom toegang tot de gespecificeerde documenten noodzakelijk is voor het gestelde doel.
Uitspraak ingezonden door Frank Eijsvogels, HOYNG ROKH MONEGIER.
Essity/MTS: rechtbank legt verbod en grensoverschrijdend provisioneel verbod op aan MTS wegens inbreuk op twee octrooien
Rb. Den Haag 16 oktober 2024, IEF 22311; ECLI:NL:RBDHA:2024:17019 (Essity tegen MTS). Essity is houder van een Europees octrooi (EP 1 799 083; EP 083) voor een dispenser waarin een rol toiletpapier is opgenomen. Essity is tevens houder van een Europees octrooi (EP 3 260 029; EP 029), dat is afgesplitst van (de aanvrage voor) EP 083, dat een rol toiletpapier onder bescherming stelt dat kan worden opgenomen en gebruikt in een bepaald type dispenser. MTS verhandelde toiletpapier dat volgens Essity aan de op het papier gerichte kenmerken van diverse conclusies van de genoemde octrooien voldoet. Volgens Essity maakte MTS door de verhandeling van dit toiletpapier indirecte inbreuk op diverse conclusies van EP 083 en directe inbreuk op diverse conclusies van EP 029. MTS was naar aanleiding van een verhandeling van dispensers en rollen toiletpapier in november 2015 door Essity aangeschreven wegens inbreuk op EP 083 en had toegezegd om de verhandeling van deze producten te staken en gestaakt te houden. Essity was er achter gekomen dat MTS de verhandeling van het toiletpapier had gecontinueerd. In haar eerste verweer betwiste MTS nog dat het papier dat bij een van haar afnemers was aangetroffen van haar afkomstig was. Essity heeft bewijsmateriaal in het geding gebracht waaruit bleek dat het betreffende toiletpapier door MTS aan klanten werd aangeboden op een enkel voor haar klanten via een login toegankelijk deel van haar website, en bewijsmateriaal dat zij in het kader van een beslag inzake namaak in België had verkregen, waaruit bleek dat MTS in strijd met de gedane toezegging de inbreuk had gecontinueerd.
Geschil over merkenrecht van pannenkoekenhuizen in Aruba
Rechtbank Aruba 2 oktober 2024, IEF 22333; ECLI:NL:OGEAA:2024:223 (DPH tegen Mel’s) The Dutch Pancakehouse (hierna: DPH) en Mel’s Dutch Pancake House (hierna: Mel’s) beide pannenkoekenrestaurants op Aruba, in conflict geraakt over het gebruik van vergelijkbare handelsnamen. DPH staat sinds 2000 ingeschreven in het handelsregister, in 2020 heeft DPH het woordmerk the Dutch Pancakehouse Restaurant geregistreerd. In 2023 heeft Mel’s zich in het handelsregister ingeschreven. In 2023 heeft Mel’s zich in het handelsregister ingeschreven. DPH stelt dat Mel’s inbreuk maakt op haar geregistreerde woordmerk en handelsnaam, wat leidt tot verwarring bij het publiek. DPH heeft haar merk sinds 2000 geregistreerd en heeft aanzienlijke investeringen gedaan om naamsbekendheid op te bouwen. Mel’s betoogt dat de naam beschrijvend is en daarom een beperkte beschermingsomvang heeft.
HR over spoedeisend belang in zaak over auteursrecht van software
Hoge Raad 25 oktober 2024, IEF 22330, IT 4651, ECLI:NL:HR:2024:1541 (DME tegen Dmarcian Inc.) In deze zaak leveren DME en Dmarcian Inc. beide producten en diensten op het gebied van identiteitsbeveiliging van e-mailadressen. DME en Dmarcian Inc. hebben in 2016 een overeenkomst gesloten met betrekking tot het gebruik en de distributie van de door Dmarcian Inc. ontwikkelde software. Sinds 2019 biedt DME de software, na verdere ontwikkeling, exclusief aan. Er is een geschil ontstaan over het auteursrecht op de software.
Hof bij UPC maakt gebruik van discretionaire bevoegdheid: bewijsmateriaal wordt buiten beschouwing gelaten
UPC CoA 21 oktober 2024, IEF 22331, IEFbe 3814; UPC_CoA_297/2024 (SharkNinja tegen Dyson). SharkNinja, eiser in deze procedure, doet een verzoek tot toelating van bewijsmateriaal overeenkomstig Rule 222 RoP. Het gaat om twee bijlagen uit een pleitnota van de vertegenwoordiger van Dyson, de verweerder in deze procedure, in een andere procedure in de Verenigde Staten. In de bijlagen gaat Dyson in op de uitlegging van het kenmerk van het octrooi, zijnde een ander octrooi met identieke conclusies als het octrooi in deze procedure. Deze uitlegging zou tegenstrijdig zijn met die van het octrooi in deze procedure en daarom is de inhoud van de bijlagen relevant in deze procedure, stelt SharkNinja. Volgens Dyson is het bewijsmateriaal niet relevant voor de beslissing en had het veel eerder kunnen worden ingediend. De vertraging valt volgens Dyson in de risicosfeer van SharkNinja.
Conclusie ingezonden door Peter Teunissen, Radboud Universiteit.
Conclusie A-G: Belgische regelgeving over naburige rechten van muzikanten in strijd met EU-Richtlijnen
Conclusie A-G HvJ EU 24 oktober 2024, IEF 22336; IEFbe 3815; ECLI:EU:C:2024:923 (ONB) Na mislukte onderhandelingen over de naburige rechten van BNO-muzikanten besloot de Belgische overheid de kwestie via regelgeving te regelen. Ook consultatie over deze regelgeving faalde, wat leidde tot een memorandum van onenigheid op 12 mei 2021. Op 1 juni 2021 nam de Belgische staat de betwiste wet aan, die op 4 juni 2021 in werking trad. De betrokkenen vroegen de Raad van State om de wet te vernietigen, onder andere vanwege mogelijke schending van Richtlijn 2019/790. De A-G concludeert dat deze Belgische wetgeving in strijd is met de EU-richtlijnen 2001/29, 2006/115 en 2019/790.