IEF 22266
1 oktober 2024
Artikel

Reflectie op het eerste jaar UPC tijdens het BIE-symposium op woensdag 16 oktober 2024

 
IEF 22262
1 oktober 2024
Uitspraak

Kwalificatie als octrooigemachtigde voor het UPC

 
IEF 22263
1 oktober 2024
Uitspraak

Grondwettelijk Hof van België stelt prejudiciële vragen over de DSM-richtlijn

 
IEF 13390

Incidentele (na)vordering uitvoerbaar bij voorraad afgewezen

Hof Den Haag 17 december 2013, zaaknr. 200.072.828/02 (AGFA tegen Xingraphics c.s.)
Zie eerder op IE-Forum.nl. Proceskosten. Uitvoerbaar bij voorraad. Tussenarrest. AGFA is houdster van EP 0823327 voor een "methode van het maken van een positieve fotosensitieve lithografische printplaat'. Xingraphics c.s. voert aan dat AGFA, gelet op het arrest in de bodemzaak IEF 12291, geen belang meer heeft bij het hoger beroep tegen het kort gedingvonnis IEF 8834 Tevens wensen Xingraphics c.s. alsnog de uitvoerbaarheid bij voorraad middels 234 Rv.

Het hof mag in het kader van dit incident slechts oordelen of de voorzieningenrechter destijds tot een juist oordeel is gekomen (toetsing ex tunc). Het hof zal wel degelijk zijn uitspraak in de bodemzaak in aanmerking moeten nemen. Het belang van AGFA, om de toegekende vergoeding van €120.000,- niet te hoeven betalen, weegt zwaarder dan het belang van Xingraphics c.s. om dit in afwachting van de uitspraak in hoger beroep, te incasseren. Het hof wijst de vorderingen van Xingraphics c.s. in het incident af en verwijst de hoofdzaak naar de rolzitting.

Leestips: 2, 6 en 7.

IEF 13389

Verwarringsgevaar tussen de fantasienamen Altrex en Alex

Hof Amsterdam 24 december 2013, zaaknr. 200.120.819/01 KG (Altrex tegen Alex)
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Annelot Sitsen , Bingh advocaten.
Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Toegewezen. Altrex exploiteert klimmaterialen en is houdster van Benelux en Europese merkinschrijvingen voor het woordmerk Altrex. Alex heeft een groothandel in bouwmaterialen en is houder van woordmerk "Alex klimmaterialen". Op zijn website waren afbeeldingen van klimmaterialen geplaatst die zijn overgenomen van de website van Altrex. Het Hof verwerpt het verweer dat er geen oppositie is gevoerd tegen de merkinschrijving van Alex Klimmaterialen.

De voorzieningenrechter acht de tekens niet verwarringwekkend [zie hier]. Het Hof komt tot een ander oordeel. Altrex is dan wel een fantasienaam, omdat het niet, althans niet op het eerste gezicht, (gedeeltelijk) beschrijvend van aard is aan te merken en komt derhalve een relatief sterk onderscheidend vermogen toe. Dit wordt versterkt doordat "Altrex" een bekend merk is in de klimmaterialenbranche. Met de naam en de tekens Alex (Klimmaterialen), ook een fantasienaam, is te weinig afstand gehouden.

Het kenmerkende bestanddeel Alex heeft niet alleen vier letters gemeen doch deze zijn ook in dezelfde volgorde geplaatst. Er is een verwarringsgevaar met betrekking tot de herkomst van de waren. De vorderingen worden op zowel handelsnaamrechtelijke als op merkenrechtelijke grondslag toegewezen.

Leestips Kort geding: 4.11- 4.14
Leestips Hof Amsterdam: 3.5

IEF 13388

Noot Cruijff Tirion van Paul Geerts

P.G.F.A. Geerts, Noot onder HR 14 juni 2013 (Cruijff/Tirion), IER 2013/60.
Bijdrage ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen.
Portretrecht. Over de rechtsgrondslag van het commerciële portretrecht wordt verschillend gedacht. Volgens de schrijvers van het Nederlandse handboek over het auteursrecht is de rechtsgrond gelegen in een positieve waardering en erkenning van de goodwill die de betrokkene zich door zijn prestaties heeft weten te verwerven. Het gaat dan ook om een vorm van zgn. prestatiebescherming. Met de persoonlijke levenssfeer heeft een en ander volgens hen niet te maken, nu de betrokkenen hun populariteit en ‘marktwaarde’ veelal juist verhogen door wel in het ‘nieuws’ te zijn.

20. Ik sluit het deel over het commerciële portretrecht af met de opmerking dat de HR zich in mijn ogen een fraai evenwichtskunstenaar heeft betoond en een heel werkbaar uitgangspunt heeft gecreëerd als het gaat om het afwegen van commerciële portretrechtbelangen met het onder art. 10 EVRM beschermde recht van vrijheid van meningsuiting en informatievrijheid.

21. Dan nog een enkel woord over de morele kant van het portretrecht. In r.o. 3.4 sub e herhaalt de HR de door het EHRM gegeven regel dat ook bekende personen legitieme verwachtingen mogen hebben als het gaat om de eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Ten aanzien van personen die door hun beroepsuitoefening bekendheid genieten, geldt evenwel (r.o. 3.6.2):
“dat de openbaarmaking van foto's die deze beroepsuitoefening betreffen en zijn gemaakt in voor het algemeen publiek toegankelijke plaatsen, tot op zekere hoogte inherent is aan hun beroepsuitoefening en de daarmee gemoeide bekendheid en belangstelling van het publiek. Indien de openbaarmaking de beroepsuitoefening van een daardoor bekende geportretteerde betreft, komt derhalve in de regel groot gewicht toe aan factoren als algemene nieuwswaarde en informatie aan het publiek in verhouding tot diens enkele verzet tegen openbaarmaking”.
22. Niets opzienbarends. Veel belangrijker vind ik de overweging van de HR die ziet op geportretteerden die geen publieke bekendheid genieten. Vooral voor hen komt aan het privacy belang een zwaarwegend belang toe in die zin dat zij openbaarmaking van hun portret in beginsel niet behoeven te dulden (r.o. 3.6.2). Dat is eigenlijk ook niet zo opzienbarend want dat heeft het EHRM in vergelijkbare bewoordingen al eerder verwoord.  Maar dat wordt nog wel eens over het hoofd gezien. Hopelijk is dat na het onderhavige arrest van de HR verleden tijd. Goed nieuws dus voor joggende moeders.
23. Tot slot nog kort aandacht voor r.o. 3.4 uit het onderhavige arrest, waarin de HR een college portretrecht geeft. Veel komt bekend voor. Ik volsta met één enkele opmerking. In r.o. 3.4 sub a beslist de HR dat de norm neergelegd in art. 21 Aw zich niet alleen tot de maker richt, maar evenzeer tot derden. Zie ik het goed dan zegt de HR daarmee dat art. 21 Aw rechtstreeks jegens derden ingeroepen kan worden. Dat was (na het Handelsprotector-arrest uit 1916) nog een punt van discussie.  Een kwestie zonder veel praktisch belang overigens. 

24. Cruijff heeft deze zaak verloren, maar hij weet als geen ander: “Ieder nadeel heb zijn voordeel”.
IEF 13387

Misleiding in de onderwaterlichtreclame

Hof Arnhem-Leeuwarden 31 december 2013, zaaknr. 200.122.193/01 (EVA Optic tegen WaterVision)
Uitspraak ingezonden door Daniël Haije, Hoogenraad & Haak advocaten.
Zie eerder op Reclameboek.nl. Reclamerecht. Misleidende en ongeoorloofde vergelijkende reclame (6:194(a) BW). Zie eerder RB 1563 (Vzr.) en RB 1115 (RCC).

Partijen zijn als concurrenten actief op de markt voor onderwaterverlichting van (publieke) zwembaden. De door WaterVision overlegde verklaringen van tevreden afnemers zijn, zo deze al voldoende objectief zijn te achten, te weinig specifiek om tot het vereiste bewijs te kunnen dienen. Het hof vernietigt het kort gedingvonnis en beveelt Watervision zich te onthouden om mededelingen te doen over meer licht en energiebesparing. Het hof laat WaterVision een rectificatie plaatsen op de website en in haar digitale nieuwsbrief.

De volgende claims inzake de hoeveelheid licht en energiebesparing worden misleidend geacht:
- twee tot vier maal meer licht in het water dan voorheen
- een energiebesparing van ten minste 90%
- de lichtopbrengst van 25W Nanopower(r) LED schijnwerper is vergelijkbaar met een 80W LED schijnwerper zonder Nanopower(r)
- de (overige) effecten van de NanoPower(r) technologie
- de WaterVision LED schijnwerper is meer dan 50% zuiniger in gebruik dan een LED onderwaterlamp zonder NanoPower(r)technologie

IEF 13386

Niet voldoende aannemelijk dat er geen sprake is van verspreiden valse postzegels

Hof 's-Hertogenbosch 31 december 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:6298 (Vago B.V. tegen (Koninklijke) PostNL)
In eerdere vonnis [IEF 12562] is bepaald dat Vago inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten met betrekking tot zowel de Van Halem- als de Beatrix-zegel. Er is vanwege uitblijven van betaling van 2,6 miljoen euro vanwege geleden schade faillissement aangevraagd door PostNL [rapport 03.lim.13.296.F.V.01].

Uit de grote hoeveelheid aan stukken die zijn overgelegd, waaronder de stukken uit het strafrechtelijk en getuigenverklaringen, acht het hof echter niet voldoende aannemelijk geworden dan er geen sprake is van het maken en/of verspreiden van valse postzegels. Het faillissement van Vago in de gestelde postzegelfraude wordt in hoger beroep bekrachtigd.

3.7.3. Vago heeft in het kader van haar betwisting – onder verwijzing naar de door haar genomen memorie van grieven in de bodemprocedure tegen POSTNL - kort samengevat aangevoerd dat geen sprake is van het maken, gebruiken en/of verspreiden van valse postzegels en er dus ook geen sprake kan zijn van door Vago berokkende schade aan de zijde van POSTNL. Alle gebruikte postzegels, ook die van vóór 2002 met waardes in guldens, zouden “echte” en legaal verkregen postzegels zijn, aldus Vago.
Uit de grote hoeveelheid aan stukken die zijn overgelegd, waaronder de stukken uit het strafrechtelijk onderzoek naar Vago, de verklaring van de getuigen [getuige 1.] en [getuige 2.] en datgene dat ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep naar voren is gekomen, acht het hof echter niet voldoende aannemelijk geworden dan er geen sprake is van het maken en/of verspreiden van valse postzegels. Er zijn geen lijsten overgelegd waar de namen van verkopende partijen/verzamelaars op staan van wie Vago oude postzegels heeft betrokken, waaronder postzegels met waardes in guldens, derhalve van vóór 2002. Dit is des te significanter, aangezien Vago niet heeft betwist dat er zeer veel postzegels zijn gebruikt en doorverkocht. De enkele mededeling van de heer [directeur van Vago], directeur van Vago, dat hij de postzegels legaal heeft betrokken en wel deels bij het Spaanse bedrijf Afinsa, is daartoe onvoldoende. Immers, door pas thans een dergelijke verklaring af te leggen en niet in enige eerdere civiele procedure of in het strafrechtelijk onderzoek, heeft Vago de mogelijkheid ontnomen om in enigerlei mate te (laten) toetsen of haar stelling juist is. Het enkele noemen van een naam van een (mogelijke) leverancier is naar het oordeel van het hof niet voldoende om aannemelijk te maken dat het mogelijk was om grote hoeveelheiden “echte” en legale (oude) postzegels te verkrijgen en dus dat er in het geheel geen valse postzegels zijn gemaakt, gebruikt en/of verspreid. [directeur van Vago] heeft ook nog verklaard dat hij veel postzegels heeft betrokken van de heer [eigenaar van Philamunt], eigenaar van Philamunt B.V. Deze stelling kan Vago echter niet helpen, aangezien [eigenaar van Philamunt] en Philamunt zelf medeverdachten zijn van Vago en [directeur van Vago] in het strafrechtelijk onderzoek. Tenslotte beschikt ook de curator niet over enige administratie waaruit de gestelde noodzakelijk inkopen blijken en heeft Vago evenmin bijvoorbeeld verklaringen van Afinsa of andere gestelde (grote) leveranciers overgelegd die haar stellingname zouden kunnen ondersteunen.
3.7.4. Op grond van de stukken die het hof ter beschikking staan, in het bijzonder de stukken uit het strafrechtelijk onderzoek, en met inachtneming van de summier uit te voeren toetsing door het hof, acht het hof het derhalve niet voldoende aannemelijk dat de door Vago gebruikte postzegels alle “echt” en legaal verkregen zijn, en er dus geen sprake is van het maken, gebruiken en/of verspreiden van valse postzegels. Derhalve is binnen de summierlijke toetsing ook niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er voldoende grond is om de vorderingen van POSTNL, gebaseerd op een veroordelend civiel vonnis, terzijde te schuiven. Aldus zijn de vorderingen van POSTNL naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan.
IEF 13385

Maandoverzicht personalia december 2013

Maandelijks publiceren we een overzicht van personalia-berichtgeving die eerder in het kort nieuws voorbij is gekomen.

SENA benoemt Aleid Wolfsen tot Voorzitter Raad van Toezicht
Per 1 januari 2014 is Aleid Wolfsen (1960) benoemd tot Voorzitter van de Raad van Toezicht van Sena
Met ingang van 1 januari 2014 is Aleid Wolfsen (1960) benoemd tot Voorzitter van de Raad van Toezicht van Sena.

Hij volgt Ed Nijpels op die gedurende een lange periode Voorzitter van het Algemeen Bestuur
en vervolgens Voorzitter van de Raad van Toezicht is geweest.

De Raad van Toezicht is van mening dat Aleid Wolfsen door zijn juridische, politieke en bestuurlijke ervaring de ideale kandidaat is om de positie van onafhankelijk Voorzitter van de Raad van Toezicht van Sena te vervullen.

Over zijn benoeming stelt Aleid Wolfsen: "Het werk dat Sena voor artiesten en platenmaatschappijen verricht is ontzettend belangrijk. Als onafhankelijk Voorzitter van de Raad van Toezicht kan ik mijn kennis en ervaring inzetten in een omgeving waar ik als muziekliefhebber grote belangstelling voor heb".


Professor Peter van den Bossche has been reappointed as a member of the Appellate Body of the World Trade Organization (WTO)
Congratulations to IGIR Fellow Prof. Peter van den Bossche who has been reappointed to the Appellate Body of the World Trade Organization.

Professor Peter van den Bossche has been reappointed as a member of the Appellate Body of the World Trade Organization (WTO). This was decided at a recent meeting in Geneva by the 159 WTO Members. Van den Bossche was appointed for a second four-year term. The Appellate Body is the highest international court for trade disputes.

Since 1996, the Appellate Body, consisting of seven judges among whom one European, has ruled in 110 trade disputes between WTO Members. This makes the Appellate Body the most active of all international courts. In comparison: the International Court of Justice in The Hague rendered in the same period 54 judgments.

In the past four years, Van den Bossche was a final appeals judge in disputes that attracted much public attention, such as the dispute regarding the tens of billions of euros of alleged European subsidies to the aircraft manufacturer Airbus and the dispute regarding a US prohibition on the sales of certain flavoured cigarettes (kretek), which appeal in particular to young smokers.

Peter Van den Bossche joined the Faculty of Law of Maastricht University (UM) in 1992 after he had worked at the European Court of Justice in Luxembourg. Since 2001, he is professor of International Economic Law at (UM). In addition, he is professor at the College of Europe in Bruges and the World Trade Institute in Berne. He is the author of the most used textbook on international trade law, The Law and Policy of the World Trade Organization, of which the third edition was published in 2013 by Cambridge University Press. University Press.

IEF 13382

Een mousserende wijn is nog geen champagne

Vz. RCC 9 december 2013, dossiernr. 2013/00876 (Veuve Amiot Brut, Champagne)
Als randvermelding, om het jaar mee te beginnen. Reclamerecht. Klacht toegewezen. Aanbeveling. Fouten voorbehouden ontslaat niet van verantwoordelijkheid. Het betreft de aanbieding van een fles “Veuve Amiot Brut, Champagne, 75 cl” van € 13,49 voor € 9,99 in de actiefolder van Gall & Gall alsmede op de website www.gall.nl. De aangeboden drank wordt champagne genoemd, terwijl het Saumur wijn betreft. De uitingen zijn misleidend.

De klacht is terecht, aldus verweerder, de aangeboden “Veuve Amiot Brut” is een mousserende wijn en geen champagne. Er is sprake van een drukfout en adverteerder heeft maatregelen getroffen om herhaling in de toekomst te voorkomen. De betreffende folder is al uit de handel gehaald en circuleert niet meer. Overigens staat in de folder wel: “Wijzigingen in prijs en/of assortiment en druk- en zetfouten voorbehouden”.

Het oordeel van de voorzitter Als erkend is komen vast te staan dat de aanduiding “champagne” voor de aangeboden mousserende wijn “Veuve Amiot Brut” niet juist is. Aldus gaan de bestreden uitingen gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). (...) Het voorbehoud betreffende druk- en zetfouten in de folder ontslaat adverteerder niet van haar verantwoordelijkheid voor de juistheid van de in de uitingen gegeven omschrijving van de aangeboden wijn.

In hetgeen adverteerder bij verweer heeft meegedeeld betreffende het treffen van maatregelen om herhaling te voorkomen, ziet de voorzitter aanleiding om de aanbeveling te doen “voor zover nog nodig”.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder - voor zover nog nodig - aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
 
Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef

IEF 13383

Geen bewuste stap in syntheseroute, maar ongewenst bijproduct in proces

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 15 juli 2005, KG ZA 05-667 (A&B tegen X&Y)
Uitspraak ingezonden door Wim Maas, Deterink.
Stofoctrooi. Met commentaar van de inzender: "Dit vonnis is erg interessant vanwege r.o. 3.16. Daarin wordt overwogen dat indien er geen sprake is van "een reële technische toepassing" van de uitvinding er aldus evenmin sprake is van inbreuk op een stofoctrooi. De vraag rijst of de uitspraak reden geeft om deze rechtsregel breder toe te passen dan alleen bij minieme sporen van een ongewenst bijproduct die ontstaan zijn als gevolg van een stap in de syntheseroute die niet bewust is." Uitspraak is eerder naar verwezen in artikel W.J.G. Maas 'De Minimis in het Octrooirecht', BIE 2007/4, p. 224.

3.15. Zoals ook in meerbedoeld eerder kort geding omtrent inbreuk in de vorm van verontreinigingen op ditzelfde octrooi is overwogen (vgl. Vzr. Rb. 's-Gravenhage 13 januari 2005, rolnr. KG 04-1571, r.o. 3.10), is naar voorlopig oordeel verschil in beantwoording denkbaar van enerzijds de vraag of inbreuk op een stofconclusie moet worden aangenomen bij zuivere (ongewenste) verontreinigingen in de vorm van de betreffende geoctrooieerde stof en anderzijds van dezelfde vraag in geval waarin de geoctrooieerde stof nadrukkelijk onderdeel vormt van de syntheseroute en waarbij in het eindproduct de betroffende stof in kleine hoeveelheden achterblijft, welke laatste situatie zich inhet in bedoeld vonnis berichte geval voordeed. Compound I werd in de daar beoordeelde synthese (bewust en bedoeld, dus met een technisch oogmerk) als tussenproduct in de synthese van generiek clarithromycine gebruikt. In een dergelijk geval bestaat naar voorlopig oordeel - ook indien de betreffende werkwijze in een niet-octrooiland wordt toegepast zoals in meerbedoelde casus - gerede kans dat de bodemrechter zal oordelen dat sprake is van inbreuk op een stofconclusie, indien vervolgens in het eindproduct sporen van dit tussenproduct achter blijken te zijn gebleven.

3.16. Het onderhavige geval verschilt echter op een voorshands essentieel te achten onderdeel van het 3.15 beschreven geval. Compound I vormt in de synthese van A juist geen bewuste stap in de syntheseroute, maar kan als ongewenst bijproduct in minieme hoeveelheden optreden in de ontschermings- en zuiveringsstap. Gelet op de percentages die kunnen optreden volgens A en gedetecteerd zijn volgens X, is naar voorlopig oordeel voldoende aannemelijk geworden dat deze hoeveelheden overigens geen enkele bijdrage in de werkzaamheid zullen hebben. In die zin is - in zoverre de visie van Benyamini onderschrijvend - geen sprake van een reële technische toepassing bij dergelijke sporen en aldus evenmin van inbreuk op stofconclusie 1 van EP '415.
IEF 13381

Begrip unitary duidt op naaldbescherming uit een stuk

Vzr. Rechtbank Den Haag 23 december 2013, KG ZA 13-1228 (B.Braun Melsungen tegen Safemedic en Troge)
Uitspraak ingezonden door Ricardo Dijkstra, Van Doorne.
Octrooirecht. B.Braun is houdster van EP 1 911 487 B1 voor een "spring clip as needle tip protection for a safety IV catheter", dit is afsplitsing van EP 969 en subafsplitsing van EP 588 (het grootmoederoctrooi). Onder de naam Tro-Vensite bieden gedaagden een beveiligd IV katheter aan.

Een 'unitary needle guard' duidt erop dat de naaldbescherming uit één stuk bestaat. Bij een andere interpretatie is er sprake van toegevoegde materie ex 76 en 123 EOV en de kans bestaat dat conclusie 1 gedeeltelijk nietig zal worden verklaard. Niet in geschil is dat de geconstateerde nietigheid kan worden gerepareerd door de toevoeging van het kenmerk 'unitary' aan conclusie 1. Echter in dat geval valt de Tro-Vensite niet meer onder het beschermingsomvang van het octrooi. De gemiddelde vakman zal het kenmerk zo uitleggen dat de naaldbescherming bestaat uit een veerkrachtige veerklem die uit één stuk wordt gefabriceerd, daaraan voldoet de Tro-Vensite niet, omdat deze bestaat uit ten minste twee losse componenten. Alle vorderingen in conventie en in reconventie worden afgewezen.

Leestips: 5.2, 5.4 - 5.7, 5.9 - 5.10.

IEF 13380

Verslag Raad voor Concurrentievermogen over herziening EU merkenstelsel

Brief Minister EZ, Verslag Raad voor Concurrentievermogen over Herziening EU merkenstelsel, Kamerstukken II, 2013-2014, 21501-30 nr. 321.
Herziening van het Europees merkenstelsel. Dossier collectief beheer. Unitair Octrooi en eengemaakt octrooigerecht.

Het voorzitterschap meldde de Raad dat veel voortgang is geboekt op dit dossier.
Commissaris Barnier benadrukte het enorme economische belang van het pakket, met name voor het mkb. Daarbij kan het pakket ook een middel zijn om het groeiende probleem van namaak te bestrijden. Het vele werk dat op technisch niveau is verricht, werd daarbij geprezen. De Commissie benadrukte echter wel dat het nu van belang is om het dossier naar een politiek niveau te brengen. Commissaris Barnier wil daartoe de komende periode een aantal onderwerpen in Coreper bespreken: de governance van het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt (BHIM), het BHIM als gedecentraliseerd agentschap, de financiering van nationale merkenbureaus en de hoogte van de vergoedingen, de mate van harmonisatie en het debat rondom transit en de distributie van het budgettair surplus van BHIM. Dit zijn één voor één ingewikkelde punten, maar de Commissie gaf aan dat het van belang is om hierover in de Raad beslissingen te nemen en niet op technisch niveau te blijven hangen. De Commissie heeft aangegeven er voor open te staan dit nog binnen het huidige mandaat van het Europees Parlement af te ronden.

Een aantal lidstaten bedankte het voorzitterschap voor al het werk en gaf aan de oproep van de Commissie te hebben gehoord, maar merkte daarbij op dat er meer flexibiliteit aan de kant van de Commissie nodig is, onder andere ten aanzien van de governance van BHIM. Ook merkten lidstaten op dat er een goede balans moet worden gehouden tussen nationale merken en het gemeenschapsmerk en dat de invloed van de Commissie ten aanzien van BHIM niet te ver moet doorslaan. Sommige lidstaten benadrukten dat dit voorstel een unieke mogelijkheid biedt om de werking van het merkenrecht te verbeteren. Hierbij werd benadrukt dat het van belang is om hiervoor voldoende tijd te nemen zodat het voorstel goed kan worden uitgevoerd.
Commissaris Barnier benadrukte dat de belangrijke uitstaande kwesties in de komende weken kunnen worden opgelost. Het voorzitterschap concludeerde dat de Raad nota heeft genomen van de geboekte voortgang en de Raadswerkgroep verzocht heeft door te gaan met het behandelen van de verordening.

Richtlijn collectief beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multi-territoriale licentieverlening van online muziekrechten
Het voorzitterschap informeerde de Raad dat overeenstemming is bereikt over de richtlijn met het Europees Parlement. Commissaris Barnier gaf aan blij te zijn met de voortgang die is geboekt en benadrukte het belang van de overeengekomen modernisering die met dit pakket wordt ingezet. Er was vanuit de lidstaten geen verdere interventie. De Raad heeft met tevredenheid nota genomen van het verslag van het voorzitterschap aangaande goedkeuring van deze richtlijn in eerste lezing.

Het unitair octrooi en het eengemaakt octrooigerecht
Het voorzitterschap maakte melding van goede voortgang op dit dossier en gaf aan dat ook de onderhandelingen over de Brussel I-verordening op schema liggen.
De voorzitter van het «Select Committee», dat werkt aan het unitair octrooi, informeerde de Raad dat het comité zijn werkzaamheden rond juni 2014 zal hebben afgerond en dat parallel aan het werk van het comité gewerkt wordt aan machinevertalingen, die naar verwachting begin 2014 beschikbaar zullen komen. De voorzitter van het «Preparatory Committee», dat werkt aan het eengemaakt octrooigerecht, informeerde de Raad dat er aanzienlijke voortgang is geboekt sinds de oprichting vorig jaar en dat begin 2015 een ambitieuze maar realistische deadline is voor het operationeel worden van het octrooigerecht. Commissaris Barnier (interne markt) riep lidstaten op vaart te maken met de ratificatie.