IEF 22214
29 augustus 2024
Uitspraak

Cuba is nog altijd een beschermde herkomstaanduiding voor sigaren

 
IEF 22212
29 augustus 2024
Artikel

Representatief en niet-representatief onderzoek. Van Monshoe/Puma tot NRC Buurtenonderzoek

 
IEF 22211
29 augustus 2024
Artikel

Jong IE-borrel op donderdag 19 september 2024

 
IEF 4622

Gouden merken

goumak.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 6 september 2007, KG ZA 07-793. De Gouden Makelaar c.s. tegen Korff De Gidts Makelaardij B.V.

“Nu naar voorlopig oordeel sprake is van inbreuk op het door eiseressen gebruikte merk dient Korff de Gidts Makelaardij het gebruik van haar teken te staken. De vordering hiertoe zal dus worden toegewezen. Dit leidt ertoe dat Korff de Gidts Makelaardij op grond van artikel 5a van de Handelsnaamwet (Hnw) ook het gebruik van de handelsnaam ‘(De) Goudenjaren Makelaar’ dient te staken.

Een beoordeling op basis van artikel 5 Hnw is daarmee niet nodig, zodat niet van belang is dat partijen in verschillende regio’s actief zouden zijn, zoals Korff de Gidts Makelaardij nog heeft gesteld. In verband met het voorgaande zal voorts de vordering tot het staken van het gebruik en het overdragen van de domeinnamen worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering met betrekking tot het uitschrijven van de handelsnaam bij de Kamer van Koophandel. De bevoegdheid van de kantonrechter ex artikel 6 Hnw laat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in deze overigens onverlet.”

Leees het vonnis hier.

IEF 4621

Geen Bankgarantie

Onopgemerkte en ongepubliceerde oude zaak via de nieuwsbrief van Domjur.nl:

- College van Beroep voor het bedrijfsleven, 26 juni 2007, Zaaknummer / rolnummer: AWB 06/888, Bankgarantie tegen De Nederlandsche Bank

- Rechtbank Rotterdam, 25 oktober 2006, LJN: AZ7251, Bankgarantie tegen De Nederlandsche Bank

“In geschil is het antwoord op de vraag of eiser door het gebruik van het woord 'bank' in de handels- en internet domeinnamen 'De Bankgarantieshop', 'Nationale Bankgarantie', en 'Bankgarantienet' het verbod van art. 83 Wtk overtreedt en of DNB in redelijkheid heeft kunnen weigeren eiser hiervan ontheffing te verlenen."

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft het door DNB ten aanzien van art. 83 Wtk gevoerde beleid bestendigd en geoordeeld dat DNB in redelijkheid de beleidslijn heeft kunnen ontwikkelen dat slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden een ontheffing wordt verleend.

Volgens de rechtbank kan niet worden gezegd dat verweerster, na afweging van alle belangen, niet in redelijkheid tot toepassing van het beleid ten aanzien van eiser heeft kunnen komen. Ter zitting is overigens nog gebleken dat bij het zoeken op internet op het trefwoord 'bankgaranties', ook, en niet als laatste, ondernemingen worden gevonden die een zelfde product aanbieden als eiser, maar die niet het woord 'bank' of vormen daarvan in hun naam voeren. Voor de rechtbank is dan ook niet aannemelijk geworden dat eiser door het verbod van artikel 83, eerste lid, van de Wtk 1992 en het weigeren door verweerster van het verlenen van ontheffing op grond van artikel 83, vierde lid, van de Wtk 1992 in de onmogelijkheid komt te verkeren zijn activiteiten voor te zetten.

Lees hier en hier  (Domjur.nl) of hier (Rechtspraak.nl) meer.

IEF 4620

Gerkens vs. Alberdingk Thijm

agcat.gifWebwereld.nl bericht dat Tweede Kamerlid Arda Gerkens (SP) niet denkt dat er een downloadverbod komt. Arda Gerkens reageert verbaasd op de column van advocaat Christiaan Alberdingk Thijm van SOLV-advocaten op Nu.nl. "De conclusie van de heer Alberdingk Thijm is niet wat ik uit de antwoorden van de minister heb gelezen", aldus Gerkens.

(…) Volgens Gerkens interpreteert Alberdingk Thijm de antwoorden van Hirsch Ballin alsof het verbieden van thuiskopieën al rond is, terwijl Hirsch Ballin er volgens haar juist op gespitst is om de huidige thuiskopieregeling te behouden. (…) Gerkens spreekt het scenario van Alberdingk Thijm tegen dat een downloadverbod voorkomen kan worden met de invoering van zo'n heffing. "Als het volgens Europa illegaal zou zijn om films en muziek te downloaden, dan kun je het ook niet afdoen met een algemene heffing", aldus het kamerlid.

(…) Bijna iedereen gaf aan geen heffing te willen, maar als je geen heffing wilt, dan wil je dus een verbod", aldus Alberdingk Thijm. "De minister ziet ook wel dat in de huidige situatie de artiesten niet gecompenseerd worden. Nu er geen heffing op mp3-spelers en harde schijven en dergelijke komt, gooit hij het over een andere boeg en wil hij het downloaden aanpakken", zo concludeert Alberdingk Thijm uit de antwoorden van Hirsch Ballin op de kamervragen van Gerkens.”

Op Solv.nl stelt Alberdingk Thijm  dat de suggestie van Gerkens om een onderscheid te maken tussen een 'evident illegale bron' en andere bronnen, niet werkbaar is. "In veel gevallen weet je niet of het onrechtmatig is of niet. Slimme platenmaatschappijen kunnen in veel gevallen claimen dat er sprake is van een illegale bron en als consumenten een boete riskeren dan downloaden ze niet meer."

Lees hier (Webwereld.nl), hier Nu.nl en hier (Solv.nl) meer.  Besproken kamervragen en antwoorden minister: IEF 4430 (27 juli 2007).

IEF 4619

Graskunst

De Eredivisie CV onderneemt actie. “Ten eerste tegen diverse particuliere websites, die de (wedstijd)beelden zélf online zetten. Recent zijn zes websites daarmee onder druk van de Eredivisie CV gestopt, zegt Tielbeke. ,,Het tonen van die beelden is strafbaar. Alleen partijen die de uitzendrechten kópen, mogen ze uitzenden.’’

(...) De Eredivisie CV volgt de acties van YouTube op de voet. Haar juristen houden nauwgezet bij hoe snel beelden online komen en via wie, en wat YouTube zelf doet om plaatsing te voorkomen. Tielbeke: ‘We hopen dat een gang naar de rechter kan worden voorkomen, maar ik sluit het niet uit. YouTube zegt dat het alles doet om de beelden proactief te weren. We wachten hun specifieke voorstellen nog even af. Maar dat er iets moet gebeuren, is duidelijk.’”

Lees hier meer (AD.nl).

IEF 4618

Kunstgras

kunstgras.jpgRechtbank Zutphen, 23 augustus 2007, KG ZA 07-231, Doornewaard tegen Air Force Ltd & Gerechtshof ’s-Gravenhage, 24 mei 2007, Rolnr. 03/650, Air Force Ltd. Tegen Smillie Beheer B.V. & Silic Nova B.V.  (Beide uitspraken met dank aan  Marleen van den Horst, BarentsKrans).

Vonnis tot opheffing van een bewijsbeslag in de eerder gesignaleerde Zutphense octrooizaak (IEF 4566) en het in hetzelfde artikel genoemde arrest van het hof Den Haag. Beide zaken hebben betrekking op de (volgens het hof) inbreukmakende Silicair-machine van Smillie.

In het arrest van 24 mei 2007 beoordeelt het hof de inbreuk door Smillie op een tweetal Europese octrooien van Airforce, waarvan de ene ziet op een inrichting en werkwijze voor het reinigen van speeloppervlakken uit kunstgras, en de ander ziet op een inrichting en werkwijze voor het herstellen van speeloppervlakken van kunstgras. Om onopgehelderde redenen zit een tijdvak van meer dan 5 jaar tussen het arrest van 24 mei 2007 en het beroepen vonnis van 27 april 2002. Eveneens blijft onopgehelderd waarom Airforce tegen dit vonnis is beroep is gegaan, maar vervolgens verzuimd heeft om van grieven te dienen, met als gevolg dat in hoger beroep alleen de incidentele grieven van Smillie aan de orde zijn.

Het hof oordeelt dat de Silicair-machine valt onder de beschermingsomvang van in elk geval één van de conclusies van beide octrooien. Ten aanzien van het tweede octrooi (het octrooi voor het herstellen van speeloppervlakken) wordt in de Silicair-machine volgens de rechtbank een equivalente werkwijze toegepast onder de functie-wijze-resultaat toets. Slotsom is dat de incidentele grieven van Smillie worden afgewezen en dat de door Smillie gevorderde verklaringen voor recht van niet-inbreuk niet voor toewijzing in aanmerking komen.

Het hof oordeelt dat de Silicair-machine valt onder de beschermingsomvang van in elk geval één van de conclusies van beide octrooien. Ten aanzien van het tweede octrooi (het octrooi voor het herstellen van speeloppervlakken) wordt in de Silicair-machine volgens de rechtbank een equivalente werkwijze toegepast onder de functie-wijze-resultaat toets. Slotsom is dat de incidentele grieven van Smillie worden afgewezen en dat de door Smillie gevorderde verklaringen voor recht van niet-inbreuk niet voor toewijzing in aanmerking komen.

In het vonnis in kort geding van 23 augustus 2007 vordert Doornewaard de opheffing van onder hem gelegde conservatoire (bewijs)beslagen op een exemplaar van de Silicair-machine.

De voorzieningenrechter in de rechtbank Zutphen acht zich onbevoegd  om van de vorderingen van Doornewaard kennis te nemen. Uitsluitend de rechtbank Den Haag zou bevoegd zijn. Weliswaar is de Zutphense de voorzieningenrechter als beslagrechter in beginsel bevoegd tot opheffing van het beslag op grond van artikel 705 Rv, maar dit betreft  volgens de voorzieningenrechter een aanvullende bevoegdheid, terwijl in dit geval de bevoegdheid van de Haagse rechter op grond van artikel 80 lid 2 sub a van de Rijksoctrooiwet prevaleert.

De voorzieningenrechter overweegt:

“Aangezien de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht slechts kan blijken uit een beoordeling van de vraag over de geldigheid en handhaving van octrooien, is krachtens het bepaalde in artikel 80 lid 2 aanhef en onder a. van de Rijksoctrooiwet 1995 de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage in kort geding in Nederland bij uitsluiting bevoegd van de vordering tot opheffing van het onderhavige beslag kennis te nemen.” 

Lees het vonnis hier en het arrest hier.

IEF 4617

Praktisch niet meer mogelijk

vnz.gif(Niet-auteursrechtelijk) portretrecht. Diverse media berichten dat de Vrij Nederland gisterochtend door de Amsterdamse kortgedingrechter 'op de vingers is getikt' voor de publicatie van een foto van voormalig advocaat Bram Zeegers. 

“Volgens de rechtbank brengt het weekblad met de publicatie de veiligheid van Zeegers in gevaar. De voormalig juridisch adviseur van vastgoedhandelaar Willem Endstra is een belangrijke getuige in het proces tegen Heineken-ontvoerder Willem Holleeder. De eis van Zeegers om de oplage van Vrij Nederland uit de handel te halen, werd afgewezen omdat dat praktisch niet meer mogelijk is.

Vrij Nederland zelf bericht: “Het plaatsen van de foto van Zeegers vloeit voort uit deze zelfgekozen positie en ook uit het feit dat hij zelf de aandacht op zich vestigt door op te treden als kroongetuige tegen Holleeder. In de dagvaarding wordt gewezen op het verhoogd veiligheidsrisico dat Zeegers zou lopen door publicatie en verspreiding van de foto. VN ziet dit niet zo. VN vindt dat de foto op zich niet het veiligheidsrisico doet ontstaan, maar dat andere factoren daarvoor verantwoordelijk zijn."

Lees hier (NRC) en hier (VN) meer.

IEF 4616

Chaos dreigt

msa.gifVandaag in het FD: Maarten Santman (De Brauw Blackstone Westbroek): Proces? Eis kosten terug! Een samenvatting in citaten:

“In octrooizaken kan de rechter een verliezende partij veroordelen tot het betalen van de proceskosten van de tegenpartij. Chaos dreigt.

(…) In het voorjaar van 2006 voltrok zich een kleine revolutie. De rechtbank Almelo besloot dat de in het ongelijk gestelde partij een groot gedeelte van de kosten van de winnaar wél moest betalen, naast zijn eigen kosten. De rechtbank baseerde dit oordeel op een Europese richtlijn, de Handhavingsrichtlijn. (…) Hoewel de richtlijn al in 2004 werd vastgesteld, was deze nog niet in een Nederlandse wet omgezet. De rechtstreekse toepassing ervan was totaal onverwacht.

(…) Elke rechter heeft eigen ideeën, met tegenstrijdige uitspraken en rechtsonzekerheid als gevolg. (…) In een poging een einde te maken aan de onduidelijkheid, stelde de Nederlandse Orde van Advocaten een systeem voor met vooraf vastgestelde vergoedingen. (…) Maar minister Hirsch Ballin van Justitie wil er niet aan. Hij gokt erop dat partijen voordat ze gaan procederen onderling afspraken maken over de proceskosten. Wonderlijk, want in de praktijk komt het pas tot een procedure als beide partijen gelijk denken te hebben.

(…) De rechtsonzekerheid blijft intussen bestaan.(…) Wel is duidelijk dat rechters gemiddeld genomen een kwart minder aan kosten toewijzen dan is gevorderd.  In een aantal uitspraken gaat dat gepaard met het op de vingers tikken van de advocaat over de hoogte van de gemaakte kosten. Maar procederen is nu eenmaal niet goedkoop. De vraag rijst of een rechter (hoewel de wet hem daartoe dwingt) de redelijkheid van de declaratie van een advocaat goed kán beoordelen. Kan een rechter inschatten hoeveel tijd een advocaat zou moeten besteden aan de voorbereiding van een zaak?

Rechters, rechtzoekenden en zelfs advocaten wachten op duidelijkheid, of ten minste richtlijnen. Een systeem met vooraf vastgestelde proceskostenvergoedingen is misschien zo gek nog niet.”

Lees het volledige artikel hier (alleen abonnees FD).

IEF 4615

Scheidingswand

abvl.gifRechtbank Breda, 29 augustus 2007, LJN: BB2743,  Sprl Ateliers Bodart & Valter,
tegen 3D Tradelink B.V.

Auteursrecht op scheidingswand. Verklaring voor recht toegewezen. In casu normale toerekenbaarheid en berekening winstafdracht ex 27a AW volgens normale bedrijfseconomische benadering van het winstbegrip, d.w.z. de algemene kosten worden meegerekend. 

Eiser Bodart vordert samengevat - veroordeling van Tradelink en een verklaring voor recht dat Tradelink inbreuk heeft gemaakt op een auteursrechtelijk beschermde scheidingswand van Bodart, alsmede winstafdracht terzake ad euro 36.810,00, vermeerderd met rente en kosten.

“3.1. Bodart heeft haar stellingname omtrent het auteursrecht op de scheidingswand (…) op minimaal genoegzame wijze gedocumenteerd. (…) Tradelink heeft hier tegenover een ongemotiveerde ontkenning van de inbreuk gesteld, hetgeen ontoereikend is. Dit verweer wordt daarom gepasseerd en de inbreuk op het auteursrecht rechtens als vaststaand aangemerkt.”

De verklaring voor recht wordt toegewezen. Met betrekking tot de winstafdracht stelt de rechtbank:

“ 3. 3. De rechtbank oordeelt aannemelijk dat Bodart minst genomen enige schade heeft ondervonden van het op de markt komen van het inbreukmakende product, zodat aan dit vereiste om op de voet van artikel 27 a Auteurswet schadevergoeding te verkrijgen, begroot op het bedrag van de door de inbreukmaker met de inbreuk behaalde winst, is voldaan.”

“3. 4. Voor een verplichting tot winstafdracht wegens auteursrechtinbreuk geldt het toerekenbaarheidsvereiste van artikel 6: 162 BW. De inbreuk is toerekenbaar indien zij aan schuld te wijten is, of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van de inbreukmaker komt. Onbetwist staat vast dat aan dit vereiste is voldaan.”

De conclusie van gedaagde Tradelink is echter dat er sprake was van een verlies en geen winst gemaakt is. Eiser Bodart stelt dat de aftrek van de door Tradelink genoemde kosten niet acceptabel is, in het algemeen niet, en zeker nu niet, niet omdat sprake is geweest van moedwillig gedane inbreukmakende handelingen, wat ook uit buitenlandse procedures over de scheidingswand zou blijken.  Voor de onderbouwing van kwade trouw schiet deze documentatie volgens de rechtbank echter tekort en bij de beoordeling van de behaalde winst geldt daarom het uitgangspunt dat slechts de normale toerekenbaarheid aanwezig was.

“3.9. Bij dit laatste past dan in de winstberekening een benadering op normale bedrijfseconomische grondslagen. De rechtbank oordeelt daarom redelijk het verdisconteren van alle door Tradelink aangevoerde bedragen, met uitzondering van de advocaat en vonniskosten. Veronderstellenderwijs aannemende dat dit kosten zijn betreffende de voorafgaande procedure in kort geding geldt dat conform het toen geldende regime ten aanzien van proceskostenveroordeling geen vergoeding van integrale kosten plaatsvond. (…)
Op basis van deze berekening resteert een winstbedrag van , afgerond, euro 869,00.”

(…) Het is aannemelijk dat de schade van Bodart, op andere wijze dan winstafdracht benaderd, tot voor haar betere resultaat zou hebben geleid. Gelet hierop zal de rechtbank naar billijkheid de proceskosten aldus liquideren dat ieder de eigen kosten blijft dragen. De rechtbank veroordeelt gedaagde om € 869,00 aan eiseres te betalen.”

Lees het vonnis hier

IEF 4614

Betreffende nanometers

badotherm.pngGerechtshof ’s-Gravenhage, 30 augustus 2007, rolnr. 05/0346. Nuova Fima SPA tegen Badotherm Procesinstrumentatie B.V. (met dank aan Michiel Rijsdijk, Van der Steenhoven)

Tussenarrest: merkinbreuk en slaafse nabootsing betreffende nanometers.MGS stemt niet overeen met BDT (18), stelling slaafse nabootsing mag nader onderbouwd worden.

Nuova Fima ontwikkelt, fabriceert een exporteert drukmeters, thermometers en andere procesinstrumenten. Als productcode voor drukmeters heeft zij onder meer de aanduiding MGS gehanteerd. Nuova Fima heeft het teken MGS op 10 mei 2001 als merk geregistreerd. Badotherm heeft vanaf 1999 tot en met 1998 drukmeters van Nuova Fima verkocht alsmede drukmeters van andere fabrikanten en door haar zelf gefabriceerde drukmeters.

De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat Badotherm geen inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Nuova Fima, omdat niet is komen vast te staan dat Badotherm nog na 10 mei 2001 het merk MGS zou hebben gebruikt. De rechtbank heeft daarnaast de vordering van Nuova Fima dat er sprake zou zijn van slaafse nabootsing verworpen.

In hoger beroep is het hof niet genegen de grieven te volgen, een relevante gelijkenis tussen het merk MGS en het teken BDT (18) ziet het hof niet.

“4 (…) Nu Nuova Fima in hoger beroep volstaat met de stelling dat zij “betwijfeld of Badotherm inderdaad geen gebruik meer heeft gemaakt van het merk na 10 mei 2001”, zij geen enkel stuk heeft overlegd waaruit dit gebruik zou kunnen blijken en terzake ook geen (concreet) bewijs heeft aangeboden, gaat het hof aan haar stelling dat Badotherm het teken MGS na 10 mei 2001heeft gebruikt als onvoldoende onderbouwd voorbij.”

“5. Badotherm heeft na 10 mei 2001 het teken (de codering) BDT - een afkorting van Badotherm, begrijpt het hof – (18) gebruikt. Nuova Fima meent kennelijk - nu zij spreekt over "verwarring, althans associatiegevaar", er sprake is van soortgelijke waren en niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een bekend merk - dat Badotherm door het gebruik van het teken BDT (18) inbreuk als bedoeld in artikel 2.20, lid 1, sub b Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) - voorheen artikel 13A, lid 1, sub b BMW - maakt op haar rechten met betrekking tot het merk MGS.

6.(…) Naar het oordeel van het hof is er in geen enkel opzicht een relevante gelijkenis tussen het merk MGS en het teken BDT (1 8), laat staan een zodanige gelijkenis dat de totaalindruk die door merk en teken worden opgeroepen overeenstemt.”

Met betrekking tot de slaafse nabootsing laat het hof nadere onderbouwing toe: 

“9. (…) Voor de vraag of sprake kan zijn van relevante verwarring is van belang of de drukmeters van Nuova Fima zich wat betreft hun uiterlijk relevant onderscheiden van andere op de markt zijn de drukmeters. Nu Nuova Fima zich over de stellingen in de memorie van antwoord en - de eerst daarna gedeponeerde - drukmeters nog niet heeft uitgelaten, zal het hof haar in de gelegenheid stellen dat alsnog te doen bij akte.”

Nuova Fima zal moeten aantonen dat haar nanometers zich onderscheiden van andere nanometers die op de markt verkrijgbaar zijn. Het Hof verwijst de zaak naar de rol van 18 oktober 2007 voor akte na tussenarrest.

Lees het arrest hier.

IEF 4613

De suffix gemeen

danth.gifBBIE, beslissing inzake oppositie, 10 augustus 2007, Nº 2000103, Dantherm A/S tegen Jerzy Kaczam-Filmoniuk "Kanex".

Oppositie tegen aanvrage woordmerk KAN-TERM op basis van woord- en woord/beeldmerk DANTHERM.

Dantherm heeft haar naam als Gemeenschaps woord- en woord/beeldmerk ingeschreven voor o.a. verwarmingsinstallaties in klasse 11. Dantherm maakt bezwaar tegen de aanvrage van het merk KAN-THERM in een achttal klassen. De Oppositieafdeling acht de merken op de eerste plaats visueel en auditief, maar ook begripsmatig overeenstemmend, ondanks het feit dat het element THERM beschrijvend is. Gevaar voor verwarring, oppositie toegewezen.

35. Beide tekens hebben de suffix “–THERM” gemeen. Voor de desbetreffende waren en diensten is dit echter weinig onderscheidend en zelfs beschrijvend, zoals terecht opgeworpen wordt door verweerder. Dit woord is immers afgeleid van het Griekse woord thermè wat zoveel betekent als hitte en is eveneens volgens het Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal een warmte-eenheid. Een gelijkaardige suffix is terug te vinden in de Franse taal (-therme) waar het dezelfde betekenis heeft. Bovendien bestaan er zowel in het Nederlands als het Frans tientallen woorden waarin het element therm(e) voorkomt. Men mag dan ook aannemen dat het in aanmerking komend Benelux-publiek dit ook in deze zin zal begrijpen. Hoewel de suffix “THERM” in casu weinig onderscheidend is, mag dit bestanddeel niet buiten beschouwing worden gelaten bij de globale beoordeling.

Ook de waren en diensten worden identiek, danwel gelijksoortig geacht:

41. De verwarmingsinstallaties komen in beide lijsten voor. Verder betreft het betwiste depot waren en diensten die betrekking hebben op klimatisering, verwarming, sanitair en alles die daarbij komt kijken, zoals de buizen, meters, kranen en gespecialiseerd gereedschap daarvoor. De materialen die uitvoerig zijn opgesomd in de warenlijst van het betwiste teken zijn te beschouwen als verlengstukken en hulpmiddelen die noodzakelijk zijn voor een goede installatie en werking van de desbetreffende apparatuur en zijn daaraan dus complementair. Bovendien worden verwarming en sanitair veelal doorezelfde personen gefabriceerd, verkocht of geïnstalleerd. De gespecialiseerde hulpmiddelen,onderdelen, buizen enz die nodig zijn voor klimatisering zijn grotendeels dezelfde als die voorerwarming en sanitair.

42. Het argument van verweerder dat zijn waren- en dienstenlijst zich richt op de privé-huizen en niet op de industriële bouw, is in contradictie met de bewoordingen van de waren in klasse 11 van diens eigen warenlijst, aangezien daar zowel de filters voor huishoudelijk als voor industriële doeleinden terug te vinden zijn.

Gevaar voor verwarring wordt aannemelijk geacht en de oppositie wordt toegewezen.

Lees beslissing hier.