IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 3234

Internationale merken

Draft Guidelines on International Marks: This is a new part of the Office’s Guidelines concerning international trade marks. It had previously been adopted as Chapter 13 of examination guidelines but it appeared better to create a new part dedicated to International marks including examination, opposition and new issues such as replacement of a CTM by an IR, transformation of a IR designating the EC into a CTM and conversion.

Comments would be welcome no later than 12 March 2007 . These should be sent by e-mail to vincent.oreilly@oami.europa.eu. The process of formal adoption of revisions of the guidelines will be finalised in 2007.

Lees hier meer (two different documents, one with track changes and one without).

IEF 3233

Vers van het IVIR:

ivir.gifThe Recasting of Copyright & Related Rights for the Knowledge Economy, P.B. Hugenholtz, M.M.M. van Eechoud, S.J. van Gompel et al., report to the European Commission, DG Internal Market, November 2006, 308 p.

Study carried for the European Commission (DG Internal Market). Heel kort: Alles over EU auteursrecht en naburige rechten. “Examination of the existing 'acquis communautaire' in the field of copyright and related (neighbouring) rights, with special focus on inconsistencies and unclarities (…) an overall assessment of the benefits and drawbacks of the fifteen years of harmonisation of copyright and related rights in the EU and dwells on regulatory alternatives.”

“On balance, the harmonisation process has produced mixed results at great expense, and its beneficial effects on the Internal Market remain largely unproven and are limited at best. This conclusion calls for caution and restraint when considering future initiatives of harmonisation by directive, even it were only a modest ‘recasting’ exercise. In the light of the renewed interest in the EC’s legislative competence and in view of the growing importance of the principles of subsidiarity and proportionality, the authors of this study advise the EC legislature not to undertake any new initiatives at harmonisation, except where a clear need for amendment of the existing acquis can be demonstrated..”

Lees the rapport hier. Website IVIR hier.

IEF 3230

Onbekendere IE-Verdragen

Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening; (met Uitvoeringsreglement), Boedapest, 28 april 1977 (Trb. 1978, 90). Mede ondertekend door Nederland en in werking getreden op 19 augustus 1980.

Eerder vandaag publiceerde het WIPO de voor leken enigszins mysterieuze “Budapest Notification No. 251: Communication by the Government of the Republic of Korea Relating to the Extension of the List of Kinds of Microorganisms accepted by the Korean Collection for Type Cultures (KCTC).”

Het betreft een weinig spraakmakend verdrag. De Van Nieuwenhoven Helbach bespreekt het kort en stelt “Zoals de naam van het verdag al aangeeft, bevat het een regeling voor een probleem, dat zich voordoet bij de verlening van octrooi voor uitvindingen die gekenmerkt worden door de toepassing van een nieuw micro-organisme. (…) Om te voorkomen dat degene die voor een dergelijke uitvinding in meer dan één land octrooibescherming wenst te krijgen, genoopt zou worden in elk land waar hij voor die uitvinding octrooi aanvraagt, een cultuur van zijn micro-organisme in een daar te lande aanwezige microbenverzameling te deponeren, voet het verdrag het instituut van de zgn, internationale depositaris in. (…) De aanvrager die het voor zijn uitvinding kenmerkende microp-organisme bij een internationale depositaris deponeert, kan met het verrichten van dat depot volstaan. In ons land is het Centraal Bureau voor Schimmelcultures te Baarn als internationale depositaris erkend.
 
Lees het verdag hier (WIPO). Depot, inclusief prijslijst, CBS Baarn hier.

IEF 3229

CC-CD zonder De Buma's

cccd.gifPersbericht: “Vandaag publiceert Creative Commons Nederland haar eerste CD/DVD met dertien muziektracks en videocompilaties van Nederlands talent dat gekozen heeft voor een Creative Commons licentie. Uit de meer dan 130 inzendingen voor deze uitgave zijn onder andere Messier84 (winnaar 3Voor12 Plundert Musea) en We vs Death (finalist Grote Prijs van Nederland) geselecteerd. Alle nummers en video's op de CD en DVD zijn ook vrij te downloaden op de website van Creative Commons Nederland.

(…) Helaas kon op deze CD/DVD geen werk van bij Buma/Stemra aangesloten artiesten worden opgenomen. Deze collectieve rechtenorganisatie voor muziekauteurs in Nederland staat het niet toe dat leden delen van hun repertoire onder een Creative Commons licentie publiceren. "En dat is vreemd", zo stellen Keller en Groeneveld, "want precies een jaar geleden kondigde Buma/Stemra het project FlexCo aan op het Noorderslag Festival in Groningen. In dat project zouden ze onderzoeken in welke situaties het mogelijk is om af te wijken van hun collectieve systeem. Wij hebben een jaar lang gesprekken met Buma/Stemra gevoerd maar er lijkt nog immer weinig verandering in deze situatie te komen."

Lees hier meer.

IEF 3228

Subsidiariteit en proportionaliteit (5)

Kamerstuk 23490, nr. BM, 1e Kamer 2006-2007. Verslag schriftelijk overleg over het voorstel voor een richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen. Brief van de minister van justitie.

“Uw brief betreft de stand van zaken met betrekking tot de gewijzigde ontwerp richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen. Uw brief volgt op correspondentie over deze ontwerprichtlijn tussen de voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal en de heer Frattini, vice-voorzitter van de Europese Commissie en commissaris voor Justitie, Vrijheid en Veiligheid.

De ontwerp-richtlijn is besproken in de JBZ-Raad van 4 en 5 oktober jl. Daaruit blijkt dat er grote verdeeldheid onder de lidstaten bestaat over de noodzaak en de inhoud van de richtlijn en over de wijze van behandeling ervan."


"Blijkens het verslag van deze Raad heeft het voorzitterschap geconcludeerd dat de onderhandelingen zullen worden voortgezet (Kamerstukken II 2006/07, 23 490, nr. 436). Het voorzitterschap heeft evenwel aan dit voornemen geen uitvoering gegegeven. Voor zover bekend is het aankomende Duitse voorzitterschap niet voornemens prioriteit aan deze richtlijn te geven.


Naar aanleiding van dit verslag heeft uw commissie twee specifieke vragen aan mij gesteld. Ik kan die als volgt beantwoorden.


1. Een meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, heeft gepleit voor opschorting van de onderhandelingen in afwachting van de uitspraak van het Europese Hof in de nieuwe procedure over de inzet van strafrecht in de eerste pijler.


2. Nederland is van oordeel dat de noodzaak voor een strafrechtelijk kader voor de handhaving van IE-rechten op Europees niveau vooralsnog niet is aangetoond. Wat de reikwijdte betreft is Nederland van oordeel dat een eventuele richtlijn beperkt moet blijven tot IE-rechten die op communautair niveau zijn geregeld. In de verdere onderhandelingen zal voor elk afzonderlijk IE-recht moeten worden nagegaan of het nodig is dat de Gemeenschapswetgever de lidstaten verplicht tot strafbaarstelling van inbreuken op dit recht in de eigen wetgeving. Indien die vraag bevestigend zou moeten worden beantwoord, moet dit recht zo nodig worden geharmoniseerd.”


Lees het volledige kamerstuk hier. Eerdere berichten hier.

IEF 3227

Er zijn op dit moment

qm.gifRechtbank Amsterdam 15 november 2006, LJN AZ5837. A tegen Q-Music.

Voorlezen van verkeersinformatie leidt niet tot uitvoerend kunstenaarschap in de zin van de Wet Naburige Rechten. Geen sprake van voortgebruik.

Eiser A was vanaf 1 maart 2001 als diskjockey / presentator van radioprogramma's  in dienst van Q-Music. Daarnaast heeft hij ten behoeve  van een telefonische wegeninformatieservice standaardteksten ingesproken. Deze teksten bestonden uit circa 3750 locaties, 300 gebeurtenissen en 110 getallen (zoals  "er zijn op dit moment", "5", "kilometer", "A", "2", "langzaamrijdend verkeer"). De daadwerkelijke verkeerinformatie kan dan later worden samengesteld uit deze ingesproken bestanddelen. 

A vordert schadevergoeding voor het gebruik van zijn stem door Q-Music voor de telefoonlijn voor de periode van 1 oktober 2005 (het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen A en Q-Music beëindigd werd) tot en met 17 november 2005 (het moment waarop Q-Music de stem van A heeft vervangen). 

De vorderingen van A gebaseerd op schending van zijn rechten als uitvoerend kunstenaar in de zin van de Wet Naburige Rechten, worden door de rechter afgewezen.  Om in aanmerking te komen voor bescherming als uitvoerende kunstenaar in de zin van de WNR, dient de prestatie van de uitvoerende kunstenaar betrekking te hebben op een werk van letterkunde of kunst. Omdat onbestreden is dat de door A voorgelezen teksten geen eigen en persoonlijk karakter hebben, beroept A zich op de geschriftenbescherming van artikel 10 lid 1 onder 1 Auteurswet. De rechter geeft aan dat nu deze bescherming een beperkte strekking heeft welke niet mede ten grondslag heeft gelegen aan de begripsomschrijving van uitvoerend kunstenaar in de WNR, moet worden aangenomen dat het begrip 'werk' in de WNR niet mede omvat de geschriften zonder eigen en persoonlijk karakter van artikel 10 lid 1 onder 1 Aw.

Het beroep gebaseerd op onrechtmatig handelen van Q-Music, waardoor A wanprestatie pleegt jegens zijn níeuwe werkgever, wordt eveneens afgewezen. A beriep zich op het feit dat een dergelijk voortgebruik van een vertrokken dj ongebruikelijk is in de radiowereld. De rechter geeft echter aan dat dit dan wel het geval is bij het gebruik van een stem van een dj voor commercials en jingles, maar niet in het onderhavige geval.

Ten slotte geeft de rechter aan dat A wist dat zijn stem voor de verkeersinformatietelefoon werd gebruikt door Q-Music. Hij had met deze omstandigheid rekening dienen te houden.

Lees het vonnis hier.

IEF 3226

Het land van de makelaars

mklsrlnd.bmpGerechtshof Amsterdam , 28 december 2006,  LJN: AZ5825 en LJN: AZ5826. Makelaarsland B.V. tegen Gedaagden.

Twee arresten die dezelfde zaak betreffen, één in het hoger beroep tegen de aanvankelijke procedure in een zaak over misleidende reclame en één tegen het daarop gevolgde executiegeschil.

In de ‘gewone’ procedure is de televisiecommercial Makelaarsland in eerste instantie aangemerkt als misleidende reclame. Ook de prijsvergelijking op de website van Makelaarsland werd door de voorieningenrechter als misleidend aangemerkt. (Lees dit eerdere bericht voor een nadere opsomming van de feiten).

In de eerste grief in het hoger beroep betoogt Makelaarsland dat zij wel degelijk dezelfde diensten verleent als andere NVM-makelaars. Niet betwist is echter dat Makelaarsland geen brochure maakt (de klant dient zelf foto’s en een beschrijving van het huis te maken, deze worden vervolgens op internet gepubliceerd) en niet aanwezig is bij bezichtigingen van het huis door potentiële kopers (waardoor de klant niet alleen zelf daaraan de vereiste tijd en aandacht moet spenderen maar er ook zelf voor moet zorgen dat voldaan wordt aan de zogenoemde informatieplicht).

Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat Makelaarsland door deze beperkte(re) opzet van haar dienstverlening niet in de commercial te vermelden zich schuldig maakt aan misleidende reclame. Dat het hier slechts om ondergeschikte aspecten van de door een makelaar geboden verkoopbemiddeling zou gaan vermag het hof niet in te zien, ook Makelaarsland erkent dat het rondleiden en informeren van potentiële kopers een tijdrovend aspect is van de dienstverlening van de (traditionele) makelaar.


Het feit dat Makelaarsland haar diensten alleen via internet aanbiedt en dat een eventuele onjuiste voorstelling van de consument omtrent de omvang/aard van de door Makelaarsland te verlenen diensten bij het (voor het “consumeren” noodzakelijke) raadplegen van de website wordt weggenomen, doet aan het onrechtmatige karakter van de reclameboodschap niet af.


Niet te betwisten valt dat het hier om een (opvallende) reclame-uiting gaat die, op zichzelf beschouwd, de beeldvorming van de consument kan beïnvloeden. Daarbij komt dat de aanwezigheid van vereiste informatie op de site onverlet laat dat door de onjuiste en/of onvolledige boodschap van de commercial de interesse bij de potentiële klant wordt gewekt en het gevaar ontstaat dat deze zich vervolgens door een onjuiste beeldvorming onvoldoende rekenschap zal geven van de naast Makelaarsland aanwezige alternatieven.


De tweede grief van Makelaarsland is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de prijsvergelijking op de website van Makelaarsland misleidend is. Ook deze grief treft geen doel.


Gedaagden wijzen er in dit verband terecht op dat naast het onvermeld laten op de desbetreffende internetpagina van de reeds besproken beperkte opzet van de dienstverlening waarop de vaste courtage van E 795,- betrekking heeft, op die pagina onvoldoende inzicht wordt gegeven in de herkomst van het gemiddelde tarief  waarmee wordt vergeleken en dat, voor zover het huizen betreft met een waarde van boven de E 200.000,-, naar Makelaarsland niet heeft weersproken, dit gemiddelde in ieder geval onjuist is.


Het door de voorzieningenrechter gegeven bevel is wel te ruim geformuleerd. Het hof ziet onvoldoende aanleiding voor een bevel aan Makelaarsland tot staking van ‘iedere andere vorm van misleidende reclame ten aanzien van haar dienst’ op straffe van verbeurte van een dwangsom.


Makelaarsland stelt vervolgens ook nog dat de STER de reclame uitzendt en niet zijzelf, waardoor zij ‘het risico loopt om een dwangsom te verbeuren indien de commercial alsnog door anderen wordt uitgezonden, zonder dat zulks haar te verwijten valt.’


Het hof verwerpt dit bezwaar. Uitzending door de STER heeft Makelaarsland, als opdrachtgever, in eigen hand en een eventuele heruitzending door derden zonder haar opdracht valt niet onder de draagwijdte van het aan Makelaarsland opgelegde verbod.


Het betoog van Makelaarsland dat de bevolen rectificatietekst een verkeerd beeld geeft van de door haar geboden diensten moet worden verworpen. Gedaagden voeren terecht aan dat over de vraag of het rondleiden van potentiële kopers tot de kern van de diensten van een verkopende makelaar behoort verschillend kan worden gedacht: vaststaat in ieder geval dat het hier, zoals gezegd, om een tijdrovend onderdeel gaat van de verkoopbemiddeling die een makelaar doorgaans voor zijn rekening neemt.


Makelaarsland betoogt ten slotte dat ook het bevel met betrekking tot de vergelijking van tarieven te ruim is. Het hof acht het bevel echter op adequate wijze toegespitst op het voorkomen van toekomstig onrechtmatig gedrag.


De eerste grief van gedaagden is gericht tegen de afwijzing van het gevorderde gebod tot het doen uitzenden van rectificaties op de televisie. De grief faalt. Het verloop van tijd sinds de verschijning op televisie van de gewraakte commercial is inmiddels zodanig dat van een rectificatie-uitzending als remedie tegen een door de uitzending van de commercial bij het publiek gewekte onjuiste voorstelling weinig effect meer valt te verwachten.


Het verzet van Makelaarsland tegen de eiswijziging  door gedaagden is gegrond voorzover deze betrekking heeft op een nieuwe lijn van adverteren die Makelaarsland (hangende dit hoger beroep) heeft ingezet en waarin zij (onder meer) claimt woningen sneller te verkopen dan andere makelaars. Makelaarsland stelt zich terecht op het standpunt dat het instellen van deze eis in hoger beroep in strijd is met de eisen van goede procesorde.


Het hof preciseert het dictum en bekrachtig het vonnis waarvan beroep voor het overige.


Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Alkmaar hier.


Hoger beroep executiegeschil.


In het executiegeschil trekt Makelaarsland wel aan het langste eind.


Nadat haar was bevolen om de uitzending van de commercial te staken, heeft Makelaarsland het plan opgevat om het beeldmateriaal van de commercial van een nieuwe zgn. voice-over te voorzien en de commercial in aldus gewijzigde vorm alsnog op de televisie uit te zenden. (Zie dit eerdere bericht voor de feiten).


Makelaarsland heeft deze nieuwe tekst aan gedaagden voorgelegd met het verzoek schriftelijk te bevestigen dat zij geen executiemaatregelen zouden nemen indien de gewijzigde commercial zou worden uitgezonden. Gedaagden hebben daarop schriftelijk te kennen gegeven bezwaar te hebben tegen de nieuwe commercial.


Anders dan de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat het beperkte karakter van de door Makelaarsland geboden dienstverlening in de gewijzigde tekst voldoende tot uitdrukking wordt gebracht en het misleidend karakter van de commercial daarmee is weggenomen. Makelaarsland heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij het (hele) verkoopproces ‘begeleidt’. Van Makelaarsland kan niet worden verwacht dat zij in haar (relatief korte) reclameboodschap uiteenzet hoe aan deze begeleiding gestalte wordt gegeven en op welke punten haar betrokkenheid bij het verkoopproces verschilt van die van een traditionele makelaar.


Makelaarsland voert terecht aan dat van de ‘consument’ van dienstverlening als door Makelaarsland geboden een zekere oplettendheid mag worden verwacht. Dat de uitzending van de commercial niettemin als misleidend voor de consument en onrechtmatig jegens gedaagden moet worden aangemerkt omdat de nieuwe commercial de (boodschap van de) eerdere versie daarvan in herinnering roept ziet het hof niet.


De gewijzigde commercial moet in beginsel als zelfstandige uiting, op haar eigen merites, worden beoordeeld. In die commercial wordt aan het publiek voldoende duidelijk gemaakt dat het ‘afscheid van de traditionele makelaardij’ met name inhoudt dat van de klant een mate van zelfwerkzaamheid wordt verwacht waardoor het bedrag dat Makelaarsland voor de door haar geboden (makelaars)diensten in rekening brengt beperkt kan blijven.


Dat de vorige commercial zodanig in het geheugen van het publiek is gegrift dat de boodschap van de nieuwe tekst niet voldoende door zal dringen acht het hof niet aannemelijk, en is ook door gedaagden niet feitelijk onderbouwd. De commercial mag derhalve worden uitgezonden.


Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Alkmaar hier.

IEF 3225

Bruorrestriid

vd2.gifRechtbank Leeuwarden , 9 januari 2007, LJN: AZ5778. [De eisende broer & echtgenote Van Dijk] VOF, h.o.d.n. Van Dijk Roggebroodbakkerij tegen VOF [De gedaagde broer & echtgenote Van Dijk], h.o.d.n. De Breabakker & Eurobanket VOF.

‘De Hnw bevat verboden, het BVIE geeft rechten.’ Geschil tussen twee broers over het gebruik van hun beider achternaam in roggebroodmerken.  Er bestaat ‘enig verwarringsgevaar’ en ‘enig gevaar van associatie met het merk van eisers.’ Kleurcombinatie geel met zwarte letters is zeer gebruikelijk voor roggebrood. Gebruik eigennaam is niet toegelaten als de vermelding van de eigennaam op een zo opvallende wijze gebeurt, dat het als gebruik van handelsnaam of merk heeft te gelden. Het verweer dat er geen sprake is van een bekend merk wordt gepasseerd nu er sprake is van een gedeponeerd merk. Ook de Friese vertaling van roggebrood wordt expliciet uitgesloten bij inbreukverbod. 

In 1977 hebben de gebroeders Van Dijk het de roggebroodbakkerij van hun vader overgenomen. De samenwerking is stukgelopen,. De eisende broer heeft samen met zijn vrouw het familiebedrijf voortgezet en heeft 2002 het woord/beeldmerk Van Dijks Speciaal Fries Roggebrood gedeponeerd (zie afbeelding). De gedaagde broer is met zijn echtgenote onder de naam De Breabakker (De Broodbakker) in 2002 in Joure een nieuwe roggebroodbakkerij begonnen.

Sinds kort liggen er in diverse winkels pakjes roggebrood met een zogenaamd "private label". De gedaagde broer levert het door haar geproduceerde roggebrood aan Eurobanket die het voorziet dan wel doet voorzien van bedoeld etiket en die vervolgens dit roggebrood op de markt brengt. In het onderhavige geval is dit een geel etiket waarop met zwarte letters bovenaan in midden vermeld staat: Het Fries Roggebrood Gebakken door [de gedaagde broer] De Brea Bakker

De eisende broer stelt dat zijn broer hiermee inbreuk maakt op zijn merk- en handelsnaamrecht. De rechtbank is het hier grotendeels mee eens. 


Eisers hebben terecht een beroep gedaan op artikel 2.20 lid 1.b. BVIE, aangezien sprake is van verwarringsgevaar doordat gedaagden gebruik maken van het in het geding zijnde etiket. “Bij de visuele gelijkenis komt het allereerst aan op het beeld van het merk en wat van dat beeld in het geheugen blijft hangen.” In het onderhavige geval zijn dat de woorden Van Dijk's zoals die voorkomen op het door eisers geproduceerde en op de markt gebrachte roggebrood.


Doordat ook op het door [de gedaagde broer & echtgenote] geproduceerde en door gedaagden, althans Eurobanket, op de markt gebrachte roggebrood de vermelding Van Dijk voorkomt, bestaat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter enig verwarringsgevaar. Sommige consumenten zullen waarschijnlijk wel kijken of de naam Van Dijk op het door hen te kopen pakje roggebrood voorkomt. Nu dit tevens het geval is bij het door gedaagden geproduceerde en op de markt gebrachte roggebrood, bestaat dus enig gevaar van associatie met het merk van eisers. Het gebruik van de kleur geel met zwarte letters speelt echter nauwelijks of geen rol. Die kleurencombinatie is zeer gebruikelijk bij verpakkingen van roggebrood van allerlei merken.


‘De Hnw bevat verboden, het BVIE geeft rechten.’ Op grond van de combinatie van beide wettelijke bepalingen kan het gebruik worden verboden van een handelsnaam die met een merk overeenstemt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is daarvan in het onderhavige geval sprake, nu het roggebrood geproduceerd en op de markt gebracht door gedaagden als naam van de producent vermeld "[gedaagde broer], De Brea Bakker".


Deze naamsaanduiding is - anders dan Eurobanket heeft betoogd - aan te merken als een handelsnaam. Dit gebruik kan enige verwarring opleveren bij het publiek. Gelet op het feit dat de eisende broer het familiebedrijf heeft voortgezet en het merk Van Dijk’s roggebrood al vele jaren op de markt wordt gebracht, acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat door het handelen van de gedaagde broer afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen dan wel de reputatie van het merk.


Derhalve is er eveneens sprake van het plegen van inbreuk op het merkenrecht van [de eisende broer] als bedoeld in artikel 2.20.1.d BVIE.


Voor zover eisers hebben betoogd dat gedaagden een verbod moet worden opgelegd op grond van de Handelsnaamwet, overweegt de voorzieningenrechter dat voor een dergelijk verbod de verzoekschriftprocedure ex artikel 6 Hnw de geëigende weg is, zodat deze overtreding niet kan dienen als grondslag voor de vordering.


Het verweer van Eurobanket dat er geen sprake is van een bekend merk zal worden gepasseerd nu er sprake is van een gedeponeerd merk dat bescherming geniet op grond van het BVIE.


Met betrekking tot het gebruik van de eigen naam stelt de rechter dat artikel 2.23. lid 1.a BVIE (art. 13A lid 7.a BMW oud) weliswaar het recht beperkt van de merkhouder in die zin dat hij niet kan optreden tegen gebruik in het economisch verkeer van naam en adres van een derde voor zover er sprake is van eerlijk gebruik in nijverheid en handel.


Niet toegelaten is echter de vermelding van de eigennaam op een zo opvallende wijze, dat het als gebruik van handelsnaam of merk heeft te gelden. De wijze waarop de woorden "Gebakken door [de gedaagde broer], De Brea Bakker" op het in het geding zijnde etiket zijn vermeld, is zo opvallend dat het als handelsnaam of merk heeft te gelden. De gewraakte tekst is in grote letters op het etiket vermeld en bovendien in een kader geplaatst, waardoor deze duidelijk opvalt. Het door gedaagden gedane beroep op voormelde uitzonderingsbepaling kan dan ook niet slagen.


De Rechtbak verbiedt vervolgens “iedere inbreuk op het merkrechten van [de eisende broer] en ieder onrechtmatig gedrag bestaande uit het op ongeoorloofde wijze aanhaken bij de naamsbekendheid van het merk Van Dijk en het afbreuk doen aan de reputatie van [de eisende broer & echtgenote naam] Vof, te staken en gestaakt te houden, waartoe, althans voor zover het roggebrood betreft dat niet door [de eisende broer & echtgenote naam] Vof is geproduceerd, eveneens behoort een verbod op het gebruik van de naam [Van Dijk] in combinatie met Fries roggebrood, althans roggebrood of een al dan niet Friese vertaling daarvan, op productaanduidingen in of op enig medium gericht op Nederland, waaronder ook Internet (…)]


De proceskostenveroordeling is een beetje onduidelijk. Hoewel de gedaagde broer iedere verdere inbreuk wordt verboden concludeert de Rechtbank toch “Nu alle partijen deels in het (on)gelijk zullen worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd als na te melden. (…) compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.“


Lees het vonnis hier.

IEF 3224

Anjerveredelaars

anj.gifKort kwekersrechtnieuws op Zibb.nl: Anjerveredelaars Hilverda en Kooij & Zonen hebben in Japan succes geboekt bij het beschermen van het kwekersrecht. Bij onderzoek zijn bloemen van vier verschillende kwekersrechtelijk beschermde rassen gevonden, afkomstig uit China. De zaak is geschikt met de importeur.

“Jaarlijks worden in Japan zo'n 37 miljoen anjers uit China geïmporteerd. Volgens Hilverda en Kooij & Zonen worden in China steeds meer anjers illegaal gekweekt. Door in Japan importeurs aan te spreken op hun verplichtingen en ze alsnog royalty's te laten betalen over geïmporteerde bloemen, proberen de veredelaars deze ontwikkeling te keren.”

Lees hier meer.

IEF 3223

Een stapje verder

Handelingen nr. 28, pag. 1821-1842, 19 december 2006, 2e Kamer. Debat over de Europese Top / Besluit Europees octrooi.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA): Op het terrein van de toenemende economische concurrentie is de CDA-fractie tot de conclusie gekomen dat het verstandig is dat wij op het punt van intellectueel eigendom een paar stappen vooruit zetten. Het is belangrijk dat er nu een strategie is aangekondigd. Heeft de premier de indruk dat er draagvlak is om uiteindelijk het besluit over een Europees octrooi te nemen?

Minister (sic) Balkenende: De heer Van Dijk heeft gevraagd of er doorbraken mogen worden verwacht op het terrein van de octrooien. Het Fins voorzitterschap heeft nuttig werk gedaan. Er komt nu een mededeling van de Commissie. Wij moeten afwachten of het Duits voorzitterschap hier verder mee komt. De ervaring gebiedt terughoudend te zijn met voorspellingen over dit onderwerp. Wij zijn nu wel een stapje verder, maar dit is een lastig punt. In de pers is ook een bericht verschenen.