IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 14468

Nietigheid CHUNK vanwege registratie te kwader trouw

OHIM Invalidity division 10 december 2014, IEF 14468 (CHUNK - Noosa tegen Desir)
Uitspraak ingezonden door Marlou van de Braak en Ivy de Bruijn, Hoyng Monegier. Merkenrecht. Noosa is met succes een nietigheidsprocedure gestart tegen Europees woordmerk CHUNK. Er is voldoende bewijs overlegd (waaronder KvK-inschrijving, domeinnaam-whois, Benelux en EU-merken) waaruit blijkt dat het merk identiek aan dat van Noosa te kwader trouw is geregistreerd. De merkhouder had van Noosa al een cease and desist-letter ontvangen. Het feit dat merknamen niet werken genoemd, is geen legitieme reden om het teken te registreren, wetende dat een ander het al gebruikt.

The evidence is indicative of bad faith since it demonstrates that the proprietor knowingly filed an registered a Community trade mark, identical to that of the applicant's and covering identical goods and services. The applicant had already contacted the proprietor via the cease and desist letter informing them of the breach of their design and copyright rights. The fact that trade marks were not mentioned at that time is not a legitimate reason for the proprietor to register a sign, knowing that another party is using it, particularly when they are already infringing other rights. Moreover there is evidence that the CTM proprietor has already encountered problems and face fines due to infringing intellectual property rights that belong to others.
IEF 14467

Termen verdachte en gedupeerde in Telegraaf zijn gewoon spraakgebruik

Hof Amsterdam 9 december 2014, IEF 14467 (R. Moszkowicz tegen TMG Telegraaf)
Uitspraak ingezonden door Laura Broers en Bas Le Poole, Houthoff Buruma. Mediarecht. Rechtmatige publicatie. Onder de koppen 'Moszkowich-telg fraudeverdachte' en 'tientiallen aangifte tegen Moszkowicz' zijn in de Telegraaf en op haar site artikelen verschenen over eiser. Het OM heeft bevestigd dat er wel aangiften zijn gedaan, maar dat er ingevolge artikel 27 Sv dat eiser nog geen verdachte is. Het hof bevestigt de geweigerde rectificatie en schadevergoeding. De Telegraaf is geen juridisch vakblad, maar een krant voor gewone mensen. De in het artikel gebruikte termen 'verdacht' en 'gedupeerd' wijkt niet af van wat in het spraakgebruik gewoonlijk is.

3.8 (...) Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten zwaarder dient te wegen is afhankelijk van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval, die hiertoe moeten worden beoordeeld en bij welke beoordeling aansluiting moet worden gezocht bij hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 24 juni 1983, NJ 1984/801 ter zake heeft overwogen. Toepassing van dit uitgangspunt leidt, op de hierna te noemen gronden, voorshands tot het oordeel dat TMG op geen van de haar door Moszkowicz verweten, onder 3.5 genoemde punten de grenzen van de haar toekomende uitingsvrijheid heeft overschreden en dat TMG dus, anders dan hij meent, tegenover Moszkowicz niet onrechtmatig heeft gehandeld.

3.9. Met betrekking tot het verwijt dat TMG Moszkowicz in strijd met de waarheid heeft aangeduid als verdachte van oplichting, welke aanduiding in de kop van het onder 3.2 genoemde artikel is verkort tot 'fi-audeverdachte', staat voorop dat vast staat dat tegen Moszkowicz aangiften zijn gedaan die het Openbaar Ministerie reden hebben gegeven om tegen hem een onderzoek in te stellen. Dit blijkt niet alleen uit de onder 3.4 aangehaalde brief maar ook uit, onbestreden, telefonische mededelingen van een medewerker van het Openbaar Ministerie aan de verslaggever van 'De Telegraaf die de aangevallen artikelen heeft geschreven. Blijkens de schriftelijke weergave van een telefoongesprek op 11 maart 2014 tussen beiden heeft die medewerker verklaard: '[E]r is eigenlijk niet zoveel veranderd; het enige dat ik toen heb gezegd dat kan ik blijven zeggen: er zijn aangiften binnengekomen van oplichting en die worden onderzocht', en voorts dat deze aangiften 'tegen hem', Moszkowicz, zijn gedaan. Met betrekking tot het verwijt dat TMG zonder grond heeft gemeld dat het daarbij is gegaan om tientallen aangiften, staat voorop dat de advocaat die in het onder 3.3 genoemde artikel is aangehaald op 23 mei 2014 schriftelijk heeft verklaard dat hij 'gedurende twee jaar door 20 tot 25 mensen telefonisch [is] benaderd die beweren financieel gedupeerd te zijn door Robert Moszkowicz' en dat voor zover hem bekend, '15-20 mensen daadwerkelijk aangifte [hebben] gedaan bij de politie tegen Robert Moszkowicz.' Verder is volgens een, voorshands niet onjuist gebleken, verklaring van 28 mei 2014 van de verslaggever die de aangevallen artikelen heeft geschreven, uit een rondgang langs drie bij hem bekende advocatenkantoren naar voren gekomen dat in totaal 21 personen met bijstand van die kantoren aangifte tegen Moszkowicz hebben gedaan. Met betrekking tot het verwijt dat TMG ten onrechte heeft bericht dat klanten door Moszkowicz zijn gedupeerd, staat voorop dat het feit ter zake waarvan aangiften zijn gedaan, oplichting, naar zijn aard betrekking heeft op gedrag dat anderen dupeert, in die zin dat zij als gevolg van dat gedrag op geld waardeerbaar nadeel ondervinden.

3.10. Op grond van het bovenstaande moet ervan worden uitgegaan dat de aanduiding van Moszkowicz als verdachte van oplichting, de melding dat tegen hem tientallen aangiften zijn gedaan en de berichtgeving dat klanten door Moszkowicz zijn gedupeerd, ieder voor zich voldoende steun vonden in het ten tijde van de publicatie van de onder 3.2 en 3.3 genoemde artikelen beschikbare feitenmateriaal. Hierbij is mede van belang dat 'De Telegraaf, zoals TMG ook heeft aangevoerd, geen juridisch vakblad is maar, in de woorden van TMG, 'een krant voor gewone mensen' en dat het gebruik van de termen 'verdachte' en 'gedupeerd' in de genoemde artikelen niet afwijkt van de zin die daarin in het spraakgebruik gewoonlijk wordt toegekend in een geval waarin, zoals hier, het Openbaar Ministerie een onderzoek tegen een bepaalde persoon is begonnen en waarin tegen die persoon meervoudig aangifte van oplichting, en daarmee van benadeling als hierboven omschreven, is gedaan. Van belang is bovendien dat het recht op vrijheid van meningsuiting meebrengt dat het TMG in beginsel vrijstaat zich bij haar berichtgeving in 'De Telegraaf te bedienen van bewoordingen die met het gewone spraakgebruik overeenstemmen en van toonzettingen die zij voor het publiek waarop zij zich richt, geëigend acht. Jn het licht van het voorgaande brengen de omstandigheden dat Moszkowicz volgens de definiëring van artikel 27 Wetboek van Strafvordering (nog) geen verdachte is, zoals het Openbaar Ministerie hem bij de onder 3.4 aangehaalde brief heeft meegedeeld, dat hij niet door een rechter schuldig is bevonden aan oplichting als gedefinieerd in artikel 326 Wetboek van Strafrecht en dat de melding dat tegen hem tientallen aangiften zijn gedaan gelet op de hierboven genoemde aantallen enigszins geëxalteerd is, niet mee dat moet worden geoordeeld dat de door Moszkowicz bestreden uitlatingen onvoldoende steun hadden in het beschikbare feitenmateriaal. Dit wordt niet anders doordat het onder 3.9 aangehaalde telefoongesprek en de onder 3.9 genoemde verklaringen dateren van na de publicatie van de aangevallen artikelen, aangezien uit niets blijkt dat de feiten ten tijde van de publicatie van die artikelen anders lagen of dat TMG toen niet over de feiten beschikte waarop die artikelen steunen. Het aangehaalde gesprek en de genoemde verklaringen hebben eerder de strekking te bevestigen dat TMG daarover toen al wel beschikte.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14466

Onjuist en onrechtmatig over octrooi-inbreuk en veiligheidsnormen Wakadaballon

Vzr. Rechtbank Den Haag 10 december 2014, IEF 14466; ECLI:NL:RBDHA:2014:15416 (Shenzhen tegen Seatriever)
Uitspraak ingezonden door Paul Reeskamp en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap. Octrooirecht. Onrechtmatig wapperen. Seatriever verhandelt feestartikelen en is houdster van EP 2533868 B1 voor een 'bevestigingsinrichting voor bevestiging van een membraan (een ballon) zonder het membraan te doorboren'. Shenzhen produceert een ballon, waarin via een bevestigingsinrichting een LED-lamp is bevestigd: de Wakadaballon. Folat is de distributeur van Shenzhen. Seatriever stuurt brieven aan afnemers van Folat en Shenzhen dat met de Wakadaballon (van Shenzhen) met Led-lamp octrooi-inbreuk wordt gemaakt en dat deze niet aan de Europese norm en wettelijke veiligheidsnormen voldoet. Deze gestelde octrooi-inbreuk en schending van veiligheidsnormen is onjuist en onrechtmatig. Vordering en rectificatie worden toegewezen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat Seatriever “tegen beter weten in” heeft volgehouden dat er sprake is van octrooi-inbreuk. Ook oordeelt de voorzieningenrechter dat niet aannemelijk is geworden dat de Wakadaballon niet aan de wettelijke veiligheidsvereisten voldoen. Daartoe is onder meer van belang een objectief onderzoek van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, waarin de veiligheid wordt bevestigd. Beide beschuldigingen van Seatriever worden derhalve onrechtmatig bevonden. Vorderingen “wapperverbod” en rectificatie toegewezen.

gestelde octrooi-inbreuk
4.7. Ondanks het feit dat het Seatriever duidelijk was, althans duidelijk had moeten zijn, dat er geen sprake is van inbreuk op haar octrooi heeft zij Folat jegens afnemers van inbreuk beticht. Daarmee heeft Seatriever naar voorlopig oordeel aanzienlijk te lichtvaardig en daarmee onrechtmatig gehandeld.

schending van veiligheidsnormen
4.11. Gezien het voorgaande is in dit kort geding niet aannemelijk geworden dat de Wakadaballonnen niet voldoen aan de vereisten van de Europese norm. Dat komt voor risico van Seatriever. Haar uitlatingen moeten vooralsnog als onrechtmatig worden aangemerkt, omdat zij de juistheid van die uitlatingen niet voldoende overtuigend kan aantonen. De vorderingen van Shenzhen c.s. zijn dan ook toelaatbaar.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14465

Chiever Letterquiz 2014

Ruim 15 jaar maakten wij rond Kerst de Letterquiz voor onze klanten. Deze traditie zetten wij nu met Chiever voort. Herkent u de merken achter het alfabet? Speel mee met de meest uitdagende Letterquiz van het jaar. Mail uw antwoorden vóór 15 februari 2015 aan nieuwsbrief@chiever.com en ding mee naar een diner voor twee ter waarde van € 100,-.

Mail uw antwoorden vóór 15 februari 2015 aan nieuwsbrief@chiever.com en ding mee naar een diner voor 2 ter waarde van € 100,-.

A:
B:
C:
D:
E:
F:
G:
H:
I:
J:
K:
L:
M:
N:
O:
P:
Q:
R:
S:
T:
U:
V:
W:
X:
Y:
Z:

IEF 14464

Inzage in bescheiden om licentievergoeding te bepalen

Rechtbank Den Haag 10 december 2014, IEF 14464 (RITM tegen Kosmed)
RITM vordert in de hoofdzaak betaling van €224.000 aan licentievergoedingen en meewerking van overdracht Gemeenschapsmerk SCENAR. De incidentele vordering ex 843a Rv tot inzage in bescheiden om de verkoop van Scenar-producten en dus de hoogte van de vordering op Kosmed uit hoofde van de opgezegde licentieovereenkomst vast te stellen, wordt toegewezen.

Rechtsbetrekking
4.5. Gelet op de licentieovereenkomst tussen RITM en Kosmed is de vereiste rechtsbetrekking tussen partijen gegeven. Dat de licentieovereenkomst inmiddels door opzegging is beëindigd, doet daar niet aan af omdat met de opzegging niet de verplichting is komen te vervallen tot betaling van de verschuldigde licentievergoedingen. Evenmin is in dit verband van belang dat de door partijen overeengekomen wijze van rapporteren in de loop van tijd zou zijn gewijzigd.
Bescherming van vertrouwelijke informatie
4.6. RITM heeft geen recht op andere bescheiden dan die zien op het aantal verkochte Scenar Producten. Aan de bezwaren van Kosmed zoals hiervoor vermeld onder 3.4 en 3.5 wordt tegemoet gekomen door de bewaarder te gelasten slechts inzage te verschaffen in bescheiden die zien op de verkoop van Scenar Producten waarbij alle gegevens over de afnemers van die producten uit die bescheiden dienen te worden verwijderd. Voor zover de bewaarder daartoe niet bereid of in staat is, zal op vordering van (een van) partijen een onafhankelijke derde worden benoemd die met de selectie van de bescheiden en verwijdering van de gegevens zal worden belast. Het staat partijen vrij de bewaarder informatie te verschaffen waarmee de betreffende bescheiden kunnen worden geselecteerd. Partijen zijn echter niet bevoegd de bewaarder instructies te geven. De kosten die zijn gemoeid met de werkzaamheden van de bewaarder komen vooralsnog voor rekening van RITM.
IEF 14463

Staking 'nepbrieven' over gewonnen reis op briefpapier

Vzr. Rechtbank Overijssel 5 december 2014, IEF 14463; ECLI:NL:RBOVE:2014:7120 (Vera Hotel tegen Noord-West-Touristik c.s.)
Uitspraak ingezonden door Derya Ada, Kneppelhout & Korthals. Auteursrecht. Handelsnaamrecht. Vera Hotel is een keten voor vakantiereizen naar Turkije. NW-Touristik heeft aan consumenten een brief gestuurd over het winnen van een reis naar de Turkse Riviera met een Vera Hotel-logo. Zij meent dat er een overeenkomst tot stand is gekomen met de (pseudo-)vertegenwoordiger met als doel de bezettingsgraad van hotelkamers buiten het seizoen te verbeteren. Het is onvoldoende aannemelijk dat de overeenkomst tot stand is gekomen. Vorderingen handelsnaamrecht, auteursrecht, domeinnaamrecht, rectificatie en opgave worden toegewezen. Proceskosten ex 1019h Rv van €75.597,70 worden gematigd tot €15.000.

Lees de uitspraak (pdf/html)

 

IEF 14462

'Verliefd op Ibiza' schendt auteursrecht

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. 2Houses B.V., de producent van de speelfilm Verliefd op Ibiza, heeft de auteursrechten geschonden van de makers van het bekende lied La Balade de Gens Heureux. Dat heeft de rechtbank Noord-Holland eind november 2014 bepaald [IEF 14416].

MUZIEKFRAGMENT VAN 5 SECONDEN
In de film, die in 2013 in première ging, komt een scene voor waarin hoofdrolspeler Jim Bakkum gedurende 5 seconden een fragment zingt van La Balade de Gens Heureux. In mei 2013 stuurde auteursrechtenorganisatie Stemra, dat de rechten beheert van de componisten van het nummer, de filmmaker een rekening van € 2.500,- voor dit gebruik. Daarop spande 2Houses B.V. een rechtszaak aan. Volgens 2Houses is dergelijk gebruik van een minimaal fragment een toegestane ‘incidentele verwerking’.

INCIDENTELE VERWERKING
Het begrip ‘incidentele verwerking’ werd in 2004 in de Nederlandse Auteurswet opgenomen. De bepaling is bedoeld om bijvoorbeeld filmmakers te vrijwaren van allerlei auteursrechtelijke claims. Immers, wie – bij wijze van voorbeeld – een speelfilm op het Leidseplein in Amsterdam opneemt, krijgt onvermijdelijk allerlei auteursrechtelijk beschermde werken in beeld, zoals een reclamebord of een originele stoel op een terras. Zolang deze zaken min of meer toevallig in beeld komen en van ondergeschikte betekenis zijn, is dit toegestaan.

NIET VAN ONDERGESCHIKTE BETEKENIS
Ook een kort muziekfragment kan onder deze regeling vallen. Echter, in dit geval oordeelde de rechter dat het muziekfragment voor de speelfilm niet van ondergeschikte betekenis is. Het herkenbare fragment, hoe kort ook, is bewust gekozen en sluit aan bij een verhaallijn uit de film. Het komt bovendien terug in de trailer en vergroot de waarde van de film. De producent zal voor het gebruik moeten betalen.

Bas Kist
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad Producent Verliefd op Ibiza moet betalen voor liedje NRC 09-12-2014

IEF 14461

De jaarlijkse kerstpuzzel van Novagraaf

Denk je dat je weet welke merken er bij de (deel)logo’s horen? Vul de antwoorden in en maak kans op een e-reader! Veel mensen hebben rond de kerstdagen vrij en genieten dan van een heerlijke vakantie. Novagraaf heeft dit jaar weer een leuke kerstpuzzel samengesteld om de hersenen toch nog een beetje aan het werk te zetten. De puzzel bestaat uit 25 logo’s waar een gedeelte van is weggelaten.

Hoe werkt het precies?
- Klik op het uitklapmenu bij het logo, daarin vindt je meerdere merken waar je een keuze uit kunt maken.*
- Selecteer het merk dat bij het logo hoort en klik deze aan. Dit merk staat nu boven het logo.
- Als je een merk hebt geselecteerd, kan je deze niet nogmaals gebruiken.
- Gebruik de ‘Opnieuw’-button als je alle antwoorden wilt wissen.
- Als je alle merken bij de logo’s hebt ingevuld, klik je op de ‘Verstuur’-button. Je dient vervolgens nog je naam, emailadres en telefoonnummer op te geven (voor correspondentiedoeleinden).

IEF 14460

Indicatietarieven in IE-zaken 2015

Vanaf 1 januari 2015 zullen de gerechtshoven de nieuwe indicatietarieven in IE-zaken toepassen. Met deze indicatietarieven kunnen procespartijen en advocaten de gemaakte proceskosten beter beoordelen. Ook kan het proceskostenrisico beter worden ingeschat in een vroeg stadium van een procedure. In lopende procedures zullen partijen zonodig in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte nader uit te laten. De indicatietarieven voor de gerechtshoven zijn goedgekeurd door LOVC-hoven.

Ook de Hoge Raad heeft in overleg met de cassatiebalie en de Orde van Advocaten indicatietarieven in IE-cassatiezaken vastgesteld (octrooizaken uitgezonderd).

Indicatietarieven rechtbanken per 1 september 2014
- eenvoudig kort geding: maximaal € 6.000
- overige korte gedingen: maximaal € 15.000
- eenvoudige bodemzaak zonder repliek en dupliek en/of pleidooi: maximaal €8.000
- overige bodemzaken zonder repliek en dupliek en/of pleidooi: maximaal € 20.000
- eenvoudige bodemzaak met repliek, dupliek en/of pleidooi: maximaal € 10.000
- overige bodemzaken met repliek, dupliek en/of pleidooi: maximaal € 25.000

Indicatietarieven gerechtshoven per 1 januari 2015
I. Kort geding
a. eenvoudig : maximaal € 6.000
b. overig: maximaal € 15.000
II. Bodemzaken zonder pleidooi
a. eenvoudig: maximaal € 8.000
b. overig: maximaal € 20.000
III. Bodemzaken met pleidooi
a. eenvoudig: maximaal € 10.000
b. overig: maximaal € 25.000

Indicatietarieven in cassatie (octrooizaken uitgezonderd) per 1 januari 2015
Eenvoudige zaak eiser € 15.000,-
Eenvoudige zaak verweerder € 10.000,-
Overige zaken eiser € 30.000,-
Overige zaken verweerder € 20.000,-
Voor zaken waarin Borgersbrief is geschreven: + € 2.000,-
Voor zaken waarin re- of dupliek is genomen: + € 3.000,-
Verhoging voor zaken waarin de Hoge Raad prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de EU: € 15.000,-
In zeer eenvoudige, niet bewerkelijke zaken bedraagt het indicatietarief € 5.000,- voor eiser en € 3.000,- voor verweerder, zonder opslag voor re- of dupliek en/of een Borgersbrief.

IEF 14459

Geen uitputting kwekers- en merkrecht Kanzi

Hof van Beroep Gent 1 december 2014, IEF 14459 (Jean Hustin & Jo Goossens tegen Greenstar-Kanzi)
Uitspraak en samenvatting ingezonden door Ben Hermans, Frederik Ringoot en Nicole Segers, Monard-D'Hulst. Eerder gepubliceerd als IEFbe 1088. Kwekersrecht. Merkenrecht. Inzake selectief distributiesysteem van het via een communautair kwekersrecht beschermde appelvariëteit “Nicoter” gecommercialiseerd onder het (Benelux)merk “Kanzi” – uitputting door (sub)licenties.

Na raadpleging van het Hof van Justitie IEFbe 406 oordeelde het Hof van Cassatie [IEFbe 163] in deze zaak dat "...de houder of de licentiehouder [van een EU kwekersrecht] een vordering wegens inbreuk kan instellen tegen een derde die het (kweek)materiaal heeft verkregen via een andere licentiehouder die zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden of de beperkingen die zijn opgenomen in de licentieovereenkomst die laatstgenoemde licentiehouder eerder met de houder had gesloten, voor zover de betrokken voorwaarden of beperkingen rechtstreeks zien op de wezenlijke elementen van het betrokken communautair kwekersrecht.”

Het Hof van Cassatie (in navolging van het Hof van Justitie) vervolgde “dat het voor de beoordeling van de inbreuk van geen belang is dat de derde die handelingen met betrekking tot het verkochte of afgestane materiaal heeft verricht, op de hoogte was of geacht werd op de hoogte te zijn van de in de licentieovereenkomst opgelegde voorwaarden of beperkingen.”

Het Hof van Cassatie verbrak daarop het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 24 april 2008 en de zaak werd doorverwezen naar het Hof van Beroep te Gent, 7de kamer.

In zijn arrest van 1 december 2014 oordeelde het Hof van Beroep te Gent (zaak 2012/AR/2038) dat de licentiehouder zich contractueel had verbonden om geen enkel licentieproduct over te dragen of te verkopen indien de betrokken tegenpartij niet voorafgaandelijk schriftelijk een contractueel vastgelegde teeltlicentie of vermarktinglicentie had onderschreven.
Het Hof stelt vast dat 7.000 bomen van de variëteit “Kanzi-Nicoter (cov”)” aan een teler werd verkocht zonder dat deze een teeltlicentie had onderschreven.

Een andere partij had onder de merknaam “Kanzi” appels te koop aangeboden en verkocht van het ras “Nicoter”.
De inbreukmakende partijen voerden voor het Hof van Beroep te Gent aan dat zowel het kwekersrecht als het merkenrecht van de  aanleggende partij waren uitgeput.

Dienaangaande oordeelt het Hof van Beroep te Gent inzake het communautair kwekersrecht met verwijzing naar rechtsoverweging 41 van het hoger aangehaalde arrest van het EU Hof van Justitie (arrest van 20 oktober 2011, zaak C-140/10) “...dat er uitputting is wanneer een bepaling van de licentieovereenkomst geschonden is, die geen betrekking heeft op de toestemming tot het in de handel brengen. Wordt een bepaling uit de licentieovereenkomst geschonden, die wel betrekking heeft op de toestemming tot het in de handel brengen, dan is er geen uitputting en kan de rechthebbende […] de derde in rechte aanspreken om de verhandeling van de variëteit en het oogstmateriaal stop te doen zetten.
Tot het wezenlijk element van het kwekersrecht behoort de toestemming om te telen en het geteelde materiaal (plant en vruchten) te verkopen.”

Uit het feit dat geen teeltlicentie werd ondertekend, besluit het Hof dat er geen sprake is van uitputting en bijgevolg een inbreuk voorligt door het te koop aanbieden en verkopen van Nicoter-appels. Het stakingsbevel (uitgesproken door de eerste rechter) wordt bevestigd inclusief de dwangsom ad 1000 EUR per inbreuk met een maximum van 500.000 EUR.
Het Hof concludeert op basis van een analoge redenering eveneens tot afwezigheid van uitputting inzake het gebruik van het Beneluxmerk Kanzi en bevestigt het vonnis van de eerste rechter - o.a. op grond van artikel 2.20 b) BVIE - dat door het gebruik van de beschermde merknaam Kanzi en de verkoop van appels onder deze beschermende benaming, een merkinbreuk voorligt.