Het begrip merchandising
Vzr Rechtbank Amsterdam, 24 december 2009, KG ZA 09-2644 Pee/CN, LJN: BK7660, Omroepvereniging VARA tegen RTL Nederland B.V. en Henkel Nederland B.V. (met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma).
Auteursrecht. Reclamerecht. Haviltexen over het begrip 'merchandising'. Eerst even voor jezelf lezen. VARA verleent RTL licentie voor nieuwe serie van ‘Zeg ‘ns AAA” en stelt dat overeenkomst tussen RTL en Henkel m.b.t. reclamecampagne waarin de naam en het karakter Mien Dobbelsteen worden gebruikt, niet valt onder de licentie. Voorzieningenrechter oordeelt dat licentie weliswaar niet aan Henkel had mogen worden verstrekt, maar dat nu het eenmaal is gebeurd, de licentie niet hoeft te worden ingetrokken.
RTL mag geen nadere of nieuwe licenties verlenen aan zeepfabrikant met betrekking tot het gebruik en de naam van het character Mien Dobbelsteen voor reclamecampagne. Ook mag RTL niet opnieuw muziek cd’s uitbrengen onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen indien en voor zover de muziek op dergelijke cd’s geen enkele relatie met de nieuwe serie heeft. 4.4. (…) Deze bevoegdheid valt niet binnen de Overeenkomst en RTL had hiervoor, alvorens met Henkel een overeenkomst te sluiten, toestemming dienen te vragen aan de VARA. Nu zij dit niet heeft gedaan, is aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat RTL wanprestatie heeft gepleegd in de uitvoering van de Overeenkomst.
4.5. De sublicentie is echter door RTL reeds aan Henkel verstrekt, zodat het onder 1 van het petitum van de dagvaarding gevorderde in die zin niet kan worden toegewezen. De vraag is dan of hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen met zich moet brengen dat RTL de aan Henkel verstrekte licentie, zoals de VARA onder 2 van haar petitum heeft gevorderd, dient in te trekken, nu voorshands aannemelijk is dat zij deze in eerste instantie niet had mogen verstrekken. In kort geding is onvoldoende bekend of de contractuele relatie tussen Henkel en RTL dit intrekken mogelijk maakt en wat de gevolgen hiervan zijn.
Daarbij komt dat Henkel, die overigens in deze procedure niet door de VARA is gedagvaard - zoals voorshands moet worden aangenomen - de overeenkomst met RTL te goeder trouw heeft gesloten en een aanzienlijke schade zal lijden indien de campagne niet doorgaat. Henkel heeft reeds contracten met derden gesloten, waarbij aan haar, naar zij stelt, in ruim 600 supermarkten schap- en winkelruimte is toegezegd om de door haar voorbereide reclamecampagne uit te voeren.
Dit alles overziend en in aanmerking nemend dat ook de VARA zelf enig verwijt kan worden gemaakt omdat zij niet heeft voorkomen dat er over het begrip merchandising in de Overeenkomst onduidelijkheid is ontstaan door niet een definitie van dat begrip in de Overeenkomst te verlangen, gaat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver om RTL nu te veroordelen de sublicentie aan Henkel voor de op handen zijnde reclamecampagne in te trekken. De wanprestatie van RTL zal zich eventueel moeten vertalen in een schadevergoeding van RTL aan de VARA en eventueel ook een schadevergoeding van Henkel aan de VARA wegens auteurs- en merkinbreuk. Uiteraard heeft de VARA wel belang bij (het zoveel als nog mogelijk) handhaven van haar intellectuele rechten, zodat aan RTL wel na te melden beperking voor de toekomst zal worden opgelegd. De toewijzing hiervan moet worden gezien als het ‘mindere’ van het onder 1 en 2 van het petitum van de dagvaarding gevorderde.
4.6. De VARA heeft onder 3 van het petitum van de dagvaarding gevorderd RTL te bevelen de Overeenkomst in die zin na te komen dat het haar wordt verboden om in de toekomst opnieuw muziek cd’s uit te brengen onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen, indien en voor zover de muziek op dergelijke cd’s geen enkele relatie met de Nieuwe Serie heeft. Volgens de VARA kan zo’n relatie in het geval van aan de serie gerelateerde cd’s bijvoorbeeld worden aangenomen, wanneer de muziek op de cd’s in de serie te horen is geweest. Uit een overgelegde e-mail van 2 juni 2009 van RTL aan de VARA, waarin staat “Er is niet direct een verband tussen Zeg ‘ns Aaa en een CD, maar doordat er in de serie af en toe door “Mien” wordt gezongen en de crew zo veel in de kroeg is, leek het ons leuk een CD uit te brengen onder de naam Zeg ‘ns Aaa (de hits uit Amsterdam) (…)” , blijkt dat daarvan geen sprake is geweest.
Indien RTL in het door haar in die e-mail neergelegde standpunt zou worden gevolgd, zou dat betekenen dat allerhande muziek door haar onder het merk Zeg ‘ns Aaa zou kunnen worden uitgebracht, in weerwil van de beperkte licentie. Overigens heeft RTL te kennen gegeven niet voornemens te zijn nogmaals een dergelijke cd uit te brengen.4.7. Nu, zoals hiervoor al is overwogen vooralsnog moet worden aangenomen dat het mede gelet op de tekst van de overeenkomst niet de bedoeling is geweest van de VARA om een ongelimiteerd merchandisingrecht aan RTL te verstrekken en dat RTL niet redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen dat dit wel de bedoeling van de VARA was, wordt het redelijk geacht dat er voor het uitbrengen van cd’s onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen, zoals de VARA heeft betoogd, een relatie moet bestaan met de Nieuwe Serie. Deze vordering van de VARA zal derhalve worden toegewezen.
Lees het vonnis hier of inmiddels ook hier op rechtspraak.nl.
Sneeuwwitje vrijgesproken (HB)
Gerechtshof ’s-Gravenhage, 29 december 2009, zaaknr. 105.003.932/01, Danziger “Dan” Flower Farm tegen Astée Flower (met dank aan Tjeerd Overdijk, Vondst Advocaten)
Kwekersrecht. Gispskruidvariëteiten. Eind-arrest hoger beroep van Danziger tegen Rechtbank 's-Gravenhage, 13 juli 2005,IEF 686 (als vervolg op LJN BB5769) . Dit vonnis wordt door het Hof bekrachtigd. Eerst even kort:
Het hof honoreert de bezwaren van Astée Flowers tegen de door Danziger ingebrachte DNA-onderzoeken. Verder onderschrijft het hof de visie van de rechtbank dat alleen sprake kan zijn van een afgeleid ras (EDV) als het beweerdelijk afgeleide ras ook in fenotypisch opzicht slechts in één of (hooguit) een paar overerfbare kenmerken verschilt van het oorspronkelijke ras. Het Hof neemt hiermee afstand van het standpunt van vakvereniging CIOPORA, waarop Danziger een beroep had gedaan.
In het incidenteel appèl overwegingen van het Hof m.b.t. aansprakelijkheid wegens 'wapperen' en de reikwijdte van de bescherming tegen de verhandeling van oogstmateriaal.
Lees het arrest hier.
De indruk van een intern zwevend glas
Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 december 2009, KG ZA 09-1712, Ten Berg’s Handelsmaatschappij tegen Bodum AG & PI-Design
Auteursrecht. Gemeenschapsmodellenrecht. Dubbelwandige glazen. Opheffingskortgeding na ex parte. Vordering toegewezen. Strakke, minimalistische vormgeving is stijlkenmerk en de ruimten tussen wanden en bodem zijn technisch bepaald. “De ruimten tussen de wanden en bodem en de daaruit resulterende indruk van een intern zwevend glas hangen namelijk samen met het feit dat het glas een dubbele wand heeft.” Verschil tussen glazen is daarnaast duidelijk zichtbaar."
Geen terugwerkende kracht herziening: “Naar voorlopig oordeel heeft een herziening van een beschikking krachtens artikel 1019e lid 3 Rv geen terugwerkende kracht maar treedt de werking ervan pas in met het doen van de uitspraak (of, in het zich hier niet voordoende geval dat de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, bij het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak). De wetgever heeft de herzieningsprocedure namelijk willen modelleren naar het opheffingskortgeding als bedoeld in artikel 705 Rv.” Nietigheidsactie tegen Gemeenschapsmodellen niet meegenomen bij 1019h proceskosten.
Lees het vonnis hier.
Kunst, omdat het mag
Bewaar mij voor den waanzin van het recht / De sluwe waarheid van den letterknecht. / Hij is de wilde haver op den akker / Van buiten glanzend en van binnen slecht. (Willem de Mérode (1887-1939) uit De rozenhof, 1925).
De IE- nieuwjaarsdagtraditie: Kunst, omdat het mag. Voor veel uitgevers, (muziek)producenten, drukkers van ansichtkaarten en andere verveelvoudigers is de 1ste januari een vrolijke dag, voor veel erven en nabestaanden niet. Werk van kunstenaars en andere makers die in 1939 zijn overleden, is in Nederland en andere '70-jaren landen' sinds vandaag niet langer auteursrechtelijk beschermd.
Hieronder het nu rechtenvrije ‘Waanzin’ van Willem de Mérode uit ‘Het kostbaar bloed’. (1919-1921) en 'Never give all the heart' van de Ierse dichter William Butler Yeats (1865-1939). Hiernaast het affiche Absinthe Robette van de Tsjechische kunstenaar Adolphe Mucha (1860 -1939). Enkele andere bekende auteursrechthebbenden die na 1939 geen creatieve keuzes meer hebben gemaakt: Sigmund Freud, grondlegger psychoanalyse, 1856-1939, Nynke van Hichtum, kinderboekenschrijfster (Afke’s Tiental), 1860-1939, Joseph Roth, 1894-1939, schrijver, Ford Madox Ford, schrijver (The Good Soldier),1873-1939, Antony Fokker, vliegtuigbouwer, 1890-1939, José Martínez, Argentijns tangokomponist en bandleider, 1890-1939 en Louis Davids, zanger en kleinkunstenaar (auteursrechthebbende op o.a. Naar de bollen, De kleine man, Als je voor een dubbeltje geboren bent), 1883-1939.
Waanzin Ik leef niet meer als ik u niet aanschouw. Er is een luide suizing in mijn oor, Dit is beminnens waanzin, zeer gevreesd, Daar is geen leven buiten uw verband. Willem de Mérode | Never give all the heart Never give all the heart, for love W.B. Yeats |
Een ontspannen kerst en alle goeds voor 2010!
Gemeenschapsmodel nr. 001051783-002
Dat uw dromen uit mogen komen of meevallen. Redactie en uitgever wensen de lezers van IEForum.nl een ontspannen kerst en alle goeds voor 2010.
De tenaamstelling
Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 december 2009, KG ZA 09-1500, e-Traction Europe B.V. tegen N.V. Nederlandsch Octrooibureau
Octrooirecht. e-Traction Europe stelt dat NOB jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door, in strijd met wat haar als zorgvuldig beroepsuitoefenaar betaamt, haar medewerking te verlenen aan de wijziging van de tenaamstelling van octrooien zonder dat zij zich er voldoende van vergewist heeft of de daarvoor vereiste beschikkingsbevoegd wel bestond. Vorderingen toegewezen. Eerst even voor jezelf lezen.
4.5. De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel de overdracht van een octrooi(aanvrage) geschiedt bij akte en vermelding in nationale of internationale octrooiregisters geen constitutief vereiste is, in de praktijk prima facie wordt verondersteld dat degene die als “applicant” op een octrooischrift staat vermeld ook de rechthebbende is. Ook NOB lijkt ervan uit te gaan dat het wijzigen van de tenaamstelling leidt tot de overdracht van octrooirechten, getuige het feit dat zij – overigens nadat de wijziging van de tenaamstelling was doorgevoerd – het Amerikaanse advocatenkantoor MorrisonCohen om een Legal Opinion heeft gevraagd over onder meer de volgende vraag:
“Was it, and is it, permissible to register the transfer of the patent applications to Freerider?”
In haar antwoord laat MorrisonCohen blijken dat ook zij begrijpt dat de ‘transfer’ ziet op ‘ownership’:
“All Rights of Ownership of IP Have Been Transferred to Freerider. The APA and the TASA clearly and unambiguously sell and transfer each and every right, power and privilege of ownership with respect to the subject patents and all other intellectual property of EEU.” (Productie 8 van NOB, p. 1, aanhef van de laatste alinea. Onderstrepingen zijn overgenomen van het originele document.)
4.6. Nu ingevolge de APA de ‘ownership’ met betrekking tot de octrooien bij e-Traction Europe is gebleven, komt Freerider niet de bevoegdheid toe zonder medewerking van e-Traction Europe daarin wijzigingen aan te brengen. Hoewel een wijziging in de tenaamstelling geen overdracht van eigendom impliceert, heeft Freerider ingevolge de APA ook niet de bevoegdheid zonder medewerking van e-Traction Europe een andere “applicant” – dat wil zeggen: rechthebbende – te doen vermelden.
4.7. De voorzieningenrechter stelt vast dat NOB – in opdracht van Freerider – en zonder toestemming van e-Traction Europe de tenaamstelling van ten minste twee octrooiaanvragen heeft gewijzigd.
(...)
4.11. Op grond van het vorenoverwogene zal de vordering NOB te verbieden medewerking te verleend aan de wijziging in de tenaamstelling van octrooien of octrooiaanvragen worden toegewezen. (…)
Lees het vonnis hier.
Meanderpatronen
Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 december 2009, HA ZA 09-418, Medinol Limited tegen Abbott B.V. (met dank aan Mariken van Loopik, De Brauw Blackstone Westbroek).
Octrooirecht. Stent-zaak. Geen inbreuk op EP Medinol m.b.t. een ‘buigzame uitzetbare stent. 1019h proceskosten. €387.264,00. Eerst even voor jezelf lezen.
4.8. Om de onder 4.5 tot en met 4.7 genoemde redenen wordt niet voldaan aan kenmerk (v) van conclusie 1 van EP 902 en is van 'letterlijke inbreuk' geen sprake.
4.9. Medinol heeft nog gesteld dat de stents van Abbott in ieder geval bij wege van equivalentie onder de beschermingsomvang van het octrooi vallen, doch heeft verzuimd die stelling concreet te onderbouwen, zodat de rechtbank die stelling reeds hierom zal passeren. Ten overvloede wordt opgemerkt dat ook niet valt in te zien hoe de stents van Abbott op equivalente wijze inbreuk zouden maken op EP 902. Daartoe geldt dat het doel van de uitvinding bestaat in het verschaffen van een stent die "foreshortening" (waarmee bedoeld wordt inkrimping in de longitudinale richting bij expansie van de stent) probeert tegen te gaan (vgl. paragraaf 7 van de beschrijving ). Dit probleem doet zich in het bijzonder voor bij een uit-fase stent ontwerp en, vanwege het andere ontwerp, niet of nauwelijks bij op Lau gebaseerde infase stents met piek-tot-piek verbindigselementen, zoals de gewraakte stents van Abbott. Gelet daarop bestaat er ook geen noodzaak de eerste en tweede meanderpaltronen te laten samenwerken op een zodanige -volgens EP 902 voorgeschreven - wijze dat zij compensatie bieden voor "foreshortening" in de hierboven bedoelde zin. Octrooirechtelijk betekent dit dat in ieder geval de functie die de 'tweede meanderpatronen' in de gewraakte stents vervullen een andere is dan die in EP 902. zodat die stents niet via de equivalentieleer onder de beschermingsomvang van het octrooi kunnen worden gebracht.
4.10. Nu van inbreuk op conclusie 1 geen sprake is, geldt zulks evenzeer voor de daarvan afhankelijke conclusies 2,3,6,9, 10, 11 en 12.
4.12. Medinol zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Abbott zijn door haar begroot op € 387.264,00 voor de procedure zowel in conventie als in reconventie. Medinol heeft de redelijkheid en evenredigheid van die kosten bestreden, stellende dat deze exorbitant zijn, aanzienlijk hoger dan haar eigen kosten ter grootte van circa € 200.000. Abbott heeft op haar beurt aangevoerd dat haar kosten hoger zijn dan die van Medinol, omdat Medinol als 'repeatplayer' eerder in zaken betreffende EP 902 en aanverwante octrooien heeft geprocedeerd en stukken heeft kunnen 'recyclen'. Abbott heeft op dit verweer van Medinol bovendien aangegeven dat en waarom zij in concreto extra veel werk heeft moeten verrichten, waarop zijdens Medinol vervolgens niet is gereageerd, hetgeen wel van haar had mogen worden verwacht. Gelet op een en ander ziet de rechtbank geen aanleiding en, gezien het niet onderbouwen van het bezwaar van Medinol, ook overigens geen aanknopingspunt de kosten van Abbott te matigen op grond van de dubbele redelijkheidstoets, zodat Medinol zal worden veroordeeld het door Abbott begrote bedrag, waarvan de rechtbank de helft toerekent aan het geschil in conventie, aan haar te voldoen.
Lees het vonnis hier
Vanwege de humoristische bedoeling
Rechtbank Amsterdam, 22 december 2009, LJN: BK7383, Mercis B.V. & Hendrik Magdalenus Bruna tegen Punt.nl B.V.
Auteursrecht. Parodie-exceptie auteursrecht en Parodie-exceptie merkrecht Nijntje. Aansprakelijkheid hosting provider. Dick Bruna vordert in kort geding tegen hostingprovider het verwijderen van zeven afbeeldingen die op het internet staan, omdat die afbeeldingen volgens hem inbreuk maken op de auteursrechten en merkenrechten die rusten op Nijntje. Ten aanzien van vijf van de zeven afbeeldingen wordt geoordeeld dat geen sprake is van inbreuk. Het betreft toelaatbare parodieën. Met de overige twee afbeeldingen wordt merkinbreuk gepleegd en ten aanzien van die twee afbeeldingen worden de vorderingen toegewezen. (Vonnis op rechtspraak.nl inclusief plaatjes)
Auteursrecht: 4.3. De auteursrechtelijk beschermde trekken van Nijntje, zoals hiervoor omschreven, zijn overgenomen in de gewraakte afbeeldingen. De elementaire kleuren, de dikke lijnen, de verhouding tussen hoofd en lichaam, de vorm van het hoofd van Nijntje, de oren, de (stand van de) ogen en het zogenaamde “andreaskruis” als neusje zijn nagenoeg identiek aan de originele Nijntje. Bij afbeelding 1 tot en met 5 bevindt zich naast de beeltenis van Nijntje ook een tekst, geschreven in een stijl die doet denken aan die van Dick Bruna. Afbeelding 7 (nijn-eleven) is, afgezien van het flatgebouw, een letterlijke kopie van de voorkant van het boek “Nijntje vliegt”. De totaalindrukken van het originele werk van Dick Bruna en van de gewraakte afbeeldingen zijn daardoor nagenoeg identiek. Of in dit geval sprake is van auteursrechtinbreuk, hangt af van de vraag of Punt.nl zich terecht heeft beroepen op de zogenaamde parodie-exceptie van artikel 18b Aw. In artikel 18b Aw is – kort gezegd – bepaald dat een parodie geen inbreuk op een auteursrecht kan vormen. Een parodie kan worden omschreven (zie Auteursrecht van Spoor, Verkade, Visser, derde druk, blz. 293) als een nabootsing van een ander werk in gewijzigde vorm waardoor dit tot voorwerp van de lachlust wordt gemaakt of waardoor althans de teneur ervan ingrijpend wordt gewijzigd.
Hiervan is in ieder geval sprake voor zover het de afbeeldingen 2 tot en met 6, in combinatie met de bijbehorende teksten, betreft. De bedoeling van die afbeeldingen is het opwekken van de lachlust. Dat niet iedereen de gewraakte afbeeldingen even grappig of gepast zal vinden (smaken verschillen nu eenmaal), doet aan die bedoeling niet af. Er is in dit geval bovendien sprake van een ingrijpende wijziging van de teneur, met name in de begeleidende teksten. Waar de teksten van Dick Bruna bij uitstek kindvriendelijk en geweldloos zijn, zijn de teksten bij de gewraakte afbeeldingen veelal grof en agressief. Juist dit contrast lijkt bedoeld om de lachlust op te wekken. Bovendien geldt dat de teneur is gewijzigd in die zin dat bij de afbeeldingen beeldelementen zijn toegevoegd die niet bij Nijntje horen, zoals de draaitafel op een “hardcore” feest of om “trance” te draaien, de rode ogen van Zwijntje omdat Zwijntje “zo stoned is als een garnaal”, Lijntje die met “pep” voor zich zit, of Nijntje die met grote ogen gaat “hakkûh”.
Vanwege de humoristische bedoeling, het ontbreken van concurrentiebedoelingen en het ontbreken van verwarringsgevaar, wordt geoordeeld dat het gebruik van de afbeeldingen 2 tot en met 6 als parodie in dit geval in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is, zoals artikel 18b Aw vereist. Mercis en Bruna worden derhalve wat betreft afbeeldingen 2 tot en met 6 niet gevolgd in hun stelling dat het publiek in verwarring zal worden gebracht. Niet voor de hand liggend is dat kleine kinderen, voor wie Nijntje bedoeld is, de desbetreffende websites zullen bezoeken. Volwassenen zullen de “grote mensen humor”, zoals door Punt.nl aangeduid, begrijpen omdat de teneur van de begeleidende teksten ingrijpend is gewijzigd en omdat er beeldelementen die niet bij Nijntje horen zijn toegevoegd. Volwassenen zullen de afbeeldingen 2 tot en met 6 daarom niet in verband brengen met Dick Bruna in die zin dat men denkt dat die afbeeldingen, direct of indirect, afkomstig zijn van Dick Bruna.
4.4. De zaak ligt gecompliceerder bij afbeelding 1 (Nijntje staat strak) en bij afbeelding 7 (nijn-eleven). Hier is de afbeelding van Nijntje letterlijk gekopieerd. Bij afbeelding 1 is de gewijzigde vorm alleen te vinden in een nauwelijks zichtbaar plaatje op het jack van Nijntje en in de aard van de tekst. Bij afbeelding 7 bestaat de wijziging ten opzichte van het origineel alleen uit de toevoeging van het woord “nijn-eleven” en uit de toevoeging van het flatgebouw, dat overigens in de stijl van Dick Bruna is getekend. Beantwoording van de vraag of deze twee afbeeldingen onder de parodie-exceptie van artikel 18b Aw vallen, kan echter in het midden blijven gezien hetgeen hierna wordt overwogen over de door Mercis en Bruna gestelde merkinbreuk.
Merkenrecht: 4.7. (…) Vooropgesteld wordt dat het merkenrecht niet, zoals het auteursrecht, een algemene parodie-exceptie kent. Of en in hoeverre een merk mag worden geparodieerd, hangt af van de vraag of het parodiëren als een geldige reden in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE kan worden aangemerkt. De mogelijkheid een merkenrechtelijk beschermd figuur te parodiëren is daarmee beperkter dan in het auteursrecht. Gegeven de aard en strekking van het merkenrecht mogen in een parodie op een merk elementen van het merk worden overgenomen, maar dient er wel afstand van dat merk te worden genomen. Het moet voldoende duidelijk zijn dat de parodie niet afkomstig is van de merkgerechtigde.
4.9. Dit ligt anders bij de afbeeldingen 1 en 7. Hier wordt onvoldoende afstand genomen van de woord- en beeldmerken van Mercis. De afbeeldingen zijn nagenoeg letterlijke kopieën van het werk van Dick Bruna en vertonen zeer grote gelijkenis met de geregistreerde beeldmerken. Behalve het flatgebouw in afbeelding 7 zijn er geen beeldelementen toegevoegd. Het flatgebouw is bovendien getekend in de stijl van Dick Bruna. Hier is geen sprake van toelaatbare parodieën, zodat evenmin sprake is van een geldige reden als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Afbeeldingen 1 en 7 doen bovendien afbreuk aan de reputatie van de merken omdat Nijntje in verband wordt gebracht met drugsgebruik en terrorisme.
4.10. Ook de vrijheid van meningsuiting – waarop Punt.nl zich nog heeft beroepen – kan in geval van afbeelding 1 en 7 geen geldige reden (als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE) vormen. Hiervoor zou vereist zijn dat er ook daadwerkelijk – in het kader van een maatschappelijk debat – een mening wordt geuit en dat dit niet gebeurt in een nodeloos grievende context. De twee afbeeldingen voldoen niet aan deze vereisten.
Aansprakelijkheid host: 4.12. (…) De vrijstelling van aansprakelijkheid geldt voor gevallen waarin de activiteit van de host beperkt is tot het technische proces van het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk. Punt.nl doet terecht een beroep op artikel 6:196c BW. Haar activiteit heeft een louter technisch, automatisch en passief karakter; zij heeft kennis noch controle over de informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen. Van Punt.nl kan dan ook niet worden gezegd dat zij zelf inbreuk pleegt op de merkenrechten van Mercis. Van haar kan en hoeft niet te worden verwacht dat zij steeds alle weblogs en websites die zij host controleert op inbreukmakende content. Indien zij echter gewezen wordt op een inbreuk, en in dit geval is merkinbreuk ten aanzien van een tweetal afbeeldingen vastgesteld, dan is zij verplicht die afbeeldingen op grond van artikel 6:162 BW van het internet te (doen) verwijderen. Ten aanzien van die twee afbeeldingen is vordering (1), zoals weergegeven onder 3.1, dan ook, op straffe van een dwangsom, toewijsbaar. Het primaire gedeelte van vordering (2) – Punt.nl te verbieden inbreuk te maken op de rechten van intellectuele eigendom van Mercis – is te ruim geformuleerd om te kunnen worden toegewezen. Het subsidiaire gedeelte van die vordering is echter wel (op straffe van een dwangsom) toewijsbaar. Punt.nl zal worden veroordeeld om zodra zij een melding krijgt van een inbreuk op de merkenrechten van Mercis, binnen 48 uur (weekenden uitgezonderd) die inbreukmakende content van de betreffende website te verwijderen. Indien tussen partijen discussie ontstaat of een (toekomstige) afbeelding inbreuk maakt op de merkenrechten van Mercis, dan zal die vraag en de vraag of Punt.nl om die reden dwangsommen verbeurt (opnieuw) aan de rechter moeten worden voorgelegd. Dwangsommen worden dan alleen verbeurd, indien de rechter oordeelt dat sprake is van merkinbreuk. Nu voorshands is geoordeeld dat Punt.nl geen inbreuk maakt op de persoonlijkheidsrechten van Dick Bruna is vordering (3) niet toewijsbaar.
Lees het vonnis hier.
Korte fragmenten duren maximaal 90 seconden
Staatsblad 2009, Nr. 552, vrijdag 18 december 2009: Wet van 10 december 2009 tot wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten.
Implementatiewetgeving Richtlijn Audiovisuele diensten: “(…) dat het noodzakelijk is bij wet regels te stellen ter uitvoering van richtlijn nr. 89/552/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PbEG L298), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 (PbEG L332); dat deze regels onder meer betrekking hebben op verlichting van het reclameregime, het recht van toegang tot korte fragmenten van evenementen van groot belang en de introductie van mediadiensten op aanvraag.” Met onder andere het nieuwe artikel 5.4.1:
Artikel 5.4 1.
Aanbieders van omroepdiensten die exclusieve rechten hebben verworven ten aanzien van evenementen van groot belang, stellen korte fragmenten daarvan tegen vergoeding ter beschikking van andere aanbieders van omroepdiensten in de Europese Gemeenschap die daarom verzoeken. De verzoekende aanbieder van een omroepdienst is vrij in de keuze van fragmenten van evenementen van groot belang.2. Korte fragmenten duren maximaal 90 seconden per evenement en mogen onbeperkt worden herhaald binnen één etmaal. Als de wedstrijdbepalende sportmomenten van het evenement samen langer duren dan 90 seconden en de weergave zich beperkt tot die sportmomenten, mogen korte fragmenten bij uitzondering maximaal 180 seconden duren.
3. Voor verspreiding van de korte fragmenten gelden de volgende voorwaarden:
a. korte fragmenten worden uitsluitend opgenomen in dagelijks geprogrammeerde algemene nieuwsprogramma’s;
b. korte fragmenten worden, indien het wedstrijdbepalende sportmomenten betreft, niet eerder verspreid dan nadat de exclusieve rechten van het evenement, voor volledig rechtstreekse en gedeeltelijk uitgestelde verslaggeving, voor de eerste maal zijn gebruikt; en
c. tijdens de verspreiding van een kort fragment wordt de bron vermeld, tenzij dat om praktische redenen niet mogelijk is.
4. Alleen de media-instelling die korte fragmenten overeenkomstig het derde lid verspreidt, kan het desbetreffende programma in identieke vorm als media-aanbod van haar mediadienst op aanvraag aanbieden.5. Een speeldag van een sportcompetitie of sportevenement wordt als één evenement beschouwd.
6. De vergoeding voor een kort fragment bedraagt niet meer dan de extra kosten die rechtstreeks voortkomen uit het verschaffen van toegang tot het signaal.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het ter beschikking stellen van korte fragmenten en het gebruik daarvan.
Lees het staatsblad hier. Zie ook persbericht EU van vandaag : Lidstaten te laat met afstemming televisievoorschriften op digitaal tijdperk.
Een lading verdachte scheerapparaten
Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, 4 november 2009, Koninklijke Philips Electronics N.V. tegen Lucheng Meijing Industrial Company Ltd (met dank aan Frank Eijsvogels, Howrey).
Per abuis even blijven liggen: Douanebeslag. Vervaardigingsfictie. Modellenrecht. Auteursrecht. Rechtbank Antwerpen stelt prejudiciële vraag m.b.t. douanebeslag transitgoederen in zaak over in beslag genomen scheerapparaten.
“Vormt artikel 6.2 b) van de verordening (EG) nr. 3295/94 van 22 december 1994 (de oude douaneverordening) een regel van geuniformiseerd gemeenschapsrecht, die zich opdringt aan de rechtbank van de lidstaat die overeenkomstig artikel 7 van de verordening gevat werd door de houder van het recht, en houdt deze regel in dat de rechtbank bij haar beoordeling geen rekening mag houden niet het statuut van tijdelijke opslag / het transit statuut en de fictie moet toepassen dat de goederen vervaardigd werden in diezelfde lidstaat, en vervolgens met toepassing van het recht van diezelfde lidstaat, moet oordelen of zodanige goederen inbreuk plegen op het intellectuele recht in kwestie?
Lees het vonnis hier.
Zie ook: That Nokia case: catching hold of counterfeits. “JIPLP has received the draft of an article by two respected Dutch lawyers on the decision of the High Court for England and Wales earlier this year in the controversial case of Nokia v Her Majesty's Revenue and Customs. In this decision the judge declined to take a broad view of the scope of the European Union's Regulation on the suspension from circulation of goods suspected of being counterfeit when he held, following a close analysis of the European Court of Justice's case law as well as the relevant legal provisions, that a consignment of undeniably counterfeit Nokia phones and accessories could not be seized at Heathrow Airport, London, since -- despite their physical presence in the European Economic Area -- they had not been put on the market there.
(...) The full text of the draft article can be accessed as a Word document here and its authors, Frank Eijsvogels and Willem Hoyng, can be contacted via the website of Howrey LLP's Amsterdam office." [Court of appeal heeft inmiddels ook besloten prejudiciële vragen te stellen, nog niet gepubliceerd].
Lees hier meer (JIPL).