Pittoresk & Hooggeleerde noot (3)
Lex Bruinhof van Wieringa Advocaten reageert in een artikel op Wieringa's corporate weblog op vonnis en Visser in de Portretrecht voor Panden-zaak (eerdere berichten hier):
"(...) Stevige taal. En ik moet u zeggen: het spreekt mij wel aan. Wie iets dat zo nabij staat als een eigen huis in de vorm van een afbeelding commercieel gaat exploiteren, kan zich er maar beter verdraaid goed rekenschap van geven dat de eigenaar daarmee accoord is. Simpelweg om redenen van, de kantonrechter zei het wat mij betreft uitstekend, "eigendom en privacy".
Toch is er ook kritiek. Hoogleraar auteursrecht prof. D.J.G. Visser schrijft op IEForum.nl dat het vonnis volgens hem onjuist is. Er bestaat immers geen 'portretrecht' op huizen, zo stelt hij, "en dat moeten we maar zo houden". Ook vindt hij het vreemd dat op deze manier aan de eigenaar een recht toekomt dat de architect niet eens heeft (en daar heeft hij gelijk in, sinds de wijziging van de Auteurswet in september 2004 is toestemming van de architect niet meer nodig).
Ik vind dit echter te star vanuit het auteursrecht gedacht. Er is nog veel meer onrechtmatige daads-recht out there dan wordt gecovered door de Auteurswet. "Inbreuk op eens anders recht" kan ook heel goed inbreuk op een privacy of eigendomsrecht zijn. De kantonrechter heeft dat goed gezien." Lees volledige artikel hier.
Ondertussen in Gramsbergen (2)
Rechtbank Zwolle, 20 juli 2005. LJN: AU6956. Stichting Beeldrecht tegen Gemeente Hardenberg. Vonnis in aansluiting op dit eerdere bericht.
In het centrum van Gramsbergen staat de Nederlands Hervormde Kerk met daarbij de beeldengroep "Pieterpad" van Allersma, een beeldhouwwerk. De beeldengroep is conform wens van Allersma geplaatst in een plantsoentje aan de Stationsstraat (hoek Kerkstraat), zichtbaar vanuit de openbare weg.
Per 1 januari 2001 zijn de gemeenten Avereest, Gramsbergen en Hardenberg samengevoegd tot de gemeente Hardenberg. In verband daarmee heeft de gemeente een nieuwe "huisstijl" laten maken ten behoeve van de publicatie van gemeentenieuws. In een uitvergroot logo van de gemeente zijn drie afbeeldingen verwerkt van representatieve objecten die zich bevinden in de hoofdplaatsen van de drie voormalige gemeenten Avereest, Gramsbergen en Hardenberg. Een van die afbeeldingen betreft een deel van de beeldengroep van Allersma. Van de beeldengroep van drie figuren is een deel van twee figuren zichtbaar. Op de achtergrond is (een deel van) de Nederlands Hervormde Kerk te zien.
Aan de orde is de vraag of de gemeente inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Allersma. Meer in het bijzonder dient eerst de vraag te worden beantwoord of de gemeente zich terecht beroept op de beperking op het auteursrecht als neergelegd in artikel 18 van de Auteurswet (oud).
De rechtbank stelt vast dat in het katern van 25 april 2001 dat de gemeente heeft gedeponeerd, valt te zien dat de huisstijl van de gemeente een driehoekige collage is van het vergrote logo van de gemeente, dat bijna de helft van de afbeelding inneemt, en drie deels in elkaar overlopende foto's van (delen van) de objecten. De afbeelding die als kenmerkend voor de voormalige gemeente Gramsbergen is gebruikt betreft een afbeelding van een deel van de beeldengroep in de omgeving waar het is geplaatst met op de achtergrond de Nederlands Hervormde Kerk. Het werk is dus (gedeeltelijk) afgebeeld met daarachter een ander - onbetwist kenmerkend - object.
Het betreft derhalve niet een afbeelding van de (gehele) beeldengroep op zichzelf, dat uit haar context is gehaald, of, zoals Beeldrecht stelt, "uit zijn omgeving gelicht en afzonderlijk door de Gemeente geëxploiteerd". Van een 'kale' reproductie van het kunstwerk is dan ook geen sprake. Het gaat hier veeleer om een straatbeeld, waarin weliswaar een deel van de beeldengroep prominent aanwezig is, maar dat is verwerkt in een groter geheel. Op grond hiervan, mede gezien het hierboven omschreven gehele beeld van de collage, is de rechtbank van oordeel dat het werk van Allersma niet (mede) als een hoofdvoorstelling wordt gebezigd.
De gemeente heeft zich derhalve terecht op het bepaalde in artikel 18 van de Auteurswet beroepen. Gelet hierop hoeven de overige stellingen en weren geen bespreking meer. Lees het vonnis hier.
Marktcontrole Hoensbroek
Nieuwbericht Stichting Brein, 9 januari: "Gisteren verrichtte BREIN een controle in het Limburgse Hoensbroek. Op een markt in de plaatselijke sporthal werden twee aanbieders van illegale dragers aangetroffen. In beide gevallen werden recente speelfilms op dvd-r aangeboden, waaronder King Kong, Harry Potter and The Goblet of Fire en The Constant Gardener. Beide aanbieders deden afstand van in totaal 348 dvd's en tekenden een APV, die hen in geval van recidive op een boete van 500 euro per illegale kopie komt te staan." Lees hier of hier meer nieuws van en over Brein.
Rode klaver in de overgang (2)

Voorafgaand aan de nietigheidsprocedure start Novogen kort geding tegen Care for Women, waarin zij een inbreukverbod vordert. Het kort geding vonnis levert echter een voor Novogen negatieve inleiding tot de bodemprocedure op.
Het eerste deel van het vonnis is een ook voor niet biochemici interessante algemene inleiding over de positieve hormonale werking van fyto-oestrogenen bij met name vrouwen en de uitleg waarom de Westerse vrouw te weinig fyto-oestrogenen binnen krijgt. Het octrooi van Novogen heeft betrekking op het idee om de werkzame stoffen (isoflavone fyto-oestrogenen) uit de plant te concentreren, zodat de gebruiker niet meer grote hoeveelheden plantendelen tot zich behoeft te nemen, maar zich kan beperken tot de dagelijkse inname van bijvoorbeeld een tablet of capsule.
De rechter volgt het verweer van Care for Women:
4.17. Voorshands voeren deze kenbronnen tot de aanname dat het extraheren van plantendelen en het brengen van het extract in een unit dosage form tot de algemene stand van de farmaceutische techniek behoorden. Indirect leren deze bronnen ook dat bij gebruik van deze technieken de werkzaamheid van de actieve stof gehandhaafd blijft. Het gebruik van deze technieken voor het extraheren van iso-flavone fyto-oestrogenen uit plantendelen van bijvoorbeeld rode klaver of soja ligt naar voorlopig oordeel zodoende voor de hand. Omdat in de unit dosage form de geëxtraheerde stoffen in geconcentreerde vorm aanwezig zijn, is het geen verrassing dat het gewenste oestrogene effect zich ook in die toedieningsvorm voordoet. (…)
4.19. Dit alles leidt tot de slotsom dat voorshands kan worden uitgegaan van de aanmerkelijke kans dat het octrooi de opposities of een nietigheidsprocedure niet zal overleven wegens gebrek aan inventiviteit.
Care for Women’s vordering in reconventie, inhoudende een rectificatie, wordt eveneens door de rechter afgewezen. De houder van een onderzocht en verleend Europees Octrooi handelt niet onrechtmatig door zich ter handhaving van zijn recht op het octrooi te beroepen. Slechts een bijzondere omstandigheid doet dit anders zijn. Deze omstandigheid wordt niet aanwezig geacht.
Lees hier vonnis.
Rode klaver in de overgang (2)
Voorafgaand aan de nietigheidsprocedure start Novogen kort geding tegen Care for Women, waarin zij een inbreukverbod vordert. Het kort geding vonnis levert echter een voor Novogen negatieve inleiding tot de bodemprocedure op.
Het eerste deel van het vonnis is een ook voor niet biochemici interessante algemene inleiding over de positieve hormonale werking van fyto-oestrogenen bij met name vrouwen en de uitleg waarom de Westerse vrouw te weinig fyto-oestrogenen binnen krijgt. Het octrooi van Novogen heeft betrekking op het idee om de werkzame stoffen (isoflavone fyto-oestrogenen) uit de plant te concentreren, zodat de gebruiker niet meer grote hoeveelheden plantendelen tot zich behoeft te nemen, maar zich kan beperken tot de dagelijkse inname van bijvoorbeeld een tablet of capsule.
De rechter volgt het verweer van Care for Women:
4.17. Voorshands voeren deze kenbronnen tot de aanname dat het extraheren van plantendelen en het brengen van het extract in een unit dosage form tot de algemene stand van de farmaceutische techniek behoorden. Indirect leren deze bronnen ook dat bij gebruik van deze technieken de werkzaamheid van de actieve stof gehandhaafd blijft. Het gebruik van deze technieken voor het extraheren van iso-flavone fyto-oestrogenen uit plantendelen van bijvoorbeeld rode klaver of soja ligt naar voorlopig oordeel zodoende voor de hand. Omdat in de unit dosage form de geëxtraheerde stoffen in geconcentreerde vorm aanwezig zijn, is het geen verrassing dat het gewenste oestrogene effect zich ook in die toedieningsvorm voordoet. (…)
4.19. Dit alles leidt tot de slotsom dat voorshands kan worden uitgegaan van de aanmerkelijke kans dat het octrooi de opposities of een nietigheidsprocedure niet zal overleven wegens gebrek aan inventiviteit.
Care for Women’s vordering in reconventie, inhoudende een rectificatie, wordt eveneens door de rechter afgewezen. De houder van een onderzocht en verleend Europees Octrooi handelt niet onrechtmatig door zich ter handhaving van zijn recht op het octrooi te beroepen. Slechts een bijzondere omstandigheid doet dit anders zijn. Deze omstandigheid wordt niet aanwezig geacht.
Lees hier vonnis.
Aanslaan en beboeten
In aansluiting op dit eerdere bericht, meldt Het Parool vandaag dat “De horecabranche afstevent op een ruzie over muziek in cafés en restaurants af.
(…)Horeca Nederland meent dat ze het recht heeft af te zien van een vergoeding voor het gebruik van de muziek die ze bezit. Rechtenorganisaties Buma en Sena bestrijden dit. Die stellen dat eigenaren van muziek maar ook componisten, tekstschrijvers en uitvoerende artiesten nimmer vrijwillig kunnen afzien van hun rechten. Buma en Sena willen niet afzien van het innen bij bedrijven die 'rechtenvrije' muziek spelen. De horecabranchevereniging stapt desnoods naar de rechter als de auteursrechtenorganisaties hun dreigementen ondernemers die de muziek draaien, toch gaan aanslaan en beboeten.
Cafés en restaurants met muziekinstallatie betalen per jaar, afhankelijk van hun oppervlakte, tussen de 436 en 1177 euro. Staat alleen de radio aan, dan kost dat jaarlijks 65 euro. Voor hotels gelden aangepaste tarieven.” Lees het artikel hier.
Kalender
Voor de IE-agenda: drietal tweedaagse PAO/VSO IE cursussen in Leiden:
- Procederen en onderhandelen in IE-zaken (meer info hier).
Donderdagen 22 en 29 juni 2006, van 10.00 - 16.30u
- IE-aspecten van een nieuwe onderneming en van een overname (voor beginnende advocaten, meer info hier).
Vrijdag 19 mei en 2 juni 2006, van 10.00 - 16.30u
- Basiscursus Intellectuele Eigendom (voor beginnende advocaten, meer info hier).
Donderdagen 23 en 30 maart 2006, van 10.00 - 16.30u.
Congres, lezing, seminar, cursus? Mail het gerust.
Geen concreet inhoudelijk verweer
Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 januari 2006, 04/2871, Jazo Zevenaar B.V tegen Willem Johan Pieter Pluijmen. Eén anker is soms te weinig.
Jazo is houdster van een NL octrooi voor een ventilatierooster, in het bijzonder voor een transformatorhuisje. Het ventilatorrooster kenmerkt zich door de onmogelijkheid om er iets in te steken. Jazo heeft geconstateerd dat in het bedrijf van Pluijmen een ventilatierooster voorhanden is ‘dat exact lijkt op het HS-42-rooster van Jazo’. Pluijmen vordert dat de rechtbank het octrooi zal vernietigen en voor recht zal verklaren dat nader omschreven, door Pluijmen vervaardigde ventilatieroosters geen inbreuk maken op het octrooi.
“Zowel bij antwoord als bij dupliek heeft Jazo geen concreet inhoudelijk verweer tegen de nietigheidsvordering gevoerd, doch slechts betoogd dat Pluijmen in zijn vordering niet kan worden ontvangen, nu hij geen nietigheidsadvies als bedoeld in artikel 76 lid 1 van de Rijksoctrooiwet 1995 heeft overgelegd. Maar zoals Pluijmen (reeds bij conclusie van antwoord) met juistheid heeft aangevoerd is dat verweer ongegrond, nu het door Jazo ingeroepen artikel toepassing mist in een geval als het onderhavige, waar het gaat om een onder de Rijksoctrooiwet 1910 vooronderzocht octrooi.
Weliswaar heeft Jazo ten pleidooie bij monde van haar octrooigemachtigde Drs. B.T. voor het eerst inhoudelijk verweer tegen de nietigheidsvordering gevoerd, doch daaraan zal wegens strijd met de eisen van een behoorlijke procesvoering worden voorbijgegaan. Nog daargelaten dat Drs. B.T. het niet nodig heeft gevonden zijn betoog in de vorm van een pleitnotitie aan de wederpartij en de rechtbank te overhandigen, zijn de betreffende verweren tardief voorgesteld, enerzijds gelet op het stadium waarin de procedure zich bevindt, en anderzijds omdat Pluijmen en de rechtbank daarop ook niet bedacht behoefden te zijn.
In de zich in het griffiedossier bevindende brief van de raadsman van Jazo, mr. J. van Rhijn, d.d. 18 juli 2005, waarin het verzoek om een pleidooi wordt toegelicht, valt immers, voor wat betreft het onderwerp van het pleidooi, uitsluitend het volgende te lezen: ‘Cliënte zou graag in de gelegenheid worden gesteld om tezamen met haar octrooigemachtigde (die is ingeschreven bij de Nederlandse vereniging van Octrooigemachtigden) het woord te voeren en de door Pluijmen geëxploiteerde inrichting af te zetten tegen de conclusies van het octrooi. Datzelfde geldt voor de gewijzigde inrichtingen van Pluijmen. Het is de ervaring van Jazo dat een mondelinge behandeling in deze toegevoegde waarde heeft zodat over en weer vragen kunnen worden gesteld en opmerkingen kunnen worden geplaatst.’
Hieruit valt niet anders af te leiden dan dat van de zijde van Jazo het pleidooi slechts dienstbaar zou worden gemaakt aan het toelichten van de inbreukvordering en dat Jazo geen andere verweer tegen de nietigheidsvordering zou voeren dan haar beroep op artikel 76 lid 1 ROW 1995. Nu dat verweer, zoals reeds is overwogen, faalt, gelden de door Pluijmen aangevoerde nietigheidsgronden als onvoldoende weersproken.
Die gronden komen ook niet op voorhand onjuist voor, zodat de vordering tot vernietiging van het octrooi toewijsbaar is. Bij die stand van zaken heeft Pluijmen bij de door hem gevraagde verklaring voor recht geen belang meer. De vordering zal worden afgewezen, nu inbreuk op een nietig octrooi niet mogelijk is.
Lees het vonnis hier
Richtlijn voor strafvordering IE-fraude
Nog een publicatie van het College van procureursgeneraal: Richtlijn voor strafvordering intellectuele-eigendomsfraude. Inclusief handige tabellen voor reizigers die enkele horloges. Beeld- of geluidsdragers of milliliters parfum voor eigen gebruik willen meenemen (niet meer dan drie en/of 250 ml).
Deze richtlijn bevat uitgangspunten voor het transactie- en requireerbeleid van het delict intellectuele-eigendomsfraude (IE-fraude). Door de diversiteit in verschijningsvormen en de bijzondere omstandigheden van elk geval is het bij IE-fraude niet mogelijk om de eis van de officier van justitie ter zitting in deze richtlijn te regelen. In deze richtlijn wordt met name ingegaan op de strafrechtelijke aanpak en afhandeling bij het aantreffen van vermoedelijke inbreukmakende goederen.
3.1 IE-strafbepalingen. IE-strafbepalingen zijn terug te vinden in artikel 337 WvSr, artikel 31 t/m 35d Auteurswet 1912, artikel 21 t/m 31 Wet op de naburige rechten en artikel 79 Rijksoctrooiwet 1995. In geval van deelneming aan een criminele organisatie of een verboden rechtspersoon, kan ook vervolgd worden op basis van artikel 140 WvSr. Voorts kan een bonafide afnemer van inbreukmakende goederen aangifte doen van oplichting (artikel 326 WvSr) of desgewenst van kopersbedrog (artikel 329 WvSr) tegen een met name genoemde verdachte. Mocht het tot een strafzaak komen, dan kan de bonafide afnemer zich in het strafgeding voegen als benadeelde partij.
3.3 Opstarten van opsporingsonderzoeken en instellen van strafvervolging. Het opstarten van een opsporingsonderzoek, het vernietigen van de in beslaggenomen inbreukmakende goederen en het instellen van strafvordering (mede) op grond van inbreuken op de intellectuele eigendom is mogelijk zonder dat een slachtoffer een aangifte heeft gedaan.
4. Strafuitsluitingsgrond ‘in voorraad hebben’ voor ‘eigen gebruik.’ In artikel 337 lid 2 WvSr is voor het merken- en modellenrecht een nuancering aangebracht. In dit artikel staat dat voor ‘eigen gebruik’ in voorraad hebben van enkele inbreukmakende goederen als bedoeld in artikel 337 lid 1 WvSr is toegestaan. Het voor eigen gebruik in-, uit- of doorvoeren valt niet onder deze uitzondering en is derhalve verboden. ‘Eigen gebruik’ komt ook voor in de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten, maar daar heeft het slechts een zeer beperkte betekenis. Niet strafbaar is het maken van enkele verveelvoudigingen zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dienend tot eigen oefening, studie of gebruik van degene die de kopieën zelf heeft gemaakt (art. 31 e.v. jo. art. 16b.1 en 16c.1 Auteurswet 1912; art. 21 e.v. jo. art. 10.e Wet op de naburige rechten).
De Rijksoctrooiwet 1995 kent de strafuitsluitingsgrond ‘eigen gebruik’ niet, maar stelt als voorwaarde dat de handelingen gepleegd moeten zijn ‘in of voor zijn bedrijf’, wil er sprake zijn van inbreuk. Hieronder valt ook de beroepsuitoefening. Deze voorwaarde komt bij de strafrechtelijke handhaving op hetzelfde neer als de genoemde strafuitsluitingsgrond in artikel 337 lid 2 WvSr. Voor de Rijksoctrooiwet geldt dus dat opzettelijke inbreuk op het octrooirecht, gepleegd in of voor het bedrijf van de inbreukmaker, strafbaar is. Let wel dat in de Rijksoctrooiwet enkel invoer strafbaar is gesteld. Uit- en doorvoer zijn niet strafbaar.
Eigen gebruik van inbreukmakende goederen is niet strafbaar als het enkele exemplaren betreft. In deze OM richtlijn wordt de term ‘enkele’ uitgewerkt in de tabel grenshoeveelheden. In deze tabel wordt aangegeven bij welke hoeveelheid sprake is van (slechts) enkele exemplaren. Voor meer uitleg over het begrip ‘eigen gebruik’ in het kader van deze materie, wordt verwezen naar de Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude.
5.1 Grenshoeveelhedentabel. geldend voor het vrije verkeer en reizigers In de tabel grenshoeveelheden wordt de grens aangegeven tussen toestaan, afstand doen, transactie en dagvaarden voor inbreuken op het intellectuele eigendom. De overzichten van de grenshoeveelhedentabel bevatten tevens de bijbehorende transactie- en boetebedragen. Indien de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik is overschreden, worden alle inbreukmakende goederen van de desbetreffende categorie in beslag genomen en afgehandeld. Daarom beginnen de aantallen in kolom 3 ‘Transactie door uitsluitend afstand doen’ bij één stuk.
Het is dus niet zo dat van de totale hoeveelheid inbreukmakende goederen die in beslag wordt genomen, de gestelde hoeveelheid voor eigen gebruik behouden mag worden.
5.2 Begripsbepaling ‘vrij verkeer.’ Hier wordt onder verstaan alle inbreukmakende goederen die worden aangetroffen binnen de landsgrenzen van Nederland, bijvoorbeeld tijdens (door)zoekingen en controles op markten, beurzen en braderieën en in winkels of bedrijven. De zaken worden afgedaan volgens de grenshoeveelhedentabel. Indien de zaken zelfstandig door de politie of andere opsporingsdiensten worden afgedaan, dient hiervan melding te worden gemaakt bij het meldpunt IE van de FIOD-ECD.
5.3 begripsbepaling ‘reizigers.’ Hiermee wordt bedoeld alle reizigers vanuit landen buiten de Europese Unie (EU) die via lucht- en zeehavens Nederland binnenkomen.
5.4 Goederen uit meerdere categorieën. Indien meerdere categorieën inbreukmakende goederen tegelijk worden aangetroffen en de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik van één of meer van de categorieën wordt overschreden, kunnen de inbreukmakende goederen van de categorieën waarvan de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik niet is overschreden, behouden worden. Uitsluitend de inbreukmakende goederen in de overschreden categorie worden conform de tabel afgedaan. Indien er aanwijzingen bestaan dat de inbreukmakende goederen zijn bestemd voor de ‘handel’ in plaats van voor ‘eigen gebruik’, dienen alle inbreukmakende goederen inbeslaggenomen te worden.
6. Grenshoeveelhedentabel geldend voor post/pakketpost/koeriers/cargo. Deze tabel ziet toe op de strafrechtelijke afhandeling van inbreukmakende goederen die door de douane worden aangetroffen bij de controle van goederen die onder douanetoezicht staan (goederen afkomstig van buiten de EU). Indien uit douaneonderzoek blijkt dat in de post/pakketpost/koeriers/cargo inbreukmakende goederen worden aangetroffen, wordt gehandeld conform de tabel 2.
Hierbij geldt het volgende:
a. Er geldt een ‘nul’ tolerantie.
b. Indien verschillende pakketjes naar hetzelfde adres worden gestuurd, worden de hoeveelheden van de afzonderlijke pakketjes opgeteld en wordt het totaal als één hoeveelheid gezien.
c. Bij het aantreffen van inbreukmakende goederen die de aantallen van de grenshoeveelhedentabel 2 kolom 1 niet te boven gaan, wordt EG-verordening 1383/20032 niet toegepast. Deze zaken van geringe importantie worden derhalve niet voor onderzoek aangemeld bij de FIOD-ECD. De zaken worden afgedaan overeenkomstig het geldende Voorschrift Douanetaak Inbreuk op intellectueleeigendomsrechten, door middel van een verkort proces-verbaal van inbeslagneming en een KVI (kennisgeving van inbeslagneming). Deze verkorte processen-verbaal worden verzameld op een verzamellijst. De verzamellijst en de KVI’s worden aan het OM gezonden ter afdoening van het beslag.
d. Indien de hoeveelheden inbreukmakende goederen de grenshoeveelhedentabel 2 kolom 1 te boven gaan, wordt toepassing gegeven aan de verordening 1383/2003. Dit betekent dat de douane de zaak voor onderzoek aanmeldt bij de FIOD-ECD.
7. Beroep of bedrijf. Degene die van het plegen van de misdrijven en overtredingen inzake intellectueel eigendom zijn beroep maakt of dit als bedrijf uitoefent, dient in principe te worden vervolgd op grond van artikel 337 lid 3 WvSr, artikel 31b Aw of artikel 23 Wnr.
8. Inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Gelet op de artikelen 58 en 67 WvSv is inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis mogelijk op grond van overtreding van artikel 337 lid 3 en 4, artikel 31b Aw en artikel 23 Wnr. Hieruit vloeit voort dat o.a. strafvorderlijke vrijheidsbenemende dwangmiddelen kunnen worden toegepast.
9. Plaats delict bij internet IE-fraude. Omdat het internet een grensoverschrijdend karakter heeft, kan het vaststellen van de plaats van delict soms voor problemen zorgen. De plaats van delict is belangrijk voor de toepasselijkheid van het Nederlandse strafrecht. In principe geldt als plaats delict de plaats waar de dader handelt of, zoals de Hoge Raad het formuleert, op de plaats van de lichamelijke gedraging. In afwijking van deze regel geldt bij constatering van overtredingen van de Auteurswet 1912 dat de vervolging wordt aangevangen ‘daar waar de verdachte woont of daar waar de verdachte onderneming is gevestigd’. Door het verhandelen van illegale bestanden of het aanbieden van inbreukmakende goederen op het internet is de werkelijke lichamelijke aanwezigheid van een persoon of onderneming niet altijd duidelijk. De door de Hoge Raad erkende ubiquiteitsleer biedt uitkomst.
Deze verruiming van de leer van de lichamelijke gedraging geeft als plaats delict naast de plek waar de handeling plaatsvond, de plek waar de handeling zijn uitwerking had. Voor de Hoge Raad zijn beide plaatsen gelijkwaardig en gelijkelijk aannemelijk. Uit deze twee plaatsen kan een keuze worden gemaakt.
10. Eis ter zitting. Omdat de soort en de hoeveelheid inbreukmakende goederen per geval zeer uiteenlopen, is het niet mogelijk om een universele eis ter zitting op te nemen in deze richtlijn. Bij het vaststellen van de hoogte van de eis kan aansluiting worden gezocht bij de omvang van de commerciële schaal van de opzettelijk gepleegde inbreuk, of de feiten zijn gepleegd binnen een criminele organisatie, bij het nadeel dat de rechthebbende is berokkend, dan wel of er sprake is geweest van een risico voor de gezondheid of de veiligheid van personen.
De eis ter terechtzitting in geval van een rauwelijks dagvaarding bestaat in het geval de verdachte een natuurlijk persoon betreft niet uit een ‘kale’ geldboete. Het eisen van een geldboete dient slechts plaats te vinden in combinatie met een bijkomende straf – of maatregel.
– Gevangenisstraf. In beginsel dient op zitting een (voor-)waardelijke gevangenisstraf te worden gevorderd.
– Taakstraf. Voor wat betreft het kader waarbinnen een taakstraf opgelegd kan worden, wordt verwezen naar de Aanwijzing Taakstraffen (reg. Nr. 2001A003).
– Geldboete. Voorzover er tijdens het opsporingsonderzoek geldboetebeslag is gelegd ex artikel 94a lid 1 WvSv, dient er tevens op zitting een geldboete te worden geëist.
– Onttrekking aan het verkeer. Voorzover de verdachte geen schriftelijke afstand heeft gedaan, moet voorts een vordering onttrekking aan het verkeer te worden ingesteld (artikel 36b WvSr).
– Vordering ontneming. Indien er tijdens het opsporingsonderzoek ontnemingsbeslag is gelegd ex artikel 94a lid 2 WvSv, dient er op de strafzitting ook altijd een vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel te worden aangekondigd. Indien tijdens het opsporingsonderzoek is gebleken dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten als bedoeld in artikel 36e WvSr, dan dient dit wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van een aparte vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel, weer aan de verdachte ontnomen te worden.
Indien tijdens het opsporingsonderzoek een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (SFO) is geopend, dan dient ten laatste op de strafzitting het bestaan van het (geheime) SFO aan de verdachte en diens raadsman kenbaar gemaakt te worden. Kortheidshalve wordt voor verdere informatie terzake verwezen naar de Aanwijzing Ontneming (reg.nr. 2005A002).
11. Geneesmiddelen. Bij IE-fraude t.a.v. geneesmiddelen bestaat de mogelijkheid dat er sprake is van samenloop met de Wet op de geneesmiddelenvoorziening/Geneesmiddelenwet. Geneesmiddelen vallen niet onder de reikwijdte van deze richtlijn en zijn verder uitgewerkt in de in voorbereiding zijnde aanwijzing en richtlijn geneesmiddelenwet.
12. Accijnsgoederen. Uit onderzoek is gebleken dat een proportioneel gedeelte van de aangetroffen gesmokkelde accijnsgoederen (o.a. sigaretten) tevens een inbreuk vormt op het intellectuele-eigendomsrecht. De accijnsgoederen worden afgehandeld conform de vastgestelde Aanmelding- , Transactie- en Vervolgingsrichtlijn (ATV) van het Openbaar Ministerie.
College van procureursgeneraal: Richtlijn i.d.z.v. artikel 130, lid 4, Wet RO (nieuw). Datum vaststelling : 12-12-2005 Datum inwerkingtreding: 01-02-2006 Geldigheidsduur: 31-01-2010 Publicatie in Stcrt.: 09-01-2006, nr. 6. Lees de richtlijn hier.
Auteursrecht belicht
Rechtbank Haarlem, 9 november 2004, HA ZA 04-637. Brand en Van Egmond B.V. tegen Harco Loor-Design B.V. Geen auteursrechtelijke bescherming voor 'abstracte vormentaal', wel voor een een 'bepaalde vormentaal die in verschillende specifieke objecten is te vinden'.
Brand en Van Egmond brengen lichtobjecten in de handel die worden gekenmerkt door de toepassing van metalen draadstructuren in verschillende vormen en uitvoeringen en maken bezwaar tegen de lichtobjecten van Harco Loor die ook gekenmerkt worden door toepassing van metalen draadstructuren. Brand en Van Egmond beroepen zich tevergeefs op het auteursrecht.
Ter ondersteuning van haar vordering heeft Brand en Van Egmond een deskundigenrapport in het geding gebracht van Prof.Ir. J.J. Jacobs. "Het onmiskenbaar is dat de lichtobjecten van Annet van Egmond een eigen en oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker Annet van Egmond dragen (...) In de voor dit geschil relevante lichtobjecten van Loor zijn naar mijn mening de oorspronkelijke trekken van de lichtobjecten van Annet van Egmond herkenbaar te vinden.”
Gedaagde Loor voert onder meer aan dat geen auteursrechtelijke bescherming toekomt aan een abstracte vormentaal, een bepaalde (persoonlijke) stijl of het idee van vervlechten van metaaldraad tot lichtobjecten. De Rechtbank is het hiermee eens en oordeelt dat voor bescherming slechts de concrete vormgeving zoals die zich manifesteert in specifiek aan te duiden objecten vatbaar is. De Rechtbank lijkt mee te gaan met het argument van Brand en Van Egmond dat die concrete vormgeving kan bestaan uit een bepaalde vorm (stijl?) van metaal die in verschillende specifieke objecten is terug te vinden. Volgens de Rechtbank moet niet noodzakelijkerwijs één lichtobject van Brand en Van Egmond worden vergeleken met één lichtobject van Loor, maar dat de verschillende objecten van Loor inbreuk kunnen maken op meerdere objecten van Brand en Van Egmond.
Omdat het 3D objecten betreft vindt de rechtbank dat een eventuele inbreuk vastgesteld moet worden door eigen waarneming en komt tot het oordeel dat de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden. Totaalindrukken verschillen voldoende ('om te beginnen is het ritme van buigen anders).
“De draden van de lampen van Harco-Loor zijn, ten opzichte van de lampen van het type Chandelier van Brand en Van Egmond dichter opeen gevlochten en in een ander ritme gebogen. Voorts valt in het bijzonder op het verschil in de ruimtelijkheid. Het gevlochten ritme in de lampen van Brand en Van Egmond zet zich niet alleen in het platte vlak, maar ook van buiten naar binnen voort, waardoor de gehele ruimte wordt gevuld en de driedimensionale vormgeving wordt benadrukt. De lampen van Harco Loor zijn daarentegen gevormd vanuit een platte tweedimensionaal gevlochten mat, die tot een bepaalde geometrische vorm is gebogen en daarvan in zekere zin de schil vormt (…)Tenslotte ogen de lampen van type Chandelier van Brand en Van Egmond robuuster, steviger, terwijl die van Harco Loor juist iets fragiels en lichts hebben.”Op grond van de negatieve reflexwerking van de Auteurswet kan er volgens de rechtbank ook geen sprake zijn van slaafse nabootsing. Lees het vonnis hier. (Met dank aan Jolette Wiersema, DLA Schutgrosheide).
(De foto links: twee lampen van Brand en Van Egmond, rechts een lamp van Harco Loor.)