IEF 22207
27 augustus 2024
Artikel

Het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22205
27 augustus 2024
Uitspraak

Design Sanitair maakt inbreuk op wc-spoelknoppen van Geberit

 
IEF 22206
27 augustus 2024
Uitspraak

Bastion Holding niet aansprakelijk voor hotellicenties: rechter wijst vordering Videma af

 
IEF 6589

Woensdag incidentendag

Rechtbank 's-Gravenhage 13 augustus 2008, HA ZA 08-84. European Pallet Association E.V.c.s. tegen Pallet Recycling Baak B.V.

Bevoegdheidsincident in een merkenzaak. "Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op de internationale merkenregistraties met gelding voor de Benelux, geldt dat deze rechtbank op de voet van artikel 4.6 lid 1 BVIE ten aanzien daarvan bevoegdheid toekomt nu EPAL heeft gesteld dat inbreuk op de internationale merken met gelding voor de Benelux mede in dit arrondissement plaats vindt. Baak heeft die stelling weliswaar betwist, doch zulks is slechts van belang voor de toewijsbaarheid van de vorderingen en niet voor de bevoegdheidsvraag waarvoor slechts de in de dagvaarding opgenomen stellingen bepalend zijn."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 13 augustus 2008, HA ZA 08-1053. Delaval Holding A.B. c.s.tegen Reci Prof International B.V.

Incident in een octrooi/merkenzaak. Vordering tot oproeping van derde in vrijwaring.

"Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien de gedaagde in de hoofdzaak stelt krachtens zijn rechtsverhouding tot deze derde het recht te hebben de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. Reci Prof stelt de tepelbekerklauwen van Delgado te hebben betrokken. Gelet op die gestelde rechtsverhouding valt niet uit te sluiten dat Reci Prof, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, verhaal heeft op Delgado. Daarom komt de incidentele vordering voor toewijzing in aanmerking. Voor zover de vrijwaring vertraging in de hoofdzaak  meebrengt, kan dat niet leiden tot een ander oordeel. Het bij deze rechtbank van kracht zijnde rolbeleid biedt voldoende waarborgen om onnodige vertraging te voorkomen."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 13 augustus, HA ZA 07-1385. Sisvel tegen Acer Computer B.V. c.s.

Vonnis van 13 augustus 2008 in het incident tot openstelling van het vonnis in incident van 16 april 2008 voor tussentijds hoger beroep.

"Acer verzoekt de rechtbank op grond van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) te bepalen dat Acer hoger beroep kan instellen van de in het voornoemde vonnis genomen beslissing tot afwijzing van haar op artikel 843a Rv gebaseerde vordering tot inzage in bepaalde stukken. Artikel 337 lid 2 Rv mist echter toepassing. De beslissing op een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering is een eindbeslissing waartegen direct hoger beroep mogelijk is (hof ’s-Gravenhage 25 oktober 2005, NJF 2005, 452). Het verzoek is dus ongegrond en zal worden geweigerd.

2.3. De in het onderhavige vonnis van 20 augustus 2008 (!) opgenomen weigering van het verzoek om tussentijds hoger beroep is daarentegen wel een beslissing waartegen in beginsel slechts met het eindvonnis hoger beroep kan worden ingesteld. Voor de goede orde zal de rechtbank daarom op grond van artikel 337 lid 2 Rv bepalen dat van de beslissing tot weigering van het verzoek in dit vonnis tussentijds hoger beroep mogelijk is. De beslissing hangt namelijk zodanig samen met de beslissing in het vonnis van 16 april 2008, dat het niet wenselijk is dat met hoger beroep van de eerstgenoemde beslissing (wel) moet worden gewacht tot het eindvonnis in de hoofdzaak. Zo wordt ook zeker gesteld dat, indien het hof zou oordelen dat artikel 337 lid 2 Rv wel van toepassing is op de beslissing in het vonnis van 16 april 2008 (en het inmiddels ingestelde beroep van Acer daartegen daarom bij gebreke van een rechterlijke beslissing tot openstelling van dat vonnis voor tussentijds hoger beroep niet-ontvankelijk zou verklaren), Acer het hof tijdig kan verzoeken die bepaling alsnog toe te passen."

Lees het vonnis hier.

IEF 6588

Tientallen vervalste schilderijen van grote schilders

“De Nederlandse auteursrechtenorganisatie Pictoright heeft onlangs bij oud-seksbaas Theo Heuft tientallen vervalste schilderijen van grote schilders zoals Picasso, Chagall en Miró in beslag genomen. Het vermoeden bestaat dat een deel van de werken geschilderd is door 'meestervervalser' Geert Jan Jansen.

(…) Theo Heuft opende drie jaar geleden samen met 'meestervervalser' Geert Jan Jansen zijn chique galerie in hartje Amsterdam, pal onder de rook van het Van Gogh en het Rijksmuseum. De beroemde vervalser Jansen, begin jaren negentig in Frankrijk in de boeien geslagen wegens het zeer succesvol namaken van onder meer Picasso's, meldde dat hij zijn leven had gebeterd. De vervalser zou alleen nog maar schilderen 'in de stijl van' beroemde kunstenaars. Theo Heuft stelde gisteren in de rechtbank niet op de hoogte te zijn geweest van enige overtreding van de auteurswet door de verkoop van de beroemde schilderijen. "Toen ik begreep wat er aan de hand was, ben ik er direct mee gestopt", aldus de grijzende Amsterdammer.”

Lees hier meer (De Telegraaf).

IEF 6587

Voor onder meer

Advocatenblad: “Wie wil redactielid worden voor onder meer IE? Het Advocatenblad is het algemene vakblad voor advocaten en het officiële orgaan van de orde (…) Wegens vertrek van redactielid Albert Ploeger zoekt de redactie een advocaat die (ook) thuis is op het gebied van intellectuele eigendomsrecht en die zijn of haar stage heeft afgerond. Afgezien van de maandelijkse middag bent u ongeveer een halve dag per maand kwijt aan het lezen van stukken en de omgang met auteurs (…) wat wij bieden: een stimulerende maandelijkse vergadering  –een middag in Den Haag)–  verbreding van de horizon en uitbreiding van uw redactionele ervaring.” Meer in Advocatenblad 11, 8 augustus 2008.

IEF 6586

Tentamenvraag

Om bij de augustusherkansingen toch nog een beetje in de vakantiestemming te blijven: Geef aan waar het pretpark de Julianatoren in Apeldoorn zich bevindt ten opzichte van de grenzen van het IE-recht. Gebruik bij de beantwoording de begrippen pretparkexceptie, commercieel-parodistisch merkgebruik, Juliana en Koninklijke.

IEF 6598

Ik ben niet van plan om het te gaan doen en ik heb gezegd waarom

Handelingen II 2007/08, nr. 103, pag. 7358-7358. Voortzetting van de behandeling van het verslag van een algemeen overleg met de minister van Economische Zaken over Bagatelregeling mededingingswet/Jaarverslag NMa (31200 XIII, 24036, nr. 58), ... en de motie-Aptroot over het stellen van eisen aan de jaarverslagen van de auteursrechtenorganisaties (31200 XIII, nr. 64).

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Laat ik beginnen met te citeren uit het werk van de Kamer, dat wil zeggen uit het verslag van het algemeen overleg van 14 mei 2008: ’’De minister laat een extern onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de wisselwerking tussen het mededingingsrecht en de auteursrechten, inclusief de tariefstijgingen. Dit geldt dus niet voor de interne bedrijfsvoering.’’ Dat heb ik toen zo gezegd. Het staat in het verslag van de Kamer en daaraan heb ik mij gehouden. Ik heb verder aangegeven dat het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteursrechten en naburige rechten de bevoegdheid krijgt om tariefstijgingen preventief te toetsen. Ik heb gezegd wat voor extern onderzoek ik zal laten doen.

Daarna heb ik een brief gestuurd aan de Kamer waarin ik heb uitgelegd waarom ik het niet wenselijk vind om daar de financiële positie van die CBO’s in te betrekken. Die financiële positie is geregeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. Dat wetsvoorstel ligt voor om te wijzigen. Met die wijzigingen wordt het toezicht versterkt: de bezoldiging van bestuurders, de tarieven, de tariefgrondslagen en de statuten worden openbaar gemaakt. Er worden ook nadere eisen gesteld aan het jaarverslag en de jaarrekening. Dat is in een brief van 19 maart 2008 aan de Kamer gemeld. Dat wetsvoorstel gaat deze zomer in procedure. Het strekt ook tot uitvoering van onder andere door de heer Aptroot ingediende moties over de aanscherping van het toezicht. Als de heer Aptroot niet tevreden is met de maatregelen die in dat wetsvoorstel worden voorgesteld, denk ik dat de behandeling van het wetsvoorstel het juiste moment is om dit aan de orde te stellen.

Het CvTA doet onderzoek naar de verdeling van gelden en fondsvorming bij de vijf wettelijke CBO’s die nu onder het toezicht vallen. Daarover is de Kamer geïnformeerd op 28 maart 2007 en via de beleidsbrief auteursrecht van 20 december 2007. De uitkomsten van dat onderzoek worden binnenkort verwacht. Het verzoek in deze motie voegt daar niets aan toe. Daarom ontraad ik het aanvaarden van deze motie.

De heer Aptroot (VVD): De koppeling ligt iets anders. Kan de minister zich indenken dat gezien het feit dat de werkgroep van de vaste commissie voor Justitie onderzoek doet naar auteursrechten, deze informatie over de huidige situatie, ook financieel, toegevoegde waarde heeft voor de Kamer en dat zij er om die reden om vraagt?

Minister Van der Hoeven: Ik ben niet van plan om het te gaan doen en ik heb gezegd waarom, namelijk omdat de zaken die worden gevraagd al worden gedaan."

Lees de handelingen hier.

IEF 6585

Beter door één gespecialiseerde rechtbank

Interview met mr. Erik van den Emster, voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak in BN De Stem:

“Van den Emster ziet rechters nog wel verder specialiseren, maar niet tot in het oneindige. " Heel specifieke rechtsgebieden als de intellectuele eigendom of bancaire fraude kun je beter door één gespecialiseerde rechtbank laten doen. Het geldt voor elk vak: je moet voldoende volume hebben, ook aan zaken, om ze goed te kunnen doen. Maar in feite ben ik een generalist. De 2300 rechters die we hebben, kunnen in specialisatie nooit op tegen de 15.000 advocaten in ons land. Volstrekt onmogelijk. Ik weet ook wel dat een hartchirurg niet na een paar jaar voor oogarts gaat spelen, maar die vergelijking vind ik niet opgaan. Rechter zijn is al een specialisme. Een rechter die van sector switcht, bijvoorbeeld van straf- naar bestuursrecht, moet een verplichte cursus doen. En wat wij van de techniek, bijvoorbeeld van DNA, moeten weten is wel bij te sloffen."

Lees hier meer.

IEF 6584

Bruorrestriid (twa)

Rechtbank Leeuwarden, 6 augustus 2008, LJN: BD9727, [Y] Roggebroodbakkerij Tegen [C], H.O.D.N. De Breabakker & Eurobanket Vof.

“Roggebrea Van Dijk wint saak. De bakkerijen De Breabakker en Eurobanket meie gjin roggebrea mear ferkeapje mei de namme Van Dijk op it etiket. Dat is de útspraak fan de rjochter yn in boaiemproseduere.

De bedriuwen meitsje ynbreuk op de merkknamme en it etiket fan roggebrea fan Van Dijk Roggebroodbakkerij út Sint Jânsgea. As de De Breabakker en Eurobanket har net oan de útspraak hâlde moatte se in boete betelje fan 5000 euro deis. De saak spile tusken de bruorren Hindrik en Theade van Dijk. Oant 2002 hiene sy in bakkerij, mar dêrnei gie Theade van Dijk selsstannich fierder. Hindrik van Dijk hat doe de rjochten Van Dijk Roggebroodbakkerij fan syn broer kocht.“

Lees het vonnis hier. KG-vonnis hier. Bericht bij Omrop Fryslân hier.

IEF 6583

Een zeer oplettend publiek

Rechtbank Amsterdam, 9 juli 2008, LJN: BD9579 Novartis Vaccines And Diagnostics Limited tegen Solvay Pharmaceuticals B.V.

Gemeld, maar nog niet samengevat. Merkenrecht. Gevaar voor verwarring tussen FLUVIRIN en FLURALIN, zelfs bij zeer oplettend publiek als artsen, verplegers en apothekers. Geen belangenafweging en geen volledige proceskostenveroordeling wegens nalaten overleggen van specificatie van gemaakte proceskosten.

Novartis vordert voor de Amsterdamse rechter op grond van haar oudere merk FLUVIRIN de nietigheid en doorhaling van de jongere Benelux merkregistratie en FLURALIN van Solvay. Beide inschrijvingen betreffen waren uit klasse 5 (farmaceutische preparaten en substanties).

De rechter stelt op de eerste plaats vast dat beide merken visueel en auditief met elkaar overeenstemmen, al is de begripsmatige overeenstemming niet groot:

"De rechtbank is van oordeel dat het merk FLUVIRIN en het teken FLURALIN zowel in auditief, visueel als begripsmatig met elkaar overeenstemmen. Het feit dat merk en teken dezelfde fonetische structuur hebben, de klemtoon in beide gevallen op de laatste lettergreep ligt en beide merken beginnen met FLU en eindigen op IN, maakt dat de totaalindruk van de merken auditief nagenoeg gelijk is. Ook in visueel opzicht is de totaalindruk gelijk. Zowel het merk FLUVIRIN als het teken FLURALIN bestaan uit 8 letters, waarvan 6 op dezelfde plaats met medeklinkers en klinkers op dezelfde plaats. Omdat FLUVIRIN en FLURALIN, mede door het feit dat ze beiden samengesteld zijn uit afkortingen, hetzelfde beeld oproepen, is er ook enige begripsmatige overeenstemming. Overigens merkt de rechtbank op dat het ontbreken van sterke begripsmatige overeenstemming, gezien de sterke auditieve en visuele gelijkenis van merk en teken, niet meer aan het bestaan van voornoemde overeenstemming afdoet. Met de aanwezigheid van een sterke auditieve en visuele gelijkenis is reeds aan de voor overeenstemming gestelde strengere eisen voldaan."

Gevaar voor verwarring wordt aannemelijk geacht, zelfs bij een zeer oplettend publiek:

"Met Novartis is de rechtbank van oordeel dat zelfs bij een zeer oplettend publiek, bestaande uit artsen, verplegers en apothekers, gevaar voor verwarring kan bestaan omtrent de herkomst van het product. Dat zij weten dat zowel FLUVIRIN als FLURALIN als griepvaccin voorgeschreven dan wel gebruikt kan worden, betekent nog niet dat zij in staat zijn FLUVIRIN en FLURALIN direct aan respectievelijk Novartis en Solvay te verbinden. Verwarringsgevaar is dan ook aannemelijk. Dat Solvay aanvoert FLURALIN altijd in combinatie met het in medische kringen bekende paraplumerk SOLVAY te gebruiken, doet daar niet aan af. Niet gebleken is dat een arts SOLVAY FLURALIN voorschrijft in plaats van FLURALIN. Daarbij komt dat uit de door Solvay bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, overgelegde foto’s van medicijnverpakkingen van Solvay blijkt dat het paraplumerk SOLVAY apart en slechts in een kleiner lettertype rechtsonder op de verpakking wordt vermeld."

Een belangenafweging wenst de rechter niet te maken:

"Dat de nietigverklaring en doorhaling van het teken mogelijk internationale gevolgen zal hebben, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank begrijpt dat de belangen groot zijn, maar dat doet niet af aan de geconstateerde inbreuk en is geen zelfstandig argument waarmee bij deze beslissing rekening gehouden moet worden."

Lees vonnis hier.

IEF 6581

Is hier sprake van een revolutie?

Margriet Koedooder: Commissie EU zegt: USE IT OR LOSE IT!

“Tijdens de zomervakantie heeft de Europese Commissie een voorstel voor een wijziging van Richtlijn 2006/116/ EC uitgebracht. Het voorstel bevat in principe twee initiatieven: de verlenging van de duur van de naburige rechten van 50 naar 95 jaar én het harmoniseren van de duur van het auteursrecht op muziekwerken die bestaan uit muziek en tekst.
 
Opmerkelijk is de ‘ruil’ die in het voorstel is opgenomen. Enerzijds wil de Europese Commissie instemmen met het verzoek van (met name) de muziekindustrie en collectieve rechtenorganisaties de beschermingsduur te verlengen. Maar daar moet van de Commissie dan wel tegenover staan, dat artiesten hun overgedragen rechten op de uitvoeringen van de geluidsopnamen terug kunnen krijgen indien de platenmaatschappij de opnamen niet verder wenst te exploiteren. Is hier sprake van een revolutie? In ieder geval van een nieuwigheidje naar Nederlands recht.”

Lees hier meer.

IEF 6580

Aansluiting bij het basisoctrooi

Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, 29 juli 2008, AWB 07/3547 OCT95, E.L. du Pont de Nemours and Company tegen Octrooicentrum Nederland (met dank aan Martijn de Lange, Octrooicentrum Nederland).

Eiseres Dupont is rechthebbende op een Europees octrooi voor Fungicide oxazolidinonen. Het Ctb heeft aan Dupont een vergunning verleend voor het in de handel brengen van het gewasbeschermingsmiddel “Tanos”.

Het Octrooicentrum heeft het aangevraagde ABC beperkt tot de samenstelling van werkzamen stoffen genoemd in de handelsvergunning. Dupont meent daarentegen dat aansluiting moet worden gezocht bij het basisoctrooi.

Aan de rechtbank Den Haag (sector bestuursrecht) staat ter beoordeling wat in dit geval als product in de zin van de Verordening (EG) nr. 1610/96 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen moet worden beschouwd. De rechtbank oordeelt als volgt:

“7. Ingevolge artikel 1, onder 8, en artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b van de Verordening, in onderlinge samenhang bezien, is de omschrijving van de werkzame stof of van de samenstelling van werkzame stoffen van het gewasbeschermingsmiddel in de handelsvergunning bepalend voor het antwoord op deze vraag

8. In de handelsvergunning van 26 juli 2002 is in paragraaf IV de samenstelling van het gewasbeschermingsmiddel vermeld. Daarbij zijn als werkzame stoffen aangeduid: cymoxanil en famoxadone. Hieruit blijkt dat de combinatie van deze twee werkzame stoffen als het in de handelsvergunning geïdentificeerde product moet worden beschouwd.

9. Niet in geschil is dat de handelsvergunning is verleend voor de combinatie van vorengenoemde twee werkzame stoffen. Voor dit product heeft verweerder aan eiseres een ABC verleend. Voor een andere productomschrijving, zoals bijvoorbeeld famoxadone is geen handelsvergunning gevraagd of verkregen.

10. Het betoog van eiseres dat het product niet op basis van de handelsvergunning maar aan de hand van de -ruimere- omschrijving in het octrooi moet worden gedefinieerd. gaat voorbij aan artikel 3 van de Verordening.”

De rechtbank oordeelt voorts dat het beroep van Dupont op het arrest van het HvJ van 16 september 1999, zaak C-392/97 (Farmitalia) niet slaagt. In die zaak heeft het HvJ bepaald dat een ABC ook bescherming biedt in het geval de werkzame stof in een andere – afgeleide – vorm dan omschreven in de vergunning in de handel wordt gebracht. Dat is een wezenlijk andere situatie dan wanneer, zoals in casu, sprake is van twee stoffen met een verschillende werking die tezamen als één product in de handel zijn gebracht.

Ook is de rechtbank niet met Dupont eens dat het Octrooicentrum door de weigering een ABC af te geven met de gevraagde ruime productomschrijving het doel en de strekking van de Verordening zou hebben miskend. Volgens de rechtbank is Dupont met de afgifte van het ABC voor het product famoxadone in combinatie met cymoxanil immers wel degelijk gecompenseerd voor de tijd en inspanningen die gemoeid zijn geweest met het doorlopen van de vergunningsprocedure.

Het beroep van Dupont wordt dan ook ongegrond verklaard

Lees het vonnis hier.