IEF 22214
29 augustus 2024
Uitspraak

Cuba is nog altijd een beschermde herkomstaanduiding voor sigaren

 
IEF 22212
29 augustus 2024
Artikel

Representatief en niet-representatief onderzoek. Van Monshoe/Puma tot NRC Buurtenonderzoek

 
IEF 22211
29 augustus 2024
Artikel

Jong IE-borrel op donderdag 19 september 2024

 
IEF 4890

Niet beantwoord

Disclaimer op www.brein.nl: “Belangrijke mededeling: Brein BV is NIET de Stichting Brein! Dit is niet de website van de Stichting Brein (Bescherming Rechten Entertainment Industrie Nederland), echter de website van Brein BV. E-Mail of andere communicatie betreffende de Stichting Brein zal door ons niet worden beantwoord.”

IEF 4889

Het mag dan een klein wereldje zijn

versen.gifMr. (Magazine voor juristen) bericht: “Ook deze maand werd er weer een Gouden Peer uitgereikt, ditmaal op het gebied van het intellectueel eigendom. Advocaat-generaal bij de Hoge Raad Feer Verkade was de gelukkige. De Gouden Stoofpeer ging naar hoogleraar Martin Senftleben."

"Nog niet eerder was de Gouden Peer zo glimmend als deze keer. Waar normaliter elk nieuw formulier een zekere spanning ter redactie teweegbrengt, was er dit keer sprake van een uitslag met (voormalige) Oost-Europese proporties. Feer Verkade werd zonder enige twijfel door vriend en vijand (voor zover bestaand) aangewezen als de beste jurist op het gebied van intellectueel eigendom. Zijn directe achtervolgers J.H. Spoor (VU) en W.A. Hoyng (Howrey LLP) haalden nog niet de helft van de stemmen van Verkade. De samenstelling van lijst van peers was dit keer wel een hele klus. Het mag dan een klein wereldje zijn, de IE-dames en -heren zijn het zeker niet in alle opzichten met elkaar eens als het gaat om de vraag wie van hen de besten zijn. En zo kwam het dan ook dat we als redactie nu voor de eerste keer sinds de start van deze verkiezing onze excuses moeten aanbieden aan een tweetal experts die ten onrechte op de lijst van peers ontbraken. Het gaat hier om Toon Huydecoper (advocaat-generaal bij de Hoge Raad) en Constant van Nispen (De Brauw). Beiden wel voorkomend op de eerste groslijst van peers maar uiteindelijk toch, en naar later bleek ten onrechte, gesneuveld. Beide heren werden node gemist door diverse peers, kregen ook een aantal stemmen en zijn hierbij in ere hersteld.”

Lees hier meer.

IEF 4888

Bulkboeken

bulkboek.jpgDe twee oprichters van Bulkboek strijden over de naam. Begin jaren ’70 startte Patty Voorsmit met Theo Knippenberg. Knippenberg heeft de serie, waarvan 250 titels zijn verschenen in 26 jaar, begin deze maand nieuw leven ingeblazen met een heruitgave van Het Schrijvers Mysterie. De prijs is ouderwets laag: €1,95 voor een op krantenpapier uitgegeven roman.

Voorsmit: “Ik was zeer verbaasd. Ik ben in het bezit van de merknaam en hij heeft het recht niet die zomaar te gebruiken.” Hoewel Voorsmit geen Bulkboeken meer uitgeeft, geeft ze aan wel nog activiteiten onder de naam Bulkboek te organiseren, zoals de jaarlijkse Dag van de Literatuur. “Knippenberg maakt onrechtmatig gebruik van de merknaam en dat moet stoppen. Inmiddels heb ik hem via mijn advocaat gevraagd zich van het gebruik ervan te onthouden.”, aldus Voorsmit.

Knippenberg lijkt niet onder de indruk: “Ik vind Patty's reactie erg emotioneel. Bij onze scheiding in 1977 heeft Patty Bulkboek gehouden en ze heeft daar meer dan twintig jaar van kunnen leven. Nu is Bulkboek zo goed als morsdood en ik zie niet in hoe ik haar schade zou aanrichten. Volgens mij is er geen zakelijk belang. Bovendien is Bulkboek volgens de Van Dale een soortnaam, dus mag iedereen die volgens mij gebruiken.”

Het ex-duo begon de serie om het algemene publiek op een goedkope manier in contact te brengen met literatuur. Rond 1975 verliet Knippenberg Bulkboek. In 2000 heeft Voorsmit de reeks bijna geheel stopgezet, een incidentele uitgave daargelaten.

Knippenberg beklemtoont dat de serie hoe dan ook doorgaat. “Als blijkt dat ik de naam niet mag gebruiken, zet ik de serie toch door. Misschien schrijf ik wel een wedstrijd uit voor een nieuwe naamgeving.”

Lees hier meer (alleen abonnees Boekblad).

IEF 4887

Video Identification

Nieuws voor rechthebbenden: "YouTube Video Identification will help copyright holders identify their works on YouTube. We have worked with Google to develop one-of-a-kind technology that can recognize videos based on a variety of factors. As its Beta status indicates, our Video Identification is brand-new, cutting-edge stuff, so we will be constantly refining and improving it. Early tests with content companies have shown very promising results. As we scale and refine our system, YouTube Video Identification will be available to all kinds of copyright holders all over the world, whether they want their content to appear on YouTube or not.

No matter how accurate the tools get, it is important to remember that no technology can tell legal from infringing material without the cooperation of the content owners themselves. This means that copyright holders who want to use and help us refine our Video ID system will be providing the necessary information to help us recognize their work. We aim to make that process as convenient as possible."

Lees hier en hier meer.

IEF 4886

Onvoorziene verwarring

aht.gifRechtbank Maastricht, 26 september 2007, HA ZA 06-945, Atlas International Brielle B.V. tegen Atlas 2000 B.V. (met dank aan Michiel van Gastel, Van Gastel en Bal).

Tussenvonnis. Toestemming voor handelsnaam. Toestemming ontbonden vanwege onvoorziene omstandigheden, namelijk de verwarring van het publiek. Verbod na ontbinding toegewezen.

Eiser (‘Atlas’) is in 1989 opgericht en heeft een drietal hotels onder de namen Hotel Atlas Brielle, Hotel Atlas Spijkenisse en Hotel Atlas Valkenburg. De in augustus 2002 overleden heer S. hield een meerderheidsbelang in de aandelen van Atlas. Door gedaagde is op 21 maart 2000 in Valkenburg aan de Geul (waar ook Hotel Atlas Valkenburg B.V. zit) een hotel onder de naam Atlas 2000 B.V. opgericht. De directeur van dat hotel is een schoonzoon van de overleden heer S..

Tussen partijen is eerder al een kort geding gevoerd. Bij vonnis van 30 augustus 2004 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Atlas afgewezen omdat – kort gezegd – niet duidelijk werd in kort geding, of door wijlen de heer S. was verzocht, althans toestemming was verleend, de naam “Atlas 2000” te voeren.

Hangende de bodemprocedure heeft Atlas de aan een eventuele toestemming tot het gebruik van de naam “Atlas “ ten grondslag liggende overeenkomst tussen partijen met onmiddellijke ingang opgezegd, tegen betaling van een redelijke tegemoetkoming in de kosten van omschakeling naar een andere handelsnaam.

In de bodemprocedure vordert Atlas primair een inbreukverbod en subsidiair een ontbinding van de beweerdelijke overeenkomst tot toestemming van gebruik van de handelsnaam.

De inbreukvordering wordt afgewezen, omdat de Rechtbank de toestemming tot gebruik gegeven acht en kennelijk vindt (het vonnis zwijgt op dat punt) dat deze niet is opgezegd:

“Naar het oordeel van de rechtbank is echter genoegzaam komen vast te staan, dat gedaagde toestemming had van wijlen de heer S. om het bestanddeel “Atlas” in haar handelsnaam te voeren. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat hem - naar tussen partijen niet in geschil is - een samenwerking tussen de hotels ‘voor ogen stond, waarbij gezamenlijk werd ingekocht teneinde van de leveranciers hogere kortingen te kunnen realiseren. Dat niet eerder dan bij brief van 22 januari 2004 tegen gedaagdes handelsnaam is geprotesteerd, biedt ook steun aan die toestemming. Los daarvan heeft eiseres die eerder verleende toestemming ook niet echt (gemotiveerd) bestreden. De enkele stelling dat daaromtrent ‘nimmer iets schriftelijk (is) overeen gekomen” is in dat verband onvoldoende.”

De ontbinding acht de Rechtbank gerechtvaardigd, omdat het gaat om een onvoorziene omstandigheid dat er verwarring ontstaat bij het publiek. Ook kwamen klachten over Atlas 2000 bij Atlas terecht: “Eiseres voert daartoe aan - samengevat - dat zij vanwege klachten over gedaagdes hotel, die ten onrechte bij haar (eiseres) terecht komen, schade lijdt aan haar goede naam. Daarom mag gedaagde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongewijzigde voortduring van vorenbedoelde overeenkomst niet verwachten. Volgens eiseres hebben partijen bij het aangaan van die overeenkomst niet voorzien in die grond voor opzegging, oftewel in de mogelijkheid dat gedaagdes handelsnaam verwarring teweeg zou brengen bij het publiek, met voor haar (eiseres) schadelijke gevolgen.
Gedaagde heeft niet betwist dat - toen haar voor het bestanddeel “Atlas” in haar handelsnaam toestemming werd verleend - ter zake verwarringsgevaar bij het publiek en dientengevolge geleden schade aan de zijde van eiseres - geen voorziening is getroffen. Naar de rechtbank - als niet in geschil - aanneemt, is ter zake die toestemming in het geheel geen nadere afspraak gemaakt, danwel nadere voorwaarde gesteld. Aan het in art. 6:258 BW gestelde vereiste dat het moet gaan om een onvoorziene omstandigheid is mitsdien voldaan. (…)  Bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling kan de bevoegdheid tot opzegging van een duurovereenkomst voortvloeien uit de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. In de regel zal daarbij een redelijke opzegtermijn in acht genomen moeten worden. In verband met de aard van de overeenkomst of de concrete omstandigheden van het geval, kan voor opzegging bovendien een voldoende zwaarwegende grond zijn vereist. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat eiseres een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging heeft gesteld. Bovendien is de feitelijke onderbouwing daarvan voldoende. (…) Die ontbinding zal te zijner tijd - als gevorderd - gepaard gaan van een na betekening van het betrokken eindvonnis - op straffe van dwangsommen - onmiddellijk verbod van elk gebruik van de handelsnaam en merknaam Atlas en domeinnaam hotelAtlas2000.nl, met bevel tot onmiddellijke doorhaling van die domeinnaam.”

Partijen krijgen nog de gelegenheid om zich uit te laten over de hoogte van de door Atlas aangeboden vergoeding voor het omzetten van de handelsnaam.

Lees het vonnis hier.

IEF 4885

Dat er één beheersorganisatie ontstaat

Kamerstuk  29515, nr. 214, 2e Kamer.  Kabinetsplan aanpak administratieve lasten; Motie van de leden Smeets en Van der Burg over één beheersorganisatie voor auteurs- en naburige rechten. 

“Verzoekt de regering te bewerkstelligen dat er één beheersorganisatie ontstaat; verzoekt de regering voorts te bewerkstelligen dat ondernemers vanaf januari 2008 jaarlijks nog maar één factuur ontvangen van collectieve beheersorganisaties op het gebied van auteurs- en naburige rechten, zo nodig via aanpassing van de desbetreffende wet- en regelgeving;

verzoekt de regering tenslotte, de toezichthouder(s) voldoende bevoegdheden en instrumenten te geven om de redelijkheid van de opgelegde vergoedingen aan de ondernemers te beoordelen.

Lees de motie hier.

IEF 4884

Over persoonlijk financieel gewin

Kamervragen met antwoord, nr. 151, 2e Kamer.  Vragen van de leden Jasper van Dijk en Kant (beiden SP) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over persoonlijk financieel gewin voor wetenschappelijk onderzoek. (Ingezonden 29 augustus 2007) ; antwoord. O.a:

Deelt u de mening dat met publiek geld gefinancierde ontdekkingen in het publieke domein behoren te blijven en dus voor iedereen beschikbaar dienen te zijn?

Ja, en dat gebeurt ook. Octrooien beperken het commerciële gebruik door derden, niet de publieke beschikbaarheid van kennis.”

Lees alle vragen en antwoorden hier.

IEF 4883

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage,16 oktober 2007, KG ZA 07-816, Enza Zaden Beheer B.V. Tegen Vilmorin & Cie S.A. & Nickerson Zwaan B.V. (met dank aan Simon Dack, De Brauw Blackstone Westbroek).

“De uitvinding als neergelegd in het octrooi heeft betrekking op de ontwikkeling van stabiele cytoplasmatisch mannelijk steriele (CMS) groentegewassen uit de familie der Composieten. De familie van de Composieten (de "Compositae") is een plantenfamilie van zaadplanten, welke verschillende plantengeslachten omvat, zoals onder andere de groentegewassen witlof, sla en andijvie, maar ook de zonnebloem en bijvoorbeeld het madeliefje (Bellis perennis) en de paardenbloem (Taraxacum officinale).”

Lees het vonnis hier.

IEF 4882

Tabaksreclame

Rechtbank Rotterdam, Sector Bestuursrecht, 31 augustus 2007, LJN: BB4647,  Philip Morris Holland B.V. tegen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Geen overtreding van het reclameverbod als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet gelet op de setting waarin de commerciële mededelingen zijn gedaan. Eiseres heeft zich uitdrukkelijk als potentiële werkgever en niet als tabaksproducent aan de studenten gepresenteerd. Overtreding van het sponsorverbod als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet, nu eiseres een bedrijvenborrel heeft gesponsord door middel van een financiële bijdrage, in ruil waarvoor, eveneens tegen betaling, een banner is geplaatst op de website van een studentenvereniging met daarop vermeld het logo en beeldmerk van Philip Morris dat sterk overeenstemt met het logo en beeldmerk van het sigarettenmerk Philip Morris. Aldus heeft de economische bijdrage bekendheid gegeven aan althans de aanprijzing van een tabaksproduct rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg gehad. Geen uitzondering als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Tabakswet. Verwijtbaarheid. Boete. Geen sprake van eendaadse of meerdaadse samenloop omdat de gedragingen afzonderlijk zijn verricht en ook niet soortgelijk zijn. Matiging in verband met tijdsverloop.”

Lees de uitspraak hier.

Rechtbank Rotterdam, Sector Bestuursrecht, 31 augustus 2007, LJN: BB4596,  Philip Morris Holland B.V. tegen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Overtreding van het reclameverbod als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet. Door in de publicatie meerdere sigarettenmerken, waaronder Philip Morris, te noemen, alsmede door te spreken over topmerken, geavanceerde productiemethode, kwaliteitscontrole, constante kwaliteit etc., en door het beeldmerk en logo van Philip Morris af te beelden op een vrijwel identieke wijze als het beeldmerk en het logo van het sigarettenmerk Philip Morris, is sprake van commerciële mededelingen die het bekendheid geven aan een of meerdere tabaksproducten tot doel dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg hebben. Geen situatie als bedoeld in artikel 5, derde lid, aanhef en onder a, van de Tabakswet, nu het gebruikte medium door eiseres niet uitsluitend was gericht op de tabaksbranche en de daarin werkende personen. Verwijtbaarheid. Boete. Matiging door tijdsverloop.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 4881

De dienstopdracht gegeven

cas2.gifVzr. Rechtbank Groningen, Sector Bestuursrecht, 4 oktober 2007, LJN: BB5495, Verzoeker tegen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

Twist over auteursrechte leidt tot arbeidsconflict. Aangezien de kwestie omtrent het auteursrecht genuanceerd ligt had een wat compromiserende benadering van verweerder voor de hand gelegen. Auteursrechtprobleem wordt niet opgelost, arbeidsconflict wel (althans juridisch). Onderstaand samenvatting in citaten beperkt zich tot het auteursrecht.

“Verzoeker heeft een aantal hulpmiddelen ontwikkeld, die hij op het automatiseringssysteem van verweerder heeft aangebracht. In mei 2006 is door verweerder geconstateerd dat verzoeker op de website van CAS bij de door verzoeker ontwikkelde hulpmiddelen een copyrightvermelding onder eigen naam heeft geplaatst.(…)  Verweerder verzoeker de dienstopdracht gegeven om uiterlijk 15 juni 2006 om 12.00 uur alle systeemtechnische barrières, die het bevoegd gezag toegang tot het automatiseringssysteem van CAS belemmeren, op te heffen en tevens een aantal daarin opgenomen copyrightvermeldingen op zijn naam ongedaan te maken. (…) Tegen dit besluit heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend.”

(…) “Verweerder heeft zich samengevat op het volgende standpunt gesteld. Het auteursrecht op de hulpmiddelen komt ingevolge artikel 7 Auteurswet aan verweerder toe. Het ontwikkelen van de hulpmiddelen valt onder de functieomschrijving van verzoeker, respectievelijk de werkzaamheden vloeien voort uit de functie van verzoeker. Verweerder heeft verwezen naar uitspraken van de Centrale Raad (CRvB 20 december 1989, TAR 1990, 66 en CRvB 3 september 1992, TAR 1992, 223). 

(…) Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is gebleken dat tussen partijen in geschil is wie auteursrechthebbende is van de hulpmiddelen en dat de oorsprong van dat geschil gelegen is in de omstandigheid dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de herhaalde verzoeken van verzoeker tot herwaardering van zijn functie en het verzoek tot bevestiging van de aan verzoeker opgedragen taken, waaronder de ontwikkeling van de hulpmiddelen.

Verzoeker heeft daaraan de conclusie verbonden dat nu het ontwikkelen van de hulpmiddelen (veelal) in zijn vrije tijd is gebeurd, het ontwikkelen ervan niet onder zijn functieomschrijving kan worden begrepen en verweerder niet heeft bevestigd dat de hulpmiddelen in opdracht van verzoeker zijn ontwikkeld, hij auteursrechthebbende van de hulpmiddelen is. Verzoeker heeft om die reden onder meer een copyrightsign op de hulpmiddelen aangebracht. Wat er ook van die conclusie verder zij - zulks ligt inmiddels ter beoordeling van de civiele rechter - het op zich zelf bevoegdelijk geven van de dienstopdrachten van 13 juni 2006 en 19 juni 2006 heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter de kwestie (verder) op scherp gezet.

Verweerder heeft bovendien in diezelfde periode verzoeker opgeroepen te verschijnen bij de bedrijfsarts, verzoeker onderworpen aan een psychotechnisch onderzoek en verzoeker onderworpen aan een veiligheidsonderzoek. De voorzieningenrechter overweegt verder, dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat de kwestie omtrent het auteursrecht genuanceerd ligt. Juist ook gelet daarop had een wat compromiserende benadering van verweerder voor de hand gelegen. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat ook verweerder een verwijt treft voor de (verdere) ontstane conflictuese situatie.”

“Voorts staat tussen partijen weliswaar niet ter discussie dat de dienstopdrachten door verzoeker niet zijn uitgevoerd, maar wèl wat de gevolgen daarvan voor verweerder zijn geweest. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat zij schade heeft geleden tengevolge van de handelswijze van verzoeker, maar verzoeker stelt dat hij op geen enkel moment het primaire proces in gevaar heeft gebracht, dat het systeem functioneerde en dat afgifte van de broncodes daarvoor niet relevant was, terwijl de wachtwoorden bij het personeel aanwezig waren. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de ernst van de verweten gedragingen van verzoeker en de schade die tengevolge van de verweten gedragingen zou zijn geleden, niet voldoende met deugdelijk vastgestelde gegevens heeft onderbouwd.

Het vorenstaande overziend, in aanmerking nemende de niet door verweerder betwiste verder goede staat van dienst van verzoeker, zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter eerder vermelde verweten gedragingen, ook in samenhang beschouwd, niet van zodanige ernst dat de opgelegde straf van voorwaardelijk ontslag hieraan evenredig kan worden geacht.”

Lees de uistpraak hier.